Regeling samenstelling en werkwijze Bedrijfscommissie voor de Overheid

«Wet op de ondernemingsraden»

3 mei 1995

AB95/U630/DGMP/AO/J

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op artikel 46d, onderdeel c, juncto artikel 46e van de Wet op de ondernemingsraden;

Besluit

§ 1 Samenstelling van de Bedrijfscommissie

Artikel 1

1. Er is een Bedrijfscommissie voor de Overheid, nader te noemen de Bedrijfs-commissie.

2. Zij vervult de taken haar bij de Wet op de ondernemingsraden opgedragen.

Artikel 2

1. De Bedrijfscommissie bestaat uit 10 leden en 10 plaatsvervangende leden.

2. Van de leden en de plaatsvervangende leden worden:

a. 5 leden en 5 plaatsvervangende leden benoemd door het Verbond Sectorwerkgevers Overheid, waarvan

2 leden en 2 plaatsvervangende leden op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken;

1 lid en 1 plaatsvervangend lid op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

1 lid en 1 plaatsvervangend lid op voordracht van het Interprovinciaal Overleg;

1 lid en 1 plaatsvervangend lid op voordracht van de Unie van Waterschappen;

b. 5 leden en 5 plaatsvervangende leden benoemd door de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel.

3. Van de benoeming van een lid of een plaatsvervangend lid geven het Verbond Sectorwerkgevers Overheid en de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel schriftelijk kennis aan de Bedrijfscommissie.

Artikel 3

1. Het tijdstip waarop de eerste zitting aanvangt, wordt bepaald door de WOR-Kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.

2. De leden en de plaatsvervangende leden van de Bedrijfscommissie treden om de vier jaar tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd.

3. Hij die tot lid of tot plaatsvervangend lid van de Bedrijfscommissie is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd had moeten aftreden.

Artikel 4

1. De Bedrijfscommissie wijst uit haar midden een lid, benoemd door een werkgever of vereniging van werkgevers, en een lid, benoemd door een centrale van overheidspersoneel, aan die bij toerbeurt volgens een door de Bedrijfscommissie op te maken rooster als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter optreden.

2. In afwijking van het eerste lid kan de Bedrijfscommissie een voorzitter buiten haar leden aanwijzen en aan deze al dan niet stemrecht toekennen.

Artikel 5

De Bedrijfscommissie kan al dan niet uit haar midden kamers vormen. Aan deze kamers kunnen, geheel of gedeeltelijk en al dan niet voorwaardelijk, bevoegdheden van de Bedrijfscommissie worden overgedragen.

Artikel 6

De Bedrijfscommissie voorziet in haar secretariaat.

§ 2 Werkwijze Bedrijfscommissie

Artikel 7

De Bedrijfscommissie vergadert niet indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen.

Nadat éénmaal tot een vergadering is opgeroepen, zonder dat meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen wordt de daarna uitgeschreven vergadering gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden.

Artikel 8

De leden van de Bedrijfscommissie stemmen zonder last of ruggespraak.

Artikel 9

1. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping, over personen bij gesloten en ongetekende briefjes gestemd.

2. Indien bij het nemen van een besluit over een zaak geen der leden stemming vraagt, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

Artikel 10

1. Een stemming is nietig indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aan de stemming heeft deelgenomen.

2. Bij stemming over personen worden leden die blanco briefjes hebben ingeleverd voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.

3. Ingeval van een nietige stemming vindt in een volgende vergadering herstemming plaats. Deze is geldig, ongeacht het aantal leden dat eraan heeft deelgenomen.

4. Een stemming gehouden in een vergadering als bedoeld in de tweede volzin van artikel 7 is geldig, ongeacht het aantal leden dat aan de stemming heeft deelgenomen.

Artikel 11

1. Ieder lid kan één stem uitbrengen.

2. Voor het tot stand komen van een besluit is volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

Artikel 12

1. Bij staking van stemmen in een voltallige vergadering wordt, indien het zaken betreft, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen, en beslist, indien het personen betreft, het lot.

2. Bij staking van stemmen in een andere dan een voltallige vergadering wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen dan opnieuw staken, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

1. Ingeval op grond van artikel 36, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden de bemiddeling van de Bedrijfscommissie wordt gevraagd, neemt de Bedrijfscommissie de volgende bepalingen in acht.

a. Na ontvangst van een verzoek om bemiddeling gaat de Bedrijfscommissie na of zij bevoegd is van het verzoek kennis te nemen en of het verzoek voldoende is omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd.

b. Verklaart de Bedrijfscommissie zich onbevoegd of de verzoeker niet ontvankelijk, dan geeft zij daarvan onverwijld een gemotiveerde mededeling aan de verzoeker.

c. Acht de Bedrijfscommissie een verzoek onvoldoende omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd, dan bericht zij aan verzoeker op welke punten en met welke documenten deze zijn verzoek dient aan te vullen. Zij stelt daarbij aan de verzoeker een termijn. Een verzoek om bemiddeling is in ieder geval onvoldoende gemotiveerd, wanneer de verzoeker daarin niet zijn zienswijze weergeeft op hetgeen blijkens de door hem overgelegde documenten zijn wederpartij in het geschil schriftelijk heeft aangevoerd.

2. Aangaande de wijze waarop zij, gelet op de betrokken omstandigheden, tussen de partijen in het geschil zal bemiddelen, beslist de Bedrijfscommissie naar eigen oordeel, met dien verstande, dat zij daarbij het bepaalde in artikel 36, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden in acht neemt en voorts de verzoeker in de gelegenheid stelt zijn verzoek mondeling toe te lichten.

3. Het schriftelijk verslag dat de Bedrijfscommissie overeenkomstig artikel 36, derde lid, van de Wet op de ondernemingsraden opmaakt van de bevindingen waartoe zij bij haar bemiddeling is gekomen, bevat de volgende onderdelen:

– de datum waarop de bemiddeling is gevraagd;

– een duidelijke vermelding van de partijen in het geschil;

– een omschrijving van het geschil en van de standpunten en argumenten van partijen, onder vermelding van het artikel of de artikelen van de Wet op de ondernemingsraden waarop het geschil betrekking heeft;

– een mededeling over de wijze waarop de Bedrijfscommissie tussen partijen heeft bemiddeld;

– een advies aan partijen over de oplossing van het geschil;

– de datum van het verslag.

4. De Bedrijfscommissie zendt een afschrift van het verslag zo spoedig mogelijk aan de verzoeker en diens wederpartij.

Artikel 14

1. De Bedrijfscommissie dient de Minister van Binnenlandse Zaken en de WOR-Kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid desgevraagd of uit eigen beweging van bericht en advies over alle zaken haar werkterrein betreffende.

2. Desgevraagd dient de Bedrijfscom-missie de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van bericht en advies over alle zaken haar werkterrein betreffende.

Artikel 15

1. De Bedrijfscommissie houdt een register bij van de tot haar werkterrein behorende ondernemingen waarvoor met inachtneming van de Wet op de ondernemingsraden een ondernemingsraad is ingesteld.

Onder ’ondernemingsraad’ wordt tevens verstaan: centrale onderne-mingsraad en groepsondernemingsraad.

2. Bij elke inschrijving van een onderneming in dit register worden vermeld:

– naam en adres van de onderneming;

– naam van de ondernemer die de onderneming in stand houdt.

3. De Bedrijfscommissie deelt aan een ieder desgevraagd schriftelijk mede of voor een onderneming een ondernemingsraad is ingesteld.

4. De Bedrijfscommissie verschaft desgevraagd inzage in het register aan de Minister van Binnenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de WOR-Kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen alsmede de Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel.

Artikel 16

De Bedrijfscommissie brengt jaarlijks verslag uit aan de WOR-Kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het verslag wordt door de Bedrijfscommissie, tegen betaling van kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 17

1. De Bedrijfscommissie kan nadere regels stellen over haar werkwijze.

Deze regels behoeven de goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken.

2. De in het eerste lid bedoeld goedkeuring wordt verleend na overleg met de WOR-Kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet houdende regeling van de medezeggenschap van het overheidspersoneel in de Wet op de ondernemingsraden in werking treedt.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling samenstelling en werkwijze Bedrijfscommissie voor de Overheid.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 3 mei 1995. De Minister van Binnenlandse Zaken,
H.F. Dijkstal.

Naar boven