Instellingsverordening Bedrijfschap Lederindustrie

Verordening van de Sociaal-Economische Raad van 16 december 1994, houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de lederindustrie (Instellingsverordening Bedrijfschap Lederindustrie)

De Sociaal-Economische Raad;

Gelet op artikel 67 jo. artikel 68 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Gehoord de Federatie van Nederlandse Lederfabrikanten, de Industriebond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV en de Unie BLHP, vakbond voor administratief, technisch en commercieel personeel;

Besluit:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie, (Stb. 1992, 409);

b. het bedrijfschap: het Bedrijfschap voor de Lederindustrie.

Artikel 2

In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder het vervaardigen van leder: het bewerken van dierenhuiden en -vellen tot produkten die bestemd zijn om verder tot leder te worden bewerkt, alsmede het afwerken van leder.

§ 2 Het bedrijfschap

Artikel 3

1. Er is een Bedrijfschap voor de Lederindustrie.

2. Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin wordt uitgeoefend het bedrijf van het vervaardigen van leder uit al dan niet bewerkte dierenhuiden of -vellen.

3. Het bedrijfschap is gevestigd te Tilburg.

Artikel 4

Het bestuur van het bedrijfschap bestaat uit 10 leden, waarvan 5 leden door organisaties van ondernemers en 5 leden door organisaties van werknemers worden benoemd.

§ 3 Bevoegdheden

Artikel 5

1. Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen:

a. de registratie van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;

b. het verstrekken van gegevens ten behoeve van de uitvoering van en het toezicht op de naleving van verordeningen van het bedrijfschap, alsmede ten behoeve van het vaststellen van heffingen;

c. de inzage van boeken en bescheiden van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voor zover de regeling van dit onderwerp nodig is voor het toezicht op de juistheid van verstrekte gegevens als bedoeld onder b, welke niet worden gestaafd door een verklaring van een deskundige die aan door het bestuur van het bedrijfschap te stellen eisen voldoet, of voor het verkrijgen van gegevens die in strijd met een verordening van het bedrijfschap niet zijn verstrekt;

d. de verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden en daarmede verband houdende aangelegenheden;

e. de administratie van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voor zover de regeling van dit onderwerp nodig is voor het toezicht op de naleving van verordeningen betreffende de onder d en f genoemde onderwerpen;

f. de lonen en andere arbeidsvoorwaarden;

g. de aanstelling en het ontslag van personeel.

2. Een verordening betreffende het in het eerste lid onder d genoemde onderwerp wordt niet vastgesteld dan nadat een door het bestuur van het bedrijfschap in te stellen commissie in de gelegenheid is gesteld over het ontwerp der verordening van advies te dienen. Ten minste een maand vóór de instelling van de commissie maakt het bestuur zijn voornemen daartoe bekend in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Het bestuur draagt zorg dat de verschillende groepen van afnemers van leder die bij de voorgenomen regeling zijn betrokken, mede in de commissie zijn vertegenwoordigd. Van afwijkende gevoelens van een minderheid in de commissie wordt in het advies desverlangd melding gemaakt. Het advies wordt overgelegd bij het inzenden van de verordening ter goedkeuring.

Artikel 6

1. Bij een verordening betreffende een der in artikel 5, eerste lid onder b, c, d en e tot en met g, genoemde onderwerpen kan worden bepaald dat de daarbij gestelde regelen mede degenen binden die ondernemingen drijven waarin in de uitoefening van een ander dan het in artikel 3 genoemde bedrijf leder wordt vervaardigd, doch uitsluitend ten aanzien van de vervaardiging en de afzet van leder.

2. Met betrekking tot een verordening betreffende een der in artikel 5, eerste lid onder f en g, genoemde onderwerpen geldt een dergelijke bepaling niet voor degenen die ondernemingen drijven waarvoor een hoofdbedrijfschap of een ander bedrijfschap is ingesteld, indien dit ten aanzien van dat onderwerp voor het bij de vervaardiging of de afzet van leder betrokken personeel van die ondernemingen eveneens bindende regelen heeft gesteld.

Artikel 7

1. Overtredingen van een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

2. Overtredingen, begaan door andere dan de in artikel 102, eerste lid, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen kunnen slechts als strafbare feiten worden aangewezen, indien dezelfde overtredingen, begaan door de in dat lid bedoelde personen, eveneens als zodanig worden aangewezen.

Artikel 8

Op overtreding van een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening door personen bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet kunnen ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

Artikel 9

1. Behoudens het in het tweede en derde lid bepaalde, worden de heffingen bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de wet door het bedrijfschap opgelegd naar de volgende grondslagen:

a. het bij de uitoefening van het in artikel 3 genoemde bedrijf gedurende een bepaald tijdvak verloonde bedrag;

b. de gedurende een bepaald tijdvak bij de uitoefening van het in artikel 3 genoemde bedrijf bereikte omzet, uitgedrukt in geld, met dien verstande dat zowel naar een van beide als naar beide grondslagen kan worden geheven.

2. Als basisheffing kan een periodieke heffing worden opgelegd tot een bedrag dat voor allen die ondernemingen drijven waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.

3. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar de grondslag die het bestuur van het bedrijfschap in verband met die bestemming passend acht.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 10

Deze verordening wordt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening Bedrijfschap Lederindustrie.

Den Haag, 16 december 1994.
Th. Quené, voorzitter;
R. Gerritse, algemeen secretaris.

Goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de minister van Economische Zaken, bij beschikking van 10 februari 1995, nr. AV/A&M 94/5996.

Naar boven