Regeling mandaat Hoofddirectie Telecommunicatie en Post

Regeling van de Hoofddirecteur Telecommunicatie en Post van 10 maart 1995, nr. HDTP/95/2669/MH, houdende mandatering ministeriële bevoegdheden binnen de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post (Regeling mandaat Hoofddirectie Telecommunicatie en Post).

10 maart 1995

Nr. HDTP/95/2669/MH

De Hoofddirecteur Telecommunicatie en Post,

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden;

Besluit:

Artikel 1

De aan de Hoofddirecteur Telecommunicatie en Post, bij artikel 2 van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden, verleende bevoegdheden worden gemandateerd aan de plaatsvervangend Hoofddirecteur.

Artikel 2

De aan de Hoofddirecteur, bij artikel 2 van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden, verleende bevoegdheden worden gemandateerd aan:

a. de directeur Beleidszaken;

b. de directeur Operationele Zaken;

c. de projectdirecteur Toezicht Netwerken en Diensten;

d. het hoofd van de stafafdeling Advies en Coördinatie;

e. het hoofd van de stafafdeling Personeelszaken;

f. het hoofd van de stafafdeling Begrotingszaken;

g. de plaatsvervangers van de onder a, b en c genoemde functionarissen, en

h. de plaatsvervangers van de onder d, e en f genoemde functionarissen.

Artikel 3

De aan de Hoofddirecteur, bij artikel 2 van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden, verleende bevoegdheden worden gemandateerd aan de navolgende functionarissen, die werkzaam zijn bij:

a. de directie Beleidszaken, te weten

1. het hoofd van de beleidsafdeling Juridisch/bestuurlijke zaken;

2. het hoofd van de beleidsafdeling Internationale zaken;

3. het hoofd van de beleidsafdeling Financieel-economische zaken;

4. het hoofd van de beleidsafdeling Technologische zaken;

5. het hoofd van de beleidsafdeling Veiligheid;

6. het hoofd van de eenheid Frequentiebeleid;

7. hun plaatsvervangers

b. de directie Operationele Zaken, te weten

1. de hoofden van de hoofdafdelingen;

2. het hoofd van de afdeling Financieel-economische zaken;

3. het hoofd van de afdeling Juridische zaken;

4. het hoofd van de afdeling Informatieverzorging;

5. het hoofd van het directiesecretariaat;

6. het hoofd van de afdeling Facilitaire zaken;

7. hun plaatsvervangers, en

8. het hoofd van de afdeling Personeelszaken.

Artikel 4

De aan de Hoofddirecteur, bij artikel 2 van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden, verleende bevoegdheden worden gemandateerd aan de navolgende functionarissen, die werkzaam zijn bij de directie Operationele Zaken, te weten

a. van de hoofdafdeling Frequentiemanagement, Ontwikkelingen en Machtigingendienst:

1. de hoofden van de afdelingen, en

2. hun plaatsvervangers

b. van de hoofdafdeling Handhaving:

1. de hoofden van de districten;

2. het hoofd van het Monitoringstation, en

3. hun plaatsvervangers.

Artikel 5

De aan de Hoofddirecteur, bij artikel 2 van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden, verleende bevoegdheden worden gemandateerd aan de navolgende functionarissen, werkzaam bij de directie Operationele Zaken, te weten

a. de Coördinatoren algemene taken;

b. de toezichthoudende ambtenaren, als zodanig aangewezen op grond van artikel 45, onder a, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen,

ressorterende onder de hoofden van de districten, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, 1, en

c. de hoofden van de Bureaus, ressorterende onder het hoofd van de Machtigingendienst.

Artikel 6

Aan de Hoofddirecteur en de plaatsvervangend Hoofddirecteur blijven voorbehouden:

a. de afdoening en ondertekening van beleidsregels als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Regeling mandaat plv. SG en diensthoofden;

b. de afdoening en ondertekening van circulaires die een verzoek, gericht tot een groep van personen of instanties buiten de rijksoverheid om medewerking of inlichtingen bevatten, en

c. de afdoening en ondertekening van stukken van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang dan wel van strikt informatieve aard,

1. gericht aan de Raad van State van het Koninkrijk en de Raad van State;

2. gericht aan de Algemene Rekenkamer;

3. gericht aan de Nationale Ombudsman, en

4. inzake bezwaren tegen beslissingen die door de Minister of namens deze door de (plv.) SG zijn genomen.

Artikel 7

1. De plaatsvervangend Hoofddirecteur maakt van het hem verleende mandaat uitsluitend gebruik bij afwezigheid van de Hoofddirecteur.

2. De in artikel 2, onderdeel g, genoemde functionarissen maken van het hun verleende mandaat uitsluitend gebruik

a. voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in het vierde lid, onder a, bij afwezigheid van de functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren, en

b. voor wat betreft aangelegenheden bedoeld in het vierde lid, onder b, bij afwezigheid van de Hoofddirecteur, diens plaatsvervanger en de onder a genoemde functionaris.

3. De in artikel 2, onderdeel h, genoemde functionarissen maken van het verleende mandaat uitsluitend gebruik bij afwezigheid van de functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren.

4. De overige in artikel 2 genoemde functionarissen maken van het hun verleende mandaat uitsluitend gebruik ten aanzien van

a. de aangelegenheden die behoren tot hun werkterrein en die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door de Hoofddirecteur, en

b. de aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van de Hoofddirecteur bij diens afwezigheid en bij afwezigheid van diens plaatsvervanger.

5. De in de artikelen 3, onderdelen a, 1 tot en met 6, en b, 1 tot en met 6 en 8 en artikel 4, onderdeel a, 1, genoemde functionarissen maken van het hun verleende mandaat uitsluitend gebruik, voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein en die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een boven de mandataris geplaatste functionaris.

6. De in artikel 4, onderdeel b, 1 en 2, genoemde functionarissen maken van het hun verleende mandaat uitsluitend gebruik voor zover het betreft

a. het geven van aanwijzingen als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

b. waarschuwingen tot uitoefening van bestuursdwang in de zin van artikel C.9.4. van het Besluit radio-elektrische inrichtingen, en

c. het opleggen van een boete of een zendverbod als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van genoemde wet;

voor zover het gaat om aangelegenheden die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een boven de mandataris geplaatste functionaris.

7. De in artikel 3 onderdeel a, 7 en onderdeel b, 7 of artikel 4 onderdeel a, 2 en onderdeel b, 3 genoemde functionarissen maken van het hun verleende mandaat uitsluitend gebruik bij afwezigheid van de in artikel 3 of 4 genoemde functionaris onder wie zij rechtstreeks ressorteren.

8. Voor de in artikel 5, onderdeel a, genoemde functionarissen geldt het bepaalde in het zesde lid.

9. De in artikel 5, onderdeel b, genoemde functionarissen maken van het hun verleende mandaat uitsluitend gebruik voor zover het betreft de hiervoor onder 6, onderdeel a, bedoelde aanwijzingen ten aanzien van aangelegenheden die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een boven de mandataris geplaatste functionaris.

10. Voor de in artikel 5, onderdeel c, genoemde functionarissen geldt het bepaalde in het vijfde lid.

Artikel 8

1. De stukken die op grond van deze regeling worden afgedaan en ondertekend, dienen te worden gesteld op briefpapier van het ministerie met het hoofd 'Ministerie van Verkeer en Waterstaat' en daaronder de vermelding 'Hoofddirectie Telecommunicatie en Post'.

2. De stukken die door de plaatsvervangend Hoofddirecteur op grond van deze regeling worden afgedaan en ondertekend, vermelden aan het slot:

'DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

namens deze,

DE PLV. HOOFDDIRECTEUR TELECOMMUNICATIE EN POST',

gevolgd door handtekening en naam van de betrokken functionaris.

3. De stukken die door de in artikel 2 tot en met 5 genoemde functionarissen op grond van deze regeling worden afgedaan en ondertekend, vermelden aan het slot:

'DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

namens deze',

gevolgd door de functieaanduiding, handtekening en naam van de betrokken functionaris.

Artikel 9

De Regeling mandaat Hoofddirectie Teleommunicatie en Post van 21 februari 1994, nr. HDTP/93/26225/MH, wordt ingetrokken.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling mandaat Hoofddirectie Telecommunicatie en Post.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de Secretaris-Generaal, de diensthoofden en de in deze regeling genoemde functionarissen.

's-Gravenhage, 10 maart 1995.
De Hoofddirecteur Telecommunicatie en Post, plv.,
A. G. M. Driedonks.

Naar boven