Controlevoorschriften uitkeringen a.a.w./w.a.o. controlevoorschriften voorzieningen a.a.w.>

Bedrijfsvereniging voor het Vervoer

30 december 1994

nr. 946566

De Sociale Verzekeringsraad,

Gelezen een verzoek van de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer;

Gelet op de artikelen 18 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en 27 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Besluit:

Goed te keuren de bijgevoegde besluiten van 25 november 1994 van het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer tot vaststelling van de controlevoorschriften uitkeringen AAW/WAO en de controlevoorschriften voorzieningen AAW van die bedrijfsvereniging.

Zoetermeer, 30 december 1994.
De Sociale Verzekeringsraad,
W.J.P.M. Fase, voorzitter.
N. van Veen, algemeen secretaris.

Bijlage 1 Controlevoorschriften uitkeringen AAW/WAO

Het Bestuur van de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer, gelet op artikel 18 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en artikel 27 van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering besluit de volgende controlevoorschriften vast te stellen:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze controlevoorschriften wordt verstaan onder:

a. Bedrijfsvereniging: de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer, gevestigd te Zoetermeer;

b. Bestuur: het Bestuur van de onder a. genoemde Bedrijfsvereniging;

c. AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

d. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

e. uitkering: de uitkering in de zin van hoofdstuk III van de AAW en/of Hoofdstuk II van de WAO;

f. uitkeringsgerechtigde: de persoon aan wie een uitkering AAW en/of WAO is toegekend.

§ 2. De aanvraag van uitkering AAW/WAO

Artikel 2

Degene, bedoeld in artikel 24, derde lid AAW en artikel 34, derde lid WAO is verplicht met betrekking tot zijn aanvraag voor toekenning, dan wel voortzetting van de uitkering AAW en/of WAO gebruik te maken van een door het Bestuur beschikbaar gesteld formulier waarop de voor het beoordelen van de aanvraag door het Bestuur gewenste gegevens zijn vermeld en dat door de aanvrager is ondertekend.

Artikel 3

1. Degene, die in het jaar voordat hij arbeidsongeschikt werd, arbeid heeft verricht in de uitoefening van een bedrijf of zelfstandig uitgeoefend beroep is verplicht bij de aanvraag te voegen de balansen en winst- en verliesrekeningen alsmede zijn aangiften voor de Wet op de inkomstenbelasting 1964, die betrekking hebben op de drie kalenderjaren of niet met het kalenderjaar samenvallende boekjaren, die aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid zijn voorafgegaan.

2. Degene die in het jaar voordat hij arbeidsongeschikt werd, opbrengst heeft genoten uit niet in dienstbetrekking verrichte arbeid, is verplicht bij de aanvraag te voegen zijn aangiften voor de Wet op de inkomstenbelasting 1964, die betrekking hebben op de drie jaren die aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid zijn voorafgegaan.

3. Desgevraagd dienen deze gegevens te worden verstrekt over door het Bestuur te bepalen andere jaren.

§ 3. Controle in verband met de toekenning van uitkering

Artikel 4

De persoon, bedoeld in paragraaf 2 draagt er – voorzover dat in zijn vermogen ligt – zorg voor dat het Bestuur in staat is om een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de bij de aanvraag verstrekte gegevens uit te voeren.

Artikel 5

Degene die een aanvraag om uitkering AAW en/of WAO heeft ingediend, is verplicht:

a. controle door personen, die daarmee door of namens het Bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij hetzij op zijn woon- of verblijfadres bereikbaar te zijn, dan wel er zorg voor te dragen, dat de met controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

b. van een wijziging in zijn woon- of verblijfadres onverwijld aan het Bestuur kennis te geven;

c. op door of namens het Bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren thuis te zijn en de door of namens het Bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

§ 4. Controle tijdens de duur van de uitkering

Artikel 6

1. De uitkeringsgerechtigde is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW en de WAO:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht op, de hoogte en/of de duur van de uitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

d. controle door personen, die daarmee door of namens het Bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij op zijn woon- of verblijfadres bereikbaar te zijn, of er zorg voor te dragen, dat de met controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

e. op door of namens het Bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren thuis te zijn en de door of namens het Bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

2. De uitkeringsgerechtigde is verplicht een aan hem door het Bestuur toegezonden vragenformulier volledig ingevuld en ondertekend binnen een door het Bestuur bepaalde termijn terug te sturen.

3. De uitkeringsgerechtigde die arbeid verricht in het vrije bedrijfsleven of in een zelfstandig beroep dient vóór een door het Bestuur vastgesteld tijdstip een kopie van de balans en de winst- en verliesrekening over het jaar voorafgaande aan dat tijdstip te overleggen.

Artikel 7

1. Tijdens de duur van de uitkering is de uitkeringsgerechtigde verplicht aan het Bestuur of op een door het Bestuur aangewezen adres onverwijld mededeling te doen van:

a. het tijdstip van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden in het vrije bedrijf of zelfstandig uitgeoefende beroep dan wel al dan niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden of van de uitbreiding van door hem reeds verrichte zodanige werkzaamheden;

b. verhogingen of verlagingen van inkomsten uit werkzaamheden onder a. genoemd;

c. de toekenning, verhoging, verlaging of beëindiging van een uitkering krachtens de Algemene Weduwen- en Wezenwet, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, een invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet, de Spoorwegpensioenwet of de Algemene militaire pensioenwet of een uitkering ingevolge de sociale wetgeving van een andere mogendheid, dan wel toekenning van een uitkering krachtens de AAW of de WAO;

d. opname in of vertrek uit een verpleeginrichting;

e. wijziging van woon- of verblijfadres;

f. verandering in de gezondheidstoestand waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed zou kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald;

g. alle overige feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

2. De uitkeringsgerechtigde die voor langer dan vier weken naar het buitenland vertrekt, moet daarvan tenminste twee maanden voor zijn vertrek mededeling doen aan het Bestuur.

§ 5. Melden onbetaald werk

Artikel 8

De uitkeringsgerechtigde die onbetaald werk verricht of wil gaan verrichten moet hiervan onverwijld mededeling doen aan het Bestuur wanneer hij wordt begeleid of bemiddeld naar hervatting in eigen of ander passend werk.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 9

Het bepaalde in de voorgaande paragrafen is van overeenkomstige toepassing op de wettelijk vertegenwoordiger van de uitkeringsgerechtigde alsmede de personen, bedoeld in de artikelen 44 en 45 AAW respectievelijk 54 en 55 WAO aan wie of de instelling als bedoeld in artikel 45 AAW of 55 WAO aan welke de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt uitbetaald.

Artikel 10

De Controlevoorschriften WAO BV Vervoer en de Controlevoorschriften AAW BV Vervoer worden ingetrokken.

Artikel 11

Deze voorschriften treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 12

Deze regeling kan worden aangehaald als: 'Controlevoorschriften uitkeringen AAW/WAO Bedrijfsvereniging voor het Vervoer'.

Aldus vastgesteld door het bestuur op 25 november 1994.

Toelichting

Algemeen

Bij het opstellen van de controlevoorschriften AAW/WAO hebben de volgende uitgangspunten voor ogen gestaan:

Een tweedeling in uitkeringen en voorzieningen

Het vaststellen van het recht op AAW- en WAO-uitkering en de administratieve procedures in verband daarmee vertonen veel overeenkomsten. De verschillen tussen voorzieningen en uitkeringen zijn echter aanzienlijk. Daar komt bij dat het verstrekken van een voorziening veelal los staat van het toekennen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Samenloop van AAW- en WAO-uitkering is daarentegen de gebruikelijke situatie voor degenen die voor het intreden van hun arbeidsongeschiktheid als werknemer werkzaam waren.

Een praktisch voordeel van scheiding tussen bepalingen met betrekking tot uitkeringen en voorzieningen is dat het toevoegen of schrappen van bepalingen op het ene terrein niet leidt tot een verstoring van de artikelvolgorde.

Concretisering van de wettelijke bepalingen

Wat in de wet voldoende duidelijk is geregeld wordt niet in de controlevoorschriften herhaald. Zo is bijvoorbeeld in de artikelen 17 AAW en 24 WAO geregeld dat de Bedrijfsvereniging c.q. de Gemeenschappelijke Medische Dienst voorschriften van medische aard kunnen geven. Deze bepaling is dermate concreet dat opname in de controlevoorschriften overbodig wordt gevonden.

De controlevoorschriften geven als het ware een concretisering van hetgeen wettelijk geregeld is. Een voorbeeld betreft de aanvraagprocedure voor een uitkering of voorziening.

Aansluiting bij het behandelingsproces

De controlevoorschriften sluiten in hun opzet aan bij het behandelingsproces van de Bedrijfsvereniging. Dat proces start met een aanvraag om toekenning van uitkering of voorziening, verificatie van de bij de aanvraag verstrekte gegevens en vervolgens na de toekenning het proces van voortzetting.

Artikelsgewijs

§ 1. Definities

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definitiebepalingen. Om het onderscheid in administratieve handelingen tussen de aanvraag van uitkering en de voortzetting van de uitkering tot uitdrukking te brengen is in de definitiebepalingen het begrip 'uitkeringsgerechtigde' geïntroduceerd.

Wat betreft het gestelde onder e. wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat de controlevoorschriften niet ook van toepassing zouden kunnen zijn op de uitkeringen op grond van de vrijwillige verzekering ex hoofdstuk VI WAO en hoofdstuk IIIa van de AAW. Artikel 86 WAO bepaalt immers, dat de bepalingen van de overige hoofdstukken van de WAO, voor zoveel nodig van overeenkomstige toepassing zijn, voor zover daarvan in of krachtens hoofdstuk VI van de WAO niet is afgeweken. Hoewel een dergelijke expliciete bepaling in de AAW ontbreekt, gelden ook voor een vrijwillig verzekerde AAW dezelfde regels als voor een verplicht verzekerde, behoudens voor zover daarvan in het Besluit vrijwillige verzekering AOW, AWW en AAW is afgeweken.

§ 2. De aanvraag van uitkering AAW/WAO

Artikel 2

Ingevolge de artikelen 24, lid 3 AAW en 34, lid 3 WAO dient de belanghebbende, die in aanmerking wenst te komen voor toekenning dan wel voortzetting van de uitkering zijn aanvraag te doen binnen 9 maanden na aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid onderscheidenlijk uiterlijk 3 maanden voor het einde van de termijn waarover de uitkering is toegekend.

Voor degene, die een ZW-uitkering dan wel een AAW- en/of WAO-uitkering heeft ontvangen, en derhalve bekend is bij het Bestuur, is een summier formulier ontwikkeld. Voor degene, die geen ZW-uitkering heeft ontvangen, wordt na ontvangst van de zogenaamde 'melding AAW' gebruik gemaakt van een uitvoerig vragenformulier teneinde de bevoegde Bedrijfsvereniging en het recht op uitkering te kunnen vaststellen.

Artikel 3

In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens de zelfstandige en de persoon die niet in dienstbetrekking werkzaam is bij de aanvraag moet verstrekken. Om het maatmaninkomen te kunnen vaststellen zijn de financiële gegevens nodig over een periode van drie kalender- of boekjaren voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid (vgl. CRvB d.d. 17 augustus 1993, AAW 1991/362, RSV 1993/298).

§ 3 Controle in verband met de toekenning van uitkering

Artikel 4

In dit artikel wordt de medewerking gevorderd van de aanvrager van uitkering met betrekking tot de verificatie van de door hem verstrekte gegevens door het Bestuur.

Artikel 5

Om controle mogelijk te maken dient de woon- of verblijfplaats van de verzekerde bekend te zijn. Derhalve is het noodzakelijk dat de verzekerde wijzigingen in zijn woon- of verblijfplaats mededeelt aan het Bestuur.

Daarnaast is het gewenst controle op het huisadres van de verzekerde mogelijk te maken. Controle thuis heeft een meerwaarde in vergelijking met een controle ten kantore van het Bestuur. Anders dan bij een bezoek aan het kantoor van het Bestuur heeft de betrokkene thuis alle gegevens meestal bij de hand. Dat levert in de afhandeling een aanzienlijk tijdsvoordeel op.

Met name bij de toekenning van een uitkering krachtens de WAO is het gebruikelijk dat de verzekerde bezocht wordt door een buitendienst-functionaris van het Bestuur. Deze verzamelt alle benodigde aanvullende gegevens (in verband met bijvoorbeeld de ziekenfondsverzekering en inhouding op de uitkering) en verifieert samen met de betrokkene de bij diens werkgever verzamelde loongegevens die nodig zijn voor de WAO-dagloon vaststelling. Ook andere situaties kunnen evenwel aanleiding geven de verzekerde te vragen op bepaalde dagen c.q. uren thuis te zijn.

Om de dagelijkse thuisbezoeken efficiënt te kunnen plannen is het noodzakelijk dat de buitendienstmedewerkers er van op aan kunnen dat zij de verzekerden thuis aantreffen. Om deze reden is de verplichting opgenomen dat een betrokkene – vanzelfsprekend na afspraak – op een afgesproken dag c.q. uren thuis dient te zijn.

§ 4 Controle tijdens de duur van de uitkering

Algemeen

Nadat de uitkering AAW of WAO is toegekend breekt een nieuwe fase in het uitkeringsproces aan, de zogenaamde beheersfase. In deze fase ligt de nadruk in de controle op de vraag of de uitkering bij voortduring nog rechtmatig wordt verstrekt.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden beschikt het Bestuur enerzijds over informatie uit eigen bronnen dan wel van andere uitvoeringsorganen en anderzijds over informatie van de uitkeringsgerechtigde zelf.

Voor het beoordelen van het recht op en de hoogte van het recht op uitkering AAW/WAO is met name bepalend de mate van arbeidsongeschiktheid en de vraag of er inkomen uit of in verband met arbeid wordt genoten. Daarnaast dient het Bestuur te beschikken over de juiste inhoudingsgegevens en het juiste woon- of verblijfadres.

Het Bestuur controleert regelmatig de juistheid van de in de administratie aanwezige gegevens door de uitkeringsgerechtigde te bezoeken of hem of haar een zogenaamd inlichtingen-, vragen-, of enquêteformulier toe te zenden. Om dit onderdeel van het controleproces goed te laten verlopen is een aantal bepalingen geformuleerd in paragraaf 4 van de controlevoorschriften. Tevens wordt in deze paragraaf een opsomming gegeven van die feiten en omstandigheden die de uitkeringsgerechtigde spontaan aan het Bestuur dient door te geven.

Artikel 6

lid 1 Onder a. is geregeld dat de uitkeringsgerechtigde op een aangegeven plaats, meestal het kantoor van het Bestuur, en tijd kan worden gevraagd te verschijnen.

Onder b. is geregeld dat de uitkeringsgerechtigde desgevraagd binnen een door het Bestuur gestelde termijn inlichtingen moet geven.

Onder c. is geregeld dat het Bestuur inzage kan krijgen in en desgewenst kan beschikken over een uitgebreid scala aan noodzakelijk geachte (merendeels schriftelijke) stukken, zoals bijv. loonstroken, balans en winst- en verliesrekening, kasboeken, ziekenfondsinschrijvingspapieren, loonbelastingverklaring, aangifte voor de Inkomstenbelasting. etc.

Onder d. en e. is als complement op de bepaling onder a. geregeld dat een bezoek bij de uitkeringsgerechtigde ook thuis kan worden afgelegd.

lid 2 In het tweede lid van artikel 6 is de verplichting neergelegd om een door het Bestuur toegezonden vragen- of inlichtingenformulier volledig in te vullen en binnen een bepaalde termijn terug te zenden. Vanwege het belang dat deze vorm van controle voor de uitvoeringspraktijk heeft is deze verplichting afzonderlijk geformuleerd. Door dit controlevoorschrift wordt aan het Bestuur een basis verschaft om bij niet nakoming van deze verplichting een administratieve sanctie ex artikel 16 AAW/25 WAO te kunnen opleggen. Tot nog toe ontbrak deze mogelijkheid (zie CRvB d.d. 31 oktober 1991, WAO 1989/125, RSV 1992/82).

lid 3 Voor de uitkeringsgerechtigde die (nog) werkzaam is als zelfstandige of in een vrij beroep dient het Bestuur tijdig te beschikken over de balans, de winst- en verliesrekening en de aangifte voor de Inkomstenbelasting over het voorafgaande (boek)jaar. In de praktijk blijkt men in vele gevallen niet aan deze verplichting te voldoen hetgeen tot schade van het Bestuur kan leiden. Teneinde sanctionering mogelijk te maken is derhalve deze bepaling opgenomen. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat het Bestuur altijd van haar bevoegdheid om tot sanctie over te gaan gebruik zal maken.

Artikel 7

lid 1 In artikel 78 AAW en 80 WAO is de zg. inlichtingen- of mededelingsplicht geformuleerd. Dit is een ruim geformuleerde verplichting waaraan in dit artikellid nadere invulling wordt gegeven teneinde de uitkeringsgerechtigde meer houvast te bieden. Aangezien niet alle feiten en omstandigheden limitatief zijn op te sommen, is onder g. een restbepaling opgenomen.

lid 2 Hierin is het enige bestaande controlevoorschrift AAW/WAO opgenomen (conform FBV-circulaire C.743 d.d. 5 juli 1982). De behoefte aan dit voorschrift is onveranderd. In dit voorschrift wordt geen onderscheid gemaakt tussen vertrek naar het buitenland bij wijze van vakantie en vertrek om andere redenen, bijv. (r)emigratie.

Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de uitkeringsgerechtigde van zijn of haar voornemen alleen mededeling hoeft te doen aan het Bestuur; hij of zij hoeft hiervoor geen toestemming te vragen.

Door de kennisgeving van het voorgenomen vertrek kan het Bestuur tijdig (laten) beoordelen of er reden is om bezwaar te maken tegen het voorgenomen vertrek. Met name in die situaties waarin de uitkeringsgerechtigde actief wordt begeleid of bemiddeld zou hiervan sprake kunnen zijn. Of ingeval voorschriften zijn gegeven in het belang van de behandeling of genezing of tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid (ex artikel 15 AAW/24 WAO). In zulke situaties kan het Bestuur gebruik maken van de haar in artikel 19 AAW/28 WAO gegeven bevoegdheid om arbeidsongeschiktheid buiten aanmerking te laten als strafsanctie als dit voorschrift zonder deugdelijke reden niet wordt opgevolgd.

§ 5. Melden onbetaald werk

Artikel 8

Wanneer een uitkeringsgerechtigde onbetaald werk gaat verrichten, wanneer hij wordt begeleid of bemiddeld naar hervatting in eigen of ander passend werk, is het noodzakelijk dat het Bestuur hiervan op de hoogte gesteld wordt. Het kan immers zijn, dat het verrichten van onbetaald werk de reïntegratie- of bemiddelingsactiviteiten doorkruist.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 9

Tot slot is een bepaling getroffen die de controlevoorschriften van overeenkomstige toepassing verklaren op: 'de wettelijk vertegenwoordiger van de uitkeringsgerechtigde alsmede de personen, bedoeld in de artikelen 44 en 45 AAW respectievelijk 54 en 55 WAO, aan wie of de instelling aan welke de uitkering AAW of WAO wordt uitbetaald'.

Bijlage 2 Controlevoorschriften voorzieningen AAW

Het Bestuur van de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer, gelet op artikel 18 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet besluit de volgende controlevoorschriften vast te stellen:

§ 1. Definities

Artikel 1

In deze controlevoorschriften wordt verstaan onder:

a. Bedrijfsvereniging: de Bedrijfsvereniging voor het Vervoer, gevestigd te Zoetermeer;

b. Bestuur: het Bestuur van de onder a. genoemde Bedrijfsvereniging;

c. AAW: de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

d. voorziening: een voorziening, vergoeding, respectievelijk toelage als bedoeld in de artikelen 57, 57a respectievelijk 58 van de AAW;

e. voorzieningsgerechtigde: de persoon aan wie op grond van artikel 57 en/of 58 AAW een voorziening is toegekend;

f. voorzieningsgerechtigde werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie op grond van artikel 57a AAW een voorziening is verleend ten behoeve van de bij hem in dienst zijnde werknemer(s);

g. inkomen: inkomsten van de voorzieningsgerechtigde, diens echtgenoot, daaronder begrepen degene die op grond van artikel 44 van de AAW mede als echtgenoot wordt aangemerkt, dan wel, indien de voorzieningsgerechtigde nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, van diens ouders, respectievelijk pleegouders, uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6 van het Inkomensbesluit AAW of inkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede lid van het Besluit inkomensgrens vervoersvoorzieningen buitenshuis/AAW.

§ 2. De aanvraag van een voorziening

Artikel 2

1. Degene die een voorziening aanvraagt is verplicht een schriftelijke aanvraag in te dienen door middel van een door het Bestuur beschikbaar gesteld formulier waarop de voor het beoordelen van de aanvraag door het Bestuur gewenste gegevens zijn vermeld en dat door de aanvrager is ondertekend.

2. Degene die een voorziening heeft aangevraagd dient desgevraagd het hem door het Bestuur toegezonden vragenformulier binnen de door het Bestuur vastgestelde termijn terug te sturen.

3. Degene die een voorziening heeft aangevraagd is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

§ 3. Controle tijdens de duur van de verstrekking van de voorziening

Artikel 3.1

1. De voorzieningsgerechtigde is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

d. controle door personen, die daarmee door of namens het Bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij hetzij op zijn woon- of verblijfadres bereikbaar te zijn, dan wel er zorg voor te dragen, dat de met controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

e. op door of namens het Bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren thuis te zijn en de door of namens het Bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

2. Degene aan wie een voorziening is toegekend waarbij het inkomen betekenis kan hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald is verplicht een aan hem door het Bestuur toegezonden vragenformulier volledig ingevuld en ondertekend binnen een door het Bestuur bepaalde termijn terug te sturen.

3. Degene die arbeid verricht in het bedrijfs- of beroepsleven of in een zelfstandig beroep en aan wie een voorziening is toegekend waarbij het inkomen betekenis kan hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald dient vóór een door het Bestuur vastgesteld tijdstip een kopie van de balans en de winst- en verliesrekening over het jaar voorafgaande aan het jaar van beoordeling over te leggen.

4. Degene aan wie een voorziening is toegekend die op declaratiebasis uitbetaald wordt en waarbij een declaratieperiode is vastgesteld door het Bestuur dient na afloop van de declaratieperiode binnen een door het Bestuur vastgestelde termijn een declaratie in te dienen.

Artikel 3.2

1. De voorzieningsgerechtigde werkgever is verplicht te voldoen aan een verzoek van het Bestuur of een daartoe schriftelijk door of vanwege het Bestuur gemachtigd persoon om ten behoeve van de uitvoering van de AAW:

a. op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

b. mondeling of schriftelijk en in het laatste geval binnen een gestelde termijn inlichtingen te geven;

c. inzage te verlenen in en desgevraagd afschrift te verstrekken van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover deze betekenis hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

d. controle door personen, die daarmee door of namens het Bestuur zijn belast en die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren, mogelijk te maken; daartoe dient hij er zorg voor te dragen, dat de met controle belaste personen kunnen vernemen waar hij bereikbaar is;

e. op door of namens het Bestuur aan te wijzen dagen c.q. uren op de plaats waar de voorziening is getroffen aanwezig te zijn en de door of namens het Bestuur aangewezen personen gelegenheid te geven tot controle.

2. De voorzieningsgerechtigde werkgever is verplicht een aan hem door het Bestuur toegezonden formulier, waarin gevraagd wordt naar het inkomen uit dienstbetrekking van de werknemer(s) ten behoeve van wie de voorziening is verleend, volledig ingevuld en ondertekend binnen een door het Bestuur bepaalde termijn terug te sturen.

3. De voorzieningsgerechtigde werkgever die op declaratiebasis uitbetaald wordt en waarbij een declaratieperiode is vastgesteld door het Bestuur dient na afloop van de declaratieperiode binnen een door het Bestuur vastgestelde termijn een declaratie in te dienen.

§ 4. Mededelingsplicht tijdens de duur van de voorziening

Artikel 4.1

1. Tijdens de duur van de voorziening is de voorzieningsgerechtigde verplicht op een door het Bestuur aangewezen adres onverwijld mededeling te doen van:

a. voor werkvoorzieningen op grond van artikel 57 AAW: het tijdstip van de aanvang van de werkzaamheden in het bedrijf of zelfstandig uitgeoefende beroep dan wel al dan niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden of van de uitbreiding of vermindering of beëindiging van door hem reeds verrichte zodanige werkzaamheden;

b. verhogingen en verlagingen van inkomen als bedoeld in artikel 1 onderdeel g die betekenis kunnen hebben voor het vaststellen van het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald;

c. veranderingen in de gezondheidstoestand waarvan hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op de noodzaak van de voorziening;

d. opname in of vertrek uit een verpleeginrichting;

e. wijziging in woon- of verblijfadres;

f. alle overige feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

2. De voorzieningsgerechtigde die van plan is voor een periode langer dan drie maanden naar het buitenland te gaan is verplicht hiervan tenminste twee maanden voor vertrek mededeling te doen aan het Bestuur.

Artikel 4.2

De voorzieningsgerechtigde werkgever is tijdens de periode waarop de voorziening betrekking heeft verplicht op een door het Bestuur aangewezen adres onverwijld mededeling te doen van:

a. het tijdstip van de aanvang van de werkzaamheden van de werknemer(s) voor wie de voorziening is verstrekt, of van de uitbreiding of vermindering of beëindiging van zodanige werkzaamheden;

b. verandering in de gezondheidstoestand van de werknemer(s) ten name van wie de voorziening is verstrekt, indien die zodanig is dat dat gevolgen kan hebben voor de noodzaak van de voorziening;

c. wijziging van de plaats waar het bedrijf gevestigd is dan wel de plaats waar de voorziening is getroffen;

d. alle overige feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op dan wel de hoogte van de voorziening of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 5

Het bepaalde in paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op de wettelijke vertegenwoordiger van de voorzieningsgerechtigde of voorzieningsgerechtigde werkgever.

Artikel 6

Deze voorschriften treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 7

Deze voorschriften worden aangehaald als: 'Controlevoorschriften voorzieningen AAW Bedrijfsvereniging voor het Vervoer'.

Aldus vastgesteld door het bestuur op 25 november 1994.

Toelichting

Algemeen

Bij het opstellen van de controlevoorschriften AAW/WAO hebben de volgende uitgangspunten voor ogen gestaan:

Een tweedeling in uitkeringen en voorzieningen

Het vaststellen van het recht op AAW- en WAO-uitkering en de administratieve procedures in verband daarmee vertonen veel overeenkomsten. De verschillen tussen voorzieningen en uitkeringen zijn echter aanzienlijk.

Daar komt bij dat het verstrekken van een voorziening veelal los staat van het toekennen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Samenloop van AAW- en WAO-uitkering is daarentegen de gebruikelijke situatie voor degenen die voor het intreden van hun arbeidsongeschiktheid als werknemer werkzaam waren.

Een praktisch voordeel van scheiding tussen bepalingen met betrekking tot uitkeringen en voorzieningen is dat het toevoegen of schrappen van bepalingen op het ene terrein niet leidt tot een verstoring van de artikelvolgorde.

Concretisering van de wettelijke bepalingen

Wat in de wet voldoende duidelijk is geregeld wordt niet in de controlevoorschriften herhaald. Zo is bijvoorbeeld in de artikelen 17 AAW en 24 WAO geregeld dat de Bedrijfsvereniging c.q. de Gemeenschappelijke Medische Dienst voorschriften van medische aard kunnen geven. Deze bepaling is dermate concreet dat opname in de controlevoorschriften overbodig wordt gevonden.

De controlevoorschriften geven als het ware een concretisering van hetgeen wettelijk geregeld is. Een voorbeeld betreft de aanvraagprocedure voor een uitkering of voorziening.

Aansluiting bij het behandelingsproces

De controlevoorschriften sluiten in hun opzet aan bij het behandelingsproces van de Bedrijfsvereniging. Dat proces start met een aanvraag om toekenning van uitkering of voorziening, verificatie van de bij de aanvraag verstrekte gegevens en vervolgens na de toekenning het proces van voortzetting.

Artikelsgewijs

§ 1. Definities

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definitiebepalingen. Om het onderscheid in administratieve handelingen tussen de aanvraag om een voorziening en de voortzetting van de voorziening tot uitdrukking te brengen is in de definitiebepalingen het begrip 'voorzieningsgerechtigde' geïntroduceerd. Daarnaast is ook het begrip 'voorzieningsgerechtigde werkgever' geïntroduceerd teneinde het onderscheid aan te geven tussen de voorzieningen op grond van de artikelen 57 en 58 AAW, welke aan natuurlijke personen kunnen worden verstrekt, en artikel 57a, welke alleen aan werkgevers kunnen worden verstrekt.

§ 2. De aanvraag van een voorziening AAW

Artikel 2

In dit artikel wordt de aanvraag van een voorziening AAW geregeld. De aanvraag om een voorziening als bedoeld in artikel 57 en 58 AAW wordt doorgaans gedaan op een zogenaamde 'melding AAW'. Voor het aanvragen van een vergoeding als bedoeld in artikel 57a wordt een afzonderlijk formulier gebruikt. Het Bestuur kan vervolgens gebruik maken van vragenformulieren zoals bijvoorbeeld een inkomensformulier om het recht op de voorziening vast te kunnen stellen.

In dit artikel wordt voorts de medewerking gevorderd van de aanvrager aan het inwinnen van inlichtingen door het Bestuur en de mogelijkheid tot de verificatie van de door hem verstrekte gegevens. De aanvrager dient daartoe desgevraagd te verschijnen en inlichtingen te verstrekken alsmede inzage te geven in en gelegenheid te geven tot het maken van afschrift van bescheiden. Dit laatste kan mede een verificatiedoel hebben.

§ 3. Controle tijdens de duur van de verstrekking

Artikel 3.1

Nadat de voorziening AAW is toegekend breekt een nieuwe fase in het voorzieningsproces aan, de zogenaamde beheersfase. In deze fase ligt de nadruk in de controle op de vraag of de voorziening bij voortduring nog rechtmatig wordt verstrekt. Om deze vraag te kunnen beantwoorden beschikt het Bestuur enerzijds over informatie uit eigen bronnen dan wel van andere uitvoeringsorganen en anderzijds over informatie van de voorzieningsgerechtigde zelf. Voor het beoordelen van het recht op en de hoogte van het recht op een voorziening is naast uiteraard de sociaal medische indicatie met name bepalend de vraag of er inkomen uit of in verband met arbeid wordt genoten en of er andere kosten wegens ziekte of gebrek worden gemaakt.

lid 1 Onder a. is geregeld dat de voorzieningsgerechtigde op een aangegeven plaats, meestal het kantoor van het Bestuur, en tijd kan worden gevraagd te verschijnen.

Onder b. is geregeld dat de voorzieningsgerechtigde desgevraagd binnen een door het Bestuur gestelde termijn inlichtingen moet geven.

Onder c. is geregeld dat het Bestuur inzage kan krijgen in en desgewenst kan beschikken over een uitgebreid scala aan noodzakelijk geachte (merendeels schriftelijke) stukken, zoals bijvoorbeeld loonstroken, balans en winst- en verliesrekening, kasboeken, ziekenfondsinschrijvingspapieren, loonbelastingverklaring, aangifte voor de Inkomstenbelasting etc..

Onder d. en e. is als complement op de bepaling onder a. geregeld dat een bezoek bij de voorzieningsgerechtigde ook thuis kan worden afgelegd.

Controle thuis heeft een meerwaarde in vergelijking met een controle ten kantore van het Bestuur. Anders dan bij een bezoek aan het kantoor van het Bestuur heeft de betrokkene thuis alle gegevens meestal bij de hand. Dat levert in de afhandeling een aanzienlijk tijdsvoordeel op.

Bij de toekenning en beoordeling van het voortduren van aanspraken op een voorziening kan het voorkomen dat de betrokkene bezocht wordt door een buitendienstfunctionaris van het Bestuur. Deze verzamelt alle benodigde aanvullende gegevens en verifieert zo nodig samen met de betrokkene de bij diens werkgever verzamelde loongegevens die nodig zijn voor bijvoorbeeld de beoordeling of de inkomensgrens wordt overschreden.

Om een thuisbezoek efficiënt te kunnen plannen is het noodzakelijk dat de buitendienstmedewerkers er van op aan kunnen dat zij de betrokkene thuis aantreffen. Om deze reden is de verplichting opgenomen dat een betrokkene – vanzelfsprekend na afspraak – op een afgesproken dag c.q. uren thuis dient te zijn.

leden 2 en 3 Het Bestuur controleert regelmatig de juistheid van de in de administratie aanwezige gegevens door de voorzieningsgerechtigde te bezoeken of hem of haar een zogenaamd inlichtingen- of vragenformulier toe te zenden. Om dit onderdeel van het controleproces goed te laten verlopen is een aantal bepalingen geformuleerd in het tweede en het derde lid. In het tweede lid is de verplichting neergelegd om een door het Bestuur toegezonden vragen- of inlichtingenformulier volledig in te vullen en binnen een bepaalde termijn terug te zenden.

Vanwege het belang dat deze vorm van controle voor de uitvoeringspraktijk heeft is deze verplichting afzonderlijk geformuleerd. Door dit controlevoorschrift wordt aan het Bestuur een basis verschaft om bij niet nakoming van deze verplichting een administratieve sanctie ex artikel 16 AAW/25 WAO te kunnen opleggen. Tot nog toe ontbrak deze mogelijkheid (zie CRvB d.d. 31 oktober 1991, WAO 1989/125, RSV 1992/82).

Voor de voorzieningsgerechtigde die (nog) werkzaam is als zelfstandige of in een vrij beroep dient het Bestuur tijdig te beschikken over de balans, de winst- en verliesrekening en de aangifte voor de Inkomstenbelasting over het voorafgaande (boek)jaar. In de praktijk blijkt men in vele gevallen niet aan deze verplichting te voldoen hetgeen tot schade van het Bestuur kan leiden. Teneinde sanctionering mogelijk te maken is derhalve deze bepaling opgenomen. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat het Bestuur altijd van haar bevoegdheid om tot sanctie over te gaan gebruik zal maken.

lid 4 Een aantal voorzieningen wordt (door de meeste Bedrijfsverenigingen) op declaratie betaald, zoals bijvoorbeeld de vervoersvoorziening bestaande uit een taxikostenvergoeding. De voorzieningsgerechtigde moet over een bepaalde vastgestelde periode binnen een vooraf bepaalde termijn zijn declaratie over die periode indienen. Dit is een bepaling die van belang is in verband met een vlotte afhandeling van de declaraties en de mogelijkheid van controle van de daarop verstrekte gegevens.

Artikel 3.2

Gezien het verschil in aard en doelgroep verschillen de in de beheersfase benodigde voorschriften voor de voorzieningsgerechtigde werkgever van die voor de voorzieningsgerechtigde. Daarom zijn deze voorschriften opgenomen in dit afzonderlijke artikel. De achterliggende overwegingen verschillen evenwel niet wezenlijk van die welke in de toelichting op het voorgaande artikel zijn weergegeven.

§ 4 Mededelingsplicht tijdens de duur van de voorziening

Artikel 4.1

lid 1 In artikel 78 AAW is de zogenaamde inlichtingen- of mededelingsplicht geformuleerd. Dit is een ruim geformuleerde verplichting waaraan in dit artikellid nadere invulling wordt gegeven teneinde de voorzieningsgerechtigde meer houvast te bieden. In deze bepaling is een opsomming gegeven van die feiten en omstandigheden die de voorzieningsgerechtigde spontaan aan het Bestuur dient door te geven. Aangezien niet alle feiten en omstandigheden limitatief zijn op te sommen is in lid 1 onder f een restbepaling opgenomen.

lid 2 Hierin is het enige bestaande controlevoorschrift AAW/WAO opgenomen (conform FBV-circulaire C.743 d.d. 5 juli 1982) met dien verstande dat de periode van het geplande verblijf buitenslands op drie maanden in plaats van vier weken is gesteld. De behoefte aan dit voorschrift is onveranderd. In dit voorschrift wordt geen onderscheid gemaakt tussen vertrek naar het buitenland bij wijze van vakantie en vertrek om andere redenen, bijvoorbeeld (r)emigratie.

Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de uitkeringsgerechtigde van zijn of haar voornemen alleen mededeling hoeft te doen aan het Bestuur; hij of zij hoeft hiervoor geen toestemming te vragen.

Door de kennisgeving van het voorgenomen vertrek kan het Bestuur tijdig (laten) beoordelen of er reden is om de voorziening in te trekken of omvang en vorm te wijzigen.

Artikel 4.2

Gezien het verschil in aard en doelgroep verschillen de op de mededelingsverplichting tijdens de duur van de voorziening betrekking hebbende voorschriften voor de voorzieningsgerechtigde werkgever van die voor de voorzieningsgerechtigde. Daarom zijn deze voorschriften opgenomen in dit afzonderlijke artikel. De achterliggende overwegingen verschillen evenwel niet wezenlijk van die welke in de toelichting op het voorgaande artikel zijn weergegeven.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 5

Tot slot is een bepaling getroffen die de controlevoorschriften van overeenkomstige toepassing verklaren op: 'de wettelijk vertegenwoordiger van de voorzieningsgerechtigde'.

Naar boven