Besluiten buitengewoon opsporingsambtenaar

Besluit BOA politie Hollands Midden 1995

Besluit van de Procureur-Generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage, houdende aanwijzing van de administratieve en technische ambtenaren bij het Politiekorps Hollands Midden belast met opsporingstaken, tot buitengewoon opsporingsambtenaar

20 december 1995/Nr. 95/0632

De Procureur-Generaal in het ressort ’s-Gravenhage,

Handelende in overeenstemming met de ministers van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelezen het verzoek van de korpschef van de politieregio Hollands Midden van 29 maart 1995;

Overwegende dat het voor een goede uitoefening van de taken waarmee de betrokken ambtenaren, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, binnen de regiopolitie Hollands Midden zijn belast noodzakelijk is dat zij over opsporingsbevoegdheid beschikken;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8 zevende lid van de Politiewet 1993 en op het Besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De ambtenaren van politie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Politiewet 1993, die zijn aangesteld bij het politiekorps Hollands Midden als:

- medewerker centrale opvang;

- medewerker centrale verwerking bekeuringen;

- technisch rechercheur;

- technisch controleur verkeer;

- technisch controleur milieu;

- medewerker technische ondersteuning recherche onderzoeken (TORO-medewerker);

- medewerker herkenningsdienst (HKD-medewerker);

- analist centrale inlichtingendienst (CID-analist);

- financieel deskundige BFO;

- administratief medewerker BFO;

zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van:

a. de strafbare feiten, die voor de onderscheiden functiegroepen zijn vermeld in de als bijlage I bij dit besluit gevoegde functielijst, indien en voor zover hij de desbetreffende functie uitoefent;

b. andere wetten, indien en voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek;

c. de verordeningen van de gemeente Leiden, Alkemade, Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiderdorp, Liemeer, Lisse, Moodrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuwkoop, Noorwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Ouderkerk, Reeuwijk, Rijnsburg, Rijnwoude, Sassenheim, Schoonhoven, Ter Aar, Valkenburg, Vlist, Voorhout, Voorschoten, Waddinxveen, Warmond, Zevenhuizen-Moerkapelle en Zoeterwoude, voor zover hij daarvoor is aangewezen;

d. de verordeningen van de provincie Zuid-Holland, voor zover hij daarvoor is aangewezen.

2. De Hoofdofficier van justitie te

’s-Gravenhage stemt in met de aanstelling van de buitengewoon opsporingsambtenaar in een andere functie. De aanstelling vindt niet eerder plaats dan nadat de korpschef van de politieregio Hollands Midden hierover door mij schriftelijk is geïnformeerd.

3. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de politieregio Hollands Midden.

Artikel 4

1. De korpschef van het politiekorps Hollands Midden is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 100 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 5

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, als bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen de functie waarin hij is aangesteld.

Artikel 6

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te’s-Gravenhage.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het politiekorps Hollands Midden.

Artikel 7

De buitengewoon opsporingsambtenaar die op 13 maart 1995 in een van de onder artikel 2 genoemde functies werkzaam was is een ontheffing van de bekwaamheidseis tot

1 januari 1997 verleend.

Artikel 8

De korpschef van de politie Hollands Midden brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de bij zijn dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Procureur-Generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage verslag uit over:

a. het aantal binnen zijn dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aangesteld in de in artikel 2 genoemde functies;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor de CITO-toets en hoeveel personen in dat jaar voor die CITO-toets zijn geslaagd.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publikatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar politie Hollands Midden 1995.

Dit besluit zal in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 20 december 1995.
De Procureur-Generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage,
voor deze,
De Commissaris van Politie,
H.W.J. van Ophuizen.

Naar boven