Wijziging Regeling normering woninggebonden subsidies 1995

30 november 1995

Nr. MJZ 95026825

Centrale Directie Juridische Zaken Afdeling Wetgeving

De Regeling tot wijziging van de Regeling normering woninggebonden subsidies 1995 van 30 november 1995, nr. MJZ 95026825, is toegevoegd aan de circulaire aan de colleges van b. en w., de colleges van g.s. en aan de dagelijkse besturen van een budgetbeherend samenwerkingsverband van 4 december 1995, MG 95-33, Wijziging van de Regeling normering woninggebonden subsidies 1995 per 1 januari 1996.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 4, tweede en derde lid, en 5, tweede en derde lid, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995;

Besluit:

Artikel I

De Regeling normering woninggebonden subsidies 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt ’f 159.000’ vervangen door:

f 167.000.

B

In artikel 10, in de tekst onder ’en in welke formule voorstelt:’, wordt onder e ’1,261’ vervangen door: 1,38.

C

In artikel 12, in de tekst onder ’en in welke formule voorstelt:’, wordt:

a. onder d ’0,775’ vervangen door ’0,665’;

b. onder e ’24,30 procent’ vervangen door ’24,32 procent’ en ’29,71 procent’ vervangen door ’29,70 procent’;

c. onder f ’fundering’ vervangen door ’bouwplaats’ en

d. onder g ’0,841’ vervangen door: 0,825.

D

In de bijlage worden de tabellen 1, 2, 3, 10, 11, 12 en 13 vervangen door de dienovereenkomstig genummerde tabellen, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 30 november 1995. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
D.K.J. Tommel.

Bijlage

De tabellen 1, 2, 3, 10, 11, 12 en 13 van de bijlage bij de Regeling normering woninggebonden subsidies 1995, zoals deze komen te luiden met ingang van 1 januari 1996.

Tabel 1, bedoeld in artikel 2 van die regeling,

houdende het per provincie vastgestelde percentage van het landelijke indicatieve aantal woningen in de sociale-bouwsector die worden gebouwd ter vervanging van woningen.

Groningen 0

Friesland 0

Drenthe 0

Overijssel 2,14

Gelderland 7,46

Flevoland 0

Utrecht 6,31

Noord-Holland 34,47

Zuid-Holland 41,53

Zeeland 1,06

Noord-Brabant 3,85

Limburg 3,19

Tabel 2, bedoeld in artikel 3 van die regeling,

houdende het per provincie vastgestelde percentage van het landelijke indicatieve aantal woningen in de sociale-bouwsector die worden gebouwd ten behoeve van uitbreiding van de woningvoorraad.

Groningen 0,55

Friesland 0,67

Drenthe 0,38

Overijssel 10,49

Gelderland 10,10

Flevoland 12,95

Utrecht 6,42

Noord-Holland 15,61

Zuid-Holland 19,12

Zeeland 0,33

Noord-Brabant 19,91

Limburg 3,48

Tabel 3, bedoeld in artikel 4 van die regeling,

houdende het per provincie vastgestelde percentage van het landelijke indicatieve aantal woningen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van het besluit die worden gebouwd ter vervanging van woningen.

Groningen 0

Friesland 0

Drenthe 0

Overijssel 0

Gelderland 0

Flevoland 0

Utrecht 6,60

Noord-Holland 39,38

Zuid-Holland 54,02

Zeeland 0

Noord-Brabant 0

Limburg 0

Tabel 10, bedoeld in artikel 10 van die regeling,

houdende het per provincie en per regionaal openbaar lichaam vastgestelde percentage van het landelijke indicatieve aantal woningen in de sociale-bouwsector die worden gebouwd ter vervanging van woningen.

Groningen 0

Friesland 0

Drenthe 0

reg. opb. lichaam Twente 0,92

overig Overijssel 1,21

reg. opb. lichaam KAN 3,81

overig Gelderland 3,65

Flevoland 0

reg. opb. lichaam RBU 4,29

overig Utrecht 2,02

reg. opb. lichaam ROA 25,54

overig Noord-Holland 8,92

reg. opb. lichaam Haaglanden 15,77

reg. opb. lichaam OOR 19,29

overig Zuid-Holland 6,46

Zeeland 1,06

reg. opb. lichaam Kempenland 0,60

overig Noord-Brabant 3,25

Limburg 3,19

Tabel 11, bedoeld in artikel 10 van die regeling,

houdende de normbedragen voor geldelijke steun ten behoeve van de fundering en in verband met de bouwplaats (bedragen in guldens).

i.v.m. bouwplaats t.b.v. fundering

Groningen 5.500 2.000

Friesland 6.000 2.000

Drenthe 4.500 1.000

reg. opb. lichaam Twente 5.500 1.500

overig Overijssel 6.000 1.500

reg. opb. lichaam KAN 8.000 1.500

overig Gelderland 4.500 1.500

Flevoland 4.500 2.000

reg. opb. lichaam RBU 7.000 2.000

overig Utrecht 4.500 2.000

reg. opb. lichaam ROA 12.500 3.000

overig Noord-Holland 5.500 2.000

reg. opb. lichaam Haaglanden 10.000 2.000

reg. opb. lichaam OOR 9.000 3.000

overig Zuid-Holland 7.000 2.500

Zeeland 6.500 2.500

reg. opb. lichaam Kempenland 6.000 1.500

overig Noord-Brabant 5.000 1.500

Limburg 5.500 1.500

Tabel 12, bedoeld in artikel 11 van die regeling,

houdende het percentage van het aantal woningen waarvoor geldelijke steun beschikbaar is ten behoeve van de bereikbaarheid van het betrekken van die woningen door personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting.

Groningen 0

Friesland 0

Drenthe 0

Overijssel 9,54

Gelderland 5,94

Flevoland 12,23

Utrecht 7,50

Noord-Holland 22,96

Zuid-Holland 24,11

Zeeland 0,30

Noord-Brabant 14,87

Limburg 2,55

Tabel 13, bedoeld in artikel 12 van die regeling,

houdende het percentage dat voor de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland en de in die provincies gelegen regionale openbare lichamen is vastgesteld in verband met de vermeerdering, bedoeld in artikel 5, derde lid, van het besluit, voor zover betrekking hebbend op geldelijke steun voor regionaal verschillende marktomstandigheden.

reg. opb. lichaam RBU 9,64

overig Utrecht 2,59

reg. opb. lichaam ROA 33,31

overig Noord-Holland 9,62

reg. opb. lichaam Haaglanden 14,65

reg. opb. lichaam OOR 26,34

overig Zuid-Holland 3,85

Toelichting op de wijziging van de Regeling normering woninggebonden subsidies 1995

A. Algemeen

In de onderhavige regeling zijn de wijzigingen van de Regeling normering woninggebonden subsidies (hierna: de regeling) opgenomen, die voor de verdeling van het budget voor 1996 nodig zijn.

In het Besluit woninggebonden subsidies (BWS 95) en de daarbij behorende nota van toelichting is beschreven op welke wijze de programmering en de verdeling van de programma’s plaatsvinden.

De verdeelsystematiek is in 1996 niet gewijzigd t.o.v. de verdeelsystematiek in 1995.

De onderdelen van het programma worden over de provincies verdeeld op basis van formules. Deze hebben betrekking op de verdeling in programma’s voor te bouwen woningen (nieuwbouw), te treffen ingrijpende voorzieningen aan woningen (woningverbetering), en te bouwen woonwagens en standplaatsen. In de verdeelbrief van 12 oktober 1994 is een verdere uitsplitsing aangegeven voor de zeven BoN-gebieden.

De regeling bevat wijzigingen van enkele in die formules gehanteerde parameters.

In de genoemde verdeelbrief is eveneens het voorlopige per provincie beschikbare woningbouwprogramma en het daarmee gemoeide budget voor de jaren 1996 t/m 1998 opgenomen.

De voor 1996 opgenomen geldende aantallen en de daarbij behorende beschikbare middelen zijn opgenomen in de memorie van toelichting (MVT) op de rijksbegroting voor het jaar 1996.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In de woningbouwprogrammering volgens het BWS 1995 zijn onder meer opgenomen de categorie woningen in de sociale-bouwsector (maximale stichtingskosten f 159.000) en de categorie woningen in de middel dure sector (maximale stichtingskosten f 227.000).

In het BWS 1995 is bepaald dat de maximale stichtingskosten bij aparte regeling (jaarlijks) kunnen worden gewijzigd.

Gelet op de prijsontwikkeling zijn de maximale stichtingskosten per 1 januari 1996 gewijzigd. Voor de sociale-bouwsector zijn de maximale stichtingskosten gewijzigd van f 159.000 in f 167.000.

In verband hiermee is ook het dienovereenkomstige bedrag in artikel 1 van de regeling aangepast.

Onderdeel B

De in artikel 10 van de regeling opgenomen formule betreft de berekening van het budget voor toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden voor woningen in de sociale-bouwsector voor zover deze betrekking hebben op vervanging (5200). De verdeling van deze 5200 woningen over de provincies geschiedt analoog aan het bepaalde in artikel 2 van de regeling, waarbij een nadere uitsplitsing heeft plaatsgevonden naar de BoN-gebieden.

Het betrokken aantal wordt vermenigvuldigd met de som van de normbedragen voor die toeslagen zoals vastgesteld voor het betrokken gebied. Het op die wijze berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met een landelijke correctiefactor om binnen het landelijk beschikbare budget voor PVO te blijven. Deze factor is voor 1996 gesteld op 0,825. Omdat er in 1996, uitgaande van de normbedragen, ruimte is voor het toekennen van toeslagen voor plaatselijk verschillende omstandigheden voor 7200 woningen in bestaand stedelijk gebied, is vervolgens de factor vermenigvuldigd met de factor 1,38, hetgeen tot de in artikel 10 van de regeling neergelegde factor van 1,139 heeft geleid. Deze verhoging van de factor stelt alle provincies in gelijke mate in staat voor meer woningen in bestaand stedelijk gebied toeslagen voor plaatselijk verschillende omstandigheden toe te kennen.

Onderdeel C

Het eerste deel van de in artikel 12 van de regeling opgenomen formule betreft het indicatieve aantal woningen in de sociale-bouwsector en standplaatsen waarvoor toeslagen voor regionaal verschillende marktomstandigheden worden berekend. Dit aantal is landelijk gezien vastgesteld op 11.179. Aangezien de genoemde toeslagen alleen worden berekend voor woningen en standplaatsen in de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland is het totale aantal aan die provincies toegerekend. De verdeling van het landelijke aantal is gebaseerd op de verdeling van de woningen en standplaatsen in de drie genoemde provincies. Het betrokken aantal wordt vermenigvuldigd met het normbedrag voor toeslagen voor regionaal verschillende marktomstandigheden voor het betreffende gebied. De uitkomst wordt ook hier vermenigvuldigd met de landelijke correctiefactor van 0,825. De bij deze regeling gewijzigde vermenig-vuldigingsfactor van 0,665 (onder a) is ook hier een afgeleide van de behalve in artikel 10 van de regeling ook in artikel 12 van de regeling gewijzigde 0,825 (onder d). Dit omdat de volgens artikel 5, derde lid, van het BWS 1995 bepaalde aantallen moeten worden herleid naar het landelijk beschikbare bedrag hetgeen er hier op neer komt dat, uitgaande van de normbedragen, voor 9.010 woningen en standplaatsen toeslagen voor regionaal verschillende marktomstandigheden kunnen worden toegekend.

Het tweede deel van deze formule betreft het aantal woningen in de middeldure bouwsector in bestaand stedelijk gebied als in artikel 4 bepaald. De wijziging geeft de voor 1996 aan te houden percentages.

Als uitvloeisel van het regeerakkoord is bepaald dat alleen toeslagen ten behoeve van de fundering worden toegekend aan de vier BoN-gebieden rond de vier grote steden. Door de percentages voor de rest van het land op nul te stellen wordt bereikt dat de budgetten naar die vier BoN-gebieden. Deze gebieden zijn gelegen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht.

Onderdeel D

De in de bijlage bij de regeling behorende tabellen zijn aangepast aan de voor 1996 van toepassing zijnde landelijke aantallen.

In tabel 11 van de bijlage bij de regeling zijn slechts de opschriften boven de daarin opgenomen normbedragen ten behoeve van de fundering en in verband met bouwplaats omgedraaid.

De verkeerde opschriften hebben in 1995 niet tot een verkeerde verdeling geleid, omdat artikel 12 van de regeling een dienovereenkomstige fout bevatte. Een en ander is bij de wijzigingsregeling gecorrigeerd (zie ook artikel I, onderdeel C, onder c).

Naar boven