Regeling conversieprocedure bij twee of meer voorzieningen

«Wet privatisering Abp»

22 november 1995

nr. AB95/U1633

DGMP/AO/U

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op artikel 52, eerste lid, van de Wet privatisering ABP;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. AAW: Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

b. Abp-wet: de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die wet luidde op 31 december 1995;

c. algemene invaliditeit: de algemene invaliditeit, bedoeld in artikel F8a van de Abp-wet;

d. FAOP: het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;

e. middelsom: de middelsom, bedoeld in artikel F6 van de Abp-wet, tot

1 januari 1996 aangepast overeenkomstig artikel A8 van die wet;

f. voorzieningen: twee of meer in artikel 52, eerste lid, van de WPA, bedoelde invaliditeitspensioenen, herplaatsingswachtgelden, herplaatsingstoelagen, bezoldiging of uitkering in geval van ziekte uit hoofde van twee of meer betrekkingen, of uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO, of een combinatie van deze voorzieningen;

g. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

h. WAO-conforme uitkering: de WAO-conforme uitkering, ingevolge paragraaf 9 van de WPA;

i. WPA: Wet privatisering ABP.

Artikel 2

Indien er sprake is van samenloop van twee of meer voorzieningen wordt in afwijking van de artikelen 37, tweede lid, 39, derde lid, 42, tweede lid, en 43, tweede lid, van de WPA, en met inachtneming van de doelstelling, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van die wet, voor de eerste vaststelling van de WAO-conforme uitkering uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid die afhankelijk van de hierna te onderscheiden situaties als volgt wordt vastgesteld:

a. indien er voor de onderscheiden voorzieningen een mate van algemene invaliditeit, of arbeidsongeschiktheid overeenkomstig de normen van de WAO, is vastgesteld:

1° die in alle gevallen gelijk is, die mate;

2° die in hoogte van elkaar verschilt, de op 31 december 1995 voor de rechthebbende in het kader van artikel 8 van de AAW vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid;

b. in alle overige, niet in onderdeel a bedoelde, situaties bepaalt het FAOP de mate van arbeidsongeschiktheid.

Artikel 3

1. Indien er sprake is van samenloop van invaliditeitspensioenen, wordt in afwijking van artikel 37, derde tot en met zesde lid, van de WPA, en met inachtneming van het zevende lid van dat artikel en de doelstelling, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van die wet, voor de eerste vaststelling van de WAO-conforme uitkering uitgegaan van een dagloon dat afhankelijk van de hierna te onderscheiden situaties als volgt wordt vastgesteld:

a. indien er voor de onderscheiden invaliditeitspensioenen een in alle gevallen gelijke mate van algemene invaliditeit is vastgesteld en de van toepassing zijnde pensioenbedragen niet beperkt zijn op grond van artikel J1 van de Abp-wet, de door 261 gedeelde som van die middelsommen;

b. indien de mate van algemene invaliditeit voor alle invaliditeitspen-

sioenen is vastgesteld op 80 procent of meer, en de van toepassing zijnde pensioenbedragen beperkt zijn op grond van artikel J1 van de Abp-wet, de door 261 gedeelde hoogste middelsom;

2. Voor een in het kader van het eerste lid te hanteren middelsom wordt, indien de middelsom betrekking heeft op:

a. een invaliditeitspensioen, ingegaan voor 1 januari 1986, het bedrag van die middelsom met inachtneming van artikel F6, vierde en vijfde lid, van de Abp-wet verhoogd met tien procent, doch niet meer dan met f 7.276,82;

b. een invaliditeitspensioen, ingegaan na 1 januari 1986 en voor 2 januari 1995, de betreffende middelsom aangepast met het percentage waarmee het salaris dat overeenkomt met de aangepaste middelsom ingevolge artikel 34 van de Wet FVP/ABP is aangepast;

c. een invaliditeitspensioen, toegekend uit een deeltijdbetrekking, de betreffende middelsom vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor.

3. In alle overige, niet in onderdeel a en b bedoelde, situaties van samenloop van invaliditeitspensioenen bepaalt het FAOP het dagloon.

Artikel 4

1. Indien er sprake is van samenloop van herplaatsingswachtgelden, wordt in afwijking van artikel 42, derde, vierde en zesde lid, van de WPA en met inachtneming van het vijfde lid van dat artikel, alsmede de doelstelling, bedoeld in artikel 52, tweede lid van die wet, voor de eerste vaststelling van de WAO-conforme uitkering uitgegaan van het dagloon dat afhankelijk van de hierna te onderscheiden situaties als volgt wordt vastgesteld:

a. indien de herplaatsingswachtgelden zijn toegekend uit gelijktijdig vervulde betrekkingen, de som van de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde berekeningsgrondslagen van de herplaatsingswachtgelden zoals die gelden op 31 december 1995, en aangepast op de voet van artikel 4, zesde lid, van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, zoals dat artikel luidde op 31 december 1995;

b. indien de herplaatsingswachtgelden zijn toegekend uit achtereenvolgens vervulde betrekkingen, de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde hoogste berekeningsgrondslag van de herplaatsingswachtgelden, zoals die geldt op 31 december 1995 en aangepast op de voet van artikel 4, zesde lid, van het Rijkswachtgeld-besluit 1959, zoals dat artikel luidde op 31 december 1995;

2. Indien het recht op een of meer herplaatsingswachtgelden is toegekend uit een deeltijdbetrekking wordt de betreffende berekeningsgrondslag vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor.

3. In alle overige, niet in het eerste en tweede lid, bedoelde situaties van samenloop van herplaatsingswachtgelden bepaalt het FAOP het dagloon.

Artikel 5

1. Indien er sprake is van samenloop van herplaatsingstoelagen, wordt in afwijking van artikel 37, vijfde, zesde en achtste lid, van de WPA en met inachtneming van het zevende lid van dat artikel, alsmede de doelstelling, bedoeld in artikel 52, tweede lid van die wet, voor de eerste vaststelling van de WAO-conforme uitkering uitgegaan van het dagloon dat afhankelijk van de hierna te onderscheiden situaties als volgt wordt vastgesteld:

a. indien de herplaatsingstoelagen zijn toegekend uit gelijktijdig vervulde betrekkingen, de som van de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde ambtelijke inkomens, zoals die golden bij beëindiging van de oorspronkelijke functies, tot 1 januari 1996 aangepast overeenkomstig artikel A8 van de Abp-wet;

b. indien de herplaatsingstoelagen zijn toegekend uit achtereenvolgens vervulde betrekkingen, het naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde hoogste ambtelijk inkomen, zoals dat gold bij beëindiging van de oorspronkelijke functie, tot 1 januari 1996 aangepast overeenkomstig artikel A8 van de Abp-wet.

2. Indien het recht op een of meer herplaatsingstoelagen is toegekend uit een deeltijdbetrekking, wordt het betreffende ambtelijk inkomen vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor.

3. In alle overige, niet in het eerste en tweede lid bedoelde, situaties van samenloop van herplaatsingstoelagen bepaalt het FAOP het dagloon.

Artikel 6

1. Indien er sprake is van samenloop situaties van bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte uit hoofde van twee of meer betrekkingen als overheidswerknemer, wordt in afwijking van artikel 39, vierde, vijfde en zevende lid, van de WPA en met inachtneming van het zesde lid van dat artikel, alsmede de doelstelling, bedoeld in artikel 52, tweede lid van die wet, voor de eerste vaststelling van de WAO-conforme uitkering uitgegaan van het dagloon dat afhankelijk van de hierna te onderscheiden situaties als volgt wordt vastgesteld:

a. indien de samenloop is ontstaan uit gelijktijdig vervulde betrekkingen, de som van de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde berekeningsgrondslagen, bedoeld in artikel F4, eerste lid, van de Abp-wet zoals die zijn vastgesteld voor het jaar 1994;

b. indien de samenloop is ontstaan uit achtereenvolgens vervulde betrekkingen, de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde hoogste berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel F4, eerste lid, van de Abp-wet zoals die is vastgesteld voor het jaar 1994.

2. Indien een recht op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte als bedoeld in het eerste lid is toegekend uit een deeltijdbetrekking, wordt de betreffende berekeningsgrondslag vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor.

3. In alle overige, niet in het eerste en tweede lid bedoelde, situaties van samenloop van bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte bepaalt het FAOP het dagloon.

Artikel 7

1. Indien er sprake is van meerdere uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO, wordt in afwijking van artikel 43, derde, vierde en zesde lid, van de WPA en met inachtneming van het vijfde lid van dat artikel, alsmede de doelstelling, bedoeld in artikel 52, tweede lid van die wet, voor de eerste vaststelling van de WAO-conforme uitkering uitgegaan van het dagloon dat afhankelijk van de hierna te onderscheiden situaties als volgt wordt vastgesteld:

a. indien deze uitkeringen zijn toegekend uit gelijktijdig vervulde betrekkingen, de som van de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde berekeningsgrondslagen van die uitkeringen, zoals die golden op 31 december 1995 en aangepast op de voet van de desbetreffende rechtspositieregeling, zoals die luidde op 31 december 1995;

b. indien deze uitkeringen zijn toegekend uit achtereenvolgens vervulde betrekkingen, de naar een jaarbedrag herleidde en door 261 gedeelde hoogste berekeningsgrondslag van die uitkeringen, zoals die golden op 31 december 1995 en aangepast op de voet van de desbetreffende rechtspositieregeling, zoals die luidde op 31 december 1995;

2. Indien het recht op een of meer van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO is toegekend uit een deeltijdbetrekking wordt de betreffende berekeningsgrondslag vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor.

3. In alle overige, niet in het eerste en tweede lid bedoelde, situaties van samenloop van meerdere uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO bepaalt het FAOP het dagloon.

Artikel 8

Indien er sprake is van een combinatie van de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde voorzieningen, wordt het dagloon door het FAOP bepaald met overeenkomstige toepassing van die artikelen op de betreffende voorzieningen.

Artikel 9

In een situatie als bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de WPA wordt bij de toepassing van de artikelen 37, achtste lid, 39, zevende lid, 42, zesde lid, 43, zesde lid, en artikel 44, onderdeel a, van die wet, de datum waarop het recht op de oudste voorziening is ingegaan, aangemerkt als datum waarop het recht op de WAO-conforme uitkering is ingegaan.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling conversieprocedure bij twee of meer voorzieningen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 22 november 1995. De Minister van Binnenlandse Zaken,
H.F. Dijkstal.

Toelichting

Door de inwerkingtreding van de Wet privatisering ABP (WPA) wordt vanaf 1 januari 1996 vooruitlopende op de operatie ’overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen’ (OOW-

operatie) een scheiding aangebracht tussen zogenaamde WAO-conforme en bovenwettelijke aanspraken. Door deze WAO-conforme uitkering wordt verzekerd dat per 1 januari 1996 de voor de OOW-operatie noodzakelijke scheiding kan worden gerealiseerd van het invaliditeitspensioen ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abp-wet) in een wettelijk deel dat overeenkomt met de aanspraken ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en een deel dat als bovenwettelijke aanspraak kan worden aangemerkt.

Het systeem van de WAO houdt in, dat er slechts één arbeidsongeschikt-heidsuitkering op grond van die wet wordt toegekend, ongeacht het aantal verzekerde betrekkingen ter zake waarvan uitval in verband met arbeidsongeschiktheid heeft plaatsgevonden. Die systematiek wordt overgenomen in de WAO-conforme regeling. Dat betekent dat er ingeval van arbeidsongeschiktheid eveneens slechts één WAO-conforme uitkering zal worden toegekend. De WAO-conforme regeling zal ook gelden voor de al per 31 december 1995 toegekende uitkeringen ter zake van algemene invaliditeit. In de artikelen 37 tot en met 45 van de WPA zijn regels gegeven hoe de omzetting van een invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage, herplaatsingswachtgeld, bezoldiging of uitkering in geval van ziekte, of uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO, in een WAO-conforme uitkering dient te worden gerealiseerd. Het gaat daarbij met name om de te volgen procedure en rekenmethodiek ter vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en het dagloon van de WAO-conforme uitkering. Daarnaast is de relatie geregeld tussen de in WAO-conforme uitkeringen omgezette oude aanspraken met de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Teneinde de WAO-conforme aanspraak te kunnen vaststellen ten aanzien van personen die twee of meer reeds voor 1 januari 1996 ingegane invaliditeitspensioenen, herplaatsingstoelagen, herplaatsingswachtgelden, bezoldiging of uitkering in geval van ziekte uit twee of meer betrekkingen, uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO, dan wel een combinatie van die voorzieningen genieten, bestaat behoefte aan bijzondere, in hoge mate technische regels. De in de WPA opgenomen regels zijn hiervoor ontoereikend. Verder is het gewenst deze bijzondere regels op een lager niveau dan de wet te kunnen vaststellen. In artikel 52 van de WPA, werd dan ook geregeld dat ter zake regels zouden worden gesteld teneinde te bereiken dat een WAO-conforme uitkering wordt vastgesteld die ten minste evenredig is aan het op 31 december 1995 bestaande recht van een belanghebbende. Hierna zal nader worden ingegaan op de te onderscheiden samenloopsituaties en de ten aanzien van die situaties onderscheiden procedures ter vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en het dagloon.

De regeling conversieprocedure bij twee of meer voorzieningen kent de volgende opzet. Na artikel 1 waarin een aantal begrippen zijn gedefinieerd, worden aan de hand van een aantal algemene kenmerken in artikel 2 regels gesteld voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Voor de bepaling van het dagloon zijn voor de respectievelijke voorzieningen regels gesteld in de artikelen 3 tot en met 7. In het geval van samenloop van verschillende voorzieningen en in de situaties waarin de gegeven regels niet leiden tot een uitkomst die ten minste evenredig is aan het op 31 december 1995 bestaande recht van een belanghebbende is voorzien in de mogelijkheid van een ad hoc oplossing door het FAOP. Daarbij dient voorop te staan dat recht wordt gedaan aan de doelstelling van een evenredige aanspraak, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de WPA.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de definitiebepalingen.

Artikel 2

Dit artikel bevat de instructie hoe de mate van arbeidsongeschiktheid dient te worden bepaald indien er sprake is van twee of meer of een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e van artikel 52 van de WPA genoemde voorzieningen. In afwijking van de in de artikelen 37, tweede lid, 39, derde lid, 42, tweede lid en 43, tweede lid, van de WPA gegeven conversieregels voor de situaties waarin slechts een van de onderscheiden voorzieningen wordt genoten, geldt het volgende. Er wordt onderscheid gemaakt in drie situaties.

In onderdeel a, onder ten 1°, is sprake van de situatie waarin voor alle te onderscheiden voorzieningen eenzelfde mate van algemene invaliditeit of arbeidsongeschiktheid is vastgesteld. In dat geval geldt die mate.

In onderdeel a, onder ten 2°, betreft het de situatie waarin de mate van arbeidsongeschiktheid of algemene invaliditeit verschilt, maar er wel in het kader van artikel 8 van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet een mate van arbeidsongeschiktheid van de betrokkene is vastgesteld. Dan geldt de in het kader van de AAW vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.

In onderdeel b wordt ten aanzien van de overige samenloopsituaties geregeld, dat het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP) op ad hoc basis de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalt, waarbij voorop dient te staan dat recht wordt gedaan aan de doelstelling van een evenredige aanspraak, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de WPA. Hier zijn de situaties bedoeld waar sprake is van voorzieningen waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op een verschillende hoogte is vastgesteld, terwijl er geen arbeidsongeschiktheid in de zin van de AAW is vastgesteld, of situaties waarbij de toepassing van onderdeel a niet leidt tot een ten minste evenredige aanspraak aan het op 31 december 1995 bestaande recht van de belanghebbende.

Artikel 3

In dit artikel worden nadere regels gegeven in afwijking van artikel 37, derde tot en met zesde lid, van de WPA met betrekking tot de dagloonvaststelling van de WAO-conforme uitkering bij een situatie van samenloop van twee of meer invaliditeitspensioenen.

In het eerste lid wordt de hoofdregel gegeven voor twee situaties.

Onderdeel a ziet toe op de gevallen waarin er voor alle invaliditeits-

pensioenen een gelijke mate van algemene invaliditeit is vastgesteld en de van toepassing zijnde pensioenbedragen niet zijn beperkt op grond van artikel J1 van de Abp-wet. In deze situatie wordt het dagloon gevonden door de middelsommen, tot 1januari 1996 aangepast overeenkomstig artikel A8 van de Abp-wet, samen te tellen en vervolgens door 261 te delen. Dit levert de volgende formule op:

AMS = middelsom

(AMS 1 + AMS 2)/ 261 = dagloon

Rekenvoorbeeld:

pensioen 1: middelsom f 24.567,89

pensioen 2: middelsom f 18.345,23

Pensioen 1 en pensioen 2 komen voort uit dienstverhoudingen die gelijktijdig zijn vervuld. Het dagloon van de WAO-conforme uitkering wordt dan: (f 24.567,89 + f 18.345,23) / 261 = f 164,42.

Onderdeel b geeft de procedure voor de gevallen van samenloop van meerdere invaliditeitspensioenen waarbij de mate van algemene invaliditeit in alle gevallen is vastgesteld op 80 procent of meer, terwijl de van toepassing zijnde pensioenbedragen zijn beperkt op grond van artikel J1 van de Abp-wet. De toepassing van artikel J1 van de Abp-wet impliceert dat de dienstverhoudingen, die hebben geleid tot de invaliditeitspensioenen, niet gelijktijdig zijn vervuld. De som van de invaliditeitspensioenen mogen in dat geval niet meer bedragen dan 80 procent van de hoogste middelsom. In dat geval wordt het dagloon gevonden door de hoogste middelsom te delen door 261. Dit levert de volgende formule op:

AMS = middelsom

art. J1 Abp-wet van toepassing

hoogste AMS / 261 = dagloon

Het tweede lid voorziet in nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid onderscheiden situaties van samenloop van invaliditeitspensioenen. Het gaat daarbij om een tweetal specifieke situaties, die waarbij ten minste een van de invaliditeitspensioenen is ingegaan voor 1 januari 1986, of ten minste een van de invaliditeitspensioenen is toegekend uit een deeltijdbetrekking.

In onderdeel a is bepaald, dat bij de berekening van het dagloon van de WAO-conforme uitkering van het invaliditeitspensioen dat is ingegaan voor 1 januari 1986, de middelsom eerst met inachtneming van artikel F6 van de Abp-wet wordt verhoogd met tien procent. Aan deze verhoging is een maximum verbonden van f. 7.276,82. Dit levert de volgende formule op:

AMS = middelsom

[(AMS 1 + 10% AMS 1) + (AMS 2 + 10% AMS 2)] / 261 = dagloon

Als AMS + 10% AMS < AMS + f 7.276,82) dan (AMS + 10% AMS).

Als (AMS + 10% AMS < AMS + f 7.276,82) dan (AMS + f 7.276,82).

Rekenvoorbeeld:

pensioen 1: ingangsdatum 1 augustus 1983 en middelsom f 18.023,45.

pensioen 2: ingangsdatum 1 februari 1984 en middelsom f 23.456,89.

Pensioen 1 en pensioen 2 komen voort uit dienstverhoudingen die gelijktijdig zijn vervuld.

Het dagloon van de WAO-conforme uitkering wordt dan:

[(f 18.023,45 x 110/100) + (f 23.456,89 x 110/100)]/261 = f 174,83.

Onderdeel b heeft betrekking op de invaliditeitspensioenen die zijn bedoeld in artikel 37, vierde lid, van de WPA. Dat zijn pensioenen berekend naar een dienstlijn die is aangevangen na 31 december 1985, maar voor 1 januari 1996. De middelsommen van de betreffende invaliditeitspensioenen dienen te worden gecorrigeerd in verband met de salarisaanpassingen die op grond van artikel 34 van de Wet FVP/ABP per 1 januari 1995 plaatsvonden.

Onderdeel c geeft een nadere regel indien er sprake is van een invaliditeitspensioen toegekend vanuit een deeltijdbetrekking. De bij de berekening van het dagloon van de WAO-conforme uitkering te hanteren de middelsom van een dergelijk pensioen dient ten eerste te worden vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor. Dit levert de volgende formule op:

AMS = middelsom

dtf = deeltijdfactor

[(AMS 1 x dtf1) + (AMS 2 x dtf2)] / 261 = dagloon

Indien artikel J1 Abp-wet van toepassing is, wordt de formule:

(hoogste AMS x dtf) / 261 = dagloon

Rekenvoorbeeld:

pensioen 1: AMS f 48.023,50, ingangsdatum 1 januari 1987, dtf 0,4.

pensioen 2: AMS f 52.023,40, ingangsdatum 1 december 1994, dtf 0,5.

De dienstverhoudingen die hebben geleid tot de beide pensioenen zijn niet gelijktijdig vervuld. Toepassing van artikel J1 Abp-wet leidt tot maximering van het totaal van beide pensioenen tot 80 procent van de hoogste middelsom, vermenigvuldigd met de bij die middelsom behorende deeltijdfactor. Het dagloon van de WAO-conforme uitkering wordt dan:

(f 52.023,40 x 0,5) / 261 = f 99,66.

In het derde lid wordt ten aanzien van de overige situaties geregeld, dat het FAOP op ad hoc basis het dagloon bepaalt. Hier zijn de situaties bedoeld waar sprake is van samenloopsituaties van invaliditeitspensioenen waarbij de toepassing van het eerste en tweede lid niet leidt tot een ten minste evenredige aanspraak aan het op 31 december 1995 bestaande recht van de belanghebbende, of waarin sprake is van invaliditeitspensioenen waarop bijzondere bepalingen van de Abp-wet van toepassing zijn die niet in de eerste twee leden van dit artikel zijn beschreven.

Artikelen 4 tot en met 7

In deze artikelen worden in afwijking van de daarin aangehaalde artikelen in de WPA regels gegeven met betrekking tot de dagloonvaststelling van de WAO-conforme uitkering bij een situatie van samenloop van achtereenvolgens twee of meer herplaatsingswachtgelden of herplaatsingstoelagen, bezoldiging of uitkering in geval van ziekte uit hoofde van twee of meer betrekkingen dan wel meerdere uitkeringen overeenkomstig de normen van de WAO.

De artikelen kennen alle dezelfde opzet. In de eerste leden wordt de hoofdregel gegeven voor twee situaties. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in voorzieningen die voortkomen vanuit gelijktijdig vervulde betrekkingen en voorzieningen die zijn toegekend uit hoofde van achtereenvolgens vervulde betrekkingen.

In onderdeel a is steeds geregeld dat indien er sprake is van voorzieningen toegekend uit gelijktijdig vervulde betrekkingen de bij de berekening van het dagloon van de WAO-conforme uitkering te hanteren middelsom wordt gevonden aan de hand de som van de naar een jaarbedrag herleidde berekeningsgrondslagen (artikelen 4, 6 en 7) respectievelijk ambtelijke inkomens (artikel 5) waarnaar de onderscheiden voorzieningen zijn berekend, gedeeld door 261.

Onderdeel b ziet telkens toe op de situatie waarin de onderscheiden voorzieningen zijn toegekend uit achtereenvolgens vervulde betrekkingen. In dat geval wordt het dagloon vastgesteld op de naar een jaarbedrag herleidde hoogste berekeningsgrondslag (artikelen 4, 6 en 7), respectievelijk het hoogste ambtelijke inkomen (artikel 5), gedeeld door 261.

Ingevolge de tweede leden van deze artikelen wordt, in de gevallen waarin sprake is van een voorziening toegekend vanuit een deeltijdbetrekking, de ingevolge het eerste lid te hanteren berekeningsgrondslag (artikelen 4, 6 en 7), respectievelijk het ambtelijk inkomen (artikel 5), eerst vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde deeltijdfactor alvorens daarmee verder te rekenen.

In het derde lid van deze artikelen wordt, ten aanzien van de overige niet in de eerste twee leden beschreven situaties van samenloop van de in de respectievelijke artikelen aan de orde zijnde voorzieningen geregeld, dat het FAOP op ad hoc basis het dagloon bepaalt, waarbij voorop dient te staan dat recht wordt gedaan aan de doelstelling van een evenredige aanspraak, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de WPA.

Artikel 8

In de situatie waarin sprake is van een combinatie van verschillende voorzieningen bepaalt het FAOP op ad hoc basis het dagloon. Daarbij dient het FAOP per voorziening op overeenkomstige wijze toepassing te geven aan de in de artikelen 3 tot en met 7 ten aanzien van de onderscheiden voorzieningen gegeven regels. Uiteraard geldt ook hier de voorwaarde dat daarbij recht wordt gedaan aan de doelstelling van een evenredige aanspraak, bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de WPA.

Artikel 9

In de WPA is onder meer bepaald dat voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 21a, 21b, en 34 juncto 36 van de WAO, alsmede ten aanzien van de toepassing van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen, de datum waarop het recht een voorziening is ingegaan wordt aangemerkt als de datum waarop het recht op een WAO-conforme uitkering wordt geacht te zijn ingegaan. Bij samenloop van meerdere voorzieningen leidt deze bepaling tot de vaststelling van verschillende data. In verband daarmee is bepaald dat in deze situatie de datum waarop het recht op de oudste voorziening is ingegaan, dient te worden gehanteerd als ingangsdatum voor de WAO-conforme uitkering.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H.F. Dijkstal.

Naar boven