Besluit BOA dienst reiniging, ontsmetting, transport en bedrijfswerkplaatsen gemeente Rotterdam 1995

Besluit van de Procureur-Generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage houdende aanwijzing van de medewerkers reinigingspolitie van de afdeling Milieuzaken, van de dienst voor reiniging, ontsmetting, transport en bedrijfswerkplaatsen van de gemeente Rotterdam tot buitengewoon opsporingsambtenaar

18 december 1995

Nr. 95/0595/DR

De Procureur-Generaal,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Verkeer en Waterstaat;

Gelezen het verzoek van de Directeur van de Dienst voor reiniging, ontsmetting, transport en bedrijfswerkplaatsen van de gemeente Rotterdam;

Gelet op artikel 17, eerste lid aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten en artikel 142, eerste lid, onder b en c, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993 en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder de buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

De personen, werkzaam als medewerker reinigingsagent bij de Dienst voor reiniging, ontsmetting, transport en bedrijfswerkplaatsen van de gemeente Rotterdam, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de Bestrijdingsmiddelenwet; de Destructiewet; de Wet verontreiniging oppervlaktewateren; de Wet milieubeheer; de Wet milieugevaarlijke stoffen; de Arbeidsomstandighedenwet; de Wet bodembescherming; de Wegenverkeerswet; de Wet op de ruimtelijke ordening; het Rijkszeeweringsreglement en de artikelen 137c, 140, 141, 173a en 173b, 179, 180, 184, 188, 225, 310, 321, 326, 326a, 350, 351, 351 bis, 362, 424, 425, 427, 429, onder ten eerste, 435, onder ten vierde, 437ter en 443 van het Wetboek van strafrecht.

b. de verordeningen van de gemeente Rotterdam, voor zover hij daarvoor is aangewezen;

c. de verordeningen van de provincie Zuid-Holland, voor zover hij daarvoor is aangewezen;

d. de bijzondere wetten of verordeningen, waarvoor hij na inwerkingtreding van dit besluit is aangewezen door of namens de bevoegde minister of instantie.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van de gemeente Rotterdam.

Artikel 4

1. De korpschef van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond is bevoegd tot de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

2. Op grond van dit besluit kunnen maximaal 30 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar beëdigd worden.

Artikel 5

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de Hoofdofficier van Justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 6

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. Hij gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 7

De buitengewoon opsporingsambtenaar is een ontheffing van de bekwaamheidseis tot 1 juni 1997 verleend.

Artikel 8

De directeur van de Dienst voor reiniging, ontsmetting, transport en bedrijfswerkplaatsen van de gemeente Rotterdam brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot bij die dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Procureur-Generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen de dienst;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor de CITO-toets en hoeveel personen in dat jaar voor die CITO-toets zijn geslaagd.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst en vervalt 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporings-

ambtenaar van de dienst voor

reiniging, ontsmetting, transport en bedrijfswerkplaatsen van de gemeente Rotterdam 1995.

Dit besluit zal in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 18 december 1995.
De Procureur-Generaal bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage,
voor deze,
De Commissaris van Politie,
J.D.C. Guijt.

Naar boven