Wijziging leidraad en beoordelingsvoorschriften personele aangelegenheden

19 januari 1995

Nr. PZ94/U258

Directie personeelszaken

Wijziging Leidraad personele gevolgen organisatieveranderingen 1992 en intrekking Beoordelingsvoorschrift 1986 en Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Veiligheidsdienst 1988

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Overwegende dat in verband met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht, de instelling van een adviescommissie als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht voor personele aangelegenheden Binnenlandse Zaken en in verband met enkele wijzigingen in het Algemeen Rijksambtenarenreglement het wenselijk is de Leidraad personele gevolgen organisatieveranderingen 1992, het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Zaken 1986 en het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Veiligheidsdienst 1988 aan te passen;

Gehoord de Bijzondere Commissie als bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en de Overlegcommissie Binnenlandse Veiligheidsdienst als bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 27 mei 1986, houdende vaststelling van aanvullende regels ten aanzien van de rechtspositie van de ambtenaren bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst (Stb. 310);

Gelet op het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit algemene rechtspositie politie, het koninklijk besluit van 27 mei 1986, houdende vaststelling van aanvullende regels ten aanzien van de rechtspositie van de ambtenaren bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst (Stb. 310) en het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985;

Besluit:

Artikel I

De Leidraad personele gevolgen organisatieveranderingen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 komt na de aanhef het eerste zinsdeel als volgt te luiden:

Medewerker: degene die krachtens een aanstelling bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken dan wel een aanstelling in algemene dienst van het rijk, te werk gesteld is bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, met uitzondering van degene die is aangesteld krachtens artikel 6, tweede lid, aanhef en onder d tot en met g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

B

Artikel 8 komt te luiden:

1. Gedurende de gehele periode dat de medewerker op de herplaatsingslijst is geplaatst, wordt door de Herplaatsingsadviescommissie naar een passende functie binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken omgezien.

2. Indien de betrokken medewerker is aangesteld in algemene dienst van het rijk wordt gelijktijdig elders binnen de rijksdienst naar een passende functie gezocht.

3. Indien de betrokken medewerker niet is aangesteld in algemene dienst van het rijk wordt elders binnen de rijksdienst naar een passende fuctie gezocht, indien binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken geen passende functie voorhanden is of binnen afzienbare termijn te verwachten is.

C

In artikel 9, tweede lid, wordt het zinsdeel ', waaronder de ontslagdatum,' geschrapt.

D

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11 De mogelijkheid om bedenkingen kenbaar te maken tegen herplaatsing als bedoeld in artikel 6

1. De medewerker die bedenkingen heeft tegen de voorgenomen herplaatsing binnen het eigen dienstonderdeel als bedoeld in artikel 6, derde lid, kan binnen twee weken schriftelijk deze bedenkingen aan de leiding van zijn dienstonderdeel kenbaar maken.

2. Indien de betrokken medewerker bedenkingen heeft kenbaar gemaakt, wint de leiding van het dienstonderdeel alvorens het besluit omtrent de herplaatsing te nemen, het advies van de Herplaatsingsadviescommissie in.

E

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12 De mogelijkheid om bedenkingen kenbaar te maken tegen herplaatsing als bedoeld in artikel 9

1. De medewerker die bedenkingen heeft tegen de voorgenomen plaatsing als bedoeld in artikel 9, eerste lid, kan bij het bevoegde gezag binnen twee weken schriftelijk deze bedenkingen kenbaar maken.

2. Indien de betrokken medewerker bedenkingen heeft kenbaar gemaakt, wint het bevoegde gezag alvorens het besluit omtrent de herplaatsing te nemen, het advies van de Herplaatsingsadviescommissie in.

F

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Het vragen van advies als bedoeld in artikel 11, tweede lid, en artikel 12, tweede lid, kan achterwege blijven, indien de door de medewerker kenbaar gemaakte bedenkingen aanstonds gegrond worden geacht.

De aangeboden functie wordt dan niet als passend beschouwd en er wordt opnieuw naar een passende functie gezocht.

G

Artikel 15, vierde lid, vervalt.

H

Hoofdstuk 5 vervalt.

I

Hoofdstuk 6 wordt vernummerd tot 5.

J

De artikelen 23, 24, 25 en 26 worden vernummerd tot 18, 19, 20 en 21.

K

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

Ten aanzien van de Herplaatsingsadviescommissie kan het hoofd Binnenlandse Veiligheidsdienst nadere regels stellen ter waarborging van het gestelde in artikel 14 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

Artikel II

Het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Zaken 1986 wordt ingetrokken.

Artikel III

Het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Veiligheidsdienst 1988 ingetrokken.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

De Minister van Binnenlandse Zaken,H.F. Dijkstal.

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 1994 is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Als gevolg daarvan moeten de Leidraad personele gevolgen organisatieveranderingen 1992, het Beoor-delingsvoorschrift Binnenlands Zaken 1986 alsmede het Beoordelingsvoor-schrift Binnenlands Veiligheidsdienst 1988 worden herzien. Deels gaat het om een aanpassing van deze twee besluiten aan de terminologie van de Awb, deels is bezien of de regelingen in het licht van de Awb op onderdelen kunnen worden versoberd.

De Leidraad personele gevolgen organisatieveranderingen 1992 is tevens op een enkel punt aangepast naar aanleiding van een wijziging in het Algemeen Rijksambtenarenregle-ment (ARAR) op grond waarvan er behalve medewerkers in dienst van Binnenlandse Zaken, ook medewerkers aangesteld in algemene dienst van het rijk werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Met betrekking tot het Beoorde-lingsvoorschrift Binnenlandse Zaken 1986 en het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Veiligheidsdienst 1988 is bovendien bezien in hoeverre deze elementen bevatten, die reeds in het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985 regeling hebben gevonden.

De Leidraad personele gevolgen organisatie-veranderingen

De artikelen 2, 8 en 9 zijn gewijzigd in verband met de aanstelling in algemene dienst van het rijk. De gewijzigde definitie van het begrip medewerker in artikel 2 spreekt voor zich. In artikel 8 is thans geregeld dat voor medewerkers aangesteld in algemene dienst van het rijk behalve bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken gelijktijdig elders binnen de rijksdienst naar een passende functie dient te worden gezocht. In artikel 9 is de term ontslagdatum geschrapt, omdat medewerkers aangesteld in algemene dienst van het rijk die te werk worden gesteld bij een ander ministerie, niet worden ontslagen.

De artikelen 11, 12 en 13 zijn aangepast aan de terminologie van de Awb: het begrip 'bezwaar' is, nu het aldaar niet gaat om bezwaar in de zin van de Awb, telkens vervangen door 'bedenkingen'. Hoofdstuk 5 is ingetrokken.

De daarin opgenomen materie vindt nu regeling in de Awb.

Het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Zaken 1986 en het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Veiligheidsdienst 1988

De voor de aanpassing aan de Awb noodzakelijke operatie is tegelijkertijd aangegrepen om de beoordelingsvoorschriften in hun geheel tegen het licht te houden. Daarbij is de vraag aan de orde geweest in hoeverre deze voorschriften bepalingen zou moeten bevatten, die reeds in het Beoordelingsvoorschrift Burgerlijk Rijkspersoneel 1985 dan wel in het ARAR zijn vastgelegd. Een argument voor eventuele handhaving van de bestaande tekst zou zijn de mogelijke duidelijkheid van de regeling als geheel. Anderzijds verdient het uit een oogpunt van een sober en terughoudend wetgevingsbeleid de aanbeveling niet meer te regelen dan strikt noodzakelijk is, zeker indien de kenbaarheid van de toepasbare normen anderszins is verzekerd. Dit is zeker het geval.

Vanuit deze optiek zouden slechts de nadere voorschriften omtrent de gevallen waarin een beoordeling wordt opgemaakt, resteren. Echter gezien de reeds doorgevoerde decentralisatie van de P-taak,is het niet meer passend om hierover, in aanvulling op de rijksregels, centraal voorschriften te stellen.

Het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Zaken 1986 kan dan ook in zijn geheel worden ingetrokken. Hetzelfde geldt voor het Beoordelingsvoorschrift Binnenlandse Veiligheidsdienst 1988.

Naar boven