Wijziging bijlagen 2 en 3 van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen

23 november 1995

nr. BVE/BI 95029539

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Gelet op artikel 6, tweede en derde lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen;

Besluit:

Artikel I

De bijlagen 2 en 3 van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen worden als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 2, punt 1 ’Paramedisch en sociaal-pedagogisch gebied’, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het onderdeel ’In Luxemburg’ wordt een nieuw onderdeel ’In Nederland’ toegevoegd, luidende:

In Nederland

- dierenartsassistent.

2. Aan het eind wordt de punt vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw liggend streepje toegevoegd, luidende:

- hetzij, in het geval van de dierenartsassistent in Nederland, drie jaar beroepsopleiding aan een gespecialiseerde school (MBO-stelsel) of drie jaar beroepsopleiding in het leerlingwezen (LLW), die beide worden afgesloten met een examen.

B

Bijlage 2, punt 3, onder a ’Zeescheepvaart’, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel ’in Nederland’ komt te luiden:

In Nederland

de opleidingen voor

- stuurman kleine handelsvaart (met aanvulling)

- diploma motordrijver

- VTS-functionaris

2. Het laatste liggend streepje komt te luiden:

- In Nederland

- voor stuurman kleine handelsvaart (met aanvulling) en diploma motordrijver, een onderwijscyclus van veertien jaar, waarvan ten minste twee jaar aan een gespecialiseerde instelling voor beroepsonderwijs, en aangevuld met twaalf maanden praktijkervaring;

- voor VTS-functionaris, een onderwijscyclus met een totale duur van ten minste vijftien jaar, waarvan ten minste drie jaar hoger beroepsonderwijs (HBO) of middelbaar beroepsonderwijs (MBO), gevolgd door landelijke en regionale opleidingen, die elk ten minste twaalf weken theoretische opleidingen omvatten en met een examen worden afgesloten,.

C

In bijlage 2, punt 4 ’Technische sector’, komt het onderdeel ’In Nederland’ te luiden:

In Nederland

De opleidingen voor

- gerechtsdeurwaarder

- tandprotheticus

overeenkomend met een onderwijs- en beroepsopleidingscyclus met een totale duur van:

- in het geval van de gerechtsdeurwaarder, negentien jaar, waarvan acht jaar verplicht schoolonderwijs, gevolgd door acht jaar secundair onderwijs, waarvan vier jaar technisch onderwijs afgesloten met een staatsexamen, en aangevuld met drie jaar theorieonderwijs en een praktijkgerichte opleiding toegespitst op de uitoefening van het beroep;

- in het geval van de tandprotheticus, ten minste vijftien jaar voltijds en drie jaar deeltijds onderwijs, waarvan acht jaar basisonderwijs, vier jaar algemeen vormend secundair onderwijs en drie jaar beroepsgerichte opleiding, waaronder een theoretische en praktische opleiding tandtechnicus, aangevuld met drie jaar deeltijdse opleiding tandprotheticus, die wordt afgesloten met een examen.

D

In bijlage 3 worden na het onderdeel ’In Duitsland’ twee nieuwe onderdelen ’In Nederland’ respectievelijk ’In Oostenrijk’ toegevoegd, luidende:

In Nederland

de volgende gereglementeerde opleidingen

- gereglementeerde opleidingscyclussen met een totale duur van ten minste vijftien jaar, die impliceren dat acht jaar basisonderwijs, plus vier jaar hetzij middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (MAVO), hetzij voorbereidend beroepsonderwijs (VBO), hetzij algemeen voortgezet onderwijs van een hoger niveau met succes is voltooid en dat een drie- of vierjarige opleiding in een school voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) is voltooid, die wordt afgesloten met een examen;

- gereglementeerde opleidingscyclussen met een totale duur van ten minste zestien jaar, die impliceren dat acht jaar basisonderwijs, plus minstens vier jaar voorbereidend beroepsonderwijs (VBO) of algemeen voortgezet van een hoger niveau met succes is voltooid en dat een beroepsopleiding van ten minste vier jaar in het leerlingwezen is voltooid, met ten minste één dag per week theoretisch onderwijs op school en de andere dagen een praktijkopleiding in een bedrijf of praktijkleerplaats, afgesloten met een examen van het secundaire of tertiaire niveau.

In Oostenrijk

- opleidingen die worden verstrekt in scholen voor hoger beroepsonderwijs (’berufsbildende höhere Schulen’) en onderwijsinstellingen van een hoger niveau voor land- en bosbouw (’höhere land- und fortwirtschaftlichen Lehranstalten’), met inbegrip van de bijzondere vormen (’einschließlich der Sonderformen’), waarvan structuur en niveau zijn vastgesteld bij wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Deze opleidingen hebben een totale duur van ten minste dertien jaar en omvatten vijf jaar beroepsopleiding, die wordt afgesloten met een eindexamen, dat het bewijs levert van vakbekwaamheid;

- opleidingen in meesterscholen (’Meisterschulen’), meesterklassen (’Meisterklassen’), industriële meesterscholen (’Werkmeisterschulen’) of vakscholen voor bouwvakarbeiders (’Bauhandwerkerschulen’), waarvan structuur en niveau zijn vastgesteld bij wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. Deze opleidingen hebben een totale duur van ten minste dertien jaar, waarvan negen jaar verplicht schoolonderwijs gevolgd door hetzij ten minste drie jaar beroepsopleiding in een gespecialiseerde school, hetzij ten minste drie jaar opleiding in een bedrijf en parallel in een vakschool (’Berufsschule’), die beide afgesloten worden met een examen en aangevuld worden met een opleiding van ten minste één jaar in een meesterschool (’Meisterschule’), meesterklas (’Meisterklasse’), industriële meesterschool (’Werkmeisterschule’) of vakschool voor bouwvakarbeiders (’Bauhandwerkerschule’). In de meeste gevallen bedraagt de totale duur ten minste vijftien jaar, waarvan perioden met werkervaring, die voorafgaand aan de opleidingen in deze instellingen werd opgedaan of wordt aangevuld met deeltijdse opleidingen (minstens 960 uren).

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J.M.M. Ritzen.

Toelichting

Op 31 augustus 1994 is in werking getreden de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Daarmee is de richtlijn 92/51/EEG (RAS II) geïmplementeerd. De richtlijn betreft een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn 89/48/EEG (RAS I). Deze richtlijnen zijn tot stand gekomen ter bevordering van het vrije verkeer van personen binnen de Europese binnenmarkt.

Uitgangspunt van de richtlijnen is het principe dat een lidstaat de toegang tot een beroep, waarvoor in die lidstaat bij of krachtens de wet een nationale opleidingstitel wordt vereist, niet mag weigeren tenzij blijkt dat de migrant over onvoldoende kwalificaties beschikt. In dat laatste geval geven de richtlijnen de condities aan waaraan voldaan moet worden om alsnog toegelaten te worden tot de lidstaat. Indien bijvoorbeeld blijkt dat de opleiding van de migrant wezenlijke verschillen toont met de voor de toetreding tot het desbetreffende beroep vereiste opleiding dan mogen wel aanvullende eisen worden gesteld. De richtlijnen geven de randvoorwaarden en garanties voor de migrant, die zijn beroepsopleiding in een andere lidstaat erkend wil krijgen. De toegang tot niet-gereglementeerde beroepen binnen de Europese Unie is vrij.

Anders dan de eerste richtlijn 89/48/EEG die zich richt op de erkenning van diploma’s gaat de tweede richtlijn 92/51/EEG uit van een niveau-indeling in twee niveaus: diploma en certificaat. Omdat deze indeling kan leiden tot onderwaardering van bepaalde opleidingsvormen - het is denkbaar dat een in een lidstaat gevolgde opleiding in een andere lidstaat zou worden ingedeeld op het niveau van certificaat, terwijl in werkelijkheid het niveau diploma geëigend zou zijn - is aan de tweede richtlijn een aparte bijlage C toegevoegd. Daarin staan specifieke opleidingen vermeld die aan het niveau diploma voldoen en als zodanig moeten worden gewaardeerd, ook al zouden zij volgens de in de tweede richtlijn opgenomen indeling in twee niveaus als certificaat moeten worden beschouwd in bepaalde lidstaten.

Naast bijlage C kent de richtlijn ook een bijlage D. Deze heeft geen betrekking op gereglementeerde beroepen maar op gereglementeerde opleidingen. Een gereglementeerde opleiding is een opleiding waarvan het diploma op zichzelf afdoende garantie biedt dat de bezitter er van in staat is naar behoren en op niveau het beroep uit te oefenen waarop die opleiding is gericht. De toelating tot, dan wel de uitoefening van het desbetreffende beroep wordt in dit geval dus niet, zoals bij de gereglementeerde beroepen, krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct dan wel indirect afhankelijk gesteld van een nationale kwalificatie.

Volgens artikel 15, eerste lid, van richtlijn 92/51/EEG kunnen de lidstaten een met redenen omkleed verzoek indienen tot wijziging van de bijlagen C en D van de richtlijn. Van deze mogelijkheid is alleerst door Duitsland en Italië gebruik gemaakt. Een verzoek van deze landen tot aanvulling van de bijlagen C en D heeft in 1994 geresulteerd in de richtlijn 94/38/EG (PbEG 1994, L 217/8) die op 2 oktober 1994 in Nederland is geïmplementeerd (zie Staatscourant 1994, 188). Inmiddels hebben ook Nederland en Oostenrijk een verzoek ingediend tot wijziging van deze bijlagen. Ook deze verzoeken zijn gehonoreerd. De desbetreffende wijzigingen zijn opgenomen in de op 20 juli 1995 gepubliceerde richtlijn 95/43/EG (PbEG 1995, L 184/21). In artikel 6, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen is bepaald dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wijzigingen die in de bijlagen C en D van de richtlijn 92/51/EEG worden aangebracht, ambtshalve verwerkt in de bijlagen 2 onderscheidenlijk 3 van deze wet. Ingevolge het derde lid van artikel 6 dienen dergelijke wijzigingen ook bekend te worden gemaakt in de Staatscourant. Met de publicatie van de onderhavige ministeriële regeling wordt aan deze wettelijke verplichtingen voldaan.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J.M.M. Ritzen.

Naar boven