Groenten- en fruitverwerkende industrie

Vrijwillig vervroegde uittreding 1995/1997

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING GROENTEN- EN FRUITVERWERKENDE INDUSTRIE

8207

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Algemene Werkgevers-Vereniging namens de Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende Industrie als partij te ener zijde mede namens de Industriebond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV en de Unie BLHP als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig vervroegde uittreding groenten- en fruitverwerkende industrie, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 september 1997 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Vrijwillig vervroegde uittreding groenten- en fruitverwerkende industrie, alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig vervroegde uittreding groenten- en fruitverwerkende industrie, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. „Werknemer": iedere man en vrouw die in dienst is van een werkgever als bedoeld in punt 2 van dit artikel, met uitzondering van de directeur/grootaandeelhouder van een N.V. of B.V., zijn/haar echtgeno(o)t(e) en familieleden, die niet (meer) verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.

  • 2.

    • a. „Werkgever":

      • 1. De natuurlijke of rechtspersoon, die in Nederland in een onderneming uitsluitend of in hoofdzaak de verwerking van groenten en fruit uitoefent, met uitzondering van de onderneming voor wie op het moment van afsluiten van deze CAO een eigen of andere CAO gold.

      • 2. „Groenten- en fruitverwerkende industrie": het op fabrieksmatige wijze verwerken van:

        • a. groenten, met inbegrip van augurken, koolsoorten, land-bouwerwten, tomaten en zilveruien, alsmede de daaruit verkregen halffabrikaten tot:

          • 1. gesteriliseerd produkt;

          • 2. gedroogd produkt;

          • 3. gezouten produkt;

          • 4. diepgevroren produkt;

          • 5. tafelzuren;

          • 6. zuurkool;

          • 7. sappen;

        • b. fruit en de daaruit vervaardigde halffabrikaten tot:

          • 1. fruitpulp;

          • 2. jams en geleien;

          • 3. vruchten op water, sap en siroop, vruchtenpureeën en vruchtenmoes;

          • 4. geconfijte produkten;

          • 5. appel- en perensiroop;

          • 6. vruchtensappen en vruchtensausen;

          • 7. appelsap en zoete most;

          • 8. vruchtenwijnen;

          • 9. gedroogd produkt;

          • 10. diepgevroren produkt.

  • 3. „Reglement": het in artikel 2 van de CAO bedoelde reglement.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze overeenkomst is opgedragen aan de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Groenten- en Fruitverwerkende Industrie (S.V.V.U.). De aan deze Stichting ten grondslag liggende statuten en het voor de uitvoering geldende reglement worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst.

Artikel 3 Heffing

  • 1. De financiering van de regeling geschiedt door werkgever en werknemers gezamenlijk voor gelijke delen. De bijdrage van de werknemers is verrekend met prijscompensaties, dan wel op andere wijze.

  • 2. De totale bijdrage moet door de werkgever aan de S.V.V.U. worden betaald. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door CAO-partijen, gehoord het advies van het bestuur van de S.V.V.U.

Artikel 4 Aanspraken

  • 1. Aanspraken op een uitkering krachtens de regeling kan maken de werknemer die bij of na de aanvang van deze overeenkomst de 60-, 61-, 62-, 63- of 64-jarige leeftijd heeft bereikt. Werknemers van ten minste 57,5 jaar oud met een onafgebroken dienstverband van 40 jaar in één onderneming – inclusief eventuele rechtsvoorganger(s) – kunnen eveneens van de VUT-regeling gebruik maken.

  • In alle gevallen geldt als voorwaarde dat de betrokkene, behoudens uitzonderingen voorzien in het in artikel 2 bedoelde Reglement, gedurende de laatste 10 jaar ononderbroken in de groenten- en fruitverwerkende industrie werkzaam is geweest en zijn dienstverband beëindigt.

  • 2. Geen aanspraak op een uitkering krachtens de regeling kan doen gelden:

    • a. hij die in aanmerking komt voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet, Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet of de Werkloosheidswet;

    • b. hij die in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de groenten- en fruitverwerkende industrie;

    • c. hij op wie een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling van toepassing is;

    • d. hij die niet heeft voldaan aan de in artikel 3 van het Reglement gestelde voorwaarden met betrekking tot de termijn die in acht moet worden genomen bij het indienen van het verzoek tot vervroegde uittreding.

Artikel 5 Hoogte van de uitkering

De uitkering bedraagt 80% van de uitkeringsgrondslag.

Onder uitkeringsgrondslag wordt verstaan: het gemiddelde vast brutoloon op jaarbasis in de referteperiode, tot een maximum van 1,5 maal het aan het einde van die referteperiode geldende maximum dagloon voor de premieheffing ingevolge de WAO, herleid tot een jaarbedrag. Onder referteperiode wordt verstaan: de periode van twee jaar voorafgaand aan het tijdstip dat drie maanden voor de datum van vrijwillig vervroegde uittreding ligt. Onder vast brutoloon op jaarbasis wordt verstaan: de som van de basis maand- c.q. periodesalarissen, inclusief de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering, plus die onderdelen van het inkomen die op grond van het werkrooster als een vast loonbestanddeel moeten worden beschouwd.

De netto-uitkering bedraagt ten minste het voor de deelnemer geldende netto minimumloon, inclusief de netto vakantietoeslag.

Indien minder gewerkt is dan de normale arbeidsduur, wordt de minimum uitkering in verhouding verlaagd.

Artikel 6 Inhoudingen

De S.V.V.U. zal op de uitkering inhouden:

  • a. de verschuldigde loonbelasting en de premies voor de Algemene Ouderdomswet, Algemene Weduwen- en Wezenwet, Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • b. het werknemersdeel van de premies ingevolge de Ziekenfondswet, respectievelijk de premie van de ziektekostenverzekering, voorzover verschuldigd ten tijde van uittreding;

  • c. het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de groenten- en fruitverwerkende industrie, respectievelijk van een andere voor de deelnemer bij zijn werkgever geldende pensioenregeling, voorzover verschuldigd ten tijde van uittreding.

Artikel 7

  • 1. Pensioenvoorziening

    • a. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten pensioenvoorziening(en), anders dan die krachtens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de groenten- en fruitverwerkende industrie, wordt(en) onverkort door de werkgever tot de pensioendatum voortgezet alsof de betrokkene nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, met uitzondering van na uittreding in de pensioenregeling aangebrachte structurele wijzigingen.

    • Voorwaarde hierbij is dat de werknemer zijn eventuele bijdrage in de premiebetaling voortzet alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, waarbij verrekening plaatsvindt met het aandeel vermeld in artikel 6 onder c.

    • b. Ten laste van de S.V.V.U. kan door de werkgever ten hoogste worden gebracht een bedrag dat overeenkomt met het werkgeversaandeel in de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de groenten- en fruitverwerkende industrie, zoals nader geregeld in artikel 7 van het Reglement.

    • c. Indien de werkgever een pensioenvoorziening anders dan die krachtens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de groenten- en fruitverwerkende industrie voor zijn werknemers heeft afgesloten, zal betaling van het deel van de werkgeversbijdrage in de premie dat ligt boven de verplichte bijdrage van de werkgever in het Bedrijfspensioenfonds voor de groenten- en fruitverwerkende industrie, door de werkgever worden voortgezet als de werknemer in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.

  • 2. Ziektekostenverzekering

    • a. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten, ziektekostenverzekering(en) wordt(en) door de werkgever tot de pensioendatum voortgezet alsof de betrokkene nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, met uitzondering van na uittreding in de ziektekostenverzekering(en) aangebrachte structurele wijzigingen.

    • b. Indien de werkgever op het moment van uittreding bijdraagt in een door of ten behoeve van de werknemer afgesloten ziektekostenverzekering, zet hij betaling van deze bijdrage voort alsof de betrokkene in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.

    • c. In de onder a en b van dit lid bedoelde gevallen neemt de S.V.V.U. de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering voor haar rekening tot een maximum van 50% van de totale premie.

    • Het werknemersaandeel in de verschuldigde ziektekostenpremie zal, zoals in artikel 6 onder b vermeld, door de S.V.V.U. op de uitkering worden ingehouden.

BIJLAGE I

STATUTEN VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING GROENTEN- EN FRUITVERWERKENDE INDUSTRIE

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting draagt de naam Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Groenten- en Fruitverwerkende Industrie, verder te noemen de stichting. De stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van de stichting is om aan werknemers, die van de in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding in de groenten- en fruitverwerkende industrie geboden mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden gebruik maken, de daarvoor bij reglement vast te stellen uitkeringen te doen.

Artikel 3 Financiële middelen

De financiële middelen van de stichting bestaan uit:

  • 1. de door werkgevers te storten bijdragen als bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst;

  • 2. andere baten.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit zes leden, waarvan worden aangewezen

    • drie leden door de Vereniging van de Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende Industrie (VIGEF), gevestigd te Leiden,

  • en drie leden door:

    • de Industriebond FNV te Amsterdam;

    • de Industrie- en Voedingsbond CNV te Nieuwegein;

    • de Unie BLHP, Vakbond voor administratief, technisch en commercieel personeel gevestigd te Houten.

  • 2. De genoemde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaatsvervangend lid dat zitting zal nemen in het bestuur bij onstentenis van het zittend bestuurslid.

  • 3. De leden en plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd aangewezen.

  • 4. De in lid 1 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar aangewezen bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden te vervangen.

  • 5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. bedanken;

    • b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 4 van dit artikel.

Artikel 5 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.

  • 2. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door werkgeversleden, in de oneven kalenderjaren door werknemersleden. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door werkgeversleden, in de even kalenderjaren door werknemersleden.

  • 3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangend voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend secretaris op.

  • 4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de stichting.

  • 5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

Artikel 6 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen de minister en het bestuur een waarnemer benoemd. De waarnemer is gerechtigd alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De waarnemer ontvangt alle voor het bestuur bestemde stukken.

Artikel 7 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste één van de door de werkgeversorganisatie aangewezen bestuursleden en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden, als genoemd in artikel 4, aanwezig zijn.

  • 2. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daaromtrent bij deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Bij onzekerheid over de vraag of het om een zaak, respectievelijk om een persoon gaat, beslist in laatste instantie de voorzitter.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in de voorgaande leden is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.

Artikel 8 Financiën

  • 1. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van lasten en baten en verslag over de toestand van de stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de stichting ondertekend.

  • 2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde stukken worden ter inzage voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers gelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde stukken worden op aanvraag aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 9 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de stichting kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste 2/3 der bestuursleden aanwezig is.

  • 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een batig saldo van de vereffening aan.

  • Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de stichting.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen de statuten ook door middel van schriftelijke besluitvorming gewijzigd worden, mits alle leden hun stem uitbrengen. Het voorstel tot wijziging van de statuten dient met algemene stemmen goedgekeurd te worden.

  • Mocht op deze wijze geen besluit tot stand komen, dan wordt het voorstel in de eerst komende vergadering aan de orde gesteld.

Artikel 10 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 9, eerste en derde lid, van toepassing.

Artikel 11 Deponering bij de griffie van het kantongerecht

De in statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden, als een door het bestuur ondertekend volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 13 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze statuten worden geacht in werking te zijn getreden op 1 juli 1978 en zijn laatstelijk gewijzigd op 2 november 1994.

BIJLAGE II

REGLEMENT VAN DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING GROENTEN- EN FRUITVERWERKENDE INDUSTRIE (S.V.V.U.)

Artikel 1 Begripsbepalingen

S.V.V.U.: de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Groenten- en Fruitverwerkende Industrie.

Regeling: de regeling inzake vrijwillig vervroegde uittreding Groenten- en Fruitverwerkende Industrie zoals omschreven in de CAO inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding in de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie en het reglement.

Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.

Referteperiode: de periode van twee jaar voorafgaand aan het tijdstip dat drie maanden voor de datum van vrijwillig vervroegd uittreden ligt.

Voorts zijn van toepassing de begripsbepalingen welke zijn opgenomen in artikel 1 van de CAO inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding Groenten- en Fruitverwerkende Industrie.

Artikel 1A Vaststelling en betaling van de bijdrage

  • 1. De werkgever is verplicht aan de S.V.V.U. – op de door de S.V.V.U. vast te stellen wijze en tijdstippen – de gegevens te verstrekken welke naar het oordeel van de S.V.V.U. nodig zijn ter berekening van de verschuldigde bijdrage en het te vorderen voorschot.

  • Indien de werkgever niet, niet tijdig of onvolledig de benodigde gegevens aan de S.V.V.U. verstrekt, is de S.V.V.U. bevoegd de hoogte van de bijdrage of het voorschot naar beste weten zelf vast te stellen.

  • De kosten van het vergaren en verstrekken van de door de S.V.V.U. gewenste informatie, komen voor rekening van de werkgever.

  • 2. De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover deze verschuldigd is bij vooruitbetaling te voldoen binnen 14 dagen na de dagtekening van de desbetreffende nota van de S.V.V.U. Het bestuur is bevoegd van de werkgever te vorderen, dat deze op door het bestuur vast te stellen tijdstippen en tot door het bestuur vast te stellen bedragen voorschotten op de verschuldigde bijdragen aan de S.V.V.U. zal betalen. Bij niet tijdige betaling van de voorschottermijn wordt het gehele resterende bedrag van de voorschotnota direct opeisbaar.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem gevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.

  • De S.V.V.U. is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag af, dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de Wet.

  • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in boek 6, de artikelen 119 juncto 120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door de S.V.V.U. wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 75,–.

Artikel 2 Deelnemer

Deelnemer aan de regeling is:

  • a. de werknemer op wie de CAO inzake Vrijwillig Vervroegde Uittreding in de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie van toepassing is.

en wiens verzoek om van de regeling gebruik te mogen maken door de S.V.V.U. is ingewilligd.

Artikel 3 Voorwaarden voor deelneming

Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken werknemer op het moment dat hij gaat deelnemen

  • de 60-, 61-, 62-, 63- of 64-jarige leeftijd hebben bereikt, of, de 57½- jarige leeftijd hebben bereikt met een dienstverband van 40 jaar in één onderneming – inclusief (een) eventuele rechtsvoorganger(s) –;

  • gedurende de laatste 10 jaren, direct voorafgaande aan het moment van deelneming, ononderbroken in dienstverband werkzaam zijn geweest in de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie behoudens

    • a. een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;

    • b. andere onderbrekingen van beperkte duur buiten de schuld van de werknemer, ter beoordeling van het bestuur van de S.V.V.U.;

  • niet in aanmerking komen voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet, WAO/AAW, WWV of WW;

  • niet in het genot zijn van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie;

  • niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen.

Het aanvraagformulier dient ten minste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum in het bezit te zijn van de S.V.V.U.

Het verzoek tot vervroegde uittreding dient zes maanden voor de gevraagde uittredingsdatum aan de werkgever te worden gedaan.

Artikel 3A Einde dienstverband

Bij de aanvang van de vervroegde uittreding eindigt het dienstverband tussen werkgever en werknemer van rechtswege.

Indien het verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door de S.V.V.U. niet wordt ingewilligd, wordt het dienstverband ongewijzigd voortgezet.

Artikel 4 Uitkeringsgrondslag

  • 1. Als grondslag voor de uitkering geldt het gemiddelde vaste brutoloon op jaarbasis in de referteperiode.

  • Onder vast brutoloon op jaarbasis wordt verstaan: de som van de basis maand c.q. periode-salarissen, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, plus die onderdelen van het inkomen die op grond van het werkrooster als een vast loonbestanddeel moeten worden beschouwd.

  • 2. Indien de werknemer krachtens het Besluit taakverlichting alleenstaande werkenden/AAW (TAW) een vergoeding voor arbeidsduurverkorting genoot, wordt de uitkeringsgrondslag vermenigvuldigd met de breuk:

  • a + b

  • –––––

  • a

  • waarbij

    • a

      • = het direct voorafgaande aan de uittredingsdatum gewerkte aantal uren per week, en

    • b

      • = het aantal uren arbeidsduurverkorting per week waarvoor een vergoeding ingevolge het Besluit TAW werd genoten.

  • Indien de vergoeding voor arbeidsduurverkorting minder dan 24 maanden voor de uittredingsdatum is ingegaan, dan wordt de bovengenoemde breuk naar evenredigheid toegepast.

  • 3. De uitkeringsgrondslag is ten hoogste gelijk aan anderhalf maal het aan het einde van de referteperiode geldende maximum dagloon voor de premieheffing ingevolge de WAO, herleid tot een jaarbedrag.

Artikel 5 Rechten van de deelnemer

  • 1. De S.V.V.U. willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de S.V.V.U. aan alle voorwaarden is voldaan. De deelnemer zal steeds beginnen op de eerste van een kalendermaand. De deelnemer heeft dan recht op een uitkering van 80% van de uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 4, herleid tot een maandbedrag.

  • 2. De uitkering zal in maandelijkse termijnen worden betaald.

  • 3. De netto-minimumuitkering bij aanvang en gedurende de gehele looptijd van de deelneming bedraagt tenminste het voor de deelnemer geldende nettobedrag van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met de vakantietoeslag volgens de CAO voor de Groenten- en Fruitverwerkende industrie.

  • Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimumuitkering naar evenredigheid verlaagd.

Artikel 6 Inhoudingen

Door de S.V.V.U. wordt op de uitkeringen ingehouden:

  • a. de verschuldigde loonbelasting en de premies AOW, AWW, AAW en AWBZ;

  • b. het werknemersdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet, respectievelijk de premie ziektekostenverzekering;

  • c. het werknemersdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie, respectievelijk in de voor de deelnemer bij zijn werkgever geldende pensioenregeling.

Artikel 7 Financiële verplichtingen

De S.V.V.U. neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

  • 1.

    • a. het werkgeversdeel van de premie ingevolge de Ziekenfondswet, respectievelijk de premie ziektekostenverzekering tot een maximum van 50% van de totale premie;

    • b. het werkgeversdeel van de pensioenpremie volgens de verplichte regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Groenten- en Fruitverwerkende Industrie. Indien de deelnemer niet verzekerd is bij het Bedrijfspensioenfonds zal de S.V.V.U. het werkgeversdeel in de voor hem geldende pensioenverzekering voor haar rekening nemen tot maximaal het bedrag dat als werkgeversdeel verschuldigd zou zijn, indien de deelnemer verzekerd was geweest volgens de verplichte pensioenregeling van het Bedrijfspensioenfonds.

  • 2. De S.V.V.U. betaalt aan de deelnemer de overhevelingstoeslag die verschuldigd is ingevolge de Wet Overheveling opslagpremies.

Artikel 8 Tijdstip uitkering

De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is.

Artikel 9 Vermindering, respectievelijk wijziging van rechten

Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de ZW, WAO/AAW, WWV, WW dan dient hij zulks te melden aan de S.V.V.U. De ZW, WAO/AAW, WWV, WW-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de S.V.V.U. te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in ZW, WAO/AAW, WWV, WW-uitkering direct aan de S.V.V.U. te melden.

Artikel 10 Verrichten van arbeid

  • 1. Indien de deelnemer tegen beloning, al dan niet in loondienst werkzaamheden gaat verrichten, is hij verplicht dit te melden aan de S.V.V.U. De uit deze werkzaamheden genoten inkomsten worden in mindering gebracht op de door de S.V.V.U. te verstrekken uitkering.

  • 2. Voor de deelnemers die uittreden in de periode ingaande 1 juli 19941 en eindigende op 30 juni 1995 geldt tevens dat:

    • a. de inkomsten uit werkzaamheden welke één jaar of korter voor de aanvang van de deelneming zijn aangevangen bij de aanvang van de deelneming moeten worden gemeld aan de S.V.V.U. en in mindering worden gebracht op de uitkering;

    • b. de inkomsten uit werkzaamheden welke zijn aangevangen meer dan één jaar voor de aanvang van de deelneming bij de aanvang van de deelneming moeten worden gemeld aan de S.V.V.U. en niet in mindering worden gebracht op de uitkering, met dien verstande dat bij uitbreiding van deze werkzaamheden de inkomsten die het gevolg zijn van de uitbreiding wel op de uitkering in mindering worden gebracht.

  • 3. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de in dit artikel bedoelde inkomsten onverwijld aan de S.V.V.U. te melden.

Artikel 11 Terugvordering, beëindiging

Indien teveel of ten onrechte S.V.V.U.-uitkering is betaald doordat de deelnemer niet voldeed aan zijn meldingsplicht op grond van artikel 9 en/of 10, kan deze uitkering worden teruggevorderd.

Artikel 12 Controle

De S.V.V.U. zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden.

Artikel 13 Beëindiging uitkering

  • 1. Het recht op uitkering eindigt:

    • a. op de pensioendatum van de deelnemer;

    • b. met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer is overleden.

  • 2. Indien de uitkeringsgerechtigde tijdens het genot van de uitkering overlijdt, wordt een eenmalige overlijdensuitkering, ter grootte van twee maal de vut-uitkering van de deelnemer over de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvond, betaald aan:

    • a. aan de langstlevende der echtgenoten mits dezen niet duurzaam gescheiden leefden;

    • b. de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, indien de echtgenoot of echtgenote niet meer in leven is of de echtgenoten duurzaam gescheiden leefden;

    • c. degenen ten aanzien van wie de overleden deelnemer grotendeels in de kosten van bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband samenleefde, bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen.

Artikel 14 Hardheidclausule

In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.

Artikel 15 Slotbepaling

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 juli 1978 en is laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 juli 1994.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 31 januari 1995

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

De directeur van het Centraal Kantoor van de Inspectiedienst SZW,

A. van Dijk.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven