Wijziging Pensioenreglement ABP

Wijziging van het Pensioenreglement ABP met ingang van 1 juli 1997 voortkomend uit de overeenkomst gesloten op 20 maart 1996 in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid ter zake van de invoering van de Algemene Nabestaandenwet

- Na artikel 7.4 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt een nieuw artikel 7.4a opgenomen dat als volgt komt te luiden:

Artikel 7.4a:

1. Indien ter zake van het overlijden van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in de periode 1 juli 1996 tot en met 31 december 1997 recht op partnerpensioen, recht op bijzonder partnerpensioen of recht op wezenpensioen krachtens dit reglement ontstaat, heeft de partner, gewezen partner of wees, die geen recht of niet langer recht heeft op een Anw nabestaandenuitkering of Anw wezenuitkering recht op een toeslag voor de tijd gelegen na 1 januari 1996, die bij de berekening van zijn pensioen in aanmerking is genomen.

2. Recht op de toeslag bedoeld in het vorige lid bestaat indien en voor zover de pensioengerechtigde recht op weduwenpensioen, tijdelijke weduwenuitkering of wezenpensioen krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet gehad zou hebben, indien die wet van kracht zou zijn gebleven.

3. De berekening van deze toeslag vindt plaats overeenkomstig de leden 6 en 7 van artikel 18.11.

4. Indien ter zake van het overlijden van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in de periode van 1 januari 1996 tot en met 30 juni 1996 recht op partnerpensioen krachtens dit reglement is ontstaan, heeft de partner, die ter zake van datzelfde overlijden recht heeft verkregen op een tijdelijke weduwenuitkering als bedoeld in artikel 13 van de AWW, na het verstrijken van de duur van die tijdelijke uitkering recht op een toeslag voor de tijd gelegen na 1 januari 1996, die bij de berekening van zijn pensioen in aanmerking is genomen. Dit recht eindigt zodra het pensioen met toepassing van artikel 7.2, lid 6, opnieuw moet worden vastgesteld.

Ten aanzien van de berekening is het bepaalde in het derde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

- Artikel 18.5, leden 5, 6 en 8 worden vervangen door de volgende leden:

Artikel 18.5:

5. De artikelen 18.6, 18.7, 18.8 en 18.10 zijn van overeenkomstige toepassing op een partnerpensioen en een bijzonder partnerpensioen, indien de belanghebbende recht heeft op een pensioen of uitkering krachtens de Anw of AOW of een pensioen of uitkering krachtens een wettelijke regeling van de Nederlandse Antillen, van Aruba of van een vreemde mogendheid voor zover naar aard en strekking overeenkomend met een pensioen ingevolge de AOW dan wel een uitkering ingevolge de Anw.

6. Voor zover de toeslagen, bedoeld in de artikelen 18.6 en 18.8, betrekking hebben op een partnerpensioen of een bijzonder partnerpensioen worden die toeslagen tot de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, uitgedrukt in een percentage van de uniforme franchise van f 26.500, dat overeenkomt met respectievelijk een of twee procent van de Anw nabestaandenuitkering, indien de betrokkene op deze uitkering recht heeft, dan wel overeenkomt met respectievelijk een of twee procent van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering van de Anw, indien de betrokkene op deze uitkeringen recht heeft.

8. Tenzij uit de desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt, wordt voor de toepassing van de artikelen 18.6 tot en met 18.11 onder AOW-pensioen, AOW-toeslag, Anw uitkering verstaan het bedrag van dat pensioen of die uitkering, verhoogd met de daarbij behorende vakantie-uitkering.

- Artikel 18.11 wordt vervangen door een nieuw artikel 18.11 dat als volgt komt te luiden:

Artikel 18.11 Toeslag in verband met omrekening: toeslag nabestaandenpensioen

1. Op het partnerpensioen, bijzonder partnerpensioen of wezenpensioen, berekend naar de diensttijd voor 1 januari 1986, wordt een toeslag toegekend onderscheidenlijk een korting toegepast. Door deze toeslag onderscheidenlijk deze korting wordt het verschil tussen de vermindering in verband met het recht op algemeen pensioen volgens het reglement en die vermindering zoals die ingevolge de Abp-wet heeft of zou hebben plaatsgevonden, teniet gedaan.

2. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor het partnerpensioen en het bijzon-der partnerpensioen per dienstjaar het in een percentage van de franchise van f 26.500 uitgedrukt verschil tussen enerzijds vijf zevende gedeelte van twee procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde recht heeft en anderzijds:

a. indien de belanghebbende nog geen 65 jaar is en geen recht heeft op een nabestaandenuitkering krachtens de Anw, tot de eerste dag van de maand waarin betrokkene de 65-jarige leeftijd bereikt: nihil;

b. indien de belanghebbende recht heeft op een nabestaandenuitkering krachtens artikel 14 van de Anw: twee procent van die Anw nabestaandenuitkering;

c. indien de belanghebbende recht heeft op een AOW-pensioen voor ongehuwden: twee procent van het AOW-pensioen voor ongehuwden.

3. De korting, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor het partnerpensioen en bijzonder partnerpensioen per dienstjaar het in een percentage van de franchise van f 26.500 uitgedrukt verschil tussen enerzijds:

a. indien de belanghebbende recht heeft op een nabestaandenuitkering krachtens artikel 14 van de Anw en een halfwezenuitkering als bedoeld in artikel 22 van de Anw: twee procent van de som van beide uitkeringen; of

b. indien de belanghebbende recht heeft op een AOW-pensioen voor gehuwden en zijn partner eveneens recht heeft op een AOW pensioen voor gehuwden: twee procent van tweemaal het AOW-pensioen voor gehuwden;

en anderzijds vijf zevende gedeelte van twee procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde recht.

4. De toeslag, bedoeld in het eerste lid, op het wezenpensioen bedraagt per dienstjaar het in een percentage van de franchise van f 26.500 uitgedrukte verschil tussen enerzijds een zevende gedeelte, indien artikel 7.7, eerste lid, onderdeel a, van toepassing is onderscheidenlijk twee zevende gedeelte, indien artikel 7.7, eerste lid, onderdeel b, van toepassing is, van twee procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde recht heeft en anderzijds:

a. indien de belanghebbende geen recht heeft op een wezenuitkering krachtens de Anw: nihil;

b. indien de belanghebbende jonger is dan 10 jaar en recht heeft op een wezenuitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, letter a, van de Anw: twee procent van die Anw-wezenuitkering.

5. De korting, bedoeld in het eerste lid, op het wezenpensioen bedraagt per dienstjaar het in een percentage van de franchise van f 26.500 uitgedrukte verschil tussen enerzijds:

a. indien de belanghebbende 10 jaar of ouder is maar jonger is dan 16 jaar en recht heeft op een wezenuitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, letter b, van de Anw: twee procent van die Anw-wezenuitkering; of

b. indien de belanghebbende 16 jaar of ouder is en recht heeft op een wezenuitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, letter c, van de Anw: twee procent van die Anw-wezenuitkering;

en anderzijds een zevende gedeelte van twee procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde recht heeft, indien artikel 7.7, eerste lid, onderdeel a, van toepassing is, onderscheidenlijk twee zevende gedeelte van twee procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde recht heeft, indien artikel 7.7, eerste lid, onderdeel b, van toepassing is.

6. Indien een partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen wordt berekend over diensttijd gelegen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1996, wordt op dat pensioen een toeslag verleend voor zolang de belanghebbende nog geen 65 jaar is en geen recht heeft op een nabestaandenuitkering als bedoeld in de Anw. Deze toeslag bedraagt per voor pensioentellend jaar, tot de eerste dag van de maand waarin betrokkene de 65-jarige leeftijd bereikt, een percentage van de franchise van f 26.500 dat overeenkomt met 2,5 procent van de Anw nabestaandenuitkering.

7. Indien een wezenpensioen wordt berekend over diensttijd gelegen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1996 wordt op dat pensioen een toeslag verleend aan de wees die geen recht heeft op een pensioen krachtens de Anw en waarvan de overlevende ouder recht heeft op een Anw nabestaandenuitkering zonder recht te hebben op een Anw-halfwezenuitkering. Deze toeslag bedraagt per pensioentellend jaar een percentage van de franchise van

f 26.500 dat overeenkomt met:

a. 0,375% van de som van de Anw nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering, voor de wees bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, onderdeel a;

b. 0,75 % van de som van de Anw nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering voor de wees bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, onderdeel b.

8. Het percentage van de franchise van f 26.500, genoemd in de voorgaande leden, wordt vastgesteld aan de hand van de AOW- en AWW-bedragen, die op 31 december 1995 gegolden hebben.

9. Het recht op de toeslagen gaat in met ingang van de maand waarin wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht.

- Na artikel 18.11 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt een nieuw artikel 18.11a opgenomen dat als volgt komt te luiden:

Artikel 18.11a:

Behoudens ingeval het recht op een partnerpensioen, bijzonder partnerpensioen of wezenpensioen is ontstaan in de periode van 1 juli 1996 tot 1 januari 1998 leidt de Algemene nabestaandenwet gedurende de periode van 1 januari 1998 tot 1 januari 2000 niet tot andere in guldens uitgedrukte aanspraken, rechten en verplichtingen dan betrokkene gehad zou hebben volgens de bepalingen van dit reglement indien de Algemene Weduwen- en Wezenwet van kracht was gebleven.


Heerlen, 28 juni 1996.
Bestuur Stichting Pensioenfonds ABP.

Toelichting

1. Artikel 7.4a

Dit is een nieuw artikel, dat per 1 juli 1996 aan het Pensioenreglement wordt toegevoegd.

In dit artikel is de toeslag geregeld voor de jaren 1996 en volgende bij een overlijden in de periode van 1 juli 1996 to t 1 januari 1998. De toeslag wordt berekend overeenkomstig de leden 6 en 7 van artikel 18.11. De toeslag bedraagt in feite 2½ % van de Anw-nabestaandenuitkering (te vergelijken met de lage AWW - 70 % NML) per dienstjaar van de diensttijd en de doortellingstijd na 1 januari 1996. De feitelijke berekening vindt plaats conform de systematiek van artikel H 3a van de Abp-wet.

Als voorwaarde voor deze toeslag geldt dat betrokkene, die geen recht heeft op een Anw-nabestaandenuitkering, wel recht zou hebben gehad op een uitkering of pensioen krachtens de AWW.

In verband met de beslissing van de ROP om ook in gevallen waarin in de periode januari 1996 tot juli 1996 recht is verkregen op een tijdelijke AWW-uitkering de tijd na 1-1-1996 te compenseren na het eindigen van die uitkering is een vierde lid opgenomen.

2. Artikel 18.5

De tekst van de leden 5, 6 en 8 is aangepast in verband met de intrekking van de AWW en de invoering van de Anw per 1 juli 1996.

3. Artikel 18.11

De tekst van dit artikel is aangepast in verband met de intrekking van de AWW en de invoering van de Anw per 1 juli 1996.Tevens is rekening gehouden met de tijdelijke Anw-reparatieregeling. Een en ander is vormgegeven door de verwijzingen in artikel 18.11 naar bepalingen in de AWW, die van belang zijn voor de berekening en vaststelling van de korting of toeslag te vervangen door de daarmee corresponderende bepalingen in de Anw.

Nieuw toegevoegd is het negende lid. Daarin is bepaald dat het recht op toeslagen ingaat met ingang van de maand waarin wordt voldaan aan de voorwaarden voor het recht. Dit voorschrift komt overeen met het bepaalde in artikel 18.5, lid 1, van het Pensioen-reglement.

4. Artikel 18.11a

Dit is een nieuw artikel dat per 1 juli 1996 aan het Pensioenreglement wordt toegevoegd.

Dit artikel is opgenomen in verband met de beperkte looptijd van de reparatieregeling. De strekking van dit artikel is dat, behoudens het gestelde in artikel 7.4a (nieuw), de Anw tot 1 januari 2000 niet leidt tot andere aanspraken, rechten en verplichtingen dan die voor 1 juli 1996 volgens de bepalingen van het reglement ontstaan zouden zijn.

N.B.: Verhaal van pensioenpremie

In artikel 4.7 van het pensioenreglement is opgenomen dat de werkgever een deel van de verschuldigde pensioenpremie kan verhalen op de deelnemer. In concreto betekent dit dat de werkgever 75% van de voor de reparatie van het Anw-hiaat verschuldigde pensioenbijdrage zal verhalen op het salaris van de bij hem in dienst zijnde werknemer. Voor wat betreft de reparatie (toeslag) van het Anw-hiaat van degenen die in de periode van 1 januari 1996 tot 1 juli 1996 geen dan wel een tijdelijk recht op AWW hebben zal de werkgever de premie volledig verhalen op het salaris van de bij hem in dienst zijnde werknemer.

Omdat de pensioenpremie voor het jaar 1996 reeds is vastgesteld, zal de tijdelijke stijging van de pensioenpremie voor de periode 1 juli 1996 tot 1 januari 1998 geheel worden opgebracht in het jaar 1997.

Naar boven