Baggerbedrijf

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BETREFFENDE DE LOON- EN ARBEIDSVOORWAARDEN VOOR HET PERSONEEL WERKZAAM IN HET BAGGERBEDRIJF

8425

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken als partij te ener zijde mede namens de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1995 en voorzover het betreft artikel 36 en Bijlage IV (vakantierechtjaar en dagrechtwaarden) tot en met 5 april 1996, de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoor- waarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vacantiefonds Baggerbedrijf en de Stichting Spaarfonds Baggerbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Definities

  • A. Onder deze collectieve arbeidsovereenkomst (nader ook genoemd „deze overeenkomst") wordt verstaan de mantelovereenkomst tezamen met de daarbij behorende bijlagen en reglementen.

  • B. Onder „werkgever" wordt verstaan de natuurlijke of rechtspersoon, wiens onderneming geheel of ten dele valt binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst, als omschreven in artikel 2, en in wiens onderneming werknemers werkzaam zijn.

  • C. Onder „werknemer" wordt verstaan degene, die in dienst van een onderneming of een deel van een onderneming, vallende onder de werkingssfeer van deze overeenkomst als omschreven in artikel 2, werkzaam is en voor zover voor hem of haar in deze overeenkomst een basisloon is bepaald of bepaald kan worden op grond van artikel 12 en 13.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • A. Naar de aard van het werk

  • Ondernemingen, die baggermaterieel exploiteren en/of bagger- en bijkomende werken aannemen of uitvoeren en/of zich bezighouden met het daarbij betrokken natte transport, de werkzaamheden op het natte stort, de baggerwerkzaamheden voor kabel- en zinksleuven alsmede het baggeren en/of zuigen en/of opspuiten en/of verplaatsen en/of winnen van materialen voor industriële of andere doeleinden dan wel voor het aanleggen, verbeteren en onderhouden van waterkeringen, water-, spoor-, rij- of wandelwegen, havens, grondwerken en terreinen voor industrie, recreatie en burgerlijke- en utiliteitsbouw.

  • B. Naar de plaats van het werk

  • De bepalingen van deze overeenkomst zijn slechts van toepassing op ondernemingen en werknemers voor zover zij betrokken zijn bij de in lid A genoemde werkzaamheden, wanneer deze worden uitgevoerd binnen Nederland en het gedeelte van het continentale plat waarover Nederland soevereine rechten heeft.

  • C. Samengestelde ondernemingen

  • Ingeval in een samengestelde onderneming naast het baggerbedrijf als bedoeld in de leden A en B tevens het bouwbedrijf wordt uitgeoefend en de produktie van het baggerbedrijf overheerst, dan geldt deze overeenkomst. De overheersende produktie wordt bepaald door vergelijking van de in de produktie verloonde bedragen.

  • D. Afzonderlijke afdeling

  • Ingeval in een afzonderlijke afdeling van een onderneming zich een situatie voordoet als beschreven in lid C dan is de onder C bepaalde werkingssfeer op die afdeling van toepassing.

Artikel 5 Verplichtingen van de werknemers

  • A. De werknemer is verplicht de hem door of vanwege de werkgever in het kader van zijn functie en in bijzondere omstandigheden redelijkerwijs opgedragen werkzaamheden naar beste kunnen te verrichten.

  • B. De werknemer is verplicht de eigendommen van de werkgever en aan diens bedrijf door derden toevertrouwde goederen met grote zorgvuldigheid te behandelen en beschadiging of vermissing dezer eigendommen en goederen onmiddellijk te melden aan de werkgever.

Artikel 6 Uitlening en inlening van werknemers

  • A. De werkgever is bevoegd een werknemer uit te lenen voor werkzaamheden binnen Nederland en het gedeelte van het continentale plat, waarover Nederland soevereine rechten heeft, ter gelegenheid van verhuur van materieel of wegens deelneming van de werkgever in een combinatie. In alle andere gevallen mag uitlening alleen geschieden met instemming van de werknemer.

  • B. Bij uitlening is de werkgever verplicht bij de inlener te bedingen, dat de inlener ten behoeve van de aldus door hem geleende werknemers deze overeenkomst volledig zal toepassen.

  • C. Bij uitlening blijft de uitlenende werkgever aansprakelijk voor de juiste toepassing van deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.

  • D. Indien een werknemer wordt uitgeleend, blijft het dienstverband met de uitlenende werkgever gehandhaafd. Voornoemde werkgever is te allen tijde bevoegd de uitlening te beëindigen. De inlenende werkgever is niet bevoegd enige handeling te verrichten, die betrekking heeft op het eindigen van de individuele arbeidsovereenkomst van de aan hem uitgeleende werknemer.

  • E. Op ingeleende werknemers is deze overeenkomst van toepassing.

  • F. Ongeacht de bepalingen van dit artikel blijven de wettelijke voorschriften ten aanzien van de inlening respectievelijk uitlening van arbeidskrachten onverkort van toepassing.

Artikel 7 Sterkte en samenstelling van de bemanning op het materieel

  • A. Op een schip of werktuig is de kapitein c.q. de molenbaas c.q. de zuigerbaas de eerst verantwoordelijke functionaris.

  • B. Bij de vaststelling van de sterkte van de basisbemanning wordt rekening gehouden met de veiligheid van de werknemer, de werk- en/of weersomstandigheden, het behoud van het werktuig en de technische en economische mogelijkheden van het materieel.

  • C. De vaststelling van deze basisbemanningssterkte geschiedt in goed overleg tussen enerzijds de werkgever en anderzijds de kapitein c.q. molenbaas c.q. zuigerbaas en de eerste machinist.

  • E. Aan boord van elk werktuig wordt een mededeling opgehangen, die de samenstelling van de basisbemanning onder normale omstandigheden bevat. Daartoe dient een door de Paritaire Commissie Baggerbedrijf verstrekt formulier te worden gebruikt.

  • Van dit, door werkgever en eerstverantwoordelijken getekende formulier, wordt tevens een exemplaar naar de Paritaire Commissie Baggerbedrijf gezonden.

  • Indien een of meer van de onder lid B genoemde factoren daartoe aanleiding geven, kan in goed overleg verandering worden aangebracht in de basisbemanningssterkte.

  • F. Jeugdige werknemers beneden de leeftijd van 20 jaar, die geen opleiding volgen in het kader van het Leerlingstelsel voor het Baggerbedrijf of een machinistenopleiding volgen, zullen boven de bemanningssterkte te werk worden gesteld.

Artikel 8 Betaling van het loon

  • A. Op de betaaldag zal de werkgever het loon van de werknemer uitbetalen. Dit geldt ook voor het geval de werknemer op een andere dan de betaaldag is ontslagen of zelf ontslag heeft genomen. Het loon wordt wekelijks uitbetaald, echter met inachtneming van de leden B, C en D van dit artikel.

  • B. Het invoeren van één tot en met maximaal vijf pendagen wordt aan het oordeel van de werkgever overgelaten. Indien echter méér dan twee pendagen zijn ingevoerd, is de werkgever verplicht op de wekelijkse betaaldag een voorschot te verstrekken, dat tenminste gelijk is aan het over de gewerkte dagen verschuldigde basisloon. Het is de werkgever niet toegestaan genoemd voorschot geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen op volgende uitbetalingen. Bij beëindiging van het dienstverband zal eerder genoemd voorschot met het laatste loon worden verrekend.

  • C. De werkgever is bevoegd de betaling van een gedeelte van het in een bepaalde week verdiende loon te verschuiven naar de eerstvolgende betaaldag, met dien verstande, dat dan op de normale betaaldag van die bepaalde week tenminste het over de gewerkte dagen verschuldigde basisloon moet worden uitbetaald.

  • D. De werkgever is tevens bevoegd het loon over een periode van ten hoogste vier weken te berekenen en dat loon ten laatste in de week volgende op die periode uit te betalen, mits op de betaaldag van iedere week een voorschot wordt verstrekt, dat de gemiddelde weekverdienste dicht benadert.

  • E. In overleg en in samenwerking met de werknemersorganisaties en de betrokken werknemers kan de werkgever het loon via de Postbank of via een door de werknemer te verkiezen bank doen uitbetalen.

  • F. Bij de betaling van het loon aan de werknemer zal een schriftelijke specificatie worden gevoegd van:

    • a. Het brutoloon, gespecificeerd als volgt: basisloon, dienstentoeslag, eventuele overuren, eventuele wachtvergoedingen, belastbare deel dagrechtwaarde, eventuele vergoedingen en/of toeslagen, enz.;

    • b. de overhevelingstoeslag;

    • c. de inhoudingen ingevolge: loonheffing, bedrijfspensioen, VUT, alsmede het door de werknemer verschuldigde aandeel in de premie der sociale verzekeringswetten;

    • d. dagrechtwaarden.

  • G. Het herhaaldelijk niet betalen van het volledige loon en/of het niet verstrekken van de dagrechtwaarden op de betaaldag, in acht genomen het bepaalde in de leden B, C en D van dit artikel, kan voor de werknemer opleveren een dringende reden tot onmiddellijke beëindiging van het dienstverband als bedoeld in artikel 1639q van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 9 Beloning

  • A. Per 1 april 19951 zijn de beloningen van kracht zoals deze zijn aangegeven in bijlage III van deze CAO.

  • B. De dienstentoeslag bedraagt 6% van het basisweekloon.

  • C. Het basisweekloon wordt verkregen door het uurloon kolom A van de betreffende groep te vermenigvuldigen met het aantal uren van de gemiddelde basiswerkweek conform artikel 18.

  • In de basisweeklonen zijn ten volle begrepen alle vergoedingen voor reistijd woon–werk verkeer op reistijd en het werk, met uitzondering van het in artikel 15 bepaalde.

Artikel 10 Indexering en loonsverhoging

  • A. Per 31 december 1995 zullen de lonen worden verhoogd met 0,25%.

  • Per 1 juli 19951 en 31 december 1995 worden de lonen verhoogd met de procentuele stijging van het Consumentenprijsindex CBS (reeks Werknemersgezinnen laag inkomen, afgeleid) van respectievelijk:

    • april 1995 ten opzichte van oktober 1994

    • oktober 1995 ten opzichte van april 1995

  • met een maximum van totaal 2,25%.

  • Voorzover voornoemd prijsindexcijfer over de periode oktober 1994 tot en met oktober 1995 meer bedraagt dan 2,25% dan zal dit meerdere per 31 december 1995 in de lonen worden verwerkt.

  • B. Wijzigingen in de lonen zullen worden doorgevoerd in de eerste volle loonweek ná genoemde wijzigingsdata tenzij de wijzigingsdatum valt op een maandag.

Artikel 11 Lonen voor jeugdigen

  • A. Aan een werknemer beneden de leeftijd van 21 jaar zullen de volgende percentages van de in bijlage III genoemde lonen van een volwassen werknemer in groep I worden betaald:

Leeftijdzonder of in vakopleidingmet vakopleiding
16 jaar50%55%
17 jaar57,5 %65%
18 jaar68,75%75%
19 jaar80%85%
20 jaar90%95%
  • Aan de werknemer die vanaf 1 april 1995 voor het eerst in de bedrijfstak werkzaam is en geen vakopleiding volgt wordt gedurende maximaal 1 jaar een loon betaald op basis van de hierboven genoemde percentages van het loon van een volwassen werknemer in groep 0.

  • B. Met jeugdigen werknemers in het leerlingstelsel wordt de leerarbeidsovereenkomst tijdens de periode dat men dagonderwijs geniet gehandhaafd met het bedrijf waar men voor deze periode geplaatst was. Tijdens de periode van dagonderwijs (2 x 5 weken gedurende 1 jaar) ontvangt de jeugdige een vergoeding van 100% van het loon onder A genoemd.

  • De dagrechtwaarde blijft gebaseerd op het onder A genoemde basisloon en de daarbij behorende dienstentoeslag.

Artikel 12 Functies

  • A. Ten aanzien van de bepaling van het basisloon geldt onderstaande functie-indeling.

  • Groep 0

  • Een werknemer zonder werkervaring in de bedrijfstak die na 1 april 1995 in de bedrijfstak in dienst treedt. Na één jaar werkervaring wordt deze werknemer ingedeeld in de groep behorend bij zijn functie.

  • Groep I

    • a. dekknecht

    • b. bakschipper op gesleepte bak

    • c. dekknecht/kok, verzorging tot en met 5 personen

    • d. bediende/hulpkok

  • Groep II

    • a. bevaren dekknecht

    • b. bevaren bakschipper op gesleepte bak

    • c. bevaren dekknecht/kok, verzorging tot en met 5 personen

    • d. kok, verzorging tot en met 10 personen

    • e. 3e machinist op sleephopperzuigers met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer of op zuigers met een vermogen van 3000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter

  • Groep III

    • a. kok, verzorging 11 tot en met 20 personen

    • b. achterman

    • c. stortwerker op natte stort

  • Groep IV

    • a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud kleiner dan 399 liter

    • b. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • c. 2e machinist op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • d. assistent-schipper M.S.B.-opleiding

    • e. assistent-scheepselectriciën/electronica monteur

  • Groep V

    • a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter

    • b. 2e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter

    • c. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 1000 t/m 1999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • d. 2e machinist op zuiger met een vermogen van 1000 t/m 1999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • e. machinist-waterpomp voor natte stort

    • f. chauffeur/stortwerker onder andere op pijpenlader

    • g. 2e kok sleephopperzuiger

    • h. kok, verzorging 21 t/m 30 personen

    • i. stuurman/motordrijver op zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3

    • j. stuurman motordrijver op sleep-/duwboot of vlet.

  • Groep VI

    • a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter

    • b. 2e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter

    • c. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 2000 t/m 2999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • d. 2e machinist op zuiger met een vermogen van 2000 t/m 2999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • e. bootsman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3, of op steenstortvaartuig, of op blokkenvaartuig

    • f. 2e stuurman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3

    • g. pijpenman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3

    • h. stuurman/motordrijver op een zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • i. stuurman op sleep-/duwboot of vlet.

    • j. 2e stuurman op steenstortvaartuig

    • k. 2e machinist op steenstortvaartuig

  • Groep VII

    • a. 2e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer

    • b. 2e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer

    • c. 2e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 3100 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter

    • d. 2e machinist op zuiger met een vermogen van 3100 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter

    • e. 2e stuurman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • f. 2e machinist op sleephopperzuiger met laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • g. bootsman op sleephopperzuiger met laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • h. zelfstandige lasser/bankwerker op sleephopperzuiger met laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • i. pijpenman op sleephopperzuiger met laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • j. 1e kok op sleephopperzuiger

    • k. kok, verzorging van 31 personen of meer

    • l. stortbaas op natte stort

    • m. schipper op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen kleiner dan 299 IPK

    • n. schipper op drijvende kraan met een vermogen kleiner dan 50 tonmeter

    • o. machinist op tussenstation met een vermogen kleiner dan 999 IPK

    • p. 2e bestuurder dieplepel

  • Groep VIII

    • a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud kleiner dan 399 liter

    • b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud kleiner dan 399 liter

    • d. 1e machinist op zuiger met een vermogen kleiner dan 999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • e. schipper op sleepboot met een vermogen van 300 t/m 499 IPK

    • f. machinist op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen van 500 IPK of meer

    • g. kraandrijver op drijvende kraan met een vermogen kleiner dan 50 tonmeter

    • h. schipper op drijvende kraan met een vermogen van 50 tonmeter of meer

    • i. scheepselectriciën/electronica monteur

    • j. machinist op tussenstation met een vermogen van 1000 t/m 1999 IPK

  • Groep IX

    • a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter

    • b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 1000 t/m 1999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 400 t/m 599 liter

    • d. 1e machinist op zuiger met een vermogen van 1000 t/m 1999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • e. schipper op zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een vermogen van 300 IPK of meer op de hoofdmotor en een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3

    • f. schipper op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen van 500 t/m 999 IPK

    • g. kraandrijver op drijvende kraan met een vermogen van 50 tonmeter of meer

    • h. 1e stuurman op steenstortvaartuig

    • i. 1e machinist op steenstortvaartuig

    • j. machinist op tussenstation met een vermogen van 2000 t/m 2999 IPK

    • k. monteur dieplepel

    • i. schipper op afvierponton

    • m. machinist op afvierponton

  • Groep X

    • a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter

    • b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 2000 t/m 2999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 600 t/m 799 liter

    • d. 1e machinist op zuiger met een vermogen van 2000 t/m 2999 IPK op grondpomp(en) plus cutter

    • e. kapitein op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3

    • f. schipper op zelfvarende onderlosser of elevatorbak met een vermogen van 300 IPK of meer op de hoofdmotor en bovendien een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • g. 1e machinist op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud kleiner dan 1000 m3

    • h. zuigerbaas (chef pijpenman) op sleephopperzuiger (indien deze functie aanwezig is)

    • i. kapitein op steenstortvaartuig

    • j. machinist op tussenstation met een vermogen van 3000 IPK of meer

    • k. senior scheepselectriciën/electronica monteur

    • l. schipper op sleep-/duwboot of vlet met een vermogen van 1000 IPK of meer

    • m. 1e bestuurder dieplepel

  • Groep XI

    • a. 1e molenbaas op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer

    • b. 1e zuigerbaas op zuiger met een vermogen van 3000 IPK of meer op de grondpomp(en) plus cutter

    • c. 1e machinist op baggermolen met een emmerinhoud van 800 liter of meer

    • d. 1e machinist op zuiger met een vermogen van 3000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter

  • Groep XII

    • a. 1e stuurman op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • b. 1e machinist op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • c. hoofdschipper op zuiger met een vermogen van 3000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter

    • d. hoofdmachinist op zuiger met een vermogen van 3000 IPK of meer op grondpomp(en) plus cutter

    • e. scheepselectronicus

  • Groep XIII

    • a. kapitein op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

    • b. hoofdwerktuigkundige op sleephopperzuiger met een laadruiminhoud van 1000 m3 of meer

  • B. Bij de beoordeling in welke functiegroep een werknemer geplaatst dient te worden, werkzaam op een bodem- of bakkenzuiger welke voorzien is van een jetpompmotor, die dezelfde functie vervult als de cuttermotor, dient het vermogen van de jetpompmotor in IPK bij het vermogen van de grondpomp(en) in IPK opgeteld te worden.

  • C. Ten aanzien van de plaatsing van dekknecht c.q. bakschipper in groep I dan wel in groep II geldt het volgende:

    • 1. Bakschippers en dekknechten van 21 jaar en ouder en in het bezit van het diploma leerlingstelsel baggerbedrijf worden in groep II geplaatst.

    • 2. Bakschippers en dekknechten van 23 jaar en ouder, die in het bezit zijn van het door partijen bij de CAO in te stellen praktijkdiploma, worden ook in groep II geplaatst.

    • De praktijktest voor het behalen van dit diploma kan echter eerst worden afgelegd nadat men gedurende 2 jaar in het baggerbedrijf werkzaam is geweest.

    • 3. Ongeacht het bepaalde in de leden 1 en 2 heeft de werkgever de bevoegdheid een dekknecht of bakschipper in groep II te plaatsen, indien daartoe naar het oordeel van de werkgever gezien vakbekwaamheid, ervaring en verantwoordelijkheid aanleiding is.

  • D. De werkgever is bevoegd voor de functies, genoemd in de groepen X, XI, XII en XIII een hoger basisloon vast te stellen. De van de basislonen afgeleide bedragen en de dagrechtwaarden zullen in zo'n geval overeenkomstig worden verhoogd.

  • E. De werkgever is bevoegd met de werknemers van groep IXb en d, XIIb en XIIIa en b een afwijkende arbeidsovereenkomst af te sluiten, waarbij de arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen tenminste van gelijke strekking moeten zijn als die behorend bij hun indeling in de functielijst.

Artikel 13 Niet met name genoemde functies

  • A. Ten aanzien van functies, die niet met name zijn genoemd in het voorgaande artikel, zal voor de beloning zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij een functie die naar de aard van de werkzaamheden en de omstandigheden waaronder die werkzaamheden worden verricht, in overwegende mate overeenkomt met een functie, die in het voorgaande artikel is genoemd. De werknemer wordt dan ingedeeld in de daarvoor geldende groep.

  • B. Indien een overeenkomstige functie niet in deze CAO is te vinden, wordt de aansluiting gezocht bij een functie in de CAO van een relevante andere bedrijfstak.

Artikel 14 Tewerkstelling in een andere functie

  • A. Indien een werknemer voor een korte periode wordt tewerkgesteld in een hogere functie, zijn de loon- en arbeidsvoorwaarden van toepassing, die voor die hogere functie gelden, over de gehele periode van vervanging, mits deze tewerkstelling aaneengesloten een werkweek of meer heeft geduurd.

  • Na een tijdelijke tewerkstelling in een hogere functie, waar dan ook in eigen bedrijf vervuld, die langer dan 9 maanden heeft geduurd, kan de werknemer voor wat loon- en arbeidsvoorwaarden betreft niet meer worden teruggeplaatst naar een lagere functiegroep dan die gedurende die 9 maanden van toepassing was.

  • B. Tewerkstelling in een lagere functie zal slechts voor tijdelijk plaatsvinden en met behoud van de loon- en arbeidsvoorwaarden, die voor de desbetreffende werknemer gedurende de laatste vier weken van toepassing waren.

Artikel 15 Basisloon en dienstentoeslag

  • A. Aan personeel dat buiten dienst op werktuigen, die zijn opgelegd aan een opslagplaats, voor reparatie aan een scheepswerf verblijven of zijn stilgelegd (bijv. tengevolge van vorst), dan wel voor personeel, dat in daarmee vergelijkbare situatie verkeert, wordt het basisweekloon en de daarbij behorende dienstentoeslag betaald.

  • B. Reiskosten, voedingstoeslag, wachtgeldvergoeding alsmede uitrustingstoeslag en de dagrechtwaarden zullen, indien toepasselijk, in de onder lid A. van dit artikel genoemde gevallen daarenboven worden betaald.1

  • C. De werknemer heeft recht op een dienstentoeslag.

  • Hiervan is uitgezonderd de werknemer die geen funktie uitoefent aan boord van een werktuig en wiens funktie conform artikel 13 is ingedeeld.

  • De dienstentoeslag dient boven het basisloon te worden betaald.

  • De dienstentoeslag bedraagt 6%.

  • De dienstentoeslag is bij de bepaling van de dagrechtwaarde reeds meegeteld.

Artikel 161 Toeslagen en vergoedingen

  • A. Als voedingstoeslag zal een bedrag van f 13,20 per dag worden betaald, doch niet voor die werknemers, die op de plaats van hun woning zijn tewerkgesteld, of die als regel iedere avond naar huis gaan, tenzij de werknemer 1 uur of meer nodig heeft voor het afleggen van de afstand van huis tot plaats van werken en hij later dan 19.00 uur thuiskomt.

  • B. Voor noodzakelijk gebruik door de werknemer van zijn eigen uitrusting zal een bedrag van f 3,00 per dag worden betaald.

  • C. De vergoedingen, genoemd onder A. en B., zullen slechts worden gegeven over dagen, waarop de werknemer arbeid heeft verricht. Wachtdoen geldt in dit verband als arbeid.

Artikel 17 E.H.B.O.-diploma

  • A. Een werknemer die in het bezit is van een geldig E.H.B.O.-diploma en regelmatig de vereiste herhalingscursussen volgt, ontvangt in de laatste loonweek van elk jaar een bedrag van f 400,– over dat jaar, uit te keren door de Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken VBKO.

  • B. Onder werknemer wordt ten deze mede verstaan personen die een WW-, vorstverlet- of ziektewetuitkering krijgen mits deze niet langer heeft geduurd dan een vol jaar en deze personen tevoren werknemer waren in de zin van artikel 1 lid C. van deze CAO.

  • Als peildatum geldt 31 maart van elk jaar.

Artikel 18 Arbeidsduur

  • A. De individuele gemiddelde basiswerkweek bedraagt 36 uur.

Artikel 19 Werken in dagdienst

  • A. Werken in dagdienst zal kunnen geschieden in een 4- dan wel in een 5-daagse werkweek. In gevallen, dat dit technisch noodzakelijk is, kan de werkgever na goed overleg met de betrokken werknemers tot een 5-daagse werkweek besluiten.

  • In alle andere gevallen geldt een 4-daagse werkweek van maandag tot en met donderdag, behalve als de meerderheid van de betrokken werknemers tot het instellen van een 5-daagse werkweek besluit.

  • B. Bij een 4-daagse c.q. 5-daagse werkweek valt de normale werktijd tussen 06.00 en 18.00 uur.

  • Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dag tussen 11.00 en 14.00 uur. Het materieel draait door tijdens deze schaftperiode. De vergoeding voor dit doordraaien is in het basisloon begrepen.

  • C. Voor gevallen, waarin het vervoer van winplaats tot de plaats van verwerking meer dan twee uur vordert, kan de werktijd, genoemd in lid B., worden verschoven, doch slechts zo, dat niet vóór 05.00 uur, noch nà 21.00 uur mag worden gewerkt. Van een verschuiving van de tijden, waarbinnen wordt gewerkt, moet tijdig aan de wederpartij bij de overeenkomst mededeling worden gedaan.

  • D. Aan werknemers, die dagdienst verrichten, wordt het basisloon en de daarbij behorende dienstentoeslag betaald.

  • E. Voor getijdewerk kunnen de tijdstippen van begin en einde van de werktijd aan de eisen, welke het getij aan het werk stelt, worden aangepast, echter op voorwaarde, dat niet langer dan 36 uur per man per week mag worden gewerkt. Aan de werknemer zal dan over elke volle loonweek een toeslag van 9% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon.

  • F. Bij verblijf wegens reparatie aan een scheepswerf kunnen de werktijden worden aangepast aan die van de werf.

Artikel 20 Werken in uitgebreide dagdienst

Met inachtname van een individuele basiswerkweek van 36 uur en indien de bemanningssterkte zoals bedoeld in art. 7 naar evenredigheid (minimaal 1 persoon) wordt opgevoerd, mag de werkgever een uitgebreide dagdienst instellen met een draaitijd van 50 uur per week.

De werktijd valt tussen 06.00 en 18.00 uur.

Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dag tussen 11.00 en 14.00 uur.

Aan de werknemer wordt naast het basisloon en de daarbij behorende dienstentoeslag een toeslag betaald van 19% over het voor hem geldende basisweekloon. De werkgever die een uitgebreide dagdienst wil instellen dient dit tijdig te melden bij de in art. 23 genoemde commissie met vermelding van dienstrooster en de oorspronkelijke en nieuwe bemanningssterkte.

Indien in de praktijk blijkt dat er afgeweken wordt van het ingediende dienstrooster en de bemanningssterkte zal er geen sprake zijn van een uitgebreide dagdienst.

Artikel 21 Ploegendiensten

§ 1. Algemene bepalingen

  • A. De werkgever, die een ploegendienst wil instellen, dient dit tijdig te melden bij de artikel 23 genoemde commissie.

  • Het aanvragen van een vergunning van de Arbeidsinspectie blijft evenwel verplicht.

  • B. Met inachtname van een gemiddelde individuele basiswerkweek van 36 uur worden de werkzaamheden in ploegendiensten uitgevoerd tussen maandag 09.00 en zaterdag 15.00 uur. M.u.v. de volcontinuedienst zoals genoemd in art. 22. In onderling overleg tussen werkgever en werknemer worden de begin- en eindtijden van de ploegendienst binnen de hiervoor aangegeven grenzen gesteld.

  • C. Voor de werknemer, die op grond van medische bezwaren hemzelf of zijn gezin betreffende, niet kan worden ingezet voor het werken in ploegen, zal de werkgever in overleg met de in artikel 23 genoemde commissie een passende oplossing zoeken met inachtneming van de voor betrokkene geldende loon- en arbeidsvoorwaarden.

  • D. Ter voorlichting van de werknemers zal de werkgever zorgdragen voor het in voldoende aantal aan boord en in verblijfsgelegenheden ophangen van afschriften van de door de Arbeidsinspectie afgegeven vergunning(en).

  • E. Tenzij in dit artikel anders geregeld, zijn alle bepalingen van deze CAO op het werken in ploegendienst van toepassing.

  • F. Op werkdagen, welke op een in deze CAO erkende feestdag volgen, zal de werktijd aanvangen als op maandag gebruikelijk is.

  • G. Op werkdagen, welke aan een in deze CAO erkende feestdag voorafgaan, zal de werktijd eindigen als op gewone dagobjecten (dagdienst) gebruikelijk is.

  • H. Voor de in de leden F. en G. van deze paragraaf genoemde gevallen, zullen geen uren worden ingehaald.

  • I. In verkorte werkweken wordt de beloning voor de betreffende week voor elk van de werknemers in het ploegensysteem berekend naar rato van het aantal gewerkte uren van de ploeg met de langste werktijd in de betreffende week. Ten aanzien van de verstrekking van dagrechtwaarden geldt artikel 36 lid J.

  • J. Voor zover het werk het toelaat, zullen de werknemers van de dagploeg en de nachtploeg zoveel mogelijk in hun eigen diensten het onderhoud, de reparaties en soortelijke werkzaamheden verzorgen, alsmede de voorbereidingen daartoe treffen.

  • K. Bij het werken in ploegen moet de dienst worden overgedragen, zodanig dat het produktieproces doorgang vindt.

  • L. De vergoeding voor de in de leden J. en K. genoemde werkzaamheden is in de beloning inbegrepen.

  • M. Aan de met de weekend-wacht belaste werknemer, werkende in het 2-ploegensysteem voor dag en nacht, zal boven de in artikel 26 genoemde wachtvergoeding een bedrag worden betaald, zoals opgenomen in de toepasselijke bijlage van de CAO.

  • N. De ploegen zullen worden gehuisvest in een aan de wal staande verblijfsgelegenheid, als bedoeld in het Veiligheidsbesluit voor Fabrieken of Werkplaatsen van 20 september 1960. Ingeval het materieel daartoe is ingericht, kan de commissie, als bedoeld in artikel 23, anders bepalen.

  • O. Indien een ploegendienst aanvangt dan wel eindigt binnen de normale werkweek zal de van toepassing zijnde ploegentoeslag over de gehele werkweek worden betaald. Voorwaarde hiervoor is dat in deze werkweek de ploegendienst 3 of meer dagen van toepassing is op de werknemer.

  • Deze bepaling geldt niet indien over de andere dagen in deze werkweek een hogere ploegentoeslag van toepassing is.

  • P. De Paritaire Commissie Baggerbedrijf is bevoegd in bijzondere gevallen van de bepalingen van dit artikel af te wijken en nadere regels te stellen.

§ 2. Dienstrooster en beurtgang 1½-ploeg

  • A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:

  • maandag 09.00 tot 21.00 uur

  • dinsdag t/m vrijdag 07.00 tot 19.00 uur.

  • Het personeel schaft afwisselend 2 x ½ uur per dag tussen resp. 11.00 en 13.00 uur en 16.00 en 18.00 uur. Het materiaal draait gedurende deze periodes door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.

  • B. Steeds zijn 2 halve ploegen op het werk en 1 halve ploeg thuis, zodat iedere individuele werknemer 2 weken werkt en 1 week vrij is bij toerbeurt.

  • C. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 22% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon. Ongeacht of hij in de werkende danwel rustende ploeg is ingedeeld.

§ 3. Dienstrooster en beurtgang 2-ploegen

(A) 1. In dagdienst

  • A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:

 Ploeg APloeg B
maandag09.00–14.0014.00–23.00
dinsdag05.00–14.0014.00–22.00
woensdag05.00–14.0014.00–22.00
donderdag05.00–14.0014.00–22.00
vrijdag05.00–14.0014.00–22.00
  • Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materiaal draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.

  • B. De ploegen wisselen wekelijks.

  • C. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 27% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon.

(A) 2. In dag- en nachtdienst

  • A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:

 Ploeg APloeg B
maandag09.00–18.00ma/di 18.00–06.00
dinsdag06.00–18.00di/wo 18.00–06.00
woensdag06.00–18.00wo/do 18.00–06.00
donderdag06.00–18.00do/vrij 18.00–21.00
  • Het personeel schaft afwisselende gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materiaal draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.

  • B. De ploegen wisselen wekelijks.

  • C. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 38,5% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon.

§ 4. Dienstrooster en beurtgang 2½-ploeg

  • A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:

 Ploeg APloeg B
maandag10.00–18.00ma/di 18.00–06.00
dinsdag06.00–18.00di/wo 18.00–06.00
woensdag06.00–18.00wo/do 18.00–06.00
donderdag06.00–18.00do/vrij 18.00–06.00
vrijdag06.00–13.00 
  • Het personeel schaft afwisselend gedurende 1 uur per dienst per dag. Het materiaal draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.

  • B. De ploegen wisselen wekelijks.

  • C. Steeds zijn 2 ploegen op het werk en 1 halve ploeg thuis, zodat iedere werknemer 4 weken werkt en 1 week vrij is bij toerbeurt.

  • D. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 29% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon, ongeacht of hij in de werkende dan wel rustende ploeg is ingedeeld.

§ 5. Dienstrooster en beurtgang 3-ploegen

  • A. In normale volle werkweken gelden de volgende werktijden:

Eerste weekPloeg APloeg BPloeg C (vrij)
maandag10.00–18.00ma/di 18.00–06.00(vrij)
dinsdag06.00–18.00di/wo 18.00–06.00(vrij)
woensdag06.00–18.00wo/do 18.00–06.00(vrij)
donderdag06.00–18.00do/vrij 18.00–06.00(vrij)
vrijdag06.00–18.00vr/za 18.00–04.00(vrij)
Tweede weekPloeg C (dagd)Ploeg A (nachtd.)Ploeg B (vrij)
Derde weekPloeg B (dagd.)Ploeg C (dagd.)Ploeg A (vrij)
  • Het personeel schaft afwisselende gedurende 1 uur per dienst per dag.

  • Het materiaal draait gedurende deze periode door, de vergoeding hiervoor is in de beloning begrepen.

  • B. Aan de werknemer zal over elke volle werkweek de dienstentoeslag alsmede een toeslag van 42½% worden betaald op het voor hem geldende basisweekloon, ongeacht of hij in de werkende dan wel rustende ploeg is ingedeeld.

Artikel 22 Continudienst in 4 ploegen (168 uur)

In geval van een zich voordoende calamiteit, dan wel een objectief vast te stellen noodzakelijkheid tot het verrichten van werkzaamheden, waar de hiervoor vermelde diensten niet in voorzien, kan worden overgegaan tot het instellen van een 4-ploegendienst.

Het aanwezig zijn van een objectief vast te stellen noodzaak dient ten behoeve van de Paritaire Commissie Baggerbedrijf te worden aangetoond. De voor deze 4-ploegendienst geldende, zijn als bijlage bij deze CAO opgenomen.

Artikel 22A Arbeidsomstandigheden

  • A. Bij werkzaamheden met verontreinigde waterbodems zijn de veiligheidsvoorschriften van toepassing conform het betreffende P-blad.

  • B. Tussen de Centrale overheid en de CAO-partijen is een Convenant gesloten inzake de verbetering van de arbeidsomstandigheden in het baggerbedrijf.

  • De bepalingen uit de convenant1 en de uitwerking daarvan zijn van toepassing.

Artikel 23 Paritaire Commissie Baggerbedrijf

  • A. Door partijen is ingesteld de Paritaire Commissie Baggerbedrijf, welke is gevestigd te Leidschendam, Vlietweg 17.

  • B. Deze commissie behandelt o.a.

    • verzoeken tot afwijkingen van de in de CAO overeengekomen dienstroosters en schema's in een 4-daagse werkweek dan wel in ploegensysteem;

    • verzoeken als bedoeld in artikel 36, leden C. en E.;

    • bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 21 en/of 22;

    • de dispensatie van bepalingen verband houdende met de verzekeringsplicht als bedoeld in artikel 28 lid F;

    • de vaststelling van de aaneengesloten vakantieperiode ingevolge artikel 36 lid C.

  • C. Deze Commissie geeft desgevraagd advies aan de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden en/of de Arbeidsinspectie ten aanzien van verzoeken van ondernemingen om vergunning voor werktijdverkorting.

  • D. Verzoeken en/of meldingen bij de Paritaire Commissie Baggerbedrijf kunnen slechts in behandeling worden genomen indien tenminste de gevraagde of vereiste gegevens tijdig in bezit van het secretariaat van de Paritaire Commissie Baggerbedrijf zijn.

  • Tijdig is voor aanvang van het werk, dan wel bij wijziging van een werkschema op een lopend werk, of bij aanvang van een nieuwe fase van het werk, tot uiterlijk één week na ontstaan van de reden tot wijziging.

  • Een verzoek c.q. melding dient in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:

    • omschrijving van het werk;

    • tijdsduur van het werk;

    • in te zetten materieel;

    • copie van de bij de AI ingediende aanvraag voor een werkvergunning.

  • Een verzoek c.q. melding dient gedaan te worden op een standaardformulier dat bij de Paritiare Commissie beschikbaar is.

Artikel 24 Uren voor reparatie en andere aanpassingswerkzaamheden in dagdienst

  • A. Indien voor het doen van herstellingen of andere aanpassingswerkzaamheden langer dan 36 uur per man per week wordt gewerkt, zullen de daarvoor gemaakte werkuren worden betaald als volgt:

    • 1. Voor de eventuele uren, vallende tussen 05.00 en 22.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom A van bijlage III.

    • 2. Voor de eventuele uren, vallende tussen 22.00 en 05.00 uur, alsmede de uren op zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom B van bijlage III.

    • 3. Voor reparatie- of andere aanpassingswerkzaamheden, vallende tussen zaterdag 00.00 uur en maandagmorgen 05.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom C van bijlage III.

  • B. In afwijking van het onder A. gestelde kan de werkgever voor werken, die zich daartoe lenen, aan partijen voorstellen een vast percentage van het basisweekloon te betalen voor de hierboven bedoelde werkzaamheden.

  • C. In afwijking van het bovenstaande worden aan vletschippers, die de uitvoerder of de directie plegen te vervoeren en dientengevolge tijdens de normale werktijd gedurende lange perioden geen arbeid behoeven te verrichten, alleen extra-uren betaald voor arbeid, verricht vóór 06.30 en na 18.00 uur.

  • D. Indien in een week gedurende meer dan 10 uren voor het doen van onder A. bedoelde herstellingen c.q. aanpassingswerkzaamheden wordt gewerkt, zullen deze meerdere uren worden beschouwd als overwerk, bedoeld in artikel 25.

Artikel 25 Overwerk

  • A. Indien voor andere dan de in artikel 24 genoemde werkzaamheden langer dan 36 uur per man per week wordt gewerkt, zullen overuren worden betaald als volgt:

    • 1. Voor de eventuele overuren, vallende tussen 05.00 en 22.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom A van bijlage III.

    • 2. Voor de eventuele overuren, vallende tussen 22.00 en 05.00 uur, alsmede de uren op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom B van bijlage III.

    • 3. Voor werkzaamheden, vallende tussen zondag 00.00 uur en maandagmorgen 05.00 uur, zijn van toepassing de uurbedragen volgens kolom C van bijlage.

  • B. In afwijking van het bovenstaande worden aan vletschippers, die de uitvoerder of de directie plegen te vervoeren en dientengevolge tijdens de normale werktijd gedurende lange perioden geen arbeid behoeven te verrichten, alleen overuren betaald voor arbeid, verricht vóór 06.30 en na 18.00 uur.

Artikel 26 Wacht

  • A. Door de werkgever zullen dusdanige regelingen worden getroffen dat de bemanningsleden van een werktuig niet met de wacht behoeven te worden belast.

  • B. Teneinde aan het in lid A. van dit artikel bepaalde te kunnen voldoen zal het in de meeste gevallen nodig blijken dat de werkgever voor de uitoefening van de wachtfunctie speciale werknemers in dienst neemt.

  • Het loon van deze wachtslieden zal minimaal bedragen de in lid H van dit artikel genoemde bedragen. Bij verlengde weekendwacht vallende op feestdagen zal het loon voor die dagen minimaal het dubbele van de in lid H voorziene vergoeding voor een etmaal bedragen.

  • Deze werknemers hebben verder aanspraak op:

    • een dienstentoeslag van 6%

    • vergoeding van reiskosten

    • de voedingstoeslag

    • 5 weekenden verlof per jaar met doorbetaling van het overeengekomen loon en dienstentoeslag

    • 8% vakantietoeslag over het bruto loonbedrag en dienstentoeslag.

  • Bij een dienstverband korter dan een jaar wordt het recht op verlof en vakantie naar rato berekend.

  • C. In bijzondere, plotseling optredende omstandigheden, waardoor geen wachtsman aanwezig is, terwijl naar het oordeel van de werkgever de situatie een wachtsman noodzakelijk maakt, blijft deze verplichting op de bemanning rusten, dan wel kunnen hiervoor werknemers worden ingezet die op dat moment geen actieve dienst op het materieel vervullen.

  • D. Tijdens de normale werkweek is het personeel overigens buiten de werktijd afwisselend verplicht voor de veiligheid van het mede door hen bevaren materieel zorg te dragen zonder daarvoor betaling te kunnen vorderen, met dien verstande, dat op het werktuig steeds iemand boven de leeftijd van 20 jaar aanwezig is. Indien de wacht door twee personen wordt gedaan, behoeft slechts één wachtsman 20 jaar of ouder te zijn. De hiervoorgenoemde leeftijden zijn ook van toepassing bij wachtdoen tijdens de weekeinden.

  • E. Het bepaalde in lid D. van dit artikel is niet van toepassing op personeel dat dienst doet op werktuigen die zijn opgelegd aan een opslagplaats of voor reparatie aan een scheepswerf verblijven of in een daarmee vergelijkbare situatie verkeren.

  • F. Tot de verplichting van de wachtsman behoort de zorg voor de veiligheid en het behoud van het aan hem toevertrouwde materieel, waaronder mede wordt verstaan een juiste naleving van de scheepvaartreglementen en verzorging van verlichting en verwarming aan boord.

  • G. Een werknemer die belast wordt met het wachthouden van vrijdag tot maandag, ontvangt daarvoor een wachtvergoeding zoals opgenomen in bijlage III van deze CAO.

  • H. Voor een werknemer die uitsluitend in dienst genomen is als wachtsman, zoals in lid B genoemd, bedraagt het loon:

voor een weekendf 471,83
voor een etmaalf 235,92
voor een nachtf 115,80

Artikel 27 Beurtgang, reisduur en reiskosten

  • A. Wekelijkse reis.

    • 1. De werknemers zullen wekelijks in de gelegenheid worden gesteld naar huis te gaan, wanneer de in artikel 19 c.q. artikel 20, 21 en 22 bedoelde werkweek zal zijn voltooid.

    • 2. De werknemers zullen op maandag weer naar het werk vertrekken op een tijdstip, dat niet vroeger is dan 06.00 uur, gerekend van het punt van vertrek.

    • 3. Wanneer door de werkgever wordt verzocht in het hierboven sub 2 genoemde tijdstip enige verandering aan te brengen, zal er naar worden gestreefd hieraan op een redelijke wijze te voldoen, opdat de voorgeschreven werktijd zoveel mogelijk wordt bereikt.

    • 4. Werknemers die werkzaamheden verrichten zoals genoemd in art. 15 worden in de gelegenheid gesteld te reizen gedurende werktijd of aan de werknemer wordt de duur van de wekelijkse heen- en terugreis door de werkgever vergoed waarbij voor een reisuur het voor de werknemer vastgestelde uurbedrag in kolom A van bijlage III wordt betaald.

  • B. Dagelijks reis.

  • Werknemers die werkzaamheden verrichten zoals genoemd in artikel 15 worden in de gelegenheid gesteld te reizen gedurende werktijd of aan de werknemer wordt de duur van de dagelijkse heen- en terugreis indien deze dagelijkse reis geschiedt op verzoek van de werkgever door de werkgever vergoed, met uitzondering van de eerste 60 minuten per dag, waarbij voor een reisuur het voor de werknemer vastgestelde uurbedrag in kolom A van bijlage III wordt betaald.

  • C. Reisduur.

    • 1. Onder „duur" van de heen- en terugreis, als bedoeld in de leden A en B van dit artikel, gemaakt met een openbaar of door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel, wordt verstaan het tijdsverloop tussen vertrek van het vervoermiddel naar en aankomst op de plaats van het werk en omgekeerd.

    • 2. Ter bepaling van de „duur" van de heen- en terugreis, als bedoeld in de leden A en B van dit artikel, gemaakt met een eigen vervoermiddel, wordt aangenomen, dat per uur de volgende afstanden worden afgelegd:

      • per rijwiel 15 km;

      • per rijwiel met hulpmotor 25 km;

      • per twee- of driewielig motorvoertuig 40 km;

      • per auto 60 km.

    • 1. Indien de werknemer bij het zich naar en van het werk begeven, als bedoeld in de leden A en B van dit artikel, gebruik moet maken van een openbaar vervoermiddel, zullen hem de reiskosten volledig worden vergoed, waarbij wordt aangenomen, dat het reizen in de tweede of daarmee gelijk te stellen klasse geschiedt.

    • 2. Indien een werknemer naar het oordeel van de werkgever bij het zich naar en van het werk begeven gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, zullen hem hiervoor de hierna genoemde vergoedingen worden betaald:

      • voor het gebruik van een rijwiel f 1,60 per dag;

      • voor het gebruik van een rijwiel met hulpmotor f 0,23 per km, met dien verstande, dat de vergoeding ten minste f 2,60 per dag zal bedragen;

      • voor het gebruik van een twee- of driewielig motorvoertuig f 0,37 per km;

      • voor het gebruik van een auto f 0,19 per km per inzittende met een minimum van f 0,56 per km en een maximum van f 0,65.

    • 3. Indien niet met openbaar vervoer, door de werkgever beschikbaar gesteld vervoer of met instemming van de werkgever met eigen vervoermiddel wordt gereisd, zal bij een af te leggen afstand van 2 km of meer enkele reis in ieder geval de rijwielvergoeding worden betaald.

  • D. Reiskosten.

    • 1. Indien de werknemer bij het zich naar en van het werk begeven, als bedoeld in de leden A en B van dit artikel, gebruik moet maken van een openbaar vervoermiddel, zullen hem de reiskosten volledig worden vergoed, waarbij wordt aangenomen, dat het reizen in de tweede of daarmee gelijk te stellen klasse geschiedt.

    • 2. Indien een werknemer naar het oordeel van de werkgever bij het zich naar en van het werk begeven gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel en/of daarvan tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden gebruik maakt, zullen hem hiervoor de hierna genoemde vergoedingen worden betaald:

      • voor het gebruik van een rijwiel f 1,60 per dag;

      • voor het gebruik van een rijwiel met hulpmotor f 0,23 per km, met dien verstande, dat de vergoeding ten minste f 2,60 per dag zal bedragen;

      • voor het gebruik van een twee- of driewielig motorvoertuig f 0,37 per km;

      • voor het gebruik van een auto f 0,19 per km per inzittende met een minimum van f 0,56 per km en een maximum van f 0,65.

    • 3. Indien niet met openbaar vervoer, door de werkgever beschikbaar gesteld vervoer of met instemming van de werkgever met eigen vervoermiddel wordt gereisd, zal bij een af te leggen afstand van 2 km of meer enkele reis in ieder geval de rijwielvergoeding worden betaald.

Artikel 28 Ongevallenverzekering

  • A. Verzekeringsplicht

    • 1. De werkgever is verplicht voor de werknemers, die onder de CAO-baggerbedrijf vallen, een verzekering af te sluiten die een uitkering garandeert ingeval van blijvend lichamelijk letsel of dood ten gevolge van een ongeval, de werknemer, in of buiten dienstverband, overkomen.

    • 2. De in lid 1 genoemde verzekering dient in te houden een recht van de werknemer op een uitkering van:

    • f 65 000,– ingeval van overlijden;

    • f 100 000,– ingeval van algehele blijvende invaliditeit;

    • een en ander volgens de bepalingen in bijlage VII1.

Artikel 29 Aanvang en einde van het dienstverband

  • A. De dienstbetrekking wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, dan wel bepaalde tijd (benoemd) en wordt schriftelijk vastgelegd. Daarin wordt minimaal vastgelegd de datum van indiensttreding, de functie en de beloning.

  • Opzegging van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd zal schriftelijk geschieden.

  • Wanneer een proeftijd tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen, dient deze schriftelijk te worden vastgelegd. Een dergelijke proeftijd mag volgens artikel 1639n van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek ten hoogste twee maanden bedragen.

  • B. Bij aanneming of ontslag worden de reiskosten naar of van het werk, alsmede de vervoerskosten van de bagage, door de werkgever vergoed, behoudens in gevallen bedoeld in artikel 1639p van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.

  • C. In afwijking van het bepaalde in artikel 1639i van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek worden de opzeggingstermijnen als volgt vastgesteld:

    • voor de werknemer bedraagt de opzeggingstermijn:

      • 1. indien hij minderjarig is: één week;

      • 2. indien hij meerderjarig is: één week voor elke twee jaren dienstverband na zijn meerderjarigheid met een minimum van één week en een maximum van zes weken.

    • Voor de werkgever bedraagt de opzeggingstermijn:

      • 1. ten aanzien van een minderjarige werknemer: één week;

      • 2. ten aanzien van een meerderjarige werknemer: één week voor elk geheel jaar dienstverband na diens meerderjarigheid met een minimum van één week en een maximum van dertien weken.

      • 3. in overeenstemming met artikel 1639j tweede lid van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek wordt de termijn van opzegging krachtens het voorgaande lid voor de werkgever verlengd met een week voor elk vol jaar gedurende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaar bij hem in dienst is geweest; de duur van de verlenging bedraagt ten hoogste 13 weken.

  • D. In afwijking van het bepaalde in artikel 1639h lid 3 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek waarin is bepaald dat de werkgever niet kan opzeggen gedurende de tijd, dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en in afwijking van het bepaalde in artikel 1639h lid 5 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek waarin is bepaald, dat de werkgever niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer als dienstplichtige of als lid van het reservepersoneel onder de wapenen is voor militaire oefening, kan de werkgever in deze gevallen wel opzeggen indien de opzegging ook zou zijn geschied indien de genoemde omstandigheden zich niet zouden hebben voorgedaan. Een dienstbetrekking die aldus is opgezegd, eindigt niet indien de werknemer op de laatste dag van de opzegtermijn ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek. De dienstbetrekking eindigt in dat geval – zonder dat herhaalde opzegging vereist is – eerst op de dag dat de werknemer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639 h lid 3 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek.

  • Indien echter, op de dag dat de werknemer weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid in de zin van artikel 1639h lid 3 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, weer werk voorhanden is en de werknemer op basis van het dienstjarenbeginsel voor dit werk in aanmerking komt, zal de dienstbetrekking worden voortgezet.

  • E. Een werknemer die recht heeft op een werkloosheidsuitkering van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid, heeft gedurende het eerste halfjaar van uitkering, overeenkomstig de in het Reglement van de Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid (AVW) gestelde nadere voorwaarden jegens het AVW aanspraak op aanvulling van de dagrechtwaarde tot 100% en op voortzetting van de pensioenopbouw, een en ander overeenkomstig zijn aanspraken bij werken.

  • F. Een werknemer die recht verkrijgt op een werkloosheidsuitkering van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid, heeft gedurende de eerste 13 weken van de werkloosheid, overeenkomstig de in het reglement van de Stichting AVW gestelde voorwaarden, aanspraak op aanvulling van de WW-uitkering met 10% van het betreffende dagloon.

  • Met ingang van 1 juli 19951 zullen de heffing en invordering van de bijdrage komen te vervallen en zullen de kosten van de in lid E en F genoemde regeling door het SFB periodiek in rekening worden gebracht bij de voormalige werkgever.

  • G. De uitvoering van de in lid E en lid F genoemde regeling wordt verzorgd door het AVW, dat de administratie heeft opgedragen aan de Stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid, hierna te noemen SFB, met dien verstande dat de heffing en invordering van de bijdrage bij werkgevers die administratief zijn ingedeeld bij de Risicogroep Baggerbedrijf van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid zal worden verzorgd door de Stichting Sociaal Fonds Baggerbedrijf. De nadere voorwaarden van de regeling zijn vastgelegd in het Reglement AVW.

  • I. Elke werkgever die werknemers in dienst heeft waarop deze CAO van toepassing is, dient, voorzover hij lid is van de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid, aan het SFB danwel de Stichting Sociaal Fonds Baggerbedrijf de loongegevens te verstrekken die deze stichtingen noodzakelijk achten voor de jaarlijkse heffing van de bijdrage ten behoeve van het AVW.

Artikel 30 Kort verzuim1

  • A. Geen loon is verschuldigd over de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Evenwel zal dit artikel 1638c en artikel 1638d van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn, echter met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 30 en 31 dezer overeenkomst.

  • B. In de volgende gevallen zal de werkgever het loon ten hoogste over de daarbij vermelde tijdsduur vergoeden, mits van het verlof gebruik wordt gemaakt, waartoe het bestemd is:

  • vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de uitvaart:

    • 1. bij overlijden van de levenspartner van de werknemer;

    • 2. bij overlijden van een in gezinsverband opgenomen kind of pleegkind van de werknemer danwel inwonende vader/moeder of schoonvader/schoonmoeder.

  • over twee dagen:

    • 3. bij huwelijk van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;

    • 4. bij overlijden van een niet in gezinsverband opgenomen kind of pleegkind van de werknemer;

    • 5. bij overlijden van één der ouders of schoonouders van de werknemer;

    • 6. bij bevalling van de levenspartner van de werknemer.

  • over één dag:

    • 7. bij 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;

    • 8. bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van ouders of schoonouders van de werknemer; mits tien dagen tevoren aangekondigd;

    • 9. bij huwelijk van een kind of pleegkind van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;

    • 10. bij huwelijk van een broer, zwager, zuster, schoonzuster of kleinkind van de werknemer, mits tien dagen tevoren aangekondigd;

    • 11. bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van één der grootouders van de werknemer of diens levenspartner;

    • 12. bij overlijden of voor het bijwonen van de begrafenis van een zuster, broer, schoonzuster, zwager, schoondochter, schoonzoon of kleinkind van de werknemer;

    • 13. bij 25-jarig of 40-jarig dienstverbandjubileum.

  • C. Zowel bij opname van de levenspartner in, als bij ontslag uit het ziekenhuis zal verlof met behoud van loon worden verleend voor de benodigde tijd met een maximum van 1 dag.

  • D. Voor de medische keuring op verzoek van de werkgever zal de duur van het werkelijk verzuim worden vergoed.

  • E. De werkgever zal in geval van verzuim om onder lid B en D van dit artikel vermelde redenen de werkelijk gemaakte reiskosten (tweede of daarmee gelijk te stellen klasse) vanaf de plaats van tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer en terug, vergoeden.

  • F. Bij militaire inspectie en het vervullen van andere militaire verplichtingen, anders dan bij opkomst in werkelijke dienst, zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed tot ten hoogste één dag.

  • Bij militaire keuring zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed tot ten hoogste één dag.

  • G. Wordt een werknemer door zijn behandelend geneesheer voor onderzoek naar een specialist of een medisch consultatiebureau verwezen en kan hem krachtens de Ziektewet over dit verzuim geen uitkering worden verleend, dan zal hem door de werkgever per bezoek ten hoogste één dag loon worden vergoed.

  • H. Voor het doen van een vakexamen ter verkrijging van een erkend diploma en verband houdende met de bedrijfstak, zal het daaruit voortvloeiende verzuim door de werkgever worden vergoed, alsmede de dienstentoeslag.

  • I. Onder het te vergoeden loon, bedoeld in de leden B t/m G van dit artikel, dient te worden verstaan per dag 1/5 van het basisweekloon en dienstentoeslag.

  • J. Bij niet te voorziene calamiteiten in het gezin van de werknemer zullen in goed overleg met de werkgever de daarvoor benodigde verzuimuren met behoud van loon worden vergoed.

Artikel 31 Arbeidsongeschiktheid

  • A. In geval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht zich vóór 10.00 uur 's morgens, doch in ieder geval op de eerste dag, waarop wegens ziekte niet gewerkt kan worden, bij de werkgever ziek te melden.

  • B. Ingeval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte ontvangt de werknemer gedurende maximaal 52 weken van de werkgever per dag het vast overeengekomen loon, incl. de laatstelijk bij werken geldende toeslagen en de gemiddelde vergoeding wegens overuren over de laatste 13 weken van het dienstverband. Dit loonbedrag, is gemaximeerd op het maximum dagloon ingevolge de Ziektewet (per 1-4-1995: f 286,84) vermenigvuldigd met de factor 100/92.5. Gedurende maximaal 26 weken verstrekt de werkgever aan de werknemer de vakantierechtwaarden die de werknemer zou hebben ontvangen indien hij had gewerkt. Daarna wordt een vakantierechtwaarde verstrekt waarin geen opbouw van vakantiedagen is opgenomen. De overige afdrachten worden gerelateerd aan het betaalde loon tijdens ziekte.

  • C. Wanneer op medisch verzoek een arbeidsongeschikte werknemer moet worden vervoerd, zullen de vervoerskosten van, en bij herstel naar het werk, door de werkgever worden vergoed.

  • D. Wanneer een werknemer op de plaats van tewerkstelling dan wel naar en van het werk, arbeidsongeschikt wordt en om medische redenen niet naar huis mag worden vervoerd, zal, wanneer deze situatie langer dan een week duurt, de levenspartner of een ander gezinslid van deze werknemer op kosten van de werkgever in de gelegenheid worden gesteld hem eenmaal per week te bezoeken. De werkgever is niet tot deze vergoeding verplicht, wanneer het uitvoeringsorgaan van Ziektewet en W.A.O. deze kosten vergoedt.

  • E. Indien een werknemer in de loop van zijn dienstverband voor zijn functie geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt, zal zijn werkgever binnen zijn onderneming (eventueel bedrijfstak) zoeken naar mogelijkheden om voor deze werknemer passend werk te vinden.

Artikel 31A Ziekteverzuim

  • A. Indien ten behoeve van de terugkeer in het arbeidsproces van een zieke werknemer, die een uitkering ingevolge de Ziektewet ontvangt, een zogenaamd terugkeerplan wordt opgesteld, zijn de zieke werknemer en zijn werkgever verplicht hieraan mee te werken.

  • B. De werkgever zal in zijn aanname- en ontslagbeleid de ziekterisico's van de werknemers niet als selectiecriterium mogen hanteren.

  • C. De zieke werknemer die gedurende zijn ziekteperiode vakantie opneemt heeft gedurende deze periode geen recht op loondoorbetaling van zijn werkgever.

Artikel 32 Vervoer bij overlijden

Ingeval een werknemer overlijdt tijdens het werk, op weg naar of van zijn werk, of tijdens verblijf buiten zijn woonplaats in verband met zijn werk, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot, althans voor zover binnen Nederland, naar de woonplaats van overledene vergoeden aan de nabestaande(n), voor zover deze die kosten heeft (hebben) gedragen.

Artikel 33 Uitkering bij overlijden

Overeenkomstig artikel 1639 L van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek zal de werkgever, indien een werknemer overlijdt, aan de nagelaten betrekkingen van deze werknemer, indien hij niet duurzaam gescheiden van deze leefde, of, bij ontstentenis van deze, aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van deze werknemer, een uitkering verlenen ten bedrage van het voor de betrokken werknemer geldende loon en dienstentoeslag over de periode vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaatsvond, met inachtneming van de bepalingen van bovengenoemd artikel van het Burgerlijk Wetboek.

Deze verplichting van de werkgever is verzekerd bij de Risicogroep Baggerbedrijf, waar de werkgever zich in voorkomend geval toe dient te wenden.

Artikel 34 Verlies van uitrusting en andere eigendommen van de werknemer

Behoudens indien anders door de wet geregeld zal de werkgever bij verlies of schade aan uitrusting of andere eigendommen van de werknemer ten gevolge van brand, ontploffing, zinken van vaartuigen en andere calamiteiten, toe te rekenen aan de werken of het materieel een schadevergoeding betalen tot een maximum van f 3 000,– per werknemer per evenement onder de volgende voorwaarden.

Het bestaan en de omvang van het verlies of de schade dienen door de werknemer ten genoegen van de werkgever te worden aangetoond. Vergoeding vindt alleen plaats, indien het voorwerpen of andere eigendommen betrof, die de werknemer redelijkerwijze nodig heeft voor zijn verblijf op het werk c.q. aan boord, en hij redelijke voorzorgen genomen heeft om bij normale werkomstandigheden teloorgaan te voorkomen.

Artikel 35 Vorstverlet

Tijdens vorstverlet heeft de werknemer recht op een uitkering, vastgesteld overeenkomstig de in het Dagloonbesluit Bouwnijverheid Werkloosheidswet genoemde vorstdagloonberekening.

Indien deze uitkering per dag minder bedraagt dan 1/5 gedeelte van het basisweekloon en dienstentoeslag is de werkgever verplicht dit mindere aan te vullen.

Indien en voor zover de Bedrijfsvereniging voor de Bouwnijverheid tijdens de vorstwerkloosheid geen pensioenpremie zal betalen voor het Bedrijfspensioenfonds voor het Baggerbedrijf, zal de werkgever een premie aan dit bedrijfspensioenfonds betalen, gelijk aan de tijdens de wachtgelduitkering vastgestelde premie.

De werkgever kan deze verplichtingen verzekeren bij de daartoe bestemde „Stichting Aanvullingsfonds Vorstwerkloosheidsuitkeringen Baggerbedrijf".

Artikel 36 Vakantie, snipperdagen, feestdagen

  • A. Gedurende het vakantiejaar 1995/1996 heeft iedere werknemer recht op vakantie- en snipperdagen gedurende zesentwintig werkdagen per jaar. Bovendien heeft hij recht op vrijaf op Nieuwjaarsdag (1 januari) indien deze niet op een zaterdag of zondag valt en tijdens de algemeen erkende christelijke feestdagen. Koninginnedag geldt als een normale werkdag, waarop geen recht op vrij bestaat; behoudens in het geval Koninginnedag wordt gevierd op maandag.

  • Voor de bepaling van de vakantie- en snipperdagen wordt de werkweek geacht vijf dagen te bevatten.

  • B. Gedurende het vakantiejaar 1995/1996 hebben de volgende werknemers recht op extra verlof en wel, tezamen met het in lid A van dit artikel genoemde aantal, tot een totaal van:

    • werknemers beneden 18 jaar 29 werkdagen;

    • werknemers geboren vóór 1-1-1941 39 werkdagen;

    • werknemers geboren vóór 1-1-1936 42 werkdagen.

  • C. Door de werknemers moeten vijftien dagen van het verlof aaneengesloten worden genomen gedurende een aaneengesloten periode in de maanden juli en/of augustus. De vaststelling van dit verlof dient tijdig en in onderling overleg te worden vastgesteld.

  • De Paritaire Commissie Baggerbedrijf is bevoegd van het bepaalde in de voorgaande alinea dispensatie te verlenen.

  • Ingeval van collectieve bedrijfssluiting zal de werknemer als bedoeld in art. 31A lid C ingeval van onvoldoende vakantieopbouw in staat dienen te worden gesteld werkzaamheden te verrichten.

  • D. Op verzoek van een werknemer kan, in overleg tussen werknemer en werkgever, in afwijking van het in lid C bepaalde, op een ander tijdstip een aaneengesloten vakantieperiode van 15 werkdagen worden opgenomen.

  • De werknemer heeft de mogelijkheid om 20 vakantiedagen aaneengesloten op te nemen mits dit niet strijdig is met het bedrijfsbelang.

  • E. De na aftrek van de aaneengesloten zomervakantie overblijvende verlofdagen zijn snipperdagen, welke in onderling overleg tussen werkgever en werknemer en met inachtneming van het overigens in dit lid bepaalde verspreid over het vakantiejaar zullen worden opgenomen.

  • Als verplichte snipperdagen zijn aangewezen in het vakantiejaar 1995/1996: 27, 28, 29 december 1995.

  • De Paritaire Commissie Baggerbedrijf is bevoegd van deze verplichte snipperdagen dispensatie te verlenen, mits de werkgever een daartoe strekkend verzoek 3 weken tevoren heeft ingediend. Aan de werknemer, werkzaam in een ploegendienst, wordt in geval van een, overeenkomstig het hiervoor bepaalde opgenomen snipperdag de gemaakte reiskosten door de werkgever vergoed op basis van openbaar vervoer (tweede klasse) vanaf de plaats van de tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer vice versa.

  • F. Voor elke vakantiedag of gedeelte van een vakantiedag gedurende welke de werknemer zeer bijzondere omstandigheden of redenen, als bedoeld in artikel 1638 ee van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten moet hem alsnog een (gedeelte van een) dag verlof worden gegeven op een tijdstip na overleg met de werknemer door de werkgever vast te stellen, mits de werknemer voor de aanvang van de verhindering dit aan de werkgever heeft medegedeeld. In elk geval van arbeidsongeschiktheid tijdens de collectieve zomervakantie kan er tussen werkgever en werknemer overlegd worden over een eventueel compenserende vakantie, voor zover daarop recht zou bestaan.

  • G. Indien een bemanningslid gedurende de zomervakantie van maandag tot en met vrijdag de wacht houdt, zal hij het loon ontvangen, dat hij gedurende zijn eigen vakantie aan boord zou hebben verdiend.

  • H. Het bemanningslid, dat in de zomervakantie wacht doet op materieel, zal zijn aaneengesloten vakantie als regel opnemen in de weken, die direct aan de zomervakantie voorafgaan of daarop volgen.

  • I. Als toeslag ten behoeve van de aaneengesloten vakantie zal in het vakantiejaar 1995/1996 21 dagen loon worden gegeven. Bij een dienstverband korter dan een vakantiejaar wordt de toeslag naar verhouding vastgesteld.

  • J. Ter vergoeding van:

    • a. de loonderving over de in lid A c.q. B van dit artikel bedoelde vakantiedagen, snipperdagen en over de niet op zaterdag of zondag vallende algemeen erkende christelijke feestdagen en Nieuwjaarsdag, en over eventueel extra vrijaf, indien door of namens de Regering daarvoor in een bepaald jaar toestemming wordt verleend en de toeslag als bedoeld in lid I van dit artikel, zal de werkgever aan de werknemer bij iedere loonbetaling een zodanige dagrechtwaarde verstrekken zoals wordt omschreven in het reglement van het Vakantiefonds Baggerbedrijf, gevestigd te Leidschendam, welke bepalingen werkgevers en werknemers op gelijke wijze binden als de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, alsmede in de bijlagen hierbij.

    • Voor elke volle werkweek en/of vrije week ingevolge een drie-ploegensysteem worden steeds 5 dagrechtwaarden verstrekt.

    • Indien bij werken in een 4 daagse werkweek de werkweek wordt verkort door feest- of snipperdagen, ziekteverzuim, tussentijdse indiensttreding, dan wel door ontslag, worden per werkweek de volgende aantallen zegels verstrekt:

    • 1 werkdag = 1 dagrechtwaarde;

    • 2 werkdagen = 2 dagrechtwaarden;

    • 3 werkdagen = 4 dagrechtwaarden.

  • In alle andere gevallen wordt, indien de werkweek door feest- of snipperdagen wordt verkort, het aantal dagrechtwaarden in de betreffende week met deze dagrechtwaarden verminderd. Hetzelfde geldt in deze gevallen indien door ziekteverzuim, tussentijdse indiensttreding dan wel door ontslag een onvolledige werkweek ontstaat. Voor de berekening van de loonderving resp. toeslag wordt voor het vakantiejaar 1995/1996 uitgegaan van het basisloon vermeerderd met de dienstentoeslag. Deze grondslag wordt verhoogd met 5%.

  • K. Aan werknemers behorende tot de functiegroepen O, I en II zal voor het vakantiejaar 1995/1996 een dagrechtwaarde als bedoeld in lid J worden verstrekt, corresponderend met het basisloon van groep III vermeerderd met de dienstentoeslag en de daarop gebaseerde verhoging van 5%.

  • L. De werkgever, die heeft voldaan aan zijn verplichting, neergelegd in lid J van dit artikel, is niet gehouden loon, noch toeslag, bedoeld in lid I van dit artikel, tijdens de vakantie aan de bij hem in dienst zijnde werknemers door te betalen.

Artikel 38 Spaarloon/Premiesparen

De werkgever is verplicht om iedere werknemer in de gelegenheid te stellen optimaal gebruik te kunnen maken van de wettelijk toegestane spaarloon- en premiespaarfaciliteiten. Indien de werknemer gebruik maakt van de mogelijkheid van premiesparen zal het door de werknemer gespaarde bedrag door de werkgever met een gelijk bedrag worden aangevuld met als maximum het wettelijk bepaalde.

Artikel 39 Bijzonder verlof

  • A. Een kaderlid van werknemersorganisaties kan ter bijwoning van een vergadering of studiebijeenkomst van zijn organisatie, waarvoor hij in persoon is uitgenodigd, vrijaf krijgen.

  • B. Het betrokken kaderlid zal ter verkrijging van dit verlof tijdig overleg plegen met zijn werkgever. Het gevraagde verlof zal worden toegestaan mits het werktuig dan wel het werk hierdoor niet stil komt te liggen.

  • C. Het onder lid A van dit artikel bedoelde verlof zal maximaal 10 dagen per jaar bedragen.

  • Door werkgever zal per jaar gedurende 5 dagen het loon worden doorbetaald.

  • Over meerdere dagen is werkgever niet verplicht loonderving te vergoeden.

Artikel 39A Scholing

Een werknemer die voor een periode van 12 maanden aaneengesloten bij een werkgever in dienst is, krijgt de mogelijkheid gedurende 1 dag een bijscholingscursus te volgen voor rekening van de werkgever met behoud van loon.

Artikel 42 Werkgelegenheidsoverleg in de onderneming

  • A. De werkgever is gehouden de volgende onderwerpen, voor zover niet in deze CAO geregeld, aan de ondernemingsraad voor te leggen op de wijze die in overeenstemming is met het terzake van elk onderwerp bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden:

    • het jaarplan (toekomstverwachtingen ook ten aanzien van werkgelegenheid, orderportefeuille en investeringen);

    • de jaarrekeningen (evaluatie van het jaarplan);

    • het sociale beleid;

    • de werktijden, indeling van werktijd, ploegendiensten;

    • uitvoering onderhanden werken.

  • B. In aansluiting op artikel 16 lid I van de Wet op de Ondernemingsraden kan de meerderheid van de gekozen leden van de ondernemingsraad deskundige vertegenwoordigers van werknemersorganisaties, die partij zijn bij deze CAO betrekken in een overleg over de onderwerpen als in lid A genoemd.

  • C. Overigens is de werkgever gehouden aan de werknemersorganisaties tijdig informatie te verstrekken over alle voorgenomen beslissingen die omvang en inhoud van de werkgelegenheid in het bedrijf wezenlijk kunnen beïnvloeden.

  • Dit geldt niet bij beëindiging van een werk.

Artikel 43 Fusies en bedrijfssluitingen

Ten aanzien van fusie, bedrijfsoverdracht en bedrijfssluiting zullen de S.E.R. Fusiegedragsregels 1975 van toepassing zijn.

Artikel 44 Vrijwillig Vervroegde Uittreding

  • A. Terzake van de vrijwillige vervroegde uittreding is tussen partijen een aparte collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.

BIJLAGE I

STORTPERSONEEL, BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET BAGGERBEDRIJF

Voor stortpersoneel, werkzaam op het natte stort, gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het baggerbedrijf, met uitzondering van de artikelen 7, 16A, 16B, 24, 25, 26.

Deze artikelen worden vervangen en aangevuld door de hieronder staande.

Artikel 1 Beloning

De beloning is vermeld in de bijlagen bij deze CAO, waarbij de stortbaas is ingedeeld in groep VII (a) en de stortwerker in groep III (e) (zie artikel 12 van de CAO).

Artikel 2 Voeding en logies

  • A. Aan de wekelijks naar huis gaande werknemer zullen op kosten van de werkgever behoorlijke voeding en logies worden verstrekt.

  • B. De hierbedoelde werknemer behoudt het recht op vrije voeding en logies, indien hij arbeidsongeschikt wordt, voor zolang hij verblijf houdt in de plaats, waar hij te werk is gesteld. De werkgever heeft het recht op zijn kosten zodanige werknemer naar zijn woonplaats te doen vervoeren, indien dit vervoer medisch verantwoord wordt geacht; is evenwel vervoer naar de woonplaats medisch noodzakelijk, dan is de werkgever verplicht de kosten voor zijn rekening te nemen.

Artikel 3 Eigen uitrusting

Voor noodzakelijk gebruik door de werknemer van zijn eigen uitrusting zal een bedrag van f 3,00 per dag worden betaald.

Artikel 4 Versteluren en overwerk

  • A. De werknemer is in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, gehouden tot het verrichten van werkzaamheden voor het verstellen van leidingen e.d. en aanpassingswerkzaamheden.

  • Daarvoor zullen hem de volgende uurlonen worden uitbetaald:

    • 1. voor het eerste, tweede en derde uur werken per dag, aansluitend aan de gewone werktijd, volgens kolom A van bijlage III;

    • 2. voor de volgende uren tot het uur, waarop de gewone werktijd begint, volgens kolom B van bijlage III.

  • Indien in een week gedurende meer dan 5 uren voor het verrichten van bovengenoemde werkzaamheden wordt gewerkt, zullen deze meerdere uren worden beschouwd als overwerk bedoeld in de volgende leden van dit artikel.

  • B. Voorts is in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, de werknemer gehouden langer te werken dan in artikel 18 van de CAO voor het baggerbedrijf is bepaald. Daarvoor zullen hem de volgende uurlonen worden uitbetaald:

    • 1. voor het eerste, tweede en derde uur werken per dag, aansluitend aan de gewone werktijd, volgens kolom A van bijlage III;

    • 2. voor de volgende uren tot het uur, waarop de gewone werktijd begint, volgens kolom B van bijlage III.

  • C. Tevens is in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, de werknemer gehouden te arbeiden buiten de uren in artikel 19 sub B van de CAO voor het baggerbedrijf bepaald. In gevallen, waarin op het betreffende werk niet van toepassing is het in het tweede lid van dit artikel bepaalde, zal als uurloon voor buiten de grenzen van artikel 19 sub B van de CAO voor het baggerbedrijf vallende uren worden betaald volgens kolom A van bijlage III.

  • D. Indien op zaterdag tussen 00.00 en 24.00 uur arbeid wordt verricht, wordt het uurloon als uurloon betaald volgens kolom B van bijlage III.

  • E. Indien op zondag tussen 00.00 en 24.00 uur arbeid wordt verricht, wordt het uurloon als uurloon betaald volgens kolom C van bijlage III.

  • Indien een werknemer bezwaren heeft tegen zondagsarbeid, kan hij daartoe niet worden verplicht.

  • F. Met zondagsarbeid wordt gelijkgesteld het werk op feestdagen, genoemd in artikel 36 sub A van de CAO voor het baggerbedrijf.

BIJLAGE II

KLEINSCHALIG BAGGEREN BEHORENDE BIJ DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET BAGGERBEDRIJF

Voor personeel, werkzaam in het kleinschalig baggeren, gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het baggerbedrijf, met uitzondering van de artikelen 7, 12 en de bijlage III. Deze artikelen worden vervangen en aangevuld door de hieronder staande.

Artikel 1 Kleinschalig baggerwerk

Kleinschalig baggerwerk is baggerwerk dat in de regel wordt uitgevoerd d.m.v. eenmansbediende werktuigen.

Artikel 2 Loonklassen

Ten aanzien van de bepaling van het basisloon geldt onderstaande loonklassenindeling.

Klasse 0:

Een werknemer zonder werkervaring in de bedrijfstak, die na 1 april 1995 in de bedrijfstak in dienst treedt. Na één jaar werkervaring wordt deze werknemer ingedeeld in de groep behorend bij zijn functie.

Klasse 1:

Werknemers die onder leiding werkzaamheden verrichten van eenvoudige aard waarvoor geen vakkennis en slechts geringe ervaring is vereist.

Werknemers, ingedeeld in klasse 1, gaan automatisch na één jaar dienstverband bij dezelfde werkgever naar klasse 2.

Werknemers die hieraan niet voldoen, dienen voor indeling in klasse 2 te bewijzen dat zij elders in het kleinschalig baggerwerk in totaliteit een dienstverband van één jaar hebben gehad.

Klasse 2:

Werknemers, die onder leiding werkzaamheden verrichten waarvoor enige vakkennis en vaardigheid is vereist.

Klasse 3:

Werknemers die uit te voeren werkzaamheden voor een deel zelfstandig en voor een deel onder toezicht of na instructie verrichten.

Klasse 4:

Werknemers die zelfstandig alle voorkomende uit te voeren werkzaamheden verrichten. Zij onderkennen factoren die de bedrijfsuitoefening kunnen verstoren, nemen hiertegen maatregelen of melden deze.

Zij geven incidenteel aanwijzingen bij de uitvoering van werkzaamheden.

Werknemers die voor het merendeel als chauffeur voor vrachtwagens waarvoor rijbewijs C nodig is, werkzaam zijn.

Klasse 5:

Werknemers die zelfstandig alle voorkomende uit te voeren werkzaamheden, zoals bedoeld in klasse 4, verrichten, over speciale vakkennis beschikken en/of aan machines in belangrijke mate zelf onderhoud en reparatiewerk verzorgen.

Werknemers die speciaal belast zijn met alle voorkomende onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan machines, deze zelfstandig kunnen uitvoeren en hierbij leiding geven.

Artikel 3 Beloning

  • A. Voor de werknemers vallend in loonklasse 0 t/m 5 zijn de volgende basislonen van toepassing:

klasse 0f 645,92
klasse 1f 670,11
klasse 2f 695,87
klasse 3f 732,37
klasse 4f 768,51
klasse 5f 803,93
  • B. Het basisloon is gebaseerd op een werkweek van 36 uur.

  • Indien langer wordt gewerkt zijn de uurlonen van toepassing zoals vermeld in bijlage III.

  • Als uurloon dient te worden gerekend met voor

  • klasse 0 de uurlonen van loongroep 0

  • klasse 1 de uurlonen van loongroep I

  • klasse 2 de uurlonen van loongroep III

  • klasse 3 de uurlonen van loongroep V

  • klasse 4 de uurlonen van loongroep VII

  • klasse 5 de uurlonen van loongroep IX

  • C. Indien zich een situatie voordoet dat het materieel doordraait tijdens de schaft gelden de basislonen conform de bijlage III van deze CAO.

  • Het loon van

  • klasse 0 komt dan overeen met loongroep 0

  • klasse 1 komt dan overeen met loongroep I

  • klasse 2 komt dan overeen met loongroep III

  • klasse 3 komt dan overeen met loongroep V

  • klasse 4 komt dan overeen met loongroep VII

  • klasse 5 komt dan overeen met loongroep IX

Artikel 4 Dagrechtwaarde

  • A. Voor de bepaling van de dagrechtwaarde wordt gebruik gemaakt van de factoren genoemd in bijlage IV.

  • B. Voor werknemers ingedeeld in klasse 1 wordt voor de berekening van de dagrechtwaarde uitgegaan van het basisloon van klasse 2.

BIJLAGE III A

Tijdvak tot en met 30 december 1995

GroepBasisloonUurloontarief
  ABC
O 703,4419,5421,3128,40
I 729,7220,2722,1129,46
II 743,4020,6522,5430,00
III 757,4421,0422,9130,61
IV 777,2421,5923,5631,35
V 797,4022,1524,1132,16
VI 816,4822,6824,7433,00
VII 836,6423,2425,3233,77
VIII 857,5223,8225,9134,57
IX 875,5224,3226,5135,38
X 915,4825,4327,7236,96
XI 954,3626,5128,8838,53
XII 994,6827,6330,1040,15
XIII1033,5628,7131,2741,72

Wachtvergoedingen

Weekend 375,90;

Etmaal 187,99;

Etmaal verlening 187,99;

Nachtwacht 91,76;

Aanvulling weekendwacht (dubbele ploeg) 94,01.

BIJLAGE IV

FACTOREN VOOR HET BEREKENEN VAN DE DAGRECHTWAARDEN

Voor het berekenen van de dagrechtwaarden gelden de volgende factoren:

Voor de periode van 10 april 1995 t/m 7 april 1996

Voor volwassenen is de factor

0,0517 4474 x het basisloon

Voor werknemers van 55 t/m 59 jaar is de factor

0,0683 3302 x het basisloon

Voor werknemers van 60 jaar en ouder is de factor

0,0724 5000 x het basisloon

Voor werknemers, jonger dan 18 jaar is de factor

0,0554 0267 x het basisloon

Voor werknemers die langer dan een halfjaar ziek zijn is de factor

0,0236 6220 x het basisloon

Voor de berekening van de dagrechtwaarde wordt voor de loongroepen 0, I en II uitgegaan van het basisloon in loongroep III.

Voor jeugdigen zijn tevens percentages van kracht zoals vermeld in artikel 11.

Voor het Kleinschalig baggeren wordt voor de berekening van de dagrechtwaarde voor klasse 0 en 1 uitgegaan van het basisloon in klasse 2.

De berekeningen van de exacte dagrechtwaarden door het Sociaal Fonds Baggerbedrijf zijn bindend.

BIJLAGE V

AFWIJKING VOORWAARDEN CONTINUDIENST IN 4 PLOEGEN (168 UUR)

  • De werkgever, die een vier-ploegendienst wil instellen, dient dit tijdig te melden en toestemming te vragen, bij de in artikel 23 genoemde commissie.

  • Het aanvragen van een vergunning van de Arbeidsinspectie blijft daarnaast verplicht.

  • Het aanwezig zijn van een objectief vast te stellen noodzaak dient ten behoeve van de Paritaire Commissie Baggerbedrijf te worden aangetoond.

  • Een aanvraag om te – of toestemming tot – werken in vier-ploegendienst, heeft uitsluitend betrekking op het werk en of materieel waarvan in de aanvraag melding is gedaan en voor de in de aanvraag genoemde periode.

  • Voor aanvang van het werk dienen met betrekking tot de uitvoering van de sociale verzekering afdoende administratieve regelingen met de bedrijfsvereniging te worden overeengekomen. Een eventuele ziektewetuitkering zal via de werkgever plaats vinden.

  • Ter voorlichting van de werknemers zal de werkgever zorgdragen voor het in voldoende aantal aan boord en in verblijfsgelegenheden ophangen van afschriften van: het door de Paritaire Commissie Baggerbedrijf goedgekeurde dienstrooster en de arbeidsvoorwaarden, alsmede de door de Arbeidsinspectie afgegeven vergunning(en).

  • Er zal niet gewerkt worden op de beide Paas- en Pinksterdagen alsmede op Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd en in de periode van 25 december t/m 1 januari. Voor ploegen die op dat moment zouden moeten werken, dus niet de ploegen welke volgens schema vrijaf zijn, zal het loon worden doorbetaald over:

    • beide paasdagen;

    • beide pinksterdagen;

    • beide kerstdagen;

    • nieuwjaarsdag;

    • Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd.

  • Indien het technisch onmogelijk is de werkzaamheden te onderbreken en het werk niet wordt stilgelegd, zal aan de dan werkende ploegen compenserende, doorbetaalde, vrije tijd worden verleend voor:

    • beide paasdagen;

    • beide pinksterdagen;

    • beide kerstdagen;

    • nieuwjaarsdag;

    • Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd.

  • Voor de vrije dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, alsmede voor de 3-wekelijkse vakantieperiode wordt geen loon betaald, omdat deze betaling in de dagrechtwaarde is opgenomen.

  • Bij de aanvraag om toestemming voor het instellen van een vier-ploegendienst dient de werkgever aan te geven of het noodzakelijk is om door te werken gedurende beide Paas- en Pinksterdagen als mede op Koninginnedag indien deze op maandag wordt gevierd en in de periode van 25 december t/m 1 januari.

  • De Paritaire Commissie zal de noodzakelijkheid van het doorwerken op genoemde dagen bij haar beoordeling betrekken.

  • Voor Hemelvaartsdag en daarop volgende vrijdag wordt aan de dan werkende ploegen bij het einde van het werk compenserende, doorbetaalde, vrije tijd verleend voor de betreffende dag.

  • In normale werkweken zal de draaitijd van het materieel op het werk 168 uur zijn. De dagdiensten worden ingedeeld van 07.00 tot 19.00 uur. Voor de nachtdiensten geldt 19.00 tot 07.00 uur, derhalve in twee weken een totale werk/draaitijd van 84 uur per ploeg.

  • De wisseling van de ploegen zal op dinsdag/woensdag 07.00 en 19.00 uur geschieden.

  • Op werkdagen, die aan in deze regeling genoemde erkende feestdagen voorafgaan, zal de werktijd eindigen op 19.00 uur, met dien verstande dat het personeel dezelfde avond de woning kan bereiken.

  • Op werkdagen, die op een in deze regeling genoemde erkende feestdag volgen zal de werktijd aanvangen om 09.00 uur.

  • In onderling overleg kan van de tijdstippen genoemd in deze regeling worden afgeweken. In geval er sprake is van verkorte werktijd t.o.v. het normale ploegenschema i.v.m. feestdagen e.d. wordt de beloning van de werknemers in het vier-ploegensysteem berekend naar rato van het aantal gewerkte uren van de ploeg met de langste werktijd in de betreffende periode.

  • Ten aanzien van de verstrekking van dagrechtwaarden geldt artikel 36, lid j.

  • Voor de aaneengesloten zomervakantie zal de werktijd eveneens eindigen op 19.00 uur.

  • Na de aaneengesloten zomervakantie zal de werktijd eveneens om 09.00 uur aanvangen.

  • Voor, dan wel na, de zomervakantie zal de werknemer boven de drie-weekse aaneengesloten periode aansluitend de rustperiode opnemen, die bij werken in de voorafgaande periode op grond van het dienstrooster opgebouwd is.

  • Indien een werknemer overeenkomstig art. 36 een snipperdag wenst op te nemen, zal de looninhouding plaatsvinden op basis van de voor hem geldende werkdag (⅕ deel van vierploegenloon)

  • De werkgever draagt zorg voor huisvesting en voeding.

  • Indien een werknemer recht heeft op vrijaf volgens artikel 30, lid b t/m i is de CAO van toepassing.

  • Beloning

    • basisweekloon;

    • dienstentoeslag;

    • toeslag 43%;

    • f 125,– bonus.

  • I.v.m. de gemiddelde basiswerkweek van 36 uur bestaat voor iedere 4 weken in volcontinudienst recht op 1 vrije dag tegen een beloning van ⅕ deel van het voor de werknemer geldende vier-ploegenloon.

  • Deze dag kan in overleg met de werkgever worden opgenomen.

BIJLAGE VIII A

STATUTEN VAN DE STICHTING VACANTIEFONDS BAGGERBEDRIJF

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam „Stichting Vacantiefonds Baggerbedrijf".

  • 2. De Stichting is gevestigd te Leidschendam.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze statuten en de reglementen wordt verstaan onder:

Fonds: de in artikel 1 genoemde stichting;

CAO: de geldende collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf, met inbegrip van de daarvan deeluitmakende bijlagen en reglementen;

Werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon in wiens onderneming het Baggerbedrijf wordt uitgeoefend en waarop de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn;

Werknemer: de natuurlijke persoon op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn in dienst van een werkgever;

Bestuur: het bestuur van het fonds als bedoeld in artikel 6;

Directie: de directie van het fonds, als bedoeld in artikel 11;

Organisaties: de organisaties van werkgevers en werknemers als genoemd in artikel 6 lid 1;

Werkgeverslid: het (plaatsvervangend) bestuurslid aangewezen door de Vereniging „Centrale Baggerbedrijf" te Leidschendam;

Werknemerslid: het (plaatsvervangend) bestuurslid aangewezen door hetzij de Bouw- en Houtbond FNV te Woerden of door de Hout- en Bouwbond CNV te Odijk.

De Statuten: deze statuten;

Reglement: een reglement als bedoeld in artikel 10.

Artikel 3 Doel

Het fonds heeft ten doel om, overeenkomstig het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst, de bepalingen van deze statuten en het bepaalde in de reglementen, de werknemers werkzaam in het baggerbedrijf, vergoeding wegens loonderving bij vakantiedagen, snipperdagen, algemeen erkende Christelijke feestdagen, en eventuele andere, nader aan te wijzen dagen te verschaffen, alsmede, tijdens de aaneengesloten vakantie, de vakantietoeslag.

Artikel 4 Middelen ter bereiking van het doel

  • 1. Ter uitvoering van het doel van het fonds worden door de werkgevers ter zake van de opbouw van vakantierechten van werknemers bijdragen aan het fonds betaald.

  • 2. De door de werkgevers verschuldigde bijdragen ten behoeve van de opbouw van vakantierechten kunnen worden verhoogd met een percentage bestemd voor administratiekosten.

  • Deze administratiekosten zijn eveneens verschuldigd aan het fonds.

  • 3. De hoogte van het in het vorige lid bedoelde percentage wordt vastgesteld door het bestuur van het fonds.

  • 4. Het fonds zal de ten behoeve van de werknemers ontvangen bijdragen beheren en op nader te bepalen wijze en tijdstippen uitbetalen aan de rechthebbenden.

Artikel 5 Vermogen en reserve

  • 1. Het vermogen van het fonds zal worden gevormd door:

    • a. het stichtingskapitaal;

    • b. de inkomsten ingevolge het bepaalde in artikel 4;

    • c. renten;

    • d. andere baten.

  • 2. Eventuele overschotten zullen worden gestort in een reserve, waaruit bij tekorten kan worden geput.

  • Wanneer het tekort het bedrag van de reserve overtreft, zal het verschil ten laste van het volgende fondsjaar komen.

Artikel 6 Samenstelling van het bestuur

  • 1. Het bestuur van het fonds bestaat uit zes leden, waarvan worden aangewezen:

  • drie leden door de Vereniging „Centrale Baggerbedrijf", gevestigd te Leidschendam;

  • twee leden door de Bouw- en Houtbond FNV, gevestigd te Woerden;

  • een lid door de Hout- en Bouwbond CNV, gevestigd te Odijk.

  • 2. De in het vorige lid genoemde organisaties benoemen een gelijk aantal plaatsvervangende leden, die in een door de betrokken organisaties te bepalen volgorde zitting zullen nemen in het bestuur bij ontstentenis van één of meer der zittende bestuursleden.

  • 3. De betrokken organisaties zijn te allen tijde bevoegd de aanwijzing van een bestuurslid of plaatsvervangend bestuurslid te herroepen.

  • 4. In geval van een vacature onder de bestuursleden of plaatsvervangende bestuursleden wordt binnen twee maanden na het ontstaan van de vacature daarin voorzien door de organisatie, die het betrokken bestuurslid of het betrokken plaatsvervangende bestuurslid heeft aangewezen.

  • 5. Het bestuur kiest uit zijn midden twee voorzitters: één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde.

  • Bij ontstentenis van een hunner wordt voor zover nodig, door het bestuur in de vervanging voorzien.

  • Om beurten treden de voorzitters gedurende een kalenderjaar als voorzitter en tweede voorzitter op, waarbij de tweede voorzitter tijdens een vergadering van het bestuur zonodig de voorzitter vervangt.

Artikel 7 Taak en bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken en is bevoegd tot alle handelingen, de zaken van het fonds betreffende, voorzover daaromtrent in de statuten en de reglementen niet anders is bepaald.

  • Het fonds wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de twee voorzitters als bedoeld in het vorig artikel, tezamen.

  • 2. Het bestuur is belast met het beheer van de bezittingen van het fonds en met de uitvoering van deze statuten en reglementen van het fonds.

  • 3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.

  • 4. Het bestuur kan voor bepaalde tijd of tot wederopzeggens toe de uitoefening van onderdelen van zijn taak delegeren aan een dagelijks bestuur bestaande uit een of twee werkgeversbestuursleden en een gelijk aantal werknemersbestuursleden.

Artikel 8 Vergaderingen van het bestuur; stemrecht

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of twee andere bestuursleden zulks wenselijk achten, doch ten minste een maal per jaar.

  • De convocatie voor vergaderingen van het bestuur, geschiedt behoudens in spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk op een termijn van tenminste veertien dagen.

  • De convocatiebrieven vermelden, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen.

  • Zoveel mogelijk worden alle te behandelen onderwerpen op schrift gesteld en, als bijlagen, bij de convocatie gevoegd.

  • In vergaderingen welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn.

  • 2. Geldige besluiten kunnen, tenzij in deze statuten het tegendeel uitdrukkelijk blijkt, slechts genomen worden in de vergaderingen, waarin tenminste de helft der bestuursleden aanwezig is, met dien verstande, dat tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden aanwezig moeten zijn.

  • 3. Indien in een vergadering van het bestuur geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet is voldaan aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand na de eerste een tweede vergadering bijeengeroepen waarin, ongeacht het aantal aanwezige leden, besluiten kunnen worden genomen.

  • 4. De besluiten van het bestuur worden, voorzover daarvan bij deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden niet als uitgebrachte stemmen beschouwd.

  • 5. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden.

  • Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 6. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling; stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.

  • 7. Bij staken van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

  • Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • Bij staken van stemmen over personen beslist het lot.

  • 8. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • Het bestuur treft ten behoeve van de bestuursleden een regeling inzake de vergoeding voor vacatiekosten en de door hen in hun functie gemaakte reiskosten.

Artikel 9 Beheer van het vermogen

  • 1. De beleggingen van het fonds zullen door het bestuur op zodanige wijze geschieden dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • Daarenboven zal in een door het bestuur vast te stellen verhouding tot het totaal van de spaarsaldi der deelnemers uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico van vermogensverliezen.

  • 2. De aan het fonds toebehorende zaken worden indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde kredietinstelling.

  • 3. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

  • 4. Het bestuur kan zich terzake van het beheer laten adviseren.

Artikel 10 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan één of meer reglementen vaststellen.

  • 2. Een reglement behoeft de goedkeuring van de in artikel 6 lid 1 genoemde organisaties.

  • 3. De bepalingen van de reglementen zijn, voorzover zij strijdig zijn met deze statuten, nietig.

Artikel 11 Administratie en directie

  • 1. Het fonds draagt zijn administratie op aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland.

  • 2. De directie van het fonds wordt gevormd door de directie van de in het vorige lid genoemde Stichting.

  • 3. De taken en bevoegdheden van de directie kunnen in een door het bestuur vast te stellen instructie nader worden omschreven.

  • 4. De directie woont de vergaderingen van het bestuur bij tenzij het bestuur in enig geval anders beslist.

  • 5. Het is de directie verboden, hetgeen haar nopens het fonds blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan haar opdracht met zich brengt.

Artikel 12 Boekjaar: Accountant en Jaarverslag

  • 1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar, met dien verstande, dat het boekjaar negentienhonderd zeven en zeventig/negentienhonderd acht en zeventig loopt van een juli negentienhonderd zeven en zeventig tot en met een en dertig december negentienhonderd acht en zeventig.

  • 2. De boekhouding van het fonds wordt onder toezicht van een register-accountant gesteld, aan te wijzen door het bestuur van het fonds.

  • Deze accountant brengt elk jaar, of zoveel vaker als het bestuur nodig zou oordelen, verslag uit.

  • 3. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds.

  • De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond.

  • 4. Het bestuur brengt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar schriftelijk een jaarverslag uit.

  • 5. Het in het vorige lid genoemde verslag bevat:

    • a. een algemeen overzicht van de werking van het fonds gedurende het afgelopen boekjaar;

    • b. een rekening en verantwoording omtrent het beheer van het fonds bestaande uit een balans en een staat van lasten en baten, vergezeld van een verklaring van de accountant terzake van zijn bevindingen bij de controle opgedaan;

    • c. in voorkomende gevallen mededeling omtrent de wijzigingen, die in de statuten en/of het reglement hebben plaatsgehad.

  • 6. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de organisaties, genoemd in artikel 6 lid 1.

  • 7. Het jaarverslag wordt voorts ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van het fonds;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 8. Het jaarverslag wordt op aanvraag van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Wijziging statuten en reglementen

  • 1. De statuten, de reglementen, kunnen worden gewijzigd bij besluit van het bestuur.

  • 2. Het bestuur mag over een wijziging van de statuten of de reglementen niet stemmen, als het voorstel niet op de agenda van de desbetreffende bestuursvergadering is vermeld en niet tenminste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn, waarvan tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden.

  • 3. Ingeval het vereiste aantal bestuursleden niet ter vergadering aanwezig is, wordt na tenminste drie dagen, doch uiterlijk binnen vier weken, een nieuwe bestuursvergadering belegd, welke gehouden zal worden binnen twee maanden na de eerst bedoelde vergadering, en waarin over het wijzigingsvoorstel wordt gestemd, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden.

  • 4. Een besluit tot wijziging van de statuten of van de reglementen wordt genomen met tenminste drie vierde van de geldig uitgebrachte stemmen en behoeft de goedkeuring van de in artikel 6 lid 1 genoemde organisaties.

  • Gelijktijdig met het besluit tot wijziging van de statuten, of van enig reglement wordt bepaald op welke datum de wijziging in werking zal treden.

  • 5. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het Stichtingenregister gehouden bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te 's-Gravenhage.

  • 6. Reglementen, alsmede de in de statuten en reglementen aangebrachte wijzigingen, zullen niet in werking treden, alvorens een volledig exemplaar van die stukken, onderscheidenlijk de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht binnen welks ressort de stichting is gevestigd.

Artikel 14 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het bestuur is bevoegd het fonds te ontbinden.

  • Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 13 is bepaald ten aanzien van een besluit tot wijziging van de statuten.

  • 2. Het fonds blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit voor de vereffening nodig is.

  • 3. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten voorzover nodig van kracht.

  • 5. Het bestuur bepaalt de bestemming van een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting, met dien verstande dat het saldo zoveel mogelijk moet worden besteed overeenkomstig het doel van de stichting.

Artikel 15 Slotbepaling

In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE VIII B

REGLEMENT VAN DE STICHTING VACANTIEFONDS BAGGERBEDRIJF

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

Vakantiefonds: de Stichting Vacantiefonds Baggerbedrijf

Stichting: de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland

Bestuur: het bestuur van het vakantiefonds

Collectieve arbeidsovereenkomst: de geldende collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel werkzaam in het Baggerbedrijf, met inbegrip van de daarvan deeluitmakende bijlagen en reglementen

Werkgever: de werkgever op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn

Werknemer: de werknemer op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn en voor de toepassing van artikel 5 tot en met 11 van dit reglement, de werknemers genoemd in artikel 5, tweede lid van dit reglement

Vakantiejaar: de periode die begint op de tweede maandag van de maand april en eindigt op de zondag direct voorafgaande aan de tweede maandag van de maand april in het daaropvolgende kalenderjaar

Vakantierechten: de door partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde vergoeding voor de loonderving over de conform de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde vakantiedagen, snipperdagen en feestdagen, alsmede de vakantietoeslag zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst

Rechtdag: elke dag, waarover de werkgever ingevolge de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst ten behoeve van de werknemer vakantierechten aan het vakantiefonds dient af te dragen

Dagrechtwaarden: de door partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde bedragen ter vergoeding van vakantierechten per rechtdag

Vakantierechten Systeem Baggerbedrijf (VRSB): het girale systeem waarin per werknemer vakantierechten worden bijgeboekt

VRSB-perioden: dertien perioden van elk vier weken, waarvan de eerste aanvangt bij het begin van het vakantiejaar

Verlofdagen: de conform de collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemer vastgestelde vakantiedagen, snipperdagen en feestdagen.

Artikel 2 De door de werkgever aan het vakantiefonds verschuldigde bijdragen

  • 1. De werkgever is conform de bepalingen van de CAO voor het Baggerbedrijf jegens de werknemer ter zake van diens opbouw van vakantierechten gehouden tot het doen van bijdragen aan het vakantiefonds.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde bijdragen worden per VRSB-periode vastgesteld.

  • De hoogte van de bijdragen wordt verkregen door het produkt te berekenen van het aantal rechtdagen en de daarbij behorende dagrechtwaarde(n) in een VRSB-periode.

  • 3. De hoogte van de dagrechtwaarden en het aantal rechtdagen worden vastgesteld door partijen bij de CAO voor het Baggerbedrijf.

  • 4. De door de werkgever verschuldigde bijdragen ten behoeve van de opbouw van vakantierechten kunnen worden verhoogd met een percentage bestemd voor administratiekosten. Deze administratiekosten zijn eveneens verschuldigd aan het vakantiefonds.

  • 5. De hoogte van het in het vorige lid bedoelde percentage wordt vastgesteld door het bestuur van het vakantiefonds.

  • 6. Het vakantiefonds is jegens de werkgever c.q. werknemer niet aansprakelijk voor schade, die is ontstaan doordat de bijdragen ten behoeve van de opbouw van vakantierechten van een werknemer niet conform de bepalingen van de CAO voor het Baggerbedrijf zijn gedaan.

Artikel 3 Het tijdstip van betalen van de werkgeversbijdragen

  • 1. De werkgever is verplicht binnen tien werkdagen na afloop van een VRSB-periode de aan het vakantiefonds over die VRSB-periode verschuldigde bijdragen te voldoen.

  • 2. De betaling van de in het vorige lid bedoelde bijdragen wordt gedaan aan de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland.

Artikel 4 Het verstrekken van rechtenopgaven door de werkgever

  • 1. De werkgever is verplicht binnen tien werkdagen na afloop van een VRSB-periode aan het vakantiefonds opgave te doen van de door zijn werknemers conform de bepalingen van de CAO voor het Baggerbedrijf over die periode opgebouwde vakantierechten.

  • 2. Het bestuur van het vakantiefonds stelt in verband met de in het eerste lid bedoelde verplichting vast welke gegevens de door de werkgever te verstrekken rechtenopgaven dienen te bevatten.

Artikel 5 Het bijboeken van vakantierechten in voor de werknemers bestemde tegoeden

  • 1. Zodra de door de werkgever verschuldigde bijdragen en rechtenopgaven, zoals bedoeld in de artikelen 2 en 4 door de Stichting zijn ontvangen, zullen ten behoeve van de werknemers voor wie de werkgever bijdragen en rechtenopgaven heeft verstrekt, in voor werknemers bestemde tegoeden bedragen worden geboekt ter grootte van de door de werkgever voor hen afgedragen vakantierechten.

  • 2. Het vorenstaande geldt eveneens in het geval:

    • a. een bedrijfsvereniging bijdragen heeft betaald en rechtenopgaven heeft verstrekt ten behoeve van een werknemer;

    • b. een werkgever op vrijwillige basis bijdragen heeft betaald en rechtenopgaven heeft verstrekt ten behoeve van een werknemer, op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst niet van toepassing zijn.

  • De werknemers genoemd onder a en b worden voor de verdere toepassing van het reglement gelijkgesteld met werknemers op wie de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.

  • 3. Een verlaging van het voor de werknemer geboekte tegoed aan vakantierechten op verzoek van de werkgever, vindt slechts plaats nadat de werknemer hiervoor een schriftelijke machtiging heeft afgegeven. Het geboekte tegoed kan na de verlaging echter nooit een negatief saldo opleveren.

Artikel 6 Het voor de werknemer geboekte tegoed aan vakantierechten

  • 1. Het ten gunste van de werknemer bij het vakantiefonds in diens tegoed geboekte bedrag aan vakantierechten is bestemd voor de vergoeding van de loonderving over verlofdagen, alsmede de vakantietoeslag.

  • 2. De uitbetaling van bedragen uit het in het eerste lid bedoelde tegoed vindt plaats conform artikel 7 van dit reglement.

Artikel 7 Het uitbetalen van de voor de werknemer geboekte vakantierechten

  • 1. Uitbetaling van bedragen aan de werknemer in verband met het opnemen van verlofdagen of het – onder bepaalde voorwaarden – opnemen van het gehele tegoed vindt uitsluitend plaats op verzoek van de werknemer.

  • 2. De werknemer kan ter gelegenheid van de voorjaarsuitbetaling, de zomeruitbetaling, de najaarsuitbetaling en voor snipperdagen bedragen uit zijn tegoed opnemen.

  • De voorjaars- en najaarsuitbetaling hebben betrekking op de feest- en verplicht snipperdagen in het voor- en najaar, zoals vastgesteld in de CAO voor het Baggerbedrijf.

  • De zomeruitbetaling heeft betrekking op de aaneengesloten zomervakantie, zoals vastgesteld in de CAO voor het Baggerbedrijf.

  • 3. Ten aanzien van de voorjaars- en najaarsuitbetalingen geldt, dat de werknemer ter gelegenheid van die uitbetalingen maximaal de met die feest- en verplichte snipperdagen corresponderende vakantierechten mag opnemen.

  • 4. Ten aanzien van de zomeruitbetaling geldt, dat de werknemer uitsluitend zijn over het verstreken vakantiejaar resterende opgebouwde tegoed aan vakantierechten volledig mag opnemen.

  • 5. Per verlofdag worden aan de werknemer vijf dagrechtwaarden uit het voor hem geboekte tegoed uitbetaald.

  • Bij de vaststelling van de hoogte van de uit te betalen dagrechtwaarden, wordt uitgegaan van de hoogste dagrechtwaarde, die voor de werknemer in het VRSB is geboekt.

  • Het uit te betalen bedrag kan nooit meer bedragen dan het voor de werknemer geboekte tegoed aan vakantierechten.

  • 6. Voor een snipperdag wordt slechts tot uitbetaling overgegaan indien een schriftelijke verklaring van de werkgever is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze met het opnemen van de snipperdag akkoord is gegaan.

  • 7.

    • A. De werknemer kan in de volgende bijzondere situaties gedurende het lopende vakantiejaar zijn gehele tegoed opnemen:

      • a. het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;

      • b. het gebruik maken van een VUT-regeling of de Overbruggingsregeling van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Baggerbedrijf;

      • c. opkomst in militaire dienst voor de eerste oefening;

      • d. emigratie;

      • e. arbeidsongeschiktheid, waarvoor een AAW/WAO-uitkering is toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 procent;

      • f. vertrek naar het buitenland in verband met werkzaamheden, waardoor men aan het einde van het vakantiejaar niet in Nederland is;

      • g. definitief vertrek uit de bedrijfstak baggerbedrijf.

    • B. De werknemer dient het van toepassing zijn van een bijzondere situatie als onder A genoemd, aan te tonen.

    • Afhankelijk van de onder A genoemde reden voor het opnemen van het gehele tegoed, wordt respectievelijk door de stichting als bewijsstuk geaccepteerd:

      • a. de brief, waarin door een pensioenfonds ouderdomspensioen wordt toegekend;

      • b. de brief, waarin door een VUT-fonds c.q. het pensioenfonds VUT-uitkering c.q. Overbruggingsuitkering wordt toegekend;

      • c. de oproep voor eerste oefening militaire dienst;

      • d. bescheiden van de Emigratiedienst, dan wel een schriftelijk bewijs van vestiging in het buitenland afgegeven door de Nederlandse ambassade of door het Nederlandse consulaat ter plaatse;

      • e. de toekenningsbeslissing AAW/WAO;

      • f. een schriftelijk bewijs van de werkgever, waarin wordt verklaard dat de werknemer zich voor werkzaamheden in het buitenland zal bevinden en niet voor het einde van het vakantiejaar in Nederland terug zal zijn;

      • g. een schriftelijk bewijs dat de werknemer in dienst is getreden van een werkgever die niet werkzaam is binnen de bedrijfstak baggerbedrijf.

    • a. onvervreemdbaar;

    • b. niet vatbaar voor verpanding of belening.

  • 7.

    • B. De werknemer dient het van toepassing zijn van een bijzondere situatie als onder A genoemd, aan te tonen.

    • Afhankelijk van de onder A genoemde reden voor het opnemen van het gehele tegoed, wordt respectievelijk door de stichting als bewijsstuk geaccepteerd:

      • a. de brief, waarin door een pensioenfonds ouderdomspensioen wordt toegekend;

      • b. de brief, waarin door een VUT-fonds c.q. het pensioenfonds VUT-uitkering c.q. Overbruggingsuitkering wordt toegekend;

      • c. de oproep voor eerste oefening militaire dienst;

      • d. bescheiden van de Emigratiedienst, dan wel een schriftelijk bewijs van vestiging in het buitenland afgegeven door de Nederlandse ambassade of door het Nederlandse consulaat ter plaatse;

      • e. de toekenningsbeslissing AAW/WAO;

      • f. een schriftelijk bewijs van de werkgever, waarin wordt verklaard dat de werknemer zich voor werkzaamheden in het buitenland zal bevinden en niet voor het einde van het vakantiejaar in Nederland terug zal zijn;

      • g. een schriftelijk bewijs dat de werknemer in dienst is getreden van een werkgever die niet werkzaam is binnen de bedrijfstak baggerbedrijf.

    • a. onvervreemdbaar;

    • b. niet vatbaar voor verpanding of belening.

  • 8. Indien de werknemer zijn geboekte vakantierechten uit een vorig vakantiejaar niet volledig heeft opgenomen, worden deze vakantierechten op zijn verzoek volledig uitbetaald.

  • Hierbij geldt de beperking, dat uitbetaling van vakantierechten tot maximaal vijf jaar na afloop van het vakantiejaar, waarin de vakantierechten zijn opgebouwd plaatsvindt.

  • Het tegoed aan vakantierechten, dat niet binnen die termijn is opgenomen, vervalt aan het vakantiefonds.

  • 9. Indien de werknemer overlijdt, wordt zijn gehele tegoed aan geboekte vakantierechten aan zijn rechtverkrijgende(n) uitbetaald. Uitbetaling geschiedt op verzoek van de rechtverkrijgende(n). De stichting accepteert in dit geval als bewijsstukken de overlijdensakte en een, door de notaris te verstrekken, verklaring van erfrecht.

  • 10. Vóór het tijdstip waarop overeenkomstig het bepaalde in dit reglement uitbetaling van geboekte vakantierechten mogelijk is, is de aanspraak van de werknemer op het te zijner tijd ontvangen van uitbetaling van vakantierechten:

    • a. onvervreemdbaar;

    • b. niet vatbaar voor verpanding of belening.

  • 11. Volmacht tot ontvangst van vakantierechten is steeds herroepelijk.

Artikel 8 De wijze van uitbetalen van de geboekte vakantierechten

De uitbetaling van geboekte vakantierechten geschiedt, afhankelijk van de keuze van de werknemer, via:

  • de Stichting Sociaal Fonds voor het Baggerbedrijf in Nederland,

of

  • een plaatselijk vertegenwoordiger.

Artikel 9 Het verstrekken van inlichtingen

De werkgever en werknemer zijn verplicht aan het bestuur of een schriftelijk door het bestuur gemachtigd persoon alle opgaven en inlichtingen te verstrekken, die van hen worden verlangd ten behoeve van de uitvoering van de taak van het vakantiefonds.

De werkgever zal desgevraagd gelegenheid geven tot inzage van die boeken en bescheiden, die voor de controle op de naleving en de uitvoering van dit reglement noodzakelijk zijn.

Artikel 10 Bijzondere beslissingen

Het bestuur is tot beslissen bevoegd in gevallen van bijzondere hardheid.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 13 april 1992 en vervangt met ingang van die datum het reglement, dat in de CAO voor het Baggerbedrijf, (looptijd 1 april 1990 tot en met 31 maart 1992) als bijlage II was opgenomen.

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 14 december 1995

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

A. van Dijk

AANHANGSEL

VOORWAARDEN ONGEVALLENVERZEKERING

Rubriek I. Algemene voorwaarden

Artikel 1 Definities

In deze voorwaarden wordt verstaan onder:

  • 1. Maatschappij:

  • Centraal Beheer Schadeverzekering N.V.

  • 2. Verzekeringnemer:

  • Verzekeringnemer is degene met wie de verzekering is aangegaan.

  • 3. Verzekerde:

    • a. Verzekerde is iedere werknemer in dienst van de verzekeringnemer die deze voor de verzekering heeft aangemeld en die de verzekeraar voor de verzekering heeft aanvaard;

    • b. De maatschappij is bevoegd om ook andere personen dan werknemers voor de verzekering te aanvaarden, mits deze personen tot de verzekeringnemer in een bepaalde verhouding staan.

  • 4. Arbeidsongeschiktheid:

  • Het geheel of gedeeltelijk buiten staat zijn van de verzekerde om voor zijn krachten en bekwaamheid berekende arbeid te verrichten, die hem met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of laatstelijk heeft verricht, of op een naburige soortgelijke plaats, ongeacht of zodanige arbeid ook werkelijk beschikbaar is.

  • Arbeidsongeschiktheid van minder dan 15% wordt echter niet als arbeidsongeschiktheid in de zin van deze verzekeringsvoorwaarden aangemerkt.

  • 5. Ongeval:

  • Een plotseling, onverwacht van buiten inwerkend geweld op het lichaam van de verzekerde, waaruit rechtstreeks een medisch vast te stellen letsel is ontstaan, dat arbeidsongeschiktheid teweeg brengt, dan wel dat de dood tot gevolg heeft, dan wel dat geneeskundige behandeling nodig maakt.

  • Onder een ongeval wordt tevens verstaan:

    • a. ook bij afwezigheid van lichamelijk letsel:

    • bevriezing, verdrinking, verstikking, zonnesteek, hitteberoerte;

    • b. lichamelijke uitputting, verhongering, verdorsting en zonnebrand als gevolg van onvoorziene omstandigheden;

    • c. acute vergiftiging door het plotseling en ongewild binnenkrijgen van gassen, dampen, vloeibare of vaste stoffen, anders dan vergiftiging door gebruik van geneesmiddelen en anders dan het binnenkrijgen van ziektekiemen of allergenen;

    • d. besmetting door ziektekiemen of een allergische reactie, als deze besmetting of reactie een rechtstreeks gevolg is van een onvrijwillige val in het water of in enige andere stof, dan wel het gevolg is van het zich daarin begeven bij een poging tot redding van mens, dier of goederen;

    • e. het ongewild en plotseling binnenkrijgen van stoffen of voorwerpen in het spijsverteringskanaal, de luchtwegen, de ogen of de gehoororganen, waardoor inwendig letsel ontstaat, met uitzondering van het binnenkrijgen van ziektekiemen of allergenen;

    • f. wondinfectie of bloedvergiftiging door het binnendringen van ziektekiemen in een door een gedekt ongeval ontstaan letsel;

    • g. spit, peesschede-ontsteking, zweepslag en blaarvorming, echter alleen indien ook rubriek 3 (artikel 21.1.b) deel uitmaakt van deze voorwaarden;

    • h. verrekking, ontwrichting, vertilling, verstuiking, mits deze letsels plotseling zijn ontstaan en hun aard en plaats geneeskundig zijn vast te stellen;

    • i. infectieziekten, echter uitsluitend als deze een gevolg zijn of verband houden met het beroep en/of de bedrijfsuitoefening van de verzekerde;

    • j. complicaties of verergering van het ongevalsletsel als rechtstreeks gevolg van eerste hulpverlening of van de door het ongeval noodzakelijk geworden geneeskundige behandeling.

  • 6. Beperkingen:

  • Geen recht op uitkering van kapitalen en/of renten en vergoeding van de kosten van geneeskundige behandeling bestaat bij arbeidsongeschiktheid of overlijden als gevolg van een ongeval, indien dat ongeval het gevolg is van:

    • a. opzet van de verzekerde en/of de begunstigde;

    • b. gewapend conflict, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij; hieronder wordt verstaan:

      • gewapend conflict:

      • elk geval waarin staten of andere georganiseerde partijen elkaar, of althans de een de ander, gebruik makend van militaire machtsmiddelen, bestrijden;

      • hieronder wordt tevens verstaan het gewapend optreden van een Vredesmacht van de Verenigde Naties;

      • burgeroorlog:

      • een min of meer georganiseerde, gewelddadige strijd tussen inwoners van eenzelfde staat, waarbij een belangrijk deel van de inwoners betrokken is;

      • opstand:

      • georganiseerd gewelddadig verzet binnen een staat, gericht tegen het openbaar gezag;

      • binnenlandse onlusten:

      • min of meer georganiseerde gewelddadige handelingen, op verschillende plaatsen zich voordoend binnen een staat;

      • oproer:

      • een min of meer georganiseerde plaatselijke gewelddadige beweging, gericht tegen het openbaar gezag;

      • muiterij:

      • een min of meer georganiseerde gewelddadige beweging van leden van enige gewapende macht, gericht tegen het gezag waaronder zij gesteld zijn.

    • Deze nadere omschrijvingen vormen een onderdeel van de tekst, die door het Verbond van Verzekeraars op 2 november 1981 bij de griffie van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage is gedeponeerd.

    • c. atoomkernreacties en/of radio-activiteit, tenzij toegepast voor medische behandeling;

    • d. oefening voor of deelname aan wedstrijden of recordritten met motorrijtuigen, motorboten, (brom-)fietsen en te paard;

    • e. het beoefenen van een sport waarvoor betaling wordt ontvangen;

    • f. het verrichten van diensten, al dan niet in corpsverband, voor brandweer, politie of rampendiensten.

  • 7. Begunstigde:

  • De begunstigde is, tenzij anders overeengekomen:

    • a. voor een uitkering bij arbeidsongeschiktheid: de verzekerde;

    • b. voor een uitkering bij overlijden van de verzekerde: de echtgenote of degene met wie verzekerde een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voerde ten tijde van het overlijden van de verzekerde, of als deze personen er niet zijn, de kinderen van de verzekerde en als er geen kinderen zijn de verzekeringnemer.

Artikel 2 Aanmelding

  • 1. De verzekeringnemer is, voor zover niet anders is overeengekomen, verplicht al zijn werknemers voor de verzekering aan te melden.

  • 2. Indien de maatschappij andere personen dan werknemers tot de verzekering heeft toegelaten, die in een bepaalde verhouding staan tot de verzekeringnemer, dienen voor zover niet anders is overeengekomen, alle personen die in dezelfde verhouding tot de verzekeringnemer staan, voor de verzekering te worden aangemeld.

Artikel 3 Gegevens voor de berekening van premies en verzekerde bedragen

  • 1. De verzekeringnemer is verplicht van alle verzekerde personen alle gegevens, die nodig zijn voor de berekening van de premies en van de verzekerde bedragen, aan de maatschappij te doen toekomen.

  • 2. De maatschappij licht de verzekeringnemer in over de voor de verzekerden verzekerde bedragen en de daarvoor verschuldigde premies.

  • Deze gegevens worden geacht juist te zijn, tenzij de verzekeringnemer daartegen, binnen drie maanden nadat zij hem zijn meegedeeld, bezwaar maakt.

Artikel 4 Aanvang en duur van de verzekering

  • 1. Aanvang van de verzekering:

  • De verzekering vangt aan op het in de polis vermelde tijdstip en wordt afgesloten voor de periode van een jaar.

  • 2. Bijzondere voorwaarden:

  • De maatschappij kan aan de totstandkoming van de verzekering bijzondere voorwaarden verbinden.

  • 3. Opzeggingstermijn:

  • De verzekering wordt telkens stilzwijgend verlengd voor een periode van een jaar, tenzij tenminste twee maanden voor de afloop van deze termijn de verzekering door de verzekeringnemer per aangetekend schrijven aan de andere partij is opgezegd.

  • De verzekeringnemer heeft het recht op de opzegging terug te komen tot het tijdstip waarop de verzekering zou eindigen.

  • 4. Bijzondere beëindiging door de maatschappij:

  • De maatschappij heeft het recht de verzekeringsovereenkomst te beëindigen:

    • a. met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden indien de verzekeringnemer de aanpassing van de verzekering en gewijzigde premies en/of voorwaarden overeenkomstig hetgeen in artikel 5 is vermeld, weigert;

    • b. direct bij opheffing van het bedrijf of beëindiging van het beroep waarop de overeenkomst betrekking heeft, alsmede in geval van faillissement van de verzekeringnemer;

    • c. in geval verzekeringnemer zijn in de polis vermelde betalingsverplichtingen niet binnen de termijn waarop schorsing van de dekking volgt nakomt.

  • 5. De verzekering eindigt bovendien in de gevallen bedoeld in artikel 5.3 en voorts alleen ten opzichte van de betrokken verzekerde:

    • a. zodra de dienstbetrekking van de verzekerde bij de verzekeringnemer is beëindigd of indien het een verzekerde betreft, die met toepassing van artikel 2.2, tot de verzekering is toegelaten, zodra de bepaalde verhouding tot de verzekeringnemer is beëindigd;

    • b. met ingang van de dag waarop de maatschappij de verzekering bij aangetekend schrijven aan de verzekeringnemer heeft opgezegd wegens door de verzekerde gepleegd bedrog met betrekking tot de verzekering;

    • c. uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

Artikel 5 Tarief

  • 1. De verzekeraar stelt het tarief vast, volgens welk de premies worden berekend.

  • 2. Wijzigingen in dit tarief treden in werking op de eerste januari, mits zij vóór de daaraan voorafgaande eerste november ter kennis van de verzekeringnemers zijn gebracht.

  • 3. Indien een verzekeringnemer zich niet met de verhoging van het tarief kan verenigen, is hij bevoegd de verzekering te beëindigen met ingang van de dag van de inwerkingtreding van het verhoogde tarief, mits hij binnen één maand na de in artikel 5.2 bedoelde kennisgeving hiervan bij aangetekend schrijven aan de maatschappij mededeling doet.

Artikel 6 Polis en afwijkende voorwaarden

Aan iedere verzekeringnemer wordt een polis verstrekt, waarin de gesloten verzekering wordt omschreven. In de polis kan van de bepalingen van deze verzekeringsvoorwaarden worden afgeweken.

Artikel 7 Aanspraken na het einde van de verzekering

  • 1. Indien de verzekering eindigt, blijven aanspraken op grond van de verzekering uitsluitend bestaan voor ongevallen, die zich vóór het tijdstip van beëindiging van de verzekering hebben voorgedaan.

  • 2. Degene die op grond van het in artikel 7.1 bepaalde aanspraak op uitkering maakt, wordt met betrekking tot die aanspraak, voor de toepassing van deze verzekeringsvoorwaarden als verzekerde beschouwd.

Artikel 8 Premiebetaling

  • 1. Betalingsverplichtingen:

  • Verzekeringnemer is verplicht telkens voor de premievervaldag de premie te voldoen.

  • 2. Schorsing dekking:

  • Bij gebreke van betaling binnen 30 dagen na afloop van de in artikel 8.1 gestelde termijn en/of bij weigering tot betaling, wordt de dekking geschorst.

  • Verzekeringnemer blijft niettemin gehouden tot betaling van premie, wettelijke rente – indien gevorderd – en kosten.

  • De verzekeringsdekking is eerst weer van kracht de dag nadat de maatschappij de premie, rente en kosten heeft ontvangen.

Artikel 9 Verplichtingen bij een ongeval

  • 1. Termijnen van aanmelding:

  • In geval van arbeidsongeschiktheid is de verzekeringnemer verplicht, de maatschappij zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 maanden, kennis te geven van een ongeval, waaruit een recht op een uitkering wegens blijvende arbeidsongeschiktheid zou kunnen ontstaan. Wordt de aanmelding later gedaan, dan kan niettemin een recht op uitkering ontstaan, mits ten genoege van de maatschappij wordt aangetoond, dat:

    • a. de blijvende arbeidsongeschiktheid het uitsluitend gevolg is van een ongeval;

    • b. de gevolgen van het ongeval niet door ziekte, gebrekkigheid of abnormale lichaam- of geestesgesteldheid zijn vergroot;

    • c. de verzekerde in alle opzichten de voorschriften van de behandelende arts heeft opgevolgd.

  • 2. In geval van overlijden is de verzekeringnemer verplicht de maatschappij hiervan tenminste 48 uur vóór de begrafenis of de crematie in kennis te stellen.

  • 3. Verplichtingen van de verzekerde:

  • De verzekerde is verplicht om:

    • a. zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk binnen een termijn van driemaal 24 uur na het ongeval geneeskundige hulp in te roepen en alles te doen wat voor de genezing bevorderlijk kan zijn;

    • b. alle door de maatschappij nodig geoordeelde gegevens te verstrekken of te doen verstrekken aan de maatschappij of aan de door hem aangewezen deskundigen en geen feiten of omstandigheden te verzwijgen, die voor de vaststelling van de mate van blijvende arbeidsongeschiktheid van belang kunnen zijn;

    • c. zich desgevraagd op kosten van de maatschappij te laten onderzoeken door een door de maatschappij aan te wijzen arts of zich voor onderzoek te laten opnemen in een door de maatschappij aan te wijzen ziekenhuis of medische inrichting;

    • d. desgevraagd zijn behandelende geneeskundige en de uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringswetten te machtigen aan een door de maatschappij aangewezen deskundige over het ongeval of de ongevalsgevolgen alle inlichtingen te verstrekken; waar dit medische gegevens betreft zal de maatschappij een geneeskundige aanwijzen;

    • e. inzage te verstrekken van alle bescheiden en alle inlichtingen te geven, die voor de beoordeling van het recht op en de omvang van de uitkering voor de maatschappij van belang kunnen zijn;

    • f. de maatschappij direct van zijn geheel of gedeeltelijk herstel in kennis te stellen, als dat van invloed is op een uitkering krachtens een gesloten verzekering.

  • 4. De verzekerde, die zich buiten Nederland bevindt en voor wie aanspraak overeenkomstig de bepalingen van deze verzekeringsvoorwaarden bestaat, is verplicht de maatschappij zo dikwijls als deze dit verlangt, onder overlegging van één of meer rapporten en/of verklaringen van daartoe bevoegde artsen, voor eigen rekening aan te tonen dat en in hoeverre hij arbeidsongeschikt is.

  • De maatschappij is bevoegd een verzekerde in Nederland te laten onderzoeken, in dat geval komen de reiskosten voor rekening van de maatschappij.

  • 5. Verplichtingen van de begunstigde(n):

  • In geval van overlijden van de verzekerde ten gevolge van een ongeval is/zijn de begunstigde(n) verplicht desgevraagd zijn/hun medewerking te verlenen aan alle maatregelen ter vaststelling van de doodsoorzaak.

  • 6. Verplichtingen van de verzekeringnemer:

  • De verzekeringnemer is verplicht de arbeidsongeschiktheid van de verzekerde bij de maatschappij te melden, zodra aanspraak op een verzekerde uitkering bestaat.

  • 7. Sanctie-bepaling:

  • De verzekering geeft geen dekking, indien één van deze verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de maatschappij zijn geschaad.

  • 8. Vervaltermijn:

    • a. Elk uit deze verzekering voortvloeiend recht op uitkering vervalt, als binnen vijf jaar na de definitieve schriftelijke beslissing van de maatschappij tegen haar geen (rechts-)vordering is ingesteld.

    • b. In elk geval vervalt het recht op uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid, als de aanmelding niet plaatsvindt binnen vijf jaar na de gebeurtenis, waaruit de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde redelijkerwijs had moeten concluderen dat hij een beroep op deze verzekering zou kunnen doen.

Artikel 10 Verzekeringsgebied

De dekking is in de gehele wereld van kracht.

Artikel 11 Vaststelling van de arbeidsongeschiktheid

  • 1. De aanwezigheid en de mate van arbeidsongeschiktheid bij een verzekerde wordt door de maatschappij vastgesteld in overleg met een door haar aan te wijzen arts en indien nodig na een arbeidskundig onderzoek naar inkomsten en arbeid van de verzekerde en vergelijkbare personen.

  • 2. Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de door deze arbeidsongeschiktheid veroorzaakte verminderde gelegenheid tot het verkrijgen van arbeid als bedoeld in artikel 1.4 buiten beschouwing gelaten.

  • 3. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.2 wordt voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid een vergelijking gemaakt tussen wat de verzekerde met zijn arbeid normaliter kon verdienen en wat hij als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid nog zou kunnen verdienen.

Artikel 12 Grootte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen van deze verzekeringsvoorwaarden heeft de verzekerde bij tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval aanspraak op een uitkering, welke als onderstaand zal worden vastgesteld.

  • Bij verlies of functieverlies van:

  • beide benen of voeten 100%

  • beide armen of handen 100%

  • beide nieren 100%

  • een arm of hand en een been of voet tezamen 100%

  • het gezichtsvermogen van beide ogen 100%

  • algehele verlamming 100%

  • de verstandelijke vermogens 100%

  • een arm in het schoudergewricht 85%

  • een arm in het ellebooggewricht of tussen elleboog en schoudergewricht 75%

  • een hand in het polsgewricht of een arm tussen pols en ellebooggewricht 70%

  • een been in het heupgewricht 75%

  • een been in het kniegewricht of tussen knie- en heupgewricht 60%

  • een voet in het enkelgewricht of een been tussen enkel- en kniegewricht 55%

  • het gezichtsvermogen van een oog 50%

  • een lens 15%

  • het gehoor van beide oren 75%

  • het gehoor van een oor 25%

  • een duim 25%

  • een wijsvinger 15%

  • een middelvinger 5%

  • een pink 10%

  • een ringvinger 8%

  • een grote teen 7%

  • iedere andere teen 3%

  • een nier 10%

  • de milt 5%

  • de tong 50%

  • het strottehoofd 50%

  • de baarmoeder 10%

  • de baarmoeder en de eierstokken 30%

  • de teelbal 5%

  • beide teelballen 30%

  • het mannelijk lid 40%

  • het reukvermogen 10%

  • de smaak 10%

  • met dien verstande dat:

    • 1e bij gedeeltelijk (functie)verlies een evenredig deel van de bovenstaande percentages wordt uitgekeerd.

    • 2e bij verlies van twee of meer der genoemde lichaamsdelen of functies de daarvoor vastgestelde percentages worden opgeteld, doch in totaal ten hoogste 100% wordt uitgekeerd.

    • 3e in totaal voor blijvende invaliditeit nimmer meer zal worden uitgekeerd dan het verzekerde bedrag.

    • 4e indien reeds voor het ongeval lichaamsdelen of functies geheel of ten dele verloren of onbruikbaar waren, voor zover dit het reeds bestaande verlies of onbruikbaarheid betreft, geen uitkering wordt verleend en met inachtneming van de leden 2 en 3 vast te stellen uitkeringspercentage evenredig wordt verlaagd.

  • In alle andere hierboven genoemde gevallen van blijvende invaliditeit zal het uitkeringspercentage worden vastgesteld evenredig aan de mate van invaliditeit ongeacht het beroep van de verzekerde.

  • De uitkering zal worden vastgesteld zodra de mate van blijvende invaliditeit medisch kan worden vastgesteld.

  • Indien na twee jaar na het ongeval de mate van invaliditeit nog niet vast staat, kan de verzekeraar de vaststelling der uitkering ten hoogste een jaar uitstellen. Komt in zodanig geval de verzekerde voordat de uitkering is vastgesteld te overlijden – anders dan door het ongeval – dan wordt de uitkering gesteld op het bedrag dat verschuldigd zou zijn op grond van de mate van invaliditeit vastgesteld bij het laatste vanwege de verzekeraar ingestelde geneeskundige onderzoek.

  • 2. Indien een voor het ongeval al bestaande arbeidsongeschiktheid, waarvoor de verzekeraar een rente op grond van deze verzekering heeft toegekend, door een ongeval wordt vergroot, dan wordt de vaststelling van de aanspraak op grond van dezelfde verzekering uitgegaan van de mate waarin de bestaande arbeidsongeschiktheid is toegenomen.

  • Een verhoging van het verzekerde bedrag na het vorige ongeval wordt in dit verband gezien als een nieuwe verzekering.

Artikel 13 Uitbetaling van een kapitaal

  • 1. De uitbetaling van een kapitaal geschiedt binnen een maand nadat de maatschappij de aanspraak op uitkering van het kapitaal heeft vastgesteld.

  • 2. De uitkering van een kapitaal of rente wordt verminderd met het bedrag dat de maatschappij en/of de verzekeringnemer als gevolg van wettelijke voorschriften moet inhouden.

  • 3. Indien een uitkering van een kapitaal of termijnen van renten niet zijn ingevorderd binnen vijf jaar na de dag van betaalbaarstelling dan vervalt het recht op deze uitkeringen en op uitbetaling ervan.

  • 4. Het recht op uitkering vervalt eveneens als binnen twee jaar nadat de verzekering ten opzichte van de verzekerde is geëindigd en nadat dit recht is ingegaan geen aanvraag om toekenning van de uitkering is gedaan.

  • 5. De uitbetaling van renten geschiedt maandelijks bij achterafbetaling. Uitkeringen van minder dan f 480,– per jaar worden ter keuze van de verzekeraar uitbetaald in langere termijnen, maar tenminste eenmaal per jaar.

Artikel 14 Revalidatie en herscholing

Als er op grond van een andere verzekering geen aanspraak bestaat op vergoeding van kosten van geneeskundige behandeling en voorzieningen ter voorkoming en ter vermindering van arbeidsongeschiktheid door middel van revalidatie en/of herscholing, waaronder begrepen de kosten van aanschaf van prothesen en andere hulpmiddelen, dan kan de maatschappij een door haar vast te stellen bijdrage in deze kosten leveren.

Artikel 15 Geschillen

  • 1. Alle geschillen tussen een verzekerde, een begunstigde of een verzekeringnemer en de maatschappij ontstaan in verband met of als gevolg van de verzekering, waaronder ook te verstaan geschillen over de aanwezigheid en/of mate van arbeidsongeschiktheid bij een verzekerde worden met uitsluiting van de gewone rechter in hoogste ressort beslist door de hieronder bedoelde commissie van arbitrage.

  • Indien de verzekeringnemer of een andere belanghebbende het geschil aan de bevoegde rechter wenst voor te leggen, dient hij dit kenbaar te maken binnen 30 dagen na het aanhangig maken van het geschil.

  • 2. De commissie van arbitrage bestaat uit een voorzitter en twee leden, benevens uit een plaatsvervangend voorzitter en twee of meer plaatsvervangende leden, die worden benoemd door de ledenraad van de Coöperatieve Vereniging Centraal Beheer U.A. De namen van de arbiters worden gedeponeerd bij de griffie van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen.

  • De voorzitter is bevoegd een niet belanghebbende persoon tot secretaris van de commissie te benoemen.

  • 3. Behoudens de kosten van rechtsbijstand van de verzekeringnemer of de verzekerde zullen de kosten van arbitrage worden gedragen door de maatschappij.

  • 4. De meest belanghebbende partij wendt zich binnen een maand nadat zij van het definitieve standpunt van de tegenpartij kennis heeft kunnen nemen, schriftelijk tot de commissie van arbitrage met het verzoek het door de partij omschreven geschil te beslissen. Indien het verzoek is gedaan na de hiervoor bedoelde maand, dan is de verzoekende partij in haar verzoek niet ontvankelijk.

  • 5. De wijze van procederen wordt door de commissie van arbitrage vastgesteld en aan partijen schriftelijk meegedeeld.

Artikel 16 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze verzekeringsvoorwaarden niet voorzien beslist de maatschappij na overleg met de verzekeringnemer.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze voorwaarden van verzekering zijn van kracht vanaf 1 januari 1992 en vervangen de voorwaarden die voor die datum van toepassing waren.

Rubriek II. Kapitaalsuitkeringen bij overlijden en arbeidsongeschiktheid

Artikel 18 Omvang van de verzekering

  • 1. De verzekering kan al naar gelang met de verzekeringnemer is overeengekomen omvatten:

    • a. een kapitaal bij overlijden van de verzekerde als enig en rechtstreeks gevolg van een ongeval, mits het overlijden plaatsvindt binnen drie jaar na dat ongeval;

    • b. een kapitaal bij blijvende arbeidsongeschiktheid als enig en rechtstreeks gevolg van een ongeval.

  • 2. De verzekeringen als bedoeld in artikel 18.1 kunnen ook worden gesloten voor het risico van ongeval, de verzekerde overkomen in verband met de uitoefening van een bepaalde dienstbetrekking of functie, in verband met bepaalde werkzaamheden of tijdens een bepaalde gebeurtenis.

  • 3. De maatschappij stelt voor de toepassing van de bepalingen van artikel 18.1 de bedragen vast, die maximaal verzekerd kunnen worden. Zij stelt tevens de bedragen vast, die bij samenloop van verzekerde uitkeringen in totaal verzekerd kunnen worden.

Artikel 19 Uitkeringen van kapitaal bij overlijden

Een uitkering van kapitaal wegens blijvende arbeidsongeschiktheid voor hetzelfde ongeval wordt in mindering gebracht op de voor overlijden verschuldigde uitkering. Terugvordering van een reeds verrichte uitkering bij blijvende arbeidsongeschiktheid zal niet plaatsvinden.

Artikel 20 Uitkering van kapitaal bij arbeidsongeschiktheid

  • 1. Als aanspraak op een kapitaal bij blijvende arbeidsongeschiktheid wordt gemaakt, zal de verzekeraar voor de vaststelling van het recht op uitkering een beslissing nemen nadat met betrekking tot de aanwezigheid en/of de mate van arbeidsongeschiktheid een praktisch blijvende toestand is ingetreden, echter uiterlijk twee jaar na de datum van het ongeval.

  • 2. Als de verzekeraar van oordeel is, dat nog geen zekerheid bestaat over de aanwezigheid en/of mate van blijvende arbeidsongeschiktheid, dan kan hij zijn beslissing tot een later tijdstip uitstellen, echter uiterlijk tot de dag waarop drie jaar na het ongeval zijn verstreken. Hij zal dan, als nadien blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld, over het dan uit te keren bedrag een rente van 5% per jaar vergoeden, te rekenen van het begin van het tweede jaar na het ongeval tot het begin van de maand volgende op die, waarin de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 3. Mocht een verzekerde vóór de vaststelling van de blijvende arbeidsongeschiktheid zijn overleden anders dan door het ongeval, dan blijft het recht op uitkering bestaan. De hoogte van de uitkering wordt dan bepaald door de op grond van de beschikbare gegevens verwachte definitieve graad van arbeidsongeschiktheid als de verzekerde niet zou zijn overleden.

  • 4. Als de verzekeraar blijvende arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld en daarvoor een gedeelte van het verzekerde kapitaal heeft uitgekeerd, dan heeft de verzekerde bij later optredende wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid geen aanspraak meer op uitkering van het kapitaal.


XNoot
1

Noot van partijen: „Reisuren worden betaald voor zover daar volgens Art. 27 recht op bestaat."

XNoot
1

Noot van partijen: „Voor aanvullende bepalingen ten aanzien van dubbele ploeg zie artikel 21."

XNoot
1

Noot van partijen: „Ongehuwd samenwonenden zullen in de zin van de CAO worden gelijkgesteld met gehuwden indien op objectieve wijze kan worden aangetoond dat deze personen met gehuwden dienen te worden gelijkgesteld."

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Het convenant is verkrijgbaar bij cao-partijen p/a Vereniging Centrale Baggerbedrijf, Postbus 403, 2260 AK Leidschendam.

XNoot
1

Opgenomen als aanhangsel bij dit besluit.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

Naar boven