Regeling wijziging enige uitvoeringregelingen Bouwbesluit 1995

3 januari 1994

Nr. MJZ 03195017

Centrale Directie Juridische Zaken/Afdeling Wetgeving

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 416 van het Bouwbesluit (Stb. 1991, 680);

Besluit:

Artikel I

De Regeling Bouwbesluit constructieve veiligheid en gebruiksveiligheid wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder F, 1) wordt na '1991,' ingevoegd: met inbegrip van het bij deze norm behorende correctieblad, juni 1991,.

B

Artikel 15 komt te luiden:

1. Waar in het Besluit ten aanzien van te bouwen bouwwerken uit het oogpunt van constructieve veiligheid is verwezen naar NEN 6720, is bedoeld: NEN 6720, 1e druk, september 1991, met inbegrip van het bij deze norm behorende correctieblad, maart 1992 en het wijzigingsblad, september 1994, zij het dat:

a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.1.2.2 naar NEN 6700, artikel 11, eerste lid, van toepassing is;

b. ten aanzien van de verwijzing in de onderdelen 4.3.3, 5.1.3, 8.7.2 en 8.7.3 naar NEN 3868, telkens is bedoeld: NEN 3868, 3e druk, december 1991, zij het dat:

1°. NEN-EU 18, waarnaar is verwezen in onderdeel 5.1.2, mag zijn toegepast, mits ten aanzien van die verwijzing is aangehouden het ter zake gestelde in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, 1°, onder G, onder 2;

2°. onderdeel 5.3.1.12 wordt gelezen als volgt:

5.3.1.12 Corrosiebescherming van omhulde strengen

Voorspanstrengen moeten, ten einde binnen de referentieperiode van de betrokken bouwconstructie, bedoeld in NEN 6702:1991, in voldoende mate te zijn beschermd tegen corrosie, zijn voorzien van corrosiewerend materiaal en omhullingsmateriaal.;

3°. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.3.1.12 naar NEN 6702, het ter zake gestelde in artikel 12, eerste lid, van toepassing is;

4°. ISO 7438, waarnaar is verwezen in onderdeel 6.2.1, mag zijn toegepast;

5°. ten aanzien van de verwijzing in de onderdelen 6.3.1 en 6.3.3 naar ISO 7801, telkens is bedoeld: ISO 7801, 1e druk, mei 1984, en

6°. het gestelde bij het laatste gedachtenstreepje van onderdeel 6.4.3 mag zijn toegepast;

c. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.3.2 naar NEN 6702, artikel 12, eerste lid, van toepassing is;

d. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.1.1.2 naar NEN 6702, artikel 12, eerste lid, van toepassing is;

e. ten aanzien van de verwijzingen in onderdeel 5.1.1.3 naar:

1°. NEN 5950, telkens is bedoeld: NEN 5950, 1e druk, december 1986, met inbegrip van de bij deze norm behorende aanvulling, 1e druk, oktober 1991, alsmede het bij die aanvulling behorende correctieblad, 2e druk, maart 1992, zij het dat:

A. onderdeel 6.4, laatste volzin, wordt gelezen als volgt:

Bij beton met toeslagmateriaal, voor zover dat materiaal geen zand en natuurlijk hard dicht grof toeslagmateriaal is, moet het cementgehalte voor gewapend en voorgespannen beton ten minste 300 kg/m3 zijn. Het natuurlijk hard dicht grof toeslagmateriaal mag voor ten hoogste 20 volumeprocenten zijn vervangen door beton-, metselwerkgranulaat of licht grof toeslagmateriaal, zij het dat ten hoogste 10 volumeprocenten van de totale hoeveelheid natuurlijk hard dicht grof toeslagmateriaal mag zijn vervangen door metselwerkgranulaat of licht grof toeslagmateriaal.;

B.in onderdeel 6.10.6:

1) ten aanzien van de verwijzing naar NEN 5996, is bedoeld: NEN 5996, 1e druk, november 1988, zij het dat in onderdeel 4.2.2 de tweede volzin buiten toepassing blijft, en

2) de laatste volzin wordt gelezen als volgt:

Voor beton dat aan oplossingen met meer dan 400 mg SO42-/l of aan gronden met een hoger gehalte aan sulfaat dan 3000 mg/kg wordt blootgesteld, moet cement met een hoge bestandheid tegen sulfaten worden toegepast.;

2°. NEN 5955, is bedoeld: NEN 5955, 1e druk, november 1988;

3°. NEN 5960, is bedoeld: NEN 5960, 1e druk, november 1988;

4°. NEN 5961, is bedoeld: NEN 5961, 1e druk, november 1988, zij het dat ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 2.3 naar NEN 5965, is bedoeld: NEN 5965, 1e druk, november 1988, en

5°. NEN 5962, is bedoeld: NEN 5962, 1e druk, november 1988, zij het dat ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 2.3 naar NEN 5965, het ter zake gestelde in 4°, van dit onderdeel, van toepassing is;

f. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.1.1.4 naar NEN 5950, onderdeel e, 1°, aanhef, van dit lid, van toepassing is, zij het dat in onderdeel 10.4.5 van die norm de zinsnede 'Aantal bepalingen', alsmede de tweede volzin buiten toepassing blijven;

g. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.1.2 naar NEN 6008, is bedoeld: NEN 6008, 4e druk, december 1991, met inbegrip van het bij deze norm behorende 2e correctieblad, augustus 1993, zij het dat:

1°. in de onderdelen 5.2.1.1, 5.2.1.2, 5.2.1.3, 5.2.1.4 en 5.2.1.5 telkens de zinsnede '7.2 of' buiten toepassing blijft;

2°. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.2 naar NEN 6206, is bedoeld: NEN 6206, 1e druk, september 1978, zij het dat EURONORM 18-57, waarnaar is verwezen in hoofdstuk 5, mag zijn toegepast, mits ten aanzien van die verwijzing is aangehouden: NEN-EU 18, zij het dat het ter zake gestelde in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder G, onder 2, van toepassing is;

3°. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.1.6.2 naar NEN-EN 10 002-1 artikel 13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder F, onder 1, van toepassing is;

4°. NEN-EU 6, waarnaar is verwezen in de onderdelen 6.2.3 en 6.3.3, telkens mag zijn toegepast, mits ten aanzien van die verwijzingen is aangehouden: NEN-EU 6, 1e druk, december 1986, in verbinding met EURONORM 6-55, april 1955;

5°. NEN-EU 18, waarnaar is verwezen in onderdeel 7.3.3, mag zijn toegepast, mits ten aanzien van die verwijzing is aangehouden het ter zake gestelde in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder G, onder 2, en

6°. onderdeel 7.3.7 buiten toepassing blijft;

h. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.1.4 naar NEN 3869, is bedoeld: NEN 3869, 3e druk, december 1991, met inbegrip van het bij deze norm behorende correctieblad, februari 1992, zij het dat:

1°. in onderdeel 5.1 de tweede volzin buiten toepassing blijft;

2°. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.2.1 naar NEN 1047, artikel 9, onderdeel f, onder 2°, van toepassing is, en

3°. ten aanzien van de verwijzing in de onderdelen 6.1.2.2, 6.2.1.3 en 7.2 naar NEN 3868 telkens onderdeel b, van dit lid, van toepassing is;

i. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 5.1.5 naar NEN-ISO 898-1, artikel 13, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder F, van toepassing is;

j. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.1.1 naar NEN 5950 het ter zake gestelde in onderdeel e, onder 1°, aanhef, van toepassing is, zij het dat in onderdeel 10.5.2.1:

A. ten aanzien van de verwijzing naar NEN 5965, het ter zake gestelde in het eerste lid, onderdeel e, onder 4°, van toepassing is, zij het dat:

1) onderdeel 2.1 wordt gelezen als volgt:

2.1 Mallen en opzetstukken., en

2) onderdeel 3.1 wordt gelezen als volgt:

3.1 De afmetingen van het te vervaardigen proefstuk kunnen afhankelijk zijn van de grootste korrelafmeting van het toeslagmateriaal.;

B. de derde volzin wordt gelezen als volgt:

De proefkubussen moeten een ribbe d hebben van 150 mm - 6%, tenzij een grotere afmeting d noodzakelijk is in verband met de toegepaste grootste korrelafmeting.;

C. in plaats van 'volgens de hoofdstukken 2, 3 en 4 van NEN 5968:1988' wordt gelezen: volgens 2.5 en 4.2 tot en met 4.4 van NEN 5968:1988, en

D. ten aanzien van de verwijzing naar NEN 5968, is bedoeld: NEN 5968, 1e druk, november 1988, zij het dat onderdeel 2.5 wordt gelezen als volgt:

2.5 Geijkte drukbank.;

k. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.1.5 naar NEN 3550, is bedoeld: NEN 3550, 1e druk, december 1979, met inbegrip van de bij deze norm behorende 2e aanvulling, september 1986;

l. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.2.1 naar NEN 6008, het ter zake gestelde in onderdeel g, aanhef en onder 3°, van toepassing is;

m. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.3.1 naar NEN 3868, het ter zake gestelde in onderdeel b, van dit lid, van toepassing is;

n. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.3.2 naar NEN 3868, het ter zake gestelde in onderdeel b, van dit lid, van toepassing is;

o. ten aanzien van de verwijzing in de onderdelen 6.3.5 en 6.3.6 naar NEN 3868, telkens onderdeel b, van dit lid, van toepassing is;

p. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.4 naar NEN 6770, artikel 17, eerste lid, van toepassing is;

q. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 8.1.7 naar:

1°. NEN 3869 het terzake gestelde in onderdeel i van dit lid van toepassing is;

2°. NEN 5988, is bedoeld: NEN 5988, 1e druk, september 1992, zij het dat:

A. ten aanzien van de verwijzing in hoofdstuk 2 naar NEN 5965, het ter zake gestelde in de onderdelen h, onder 4°, van dit lid, van toepassing is, en

B. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 3.2 naar NEN 5968, is bedoeld: NEN 5968, 1e druk, november 1988, zij het dat:

a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 2.5 naar NEN 5966, is bedoeld: NEN 5966, 1e druk, oktober 1992, en

b. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.1 naar NEN 5967, is bedoeld: NEN 5967, 1e druk, november 1988, zij het dat hoofdstuk 5 van die norm buiten toepassing blijft.;

3°. NEN 5989, is bedoeld: NEN 5989, 1e druk, september 1992, zij het dat:

A. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 2.4, naar NEN 5966, het ter zake gestelde onder 1°, onder B, sub a, van dit onderdeel van toepassing is;

B. ten aanzien van de verwijzing in hoofdstuk 3 naar NEN 5965, het ter zake gestelde in de onderdeel e, onder 4°, van dit lid, van toepassing is, en

C. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.3 naar NEN 5968, het ter zake gestelde onder 1°, onder B, van dit onderdeel, van toepassing is;

r. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.2.a naar NEN 5950, onderdeel e, onder 1°, aanhef en onder B, van dit lid, van toepassing is;

s. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.2.e.1 naar NEN 5960, onderdeel e, onder 3°, van dit lid, van toepassing is, en

t. ten aanzien van de verwijzingen in onderdeel 9.14.3 naar NEN 6790, telkens het ter zake gestelde in artikel 18, eerste lid, van toepassing is.

2. Waar in hoofdstuk III van deze regeling ten aanzien van bestaande bouwwerken is verwezen naar NEN 6720, is het eerste lid, met uitzondering van de onderdelen d tot en met k en s, van toepassing, zij het dat:

a. In het eerste lid, onderdelen a, c, p en t worden gelezen als volgt:

a. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.1.2.2 naar NEN 6700, artikel 11, tweede lid, van toepassing is;

c. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 4.3.2 naar NEN 6702, artikel 12, tweede lid, van toepassing is;

p. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 6.4 naar NEN 6770, artikel 17, tweede lid, van toepassing is, en

t. ten aanzien van de verwijzing in onderdeel 9.14.3 naar NEN 6790, artikel 18, tweede lid, van toepassing is;

b. de onderdelen 4.1.1, 4.1.4, 4.2 en 4.3 buiten toepassing blijven;

c. de onderdelen 5.1.1.2 tot en met 5.1.1.4, 5.1.2 tot en met 5.1.5, alsmede 5.2 buiten toepassing blijven;

d. in onderdeel 6.1.1 de definitie van f'ck wordt gelezen als volgt:

f'ck is de korteduur karakteristieke kubusdruksterkte (kubusribbe 150 mm), waarvoor moet worden aangehouden de ondergrens van het eenzijdige overdekkingsinterval voor een fractie γ = 0,95 en een onbetrouwbaarheidsdrempel α = 0,4, bepaald door middel van onderzoek aan de constructie;

e. in onderdeel 6.1.2 de eerste volzin wordt gelezen als volgt:

Treksterkte

De rekenwaarde van de treksterkte fb moet zijn bepaald uit:

waarin:

a. fbrep is de laagste waarde van:

1°. de waarde van de karakteristieke korteduur splijttreksterkte (kubusribbe 150 mm), bepaald door middel van onderzoek aan de constructie, of

2°.fbrep = 1,05 + 0,05 f'ck, in N/mm2, en b.γm is 1,4.;

f. onderdeel 6.1.3 wordt gelezen als volgt:

De representatieve waarde en de rekenwaarde van de elasticiteitsmodulus E'b is de laagste waarde van:

a. 0,9 van de waarde van de elasticiteitsmodulus in de oorsprong van de spanning-rekrelatie, bepaald door middel van onderzoek aan de constructie, of

b. E'b = (22250 + 250 f'ck), in N/mm2.;

g. onderdeel 6.1.5 de definitie van kd wordt gelezen als volgt:

kd is de factor, afhankelijk van de ouderdom tc van het beton, op het tijdstip van belasten zoals aangegeven in tabel 5 voor cementklasse A.;

h. in onderdeel 7.3.1 de eerste volzin wordt gelezen als volgt:

Voor het bepalen van de krachtsverdeling in een constructie moet zijn uitgegaan van de schematisering van de constructie volgens 7.1 en één van de theorieën genoemd in 7.2.;

i. in onderdeel 8.1.1 de definitie van Md wordt gelezen als volgt:

Md is de rekenwaarde van het maximale buigend moment.;

j. de onderdelen 8.1.7 en 8.6 buiten toepassing blijven;

k. onderdeel 8.7 wordt gelezen als volgt:

Duurzaamheid

Vermindering van de sterkte van de constructie door corrosie van de wapening moet in rekening te zijn gebracht. Deze eis betreft zowel de sterktevermindering die is opgetreden voor het moment van beoordelen als de te verwachten sterktevermindering binnen één jaar, gerekend vanaf het moment van beoordelen.;

l. onderdeel 9.1 buiten toepassing blijft;

m. in onderdeel 9.2.a de tweede volzin wordt gelezen als volgt:

De van toepassing zijnde milieuklasse is milieuklasse 1., en

n. de onderdelen 9.2.e en 9.4 buiten toepassing blijven.

C

In artikel 16, eerste lid, aanhef, wordt 'correctieblad, september 1993' gewijzigd in: 2e correctieblad, september 1994.

Artikel II

De Regeling Bouwbesluit brandveiligheid wordt gewijzigd als volgt:

A

Onder plaatsing van de aanduiding 1. voor de bestaande tekst van artikel 27, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

2. Waar in de artikelen 236, vierde lid, en 261, vierde lid, van het Bouwbesluit en de artikelen 10, vierde lid, 17, vierde lid, en 24, vierde lid, van deze regeling voor de bepaling van de capaciteit voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van rook is verwezen naar NEN 1087 is bedoeld: onderdeel 5.2 van die norm..

B

Artikel 36, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid, aanhef, wordt na '1991,' ingevoegd: met inbegrip van het bij deze norm behorende correctieblad, oktober 1994,.

b. Onder vernummering van de onderdelen d tot en met g in a tot en met d, en de onderdelen i tot en met l in e tot en met h, vervallen de onderdelen a tot en met c en h.

C

In artikel 39, aanhef, wordt '1e druk, maart 1992' gewijzigd in: 2e druk, maart 1992.

Artikel III

De Regeling Bouwbesluit gezondheid wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

a. de in Tabel 1 geplaatste voetnoot 4) achter 'kolen (gesloten vuur)' wordt geplaatst na: 'vaste brandstof (open vuur)', en

b. onderdeel d komt te luiden:

d. onderdeel 4.2.1.4 wordt gelezen als volgt:

4.2.1.4 De afvoercapaciteit van de gecombineerde afvoervoorziening moet, bepaald volgens hoofdstuk 7, ten minste gelijk zijn aan de hoogste waarde die geldt voor één van de afzonderlijke voorzieningen..

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Waar in deze regeling is verwezen naar NEN 2757, is het eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en f tot en met h, van toepassing, zij het dat:

a. de onderdelen 4.1.2.3, 4.1.2.5, 4.1.2.6, 4.2.2.2 en 4.2.2.3.3 buiten toepassing blijven;

b. tabel 1 van onderdeel 4.1.1.1 wordt gelezen als volgt:

c. onderdeel 5.2.3 wordt gelezen als volgt:

5.2.3 Bepaal of de uitmonding zich bevindt op een hoogte van:

a. ten minste 0,5 m boven een denkbeeldig, aan een uitwendige scheidingsconstructie rakend vlak met een helling van 15 ten opzichte van een horizontaal vlak, voor zover dat hellende vlak zich bevindt boven de snijpunten met de verticale raaklijn met de uitwendige scheidingsconstructie, en

b. ten minste 0,5 m boven een uitwendige scheidingsconstructie.

Indien aan het bovenstaande toepassing is gegeven, is voldaan aan de eis volgens 4.2.2.1.;

d. in onderdeel 7.1.2.3.2 de zinsnede 'moeten zijn afgedicht' wordt gelezen als volgt: moeten zijn afgesloten;

e. onderdeel 7.1.4.2.2 wordt gelezen als volgt:

7.1.4.2.2 Voorwaarden

a) Uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook in een dak

De uitmondingshoogte moet ten minste 0,3 m bedragen, en

b) Instroomopeningen van een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht

De instroomopening voor verbrandingsluchttoevoer moet zich in hetzelfde dakvlak of een aangrenzend gevelvlak met dezelfde oriëntatie bevinden als de uitmonding van de voorziening voor de afvoer van rook (zie figuur 8).;

f. onderdeel 7.1.4.2.5 wordt gelezen als volgt:

7.1.4.2.5 Bepaling van de extra weerstand op de uitmonding in een dak

De extra weerstand op de uitmonding bedraagt:

– 0 Pa voor een uitmonding die zich op een hoogte bevindt van:

a) ten minste 0,5 m boven een denkbeeldig, aan een uitwendige scheidingsconstructie rakend vlak, met een helling van 15° ten opzichte van een denkbeeldig, horizontaal liggend vlak voor zover dat hellende vlak zich onder de raaklijn met de uitwendige scheidingsconstructie bevindt, en

b) ten minste 0,5 m boven een uitwendige scheidingsconstructie bevindt; en

– voor alle andere uitmondingen:

δpuit is 10 Pa.;

g. de eerste zin van onderdeel 7.1.4.2.6 wordt gelezen als volgt:

Bij de uitmonding in een gevel moet rekening worden gehouden met een waarde voor de extra weerstand op de uitmonding:

δpuit is 10 Pa., en

h. de eerste zin van onderdeel 7.1.5.2.1 wordt gelezen als volgt:

De bepalingsmethode berust op het controleren van de beschikbare trek bij een vastgestelde volumestroom, rekening houdend met de door de mechanische voorziening opgewekte onderdruk in de opstelruimte van 10 Pa..

Artikel IV

De Regeling Bouwbesluit bruikbaarheid wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

a. In de aanhef, vervalt na 'correctieblad': , 1e druk, en wordt na 'maart 1992,' ingevoegd: en het wijzigingsblad, september 1994,.

b. Onder vernummering van de onderdelen b en d in a en b, het schrappen van de puntkomma aan het slot van onderdeel a (nieuw) en het toevoegen aan a (nieuw) van:, en, vervallen de onderdelen a en c.

B

In artikel 11, eerst lid, aanhef, wordt 'correctieblad, september 1993' gewijzigd in: 2e correctieblad, september 1994.

Artikel V

De Regeling Bouwbesluit energiezuinigheid wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b vervalt de tweede volzin en wordt na de eerste volzin het volgende toegevoegd:

Plaats een schot in alle open verbindingen naar een ander gedeelte dan het gedeelte dat wordt gemeten. Dicht de kieren tussen schot en gebouw af.;.

2. Onderdeel d komt te luiden:

d. na onderdeel 4.6 wordt gelezen:

4.7 Voor gebouwen met een netto-inhoud van ten hoogste 500 m3 is de volgens 4.6 bepaalde waarde de luchtvolumestroom (qv10). Voor gebouwen met een netto-inhoud, groter dan 500 m3, moeten de resultaten, bedoeld in onderdeel 4.6, van de afzonderlijke gedeelten, bedoeld in onderdeel 4.2, worden vermenigvuldigd met

het quotiënt van 500 en de getalswaarde van de netto-inhoud van die afzonderlijke gedeelten. Geef als luchtvolumestroom (qv10) de hoogste van de aldus van de afzonderlijke gedeelten van het gebouw bepaalde waarden., en.

Artikel VI

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 1995.

2. Een aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, die is ingediend vóór het tijdstip, genoemd in het eerste of tweede lid, wordt afgedaan met inachtneming van de vóór die onderscheidene tijdstippen geldende voorschriften.

's-Gravenhage, 3 januari 1994.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,D.K.J. Tommel.

Toelichting

1. Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van krachtens het Bouwbesluit gegeven regelingen, waarin (nadere) technische voorschriften omtrent het bouwen en de staat van bestaande bouwwerken zijn gegeven. De in de onderhavige regeling vervatte wijzigingen vloeien voort uit in de periode oktober 1993 tot oktober 1994 door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) gepubliceerde herdrukken van NEN-normen en correctie- en aanvullingsbladen ten aanzien van NEN-normen, waarnaar bij of krachtens het Bouwbesluit is verwezen. Voorts worden met deze wijzigingsregeling enige onbedoelde effecten en onduidelijkheden weggenomen die voortvloeien uit de samenloop van het Bouwbesluit en de bij of krachtens dat besluit aangewezen delen van NEN-normen.

2. Artikelgewijs

Artikel I Regeling Bouwbesluit Constructieve veiligheid en gebruiksveiligheid

Onderdeel A – De wijziging van artikel 13 houdt verband met het feit dat tot nu toe het correctieblad abusievelijk geen deel uitmaakte van de bij of krachtens het Bouwbesluit gegeven voorschriften. Het correctieblad voorziet in een noodzakelijke wijziging van de in NEN-EN 10002-1 gegeven formule voor de bepaling van de rek na breuk van het materiaal staal.

Onderdeel B – De wijzigingen van artikel 15 vloeien voort uit het door het NNI gepubliceerde wijzigingsblad op NEN 6720. Dit wijzigingsblad voorziet in het wegnemen van redactionele en inhoudelijke omissies in het normblad, waarin de Regeling Bouwbesluit constructieve veiligheid en gebruiksveiligheid voorzag, opdat het normblad toch in het kader van het Bouwbesluit kon worden toegepast. De publikatie van het wijzigingsblad maakt het dan ook mogelijk dat de inhoud van de regeling beperkt kan blijven tot de aanduiding van druk en jaar van publikatie van de norm met inbegrip van het correctie- en wijzigingsblad. De in de Regeling Bouwbesluit constructieve veiligheid en gebruiksveiligheid gegeven nadere voorschriften omtrent de toepassing van NEN 6720 zijn dan ook vervallen. Hierdoor is een optimale afstemming tussen het Bouwbesluit en deze norm gerealiseerd. Omdat door het NNI nog niet is voorzien in afstemming van de normen waarnaar NEN 6720 verwijst, op het Bouwbesluit, zoals neergelegd in genoemde regeling, zijn de nadere voorschriften omtrent de toepassing van die normen gehandhaafd. Uit het oogpunt van wetgevingstechniek en duidelijkheid is er voor gekozen het huidige artikel 15 van de regeling integraal te vervangen.

Onderdeel C – De wijziging in de aanhef van artikel 16 vloeit voort uit het door het NNI gepubliceerde 2e correctieblad op NEN 6760. Dat correctieblad voorziet in het wegnemen van een aantal redactionele en inhoudelijke omissies in het normblad dat betrekking heeft op de sterkteberekening van houtconstructies.

Artikel II Regeling Bouwbesluit brandveiligheid

Onderdeel A – Het nieuwe tweede lid van artikel 27 strekt er toe duidelijkheid te verschaffen omtrent welk onderdeel van NEN 1087 is bedoeld, ten einde te kunnen verifiëren of een ruimte al dan niet besloten is.

Onderdeel B – De wijzigingen van artikel 36 vloeien voort uit het door het NNI gepubliceerde correctieblad op NEN 6068. Dit correctieblad voorziet in het wegnemen van redactionele en inhoudelijke omissies in het normblad, waarin de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid voorzag, opdat het normblad toch in het kader van het Bouwbesluit kon worden toegepast. De publikatie van het correctieblad maakt het dan ook mogelijk dat de inhoud van de regeling beperkt kan blijven tot de aanduiding van druk en jaar van publikatie van de norm met inbegrip van het correctieblad. Hierdoor is een optimale afstemming tussen het Bouwbesluit en deze norm gerealiseerd.

Onderdeel C – De wijziging in artikel 39 betreft het herstellen van een onjuist aangeduid correctieblad, behorende bij NEN 6090. Met de publikatie van de 2e druk van het correctieblad is de 1e druk van dat correctieblad vervallen.

Artikel III Regeling Bouwbesluit gezondheid

De wijziging in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, voorziet in een correctie van de plaatsing van voetnoot 4.

De wijziging in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, leidt er toe dat met een kleinere capaciteit voor de voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rook, voor zover het de afvoer betreft, genoegen kan worden genomen in die gevallen waarin de afvoer van binnenlucht tevens de afvoer van rook is. Optelling van beide capaciteiten, zoals tot nu toe was voorgeschreven, mag nu in een aantal situaties achterwege blijven.

De wijzigingen in artikel 8, tweede lid, hangen in de eerste plaats samen met de aanpassingen van het eerste lid. Voorts hangen die wijzigingen samen met het feit dat uit onderzoek ten behoeve van het verschijnen van een norm met bepalingsmethoden voor het beoordelen van een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rook in een bestaand bouwwerk, is gebleken dat de vigerende bepalingsmethode voor de bestaande bouw leidt tot het afkeuren van die voorziening, omdat de huidige eisen ter zake hoger zijn dan de ten tijde van het plaatsen van de voorziening gestelde eisen. Deze afkeuring staat haaks op de eerbiediging van verworven rechten.

Artikel IV Regeling Bouwbesluit bruikbaarheid

Onderdeel A – De wijzigingen van artikel 9 vloeien voort uit het door het NNI gepubliceerde wijzigingsblad op NEN 6720. Dit wijzigingsblad voorziet in het wegnemen van redactionele en inhoudelijke omissies in het normblad, waarin de Regeling Bouwbesluit bruikbaarheid voorzag, opdat het normblad toch in het kader van het Bouwbesluit kon worden toegepast. De publikatie van het wijzigingsblad maakt het dan ook mogelijk dat de inhoud van de regeling beperkt kan blijven tot de aanduiding van druk en jaar van publikatie van de norm met inbegrip van het correctie- en wijzigingsblad. Hierdoor is een optimale afstemming tussen het Bouwbesluit en deze norm gerealiseerd.

Onderdeel B – De wijziging in de aanhef van artikel 11 vloeit voort uit het door het NNI gepubliceerde 2e correctieblad op NEN 6760. Dat correctieblad voorziet in het wegnemen van een aantal redactionele en inhoudelijke omissies in het normblad dat betrekking heeft op de doorbuigingsberekening van houten vloeren.

Artikel V Regeling Bouwbesluit energie-zuinigheid

De wijziging van artikel 3, verband houdend met de onderdelen 4.2 en 4.7 van NEN 2686, is noodzakelijk, omdat de normtekst er toe leidt dat de gebruiker van de norm het gebouw mag opdelen in kleine volumina. Deze kleine volumina zullen te allen tijde aan de in het Bouwbesluit gestelde eis met betrekking tot de luchtdoorlatendheid voldoen, terwijl als gevolg van infiltratie van buitenlucht het energiegebruik van het gebouw toch buitensporig hoog kan zijn. Met de wijziging wordt bereikt dat voor gebouwen met een netto-inhoud tot 500 m3 de volgens onderdeel 4.6 van NEN 2686 bepaalde waarde rechtstreeks moet worden afgezet tegen de in het Bouwbesluit ter zake gestelde eis.

Voor grotere gebouwen, die blijkens de norm voor de toetsing moeten worden verdeeld in afzonderlijke besloten ruimten met een netto-inhoud van ten hoogste 3.000 m3, moeten de meetresultaten worden bewerkt, gewogen naar de netto-inhoud van het gedeelte van het gebouw, dat is onderzocht. Daarbij is het uitgangspunt dat de in het Bouwbesluit ter zake gestelde eis uitgaat van gedeelten met een netto-inhoud van ten hoogste 500 m3. Hiermee wordt bereikt dat naarmate een kleiner volume aan een meting worden onderworpen, de luchtdoorlatendheid van dat gedeelte kleiner moet zijn.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

D.K.J. Tommel.

Naar boven