Toelatingsregeling galeries 1996

27 oktober 1995

nr. WJZ 95027389/8032

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van On-

derwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. galerie: een professionele, economisch zelfstandig functionerende en voor publiek vrij toegankelijke ruimte waar met als belangrijkste activiteit aaneensluitende wisselende tentoonstellingen plaatsvinden met als doel het verkopen van kunstwerken van beeldende kunstenaars, vormgevers of architecten;

c. Stichting: de Mondriaan Stichting te Amsterdam.

d.rentesubsidieregeling: de tussen de minister en de financieringsmaatschappij de Lage Landen gesloten overeenkomst inzake de verstrekking van geldleningen ten behoeve van het bij toegelaten galeries aankopen van kunstwerken op het gebied van de beeldende kunst, de bouwkunst of de vormgeving.

2. Deze regeling is op kunstwerken van vormgevers alleen dan van toepassing indien er tenminste acht kunstwerken worden gepresenteerd in een tentoonstelling met als doel het geven van inzicht in vormopvattingen van een bepaalde vormgever, groep vormgevers of met betrekking tot een bepaald soort produkt.

Artikel 2

Met gebruikmaking van de rentesubsidieregeling kunnen uitsluitend kunstwerken worden verkocht van kunstenaars die hun vaste woonplaats hebben in een lid-staat van de Europese gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en die aantoonbaar zijn gepresenteerd in een tentoonstelling van een op het moment van aankoop toegelaten

galerie.

Artikel 3

1. Galeries die op grond van de Toelatingsregeling galeries 1995 voor het jaar 1995 zijn toegelaten als verkooppunt voor de uitvoering van de rentesubsidieregeling, zijn tevens voor het jaar 1996 als zodanig toegelaten.

2. De minister deelt de galeries, bedoeld in het eerste lid, vóór 1 januari 1996 mede tot welk bedrag in 1996 kopers in aanmerking komen voor subsidies in de kosten van geldleningen, aangegaan ten behoeve van de aankopen van kunstwerken bij de desbetreffende galerie.

Artikel 4

De minister kan, gehoord de Stichting, voor het jaar 1996 andere dan de in artikel 3 bedoelde galeries toelaten als verkooppunt voor de uitvoering van de rentesubsidieregeling.

Artikel 5

Een galerie als bedoeld in artikel 4 wordt slechts toegelaten als verkooppunt indien:

a. de galerie is ingeschreven in het register van een Kamer van Koophandel en Fabrieken;

b. de galerie ten minste vier dagen per week voor het publiek geopend is;

c. de tentoonstellingen van de galerie van voldoende kwaliteit getuigen, blijkens de tentoonstellingen die de galerie in de jaren 1994 en 1995 heeft gehouden; daarbij speelt mede een rol de vraag of de galerie hetzij door haar programmering, door haar tentoon-stellingen, door haar kunstenaarskeuze, dan wel door een combinatie van deze factoren een eigen visie manifesteert;

d. kan worden aangetoond aan de hand van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken dat de galerie in ieder geval in de jaren 1994 en 1995 heeft gefunctioneerd

als galerie.

Artikel 6

1. Een galerie als bedoeld in artikel 4 kan een aanvraag voor toelating indienen vóór 15 november 1995.

2. Een aanvraag wordt ingediend op het als bijlage I bij deze regeling gevoegde formulier.

Artikel 7

1. De Minister legt de aanvraag voor aan de Stichting met het verzoek te beoordelen of de desbetreffende galerie voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 5, onder c.

2. Bij de voorbereiding van een advies betrekt de stichting tenminste vijf personen waaronder in ieder geval:

a. een persoon op voordracht van de Galeriebond;

b. een persoon op voordracht van de Vereniging van Galeriehouders;

c. een beeldend kunstenaar;

d. een persoon die geacht kan worden de belangen van de kopers van kunstwerken te behartigen.

Artikel 8

1. Op een aanvraag wordt beslist vóór 1 januari 1996.

2. Indien de beslissing een toelating inhoudt, deelt de minister daarbij mede tot welk bedrag in 1996 kopers in aanmerking komen voor subsidie in de kosten van geldleningen, aangegaan ten behoeve van de aankopen van kunstwerken bij de desbetreffende galerie.

Artikel 9

Een toegelaten galerie doet zo spoedig mogelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing tot toelating. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 10

Indien blijkt dat een toegelaten galerie bij aanvraag door de koper van een geldlening op grond van de tussen de minister en de financieringsmaatschappij de Lage Landen gesloten overeenkomst, gegevens heeft verstrekt waarvan de galerie wist dan wel redelijkerwijs kon weten dat deze onjuist zijn of in strijd met voorwaarden van deze regeling of vorenbedoelde overeenkomst, dan wel indien een galerie niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 5, of aan artikel 9 kan de minister de toelating intrekken.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Toelatingsregeling galeries 1996.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


Zoetermeer, 27 oktober 1995. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. Nuis.

Bijlage I

Aanvraagformulier voor galeries in Nederland ten behoeve van toelating als verkooppunt in het kader van de Toelatingsregeling galeries 1996

Dit aanvraagformulier bestaat uit 6 bladzijden

Lees voor het invullen van het formulier eerst de toelichting bij de Toelatingsregeling galeries

Na invulling en ondertekening het formulier toezenden aan:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Buro Kunstaankoopregeling

Kamer BCA 215

Postbus 3009

2280 ML Rijswijk

Telefoonnummers: 070-3406645/3406260

I. ALGEMENE GEGEVENS

1. Naam van de galerie:

Naam van de galeriehouder:

Adres van de galerie:

Postcode en vestigingsplaats:

Telefoon galerie:

Fax galerie:

Postadres:

Telefoon woonadres:

Nationaliteit galeriehouder:

2. Indien u niet de Nederlandse nationaliteit heeft, sinds wanneer verblijft u in Nederland:

(afschrift van documenten waaruit dit blijkt bijvoegen)

3. Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken onder

nummer:

datum:

Heeft u reeds een kopie van het uittreksel van de Kamer van Koophandel en Fabrieken gezonden: ja/neen

(indien u deze vraag met neen heeft beantwoord, s.v.p. een kopie bijvoegen)

4. Maakt u voor de eerste keer gebruik van deze regeling: ja/neen

Indien u al eerder van deze regeling gebruik heeft gemaakt, gedurende welke periode was dat:

5. Wilt u hier aangeven op welke dagen de galerie geopend is:

6. Is de galerie de hoofdactiviteit van de onderneming: ja/neen

Wat zijn de overige activiteiten:

Bent u aangesloten bij een beroepsorganisatie: ja/neen

Zo ja, welke:

7. Kunt u aangeven welk aandeel die activiteiten hebben in het totaal van de presentatie van de galerie:

De gegevens op deze pagina zullen strikt vertrouwelijk worden behandeld

8. Naam galerie:

Wat was de omzet van uw galerie in 1993 en 1994 in totaal:

(bewijsstukken meezenden, b.v. uw goedgekeurde belastingformulier)

Wat is de omzet van uw galerie in 1995 tot 1 oktober:

Deze gegevens, die strikt vertrouwelijk zullen worden behandeld, zijn uitsluitend bestemd voor het vaststellen van een eventueel budget

9. Ontvangt u een provinciaal, dan wel een gemeentelijke subsidie en waarvoor is het subsidie bedoeld:

Welk bedrag ontvangt u per jaar: f

(bewijsstukken meezenden)

II. SPECIFIEKE GEGEVENS

Gegevens ten behoeve van de advisering door de Mondriaanstichting

1. Minimaal aantal tentoonstellingen per jaar:

Overzicht van tentoonstellingen over 1994 en 1995 bijvoegen

Deze informatie dient met beelddocumentatie te zijn onderbouwd.

2. Aantal verschillende kunstenaars van wie in 1994 en 1995 werken zijn verkocht: (naam, adres, woonplaats)

3. Aantal kunstwerken dat in 1994 en 1995 is verkocht:

Deze gegevens zijn nodig i.v.m.

evaluatie-onderzoek

4. Aantal dagen per week dat de galerie voor het publiek open is:

5. Op welke wijze is/wordt aan de tentoonstellingen (landelijk) publiciteit gegeven:

6. Onderneemt u activiteiten in het buitenland, en zo ja, welke:

7. Beschikt u over een beleidsplan:

Zo ja, bijvoegen

8. Wilt u op aparte bijlagen uw galerieprogramma’s van 1 januari 1994 tot 1 januari 1997 zoveel mogelijk specificeren en voorzien van de volledige gegevens van de kunstenaars: (naam, voornaam, adres, postcode, woonplaats, land en telefoonnummer en bij de E.E.G. kunstenaars de nationaliteit van de kunstenaar):

9. De map waarin dit formulier aan u is aangeboden is bestemd voor terugzending aan het Buro Kunstaankoop-

regeling.

De lege hoezen kunt u naar eigen inzicht vullen met relevante informatie en documentatie over uw toekomstige galerie-activiteiten.

De meegezonden gegevens blijven ter beschikking van het Buro Kunstaan-koopregeling en worden niet terug-gezonden, tenzij daarom wordt gevraagd.

Een medewerker van het Buro Kunstaankoopregeling kan zonodig een werkbezoek brengen aan de galerie. U wordt verzocht uw medewerking te verlenen.

Aanvrager/aanvraagster verklaart het bovenstaande naar waarheid te hebben ingevuld. Hij/zij verklaart voorts ermede bekend te zijn dat een eventuele toelating voor de duur van 1 jaar geldt.

Plaats:

Datum:

Handtekening:

Toelichting

I. Algemeen

De Kunstaankoopregeling is het samenvattend begrip voor twee onlosmakelijk met elkaar verbonden bestuursinstrumenten, nl. de onderhavige Toelatingsregeling galeries 1996, waarin de Toelatingsregeling uit 19951 (Stcrt. 1994, 233) wordt voortgezet en de rentesubsidieregeling (1984 K/BK-U-22160) die als bijlage I hierbij gaat.

Voor het beeldende kunst beleid acht ik het hoe dan ook van belang dat er verschillende instrumenten bestaan om de toegang tot werken van hedendaagse beeldende kunst voor een groot publiek te vergemakkelijken. Een van die instrumenten wordt in feite gevormd door de instellingen voor kunstuitleen. Zij dragen aan die toegankelijkheid bij door kunstwerken voor korte tijd, tegen geringe vergoeding beschikbaar te stellen. De Kunstaankoopregeling, die de burger met een bescheiden financiële impuls stimuleert om tot de aanschaf van een kunstwerk over te gaan, is een andere manier om de toegang tot de beeldende kunst te versoepelen. Om die reden is het beleid als in 1995 doorgetrokken.

Gelet op de positieve resultaten die met de Kunstaankoopregeling zijn behaald, hecht ik er aan dat ook op langere termijn een soortgelijk beleidsinstrument als de Kunstaankoopregeling gecontinueerd wordt. In de notitie ’Pantser of ruggegraat’, Uitgangspunten voor cultuurbeleid (Kamerstukken II 1994/95, nr 24 247) heb ik die continuering dan ook aangekondigd. Het zou dan kunnen gaan om een andere invulling van dit beleidsinstrument, zodat met ingang van 1 januari 1997 met een nieuwe opzet begonnen kan worden.

In ieder geval is het nodig dat de burger ook in 1996 een laagdrempelige aankoopmogelijkheid blijft behouden. Om die reden heb ik besloten dat ook in het jaar 1996 evenals in 1995 de Kunstaankoopregeling van kracht blijft.

II. De Toelatingsregeling galeries 1996

De Toelatingsregeling galeries 1996 is een nieuw vastgestelde regeling die in de plaats komt van de Toelatingsregeling galeries 1995, maar voor de continuïteit zijn zoveel mogelijk elementen van die vorige Toelatingsregelingen (opzet, terminologie e.d.) gehandhaafd. De regeling heeft ook als uitgangspunt de kunst, waarvoor nog geen groot koperspubliek is, een steun in de rug te geven door middel van rentesubsidie.

De onderhavige regeling gaat in de eerste plaats uit van het ’eenvoudige’ systeem dat galeries die op grond van de Toelatingsregeling galeries 1995 waren toegelaten, direct zijn toegelaten als verkooppunt voor de uitvoering van de rentesubsidieregeling gedurende het jaar 1996. Die galeries zullen dus niet meer in een toelatingsprocedure afzonderlijk worden beoordeeld. Uiteraard dienen zij wel te (blijven) voldoen aan de (in artikel 5) geformuleerde voorwaarden voor toelating en aan de in de artikelen 9 en 10 neergelegde voorwaarden.

Indien een galerie als hiervoor bedoeld niet (meer) voldoet aan een of meer van de gestelde voorwaarden, levert dat ingevolge artikel 10 een grond op tot intrekking van de toelating.

Naast de ’automatisch’ toegelaten galeries is er een mogelijkheid voor galeries die voor het jaar 1995 niet waren toegelaten om, indien zij aan de criteria van artikel 5 voldoen, voor toelating in 1996 in aanmerking te komen, en wel door middel van de in de artikelen 4 e.v. neergelegde aanvraagprocedure. Deze galeries moeten een aanvraagformulier waarvan het model als bijlage bij deze regeling is gevoegd indienen vóór 15 november 1995. Door middel van tussenkomst van de twee branche-organisaties zal bekendheid worden gegeven aan deze regeling ten einde zoveel mogelijk belanghebbenden te informeren over de nieuwe toelatingsmogelijkheid. Vanaf dat moment zijn de aanvraagformulieren verkrijgbaar bij het Bureau Kunstaankoopregeling van de Directie Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De (tijdig) ingediende aanvraagformulieren zullen zo snel mogelijk na 15 november 1995 voor advies worden voorgelegd aan de Mondriaanstichting. De aanvrager kan hier bij zijn verzoek tot toelating rekening mee houden. Na ontvangst van het advies zal zo snel mogelijk - maar vóór 1 januari 1996 - een beslissing op de aanvragen worden genomen. In positieve beschikkingen, dus beschikkingen die tot toelating leiden, wordt tevens vermeld tot welk bedrag per galerie kopers subsidie in de kosten van geldlening kan worden verstrekt.

De verdeelsleutel van het budget over alle toegelaten galeries zal, evenals in de voorgaande jaren, zijn gebaseerd op de looptijd van twaalf maanden, het totaal voor de regeling beschikbare bedrag, het aantal toegelaten galeries, en de intensiteit van het gebruik dat in de jaren 1994 en 1995 van de regeling is gemaakt. Voor nieuw toegelaten galeries, die in de 1994 en 1995 niet waren toegelaten, zal bij de budgettering de jaaromzet van die twee jaren worden meege-wogen.

Artikelgewijs

Artikel 1

Het begrip galerie (eerste lid, onderdeel b) heeft, vergeleken met de vorige regeling (de Toelatingsregeling galeries 1995), geen andere inhoud gekregen. Dat wil zeggen dat gemeentelijke instellingen, en instellingen voor kunstuitleen ook onder vigeur van de onderhavige Toelatingsregeling 1996 geen beroep op deze regeling kunnen doen.

Ter verduidelijking van het begrip rentesubsidieregeling (eerste lid, onderdeel a) is als bijlage bij deze toelichting een exemplaar gevoegd van de brief van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 10 augustus 1984 (K/BK-U-22160) waarin de beheerders van de Nederlandse Galeries op het gebied van de beeldende kunst over de rentesubsidieregeling worden geïnformeerd.

Inmiddels is een afspraak met de Lage Landen gemaakt dat de looptijd van de geldlening maximaal 36 maanden bedraagt.

Artikel 5

De Mondriaan Stichting adviseert ingevolge artikel 7, eerste lid, over de toelatingseis, neergelegd in onderdeel c, van artikel 5: de tentoonstellingen van de galerie, zoals die zijn gerealiseerd volgens de jaarprogramma’s 1994 en 1995, dienen van voldoende kwaliteit te getuigen. Daarmee staat de regeling een breed toelatingsbeleid voor ogen zoals dat overigens ook in de voorafgaande jaren voor ogen stond. Uitgangspunt voor het advies van de Mondriaan Stichting is dus een breed toelatingsbeleid, waarbij de aanvragen worden bezien en getoetst binnen het kader van het kunstaanbod, zoals dat verspreid over geheel Nederland door de galeries wordt aangeboden. Bij de toetsing van het kwaliteitscriterium speelt mede een rol de vraag of de galerie hetzij door haar programmering, door haar tentoonstellingen, door haar kunstenaarskeuze, dan wel door een combinatie van deze factoren een eigen visie manifesteert. Een positief advies zal dan bijvoorbeeld worden gegeven op grond van de volgende elementen:

- het totale beeld van de gekozen kunstenaars en van het getoonde werk, zoals dat uit de tentoonstellings-programma’s naar voren komt, getuigt artistiek-inhoudelijk van voldoende kwaliteit;

- de galerie kenmerkt zich daarbij door een eigen visie, hetzij vanwege

- een eigenzinnige programmering;

- een duidelijk tentoonstellingsbeleid;

- een consistente kunstenaarskeuze;

dan wel vanwege een combinatie van deze factoren;

- de galerie levert, naar het oordeel van de Mondriaan Stichting, een zinvolle bijdrage aan de kwaliteit van het kunstklimaat in Nederland.

En (dus) een negatief advies op grond van de volgende elementen:

- het totale beeld van de gekozen kunstenaars en van het getoonde werk, zoals dat uit de tentoonstellingspro-gramma’s naar voren komt, getuigt artistiek-inhoudelijk niet van voldoende kwaliteit;

- het ontbreekt de galerie daarbij door een eigen visie, hetzij vanwege

- een te weinig uitgesproken programmering;

- een onsamenhangend tentoonstellingsbeleid;

- een kunstenaarskeuze waaruit een gebrek aan continuïteit spreekt;

dan wel vanwege een combinatie van deze factoren;

- de galerie levert, naar het oordeel van de Mondriaan Stichting, geen overtuigende bijdrage aan de kwaliteit van het kunstklimaat in Nederland.

Voor de goede orde wordt nog eens benadrukt dat de aanvragen beoordeeld worden op grond van de door de galeries zelf beschikbaar gestelde gegevens. Omdat het gaat om een beoordeling van tentoonstellingen uit de jaren 1994 en 1995 is er voor de Mondriaan Stichting geen reden om de aanvragende galeries zelf te bezoeken alvorens te adviseren.

Artikel 7

De Mondriaan Stichting zal voor de totstandkoming van de adviezen een commissie instellen die ingevolge artikel 7, tweede lid, dient te bestaan uit tenminste 5 personen; waarvan 2 op voordracht van de 2 verenigingen van galeristen. Met het oog op de onafhan-kelijkheid zullen die verenigingen geen personen kunnen voordragen die geacht kunnen worden persoonlijk belangen te hebben bij deze regeling bijv. indien ze zelf galeriehouder zijn.

De Mondriaanstichting is vrij bij de benoeming van de overige drie (of meer) leden, zij het dat één lid beeldend kunstenaar dient te zijn, en één lid kan worden geacht de belangen van de kopers te vertegenwoordigen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

A. Nuis.

1 Zie voor de Toelatingsregeling galeries (van voor 1995) Stcrt. 1990, 135, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 juli 1993, Stcrt. 1993, 139.

Bijlage 1

10 augustus 1984/nr. K/BK-U-22160

In het kader van mijn beleid voor marktverruimende maatregelen op het gebied van de beeldende kunsten heb ik met de financieringsmaatschappij de Lage Landen een overeenkomst gesloten. Doel van deze overeenkomst is het bevorderen van de aankoop van werken van de hedendaagse beeldende kunst door particulieren via toegelaten galeries, en daardoor verbetering van de inkomenspositie van beeldende kunstenaars.

In deze overeenkomst is vastgelegd dat een Nederlandse koper die bij een op grond van de ’Toelatingsregeling galeries’ toegelaten galerie een kunstwerk van een levende Nederlandse of twee jaar in Nederland wonende en werkende beeldende kunstenaar koopt, in aanmerking kan komen voor het sluiten van een geldlening ten behoeve van die aankoop bij de financieringsmaatschappij de Lage Landen, waarbij de over de geldlening verschuldigde rente door mij aan genoemde financieringsmaatschappij zal worden voldaan.

Voor de uitvoering van de overeenkomst is op mijn begroting jaarlijks een bedrag van maximaal f 1.000.000,- beschikbaar, voorzover de wetgever de nodige gelden toestaat. Indien dit bedrag in de loop van het jaar wordt uitgeput, vervalt de regeling voor de rest van het jaar.

Een bovenbedoelde koper kan slechts in aanmerking komen voor deze vorm van geldlening indien de aankoop, waarvoor de geldlening wordt gevraagd, minimaal f 1.250,- (incl. BTW) en maximaal f 12.500,- (incl. BTW) bedraagt. De wettelijk verplichte aanbetaling op de aankoop, zijnde 20%, dient de koper zelf te betalen; met andere woorden: de lening bedraagt minimaal f 1.000,- en maximaal f 10.000,-.

De looptijd van de geldlening wordt gerelateerd aan de hoogte van de lening. De maximale looptijd voor het maximaal te lenen bedragen van f 10.000,- bedraagt 5 jaar.

De geldlening dient te worden aangevraagd door toezending van een volledig ingevuld formulier A (Krediet-

aanvrage), vergezeld van een volledig ingevuld formulier B (bewijs van

aankoop).

De financieringsmaatschappij beoordeelt de aanvraag aan de hand van de normale acceptatiecriteria voor persoonlijke leningen en beoordeelt of aan alle voorwaarden van de overeenkomst is voldaan.

Ten aanzien van de galeries die ten behoeve van de uitvoering van de overeenkomst tussen vorengenoemde financieringsmaatschappij en mij als verkooppunt worden toegelaten geldt de door mij vastgestelde Toelatings-

regeling galeries, waarvan ik een exemplaar bijvoeg.

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.

Naar boven