Metaal- en Elektrotechnische Industrie

Financiering van opleidingen tot beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede her-, om- en bijscholing van werknemers 1995/1996

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE FINANCIERING VAN OPLEIDINGEN TOT BEGINNENDE BEROEPSUITOEFENING (PRIMAIR), BEROEPSOPLEIDINGEN, ALSMEDE DE HER-, OM- EN BIJSCHOLING VAN WERKNEMERS IN DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE

8309

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie namens de FME, Vereniging van Ondernemingen in de Metaal-, Elektronika- en Elektrotechnische Industrie en aanverwante sectoren als partij te ener zijde mede namens de Industriebond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV, de VHP Metalelektro en de Unie BLHP, Vakbond voor Administratief, Technisch en Commercieel Personeel als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de financiering van opleidingen tot beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede her-, om- en bijscholing van werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluit van 7 oktober 1994 (Stcrt. 1994, nr. 197), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de financiering van opleidingen tot beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede her-, om- en bijscholing van werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie en de daarbij behorende statuten van de Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, de financieringsreglementen Vakopleidingen (P1 en P2), Cursusaktiviteiten (Q) Her-, om- en bijscholing (R), Voorgezette beroepsopleiding (S) en Praktijkopleiders (T), zulks met inachtneming van hetgeen onder IV en V is bepaald;

II. Verklaart opnieuw algemeen verbindend tot en met 31 augustus 1996 de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de financiering van opleidingen tot beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede her-, om- en bijscholing van werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie alsmede de daarbij behorende statuten van de Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, de financieringsreglementen Vakopleidingen (P1 en P2), Cursusaktiviteiten (Q), Her-, om- en bijscholing (R), Voorgezette beroepsopleiding (S) en Praktijkopleiders (T) eerder algemeen verbindend verklaard bij besluit van 7 oktober 1994 (Stcrt. 1994, nr. 197), zulks met inachtneming van de navolgende wijzigingen en van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:

BIJLAGE P2 (1995/1996)

FINANCIERINGSREGLEMENT VAKOPLEIDING

(ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 VAN DE C.A.O. INZAKE DE FINANCIERING VAN OPLEIDINGEN TOT BEGINNENDE BEROEPSUITOEFENING (PRIMAIR), BEROEPSOPLEIDINGEN, ALSMEDE DE HER-, OM- EN BIJSCHOLING VAN WERKNEMERS IN DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE)

Bijlage P2 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 1 Definities

  • 1. Stichting: Stichting Opleiding en Ontwikkeling voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 2. ROM: Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 3. De Werkgever: De werkgever als bedoeld in de c.a.o. inzake de financiering van opleidingen tot beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede de her-, om- en bijscholing van werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 4. De Leerovereenkomsten:

    • de Leerovereenkomst als bedoeld in de Wet Cursorisch Beroepsonderwijs (WCBO), nader te noemen: WCBO-lok;

    • de Leerovereenkomst te sluiten ten overstaan van de Stichting, nader te noemen: O+O-lok.

  • 5. De Patroon:

    • de volgens artikel 2.2 lid l en 2 van de WCBO en/of volgens de O+O-lok verantwoordelijke (rechts)persoon voor de praktijkopleiding. Dit kan zijn de regionale stichting dan wel de werkgever.

    • de door de Stichting aangewezen verantwoordelijke (rechts)persoon voor de opleidingen als genoemd in lid 7 sub f van dit artikel. In beide gevallen kan dit zowel de regionale stichting als de werkgever zijn.

    • de werkgever voor de opleidingen als genoemd in lid 7 sub b1, b2 alsmede c van dit artikel.

  • 6. Regionale Stichting: Het regionaal samenwerkingsverband van werkgevers- en werknemersorganisaties in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, welk samenwerkingsverband zich onder meer de opleiding van jongeren ten behoeve van deze bedrijfstak ten doel stelt, en waarvan de statuten en reglementen zijn goedgekeurd door de Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 7. De Leerling:

    • a.

      • 1. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en die voor de eerste maal een leerovereenkomst als bedoeld in de WCBO en voor de eerste maal een O+O-lok ten behoeve van opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair) heeft gesloten;

      • 2. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en die een opleiding volgt conform de inhoud van een totaalprogramma, doch waartoe geen leerovereenkomst is gesloten als bedoeld in de WCBO en waarbij de patroon verantwoordelijk is voor de praktijkopleiding alsmede voor de theorieopleiding en daartoe een O+O-lok heeft gesloten;

    • b.

      • 1. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en een opleiding volgt als bedoeld in artikel 3, lid 2.2.a van dit financieringsreglement en hiervoor een O+O-lok heeft gesloten en die daarop aansluitend een opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair) zal volgen en daartoe een leerovereenkomst als bedoeld in de WCBO afsluit. Deze leerovereenkomst als bedoeld in de WCBO dient te worden aangegaan met een patroon vallend onder de c.a.o. voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (voorschakeltraject);

      • 2. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en die een O+O-lok heeft gesloten en een opleiding volgt als bedoeld in artikel 3, lid 2.2.b van dit financieringsreglement en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur heeft met de werkgever en een opleiding volgt ten behoeve van de uitoefening van zijn functie (toeleidingstraject);

      • 3. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet bereikt heeft en die een opleiding heeft afgerond als bedoeld in b.2 van dit artikel en een leerovereenkomst ten behoeve van beginnende beroepsuitoefening (primair) als bedoeld in de WCBO en de O+O-lok heeft gesloten;

    • c. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en de opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair) als bedoeld in de WCBO heeft afgerond en die een vervolgende opleiding volgt ten behoeve van de uitoefening van zijn functie en een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft (verdiepings/verbredingstraject);

    • d. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en een vervangende opleiding volgt waarvoor een O+O-lok is gesloten, wanneer beroepen, waartoe alle primaire leerlingstelsels waaronder de SOM/VEV totaalprogramma's zijn ingericht, niet of in geringe mate in het bedrijf van de werkgever worden uitgeoefend;

    • e. degene die gedurende 2 jaar een opleiding ten behoeve van beginnende beroepsuitoefening (primair) heeft gevolgd en een leerovereenkomst als bedoeld in de WCBO en een O+O-lok heeft gesloten, en zowel aan het theorie-examen als aan het praktijkexamen heeft deelgenomen en hiervoor zonder goed gevolg het theorie- en/of praktijkexamen heeft afgelegd en een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;

    • f. degene, die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt en een opleidingsovereenkomst, in samenhang met een na het voorschakeljaar (PO) te sluiten leerovereenkomst tot beginnend beroepsbeoefenaar (primair) als bedoeld in de WCBO en een O+O-lok heeft gesloten en tevens deelnemer is in een allochtonenopleidingsproject, meisjesproject, herintreedstersproject of gehandicaptenproject, goedgekeurd door de Stichting en waarvoor door een of meerdere werkgevers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie een plaatsingsintentie is afgegeven.*

  • 8. De leersituaties

  • Te onderkennen zijn:

  • categorie a:

  • de leersituatie in een bedrijfsschool, waarbij de leerling geen of een te verwaarlozen hoeveelheid produktieve arbeid verricht.

  • In het eerste leerjaar kan alleen de a-situatie worden gevolgd. In het daarop volgende leerjaar geldt gedurende de periode van 1 september tot en met 31 december de a-situatie. In de periode van 1 januari tot en met de datum van deelname aan het examen geldt de b-situatie.

  • categorie b:

    • 1. de leersituatie in een bedrijfsschool of leerhoek, waarbij de leerling een meer dan te verwaarlozen hoeveelheid produktieve arbeid verricht.

    • 2. de leersituatie in een onderneming, waarbij sprake is van het uitvoeren van werkzaamheden die in de toekomstige beroepspraktijk van de leerling voorkomen.

  • categorie c: de leersituatie, waarbij de leerling een belangrijk deel van de tijd produktieve arbeid verricht.

  • categorie d: de leersituatie, waarbij de leerling die een vervangende opleiding volgt, als bedoeld in artikel l lid 7 sub d, een belangrijk deel van de tijd produktieve arbeid verricht.

Artikel 2 De Patroon

  • 1.

    • a. De patroon dient een leerovereenkomst overeenkomstig de WCBO en een O+O-lok af te sluiten.

    • b. In het geval dat de leerling een opleiding volgt als bedoeld in artikel l lid 7 sub a2, b en c dient de werkgever een O+O-lok af te sluiten.

    • c. In het geval dat de leerling een vervangende opleiding volgt als bedoeld in artikel l, lid 7 sub d, dient de werkgever te voldoen aan de bepalingen in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel, met dien verstande dat in plaats van patroon „werkgever" dient te worden gelezen.

    • d. In het geval als bedoeld in sub b en c van dit lid, is de Stichting bevoegd nadere voorwaarden te stellen als bedoeld in het reglement „kwaliteitskriteria opleiding leerlingen"*. Indien de werkgever niet aan de gestelde voorwaarden voldoet, is de Stichting bevoegd geen vergoedingen toe te kennen, dan wel een toegekende vergoeding in te trekken.

  • 2. De patroon is verplicht als goed patroon de leerling overeenkomstig het programma vermeld in de O+O-lok dan wel de WCBO-lok op te leiden met inachtneming van het gestelde in het reglement „kwaliteitskriteria opleiding leerlingen".

  • 3.

    • a. De opleidingsplaats die is ingericht dient te voldoen aan de eisen, die de consulent van het leerlingwezenorgaan daaraan verbindt volgens de vereisten van de WCBO en met inachtneming van het gestelde in het reglement „kwaliteitskriteria opleiding leerlingen".

    • b. In het geval dat de leerling een opleiding volgt als bedoeld in artikel l lid 7 sub a2, b en c dient de opleidingsplaats te voldoen aan de vereisten die de consulent van de Stichting eraan verbindt volgens het gestelde in het reglement „kwaliteitskriteria opleiding leerlingen".

    • c. In het geval dat de leerling een opleiding volgt als bedoeld in artikel l , lid 7 sub a.2 dient de patroon zorg te dragen voor het bij de betreffende opleiding behorende theorie-onderwijs en dient hiervoor beschikt te kunnen worden over daartoe gekwalificeerde medewerkers.

  • Desgewenst dient de patroon een verklaring te verstrekken aan de Stichting

    • dat de opleidingsplaats voor een meerjarige periode is ingericht, en de intentie aanwezig is gedurig een leerling of leerlingen op te leiden;

    • dat ten behoeve van de opleiding lesmateriaal beschikbaar is.

  • 4. De patroon dient al het mogelijke te doen wat van een goed patroon mag worden verwacht en de leerling in staat te stellen binnen de daarvoor gestelde termijnen de opleiding te doen afronden.

  • 5. Indien zich tussen de leerling en de patroon geschillen voordoen zal het oordeel van het bestuur van de Stichting worden gevraagd.

  • 6. De patroon is gehouden aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn dan wel wenselijk worden geacht.

Artikel 3 Vergoedingen aan de patroon of de werkgever

  • 1.

    • a. De Stichting zal aan de patroon of aan de werkgever bedoeld in artikel 1 leden 3 en 5 een vergoeding toekennen voor de leerling. Indien de leerling wordt opgeleid in een opleidingslocatie die in stand wordt gehouden door een (rechts)persoon anders dan de werkgever als bedoeld in de c.a.o. inzake de financiering van opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede her-, om- en bijscholing van de werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie 1994/1996 zal de vergoeding eerst worden toegekend nadat door de Stichting toestemming is verleend tot het opleiden van betrokken leerling. Deze toestemming wordt niet eerder verleend dan nadat een intentieverklaring, conform de modellen zoals opgenomen in bijlage 4a en b van dit reglement, door de werkgever aan de Stichting is overgelegd.

    • b. Het Bestuur van de Stichting kan indien de continuïteit van de opleiding tot vakmanschap in gevaar komt, besluiten tot een generieke verhoging van de vergoedingen per leerling aan de patroon.

  • 2. De hoogte van de voorlopige en de definitieve vergoeding wordt door de Stichting vastgesteld en kent de volgende categorieën:

    • 1. Leertraject 1 (primair traject): in het geval van een leerling als bedoeld in artikel 1 lid 7 sub a.1 en a.2 en d kent de Stichting een voorlopige vergoeding toe tot een maximum van:

    • in de a-situatie: eerste leerjaar f 12.000,–

    • in de a/b1-situatie: tweede leerjaar f 12.000,–

    • in de a/b2-situatie: tweede leerjaar f 13.250,–

    • in de b1 of b2 situatie: eerste leerjaar f 6.500,–

    • in de b1 of b2 situatie: tweede leerjaar f 9.000,–

    • in de c-situatie: eerste leerjaar f 3.750,–

    • in de c-situatie: tweede leerjaar f 6.150,–

    • in de d-situatie: eerste leerjaar f 5.000,–

    • in de d-situatie: tweede leerjaar f 5.000,–.

    • 2. Voor de categorie a/b1 kent de Stichting voor het eerste en het tweede leerjaar elk een voorlopige vergoeding toe van f 240,– per week tot een maximum van f 12.000,–.

    • Voor de categorie a/b2 kent de Stichting voor het eerste leerjaar een voorlopige vergoeding toe van f 240,– per week tot een maximum van f 12.000,–;

    • voor het tweede leerjaar in de b2-situatie een voorlopige vergoeding van f 265,– per week tot een maximum van f 13.250,–.

    • Voor de categorie b1 of b2 kent de Stichting voor het eerste leerjaar een voorlopige vergoeding toe van f 130,– per week tot een maximum van f 6.500,–;

    • voor het tweede leerjaar voor de categorie b1 of b2 een voorlopige vergoeding van f 180,– per week tot een maximum van f 9.000,–.

    • Voor de categorie c kent de Stichting voor het eerste leerjaar een voorlopige vergoeding toe van f 75,– per week tot een maximum van f 3.750,–;

    • voor het tweede leerjaar een voorlopige vergoeding van f 123,– per week tot een maximum van f 6.150,–.

    • Voor de categorie d kent de Stichting voor het eerste en het tweede leerjaar elk een voorlopige vergoeding toe van f 100,– per week tot een maximum van f 5.000,–.

    • Aan de patroon worden met betrekking tot dezelfde leerling slechts éénmaal de hierboven vermelde vergoedingen verstrekt.

    • De aanspraak op de (voorlopige) vergoeding vervalt aan het einde van de maand waarin de opleiding wordt onderbroken behoudens van de Stichting verkregen toestemming tot verlenging op grond van specifieke herexamentrainingen.

      • a. Leertraject 2a (voorschakeltraject): in het geval van een leerling als bedoeld in artikel 1 lid 7 sub b1 kent de Stichting een eenmalige vaste vergoeding toe van f 5.000,–. Deze vergoeding zal door de Stichting na diplomering/afronding van het voorschakeltraject beschikbaar worden gesteld.

      • b. Leertraject 2b (toeleidingstraject): in het geval van een leerling als bedoeld in artikel 1 lid 7 sub b2 kent de Stichting een eenmalige vaste vergoeding toe van f 5.000,–. Deze vergoeding zal door de Stichting na diplomering/afronding beschikbaar worden gesteld.

    • 3. Leertraject 3 (vervolg toeleidingstraject): indien de leerling voorafgaand aan de opleiding zoals omschreven in artikel 1 lid 7 sub a.1 en a.2 een opleiding heeft afgerond en vervolgens een opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair), dan wel een door de Stichting aangewezen opleiding volgt, kent de Stichting een voorlopige vergoeding toe tot een maximum van de bedragen als vermeld onder 2.1 van dit artikel.

    • Voor de weekbedragen geldt het gestelde onder 2.2 van dit artikel.

    • 4. Leertraject 4 (verdiepings-/verbredingstraject): in het geval van een leerling als bedoeld in artikel l lid 7 sub c kent de Stichting aan de werkgever een eenmalige vaste vergoeding toe van f 5.000,–. Deze vergoeding zal na diplomering/afronding door de Stichting beschikbaar worden gesteld.

    • De werkgever stelt de leerling in redelijke mate tijd ter beschikking om de opleiding te volgen.

    • De aanvraag voor de vergoeding dient te zijn voorzien van handtekening van de patroon of werkgever en de leerling.

    • 5. Indien een leerling als bedoeld in artikel l lid 7 sub e ter verkrijging van het diploma opnieuw een volledig theorie en/of praktijkexamen moet afleggen op een tijdstip dat ligt na twee jaar, maar binnen drie jaar na de start van de opleiding en de leerling een dienstverband heeft met de werkgever zal de Stichting die werkgever een bedrijfstaksubsidie verlenen van f 2.500,– ter dekking van de additionele opleidingskosten.

    • Indien er zich situaties voordien die op een andere wijze hetzelfde resultaat beogen, beslist de Stichting. De toekenning geschiedt achteraf tegen overlegging van een arbeidsovereenkomst, een kopie van de eerste leerovereenkomst en de examenoproep.

  • 3. Het Bestuur van de Stichting bepaalt in een nader door haar vast te stellen reglement welke opleidingstrajecten zoals bedoeld in artikel 3.2.2.a, 3.2.2.b en 3.2.4 voor vergoeding in aanmerking komen.

  • Ter toetsing en beoordeling van deze opleidingstrajecten stelt het Bestuur van de Stichting een commissie in.

  • 4. De patroon of de werkgever die een vergoeding heeft ontvangen voor een leerling die een opleiding in het voorschakeltraject of het toeleidingstraject heeft gevolgd, komt niet in aanmerking voor een vergoeding voor een opleiding in het verdiepings-/verbredingstraject.

  • 5. De aanspraak op de (voorlopige) vergoedingen vervalt aan het einde van de maand waarin de opleiding wordt onderbroken behoudens van de Stichting verkregen toestemming tot verlenging op grond van specifieke herexamentrainingen.

  • 6. Indien de leerling de opleiding na onderbreking, als bedoeld in lid 5 van dit artikel, hervat en een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft gesloten, herleeft de aanspraak op de vergoeding.

Artikel 4 Vergoedingen aan de leerling

De vergoeding/het loon dat door de patroon aan de leerling wordt toegekend, bedraagt ten minste:

in de a-situatie: 1e leerjaar f 300,– per maand

2e leerjaar: tot en met 31 december: f 550,– per maand.

Vanaf 1 januari tot en met de datum van deelname aan het examen: f 750,– per maand

in de b-situatie: 1e leerjaar f 600,– per maand

2e leerjaar f 750,– per maand in de

c-situatie: 1e leerjaar f 750,– per maand

2e leerjaar f 900,– per maand

Gedurende de voorschakelperiode: f 300,– per maand.

De kosten van de lesboeken worden vergoed door de patroon. De reiskosten worden vergoed volgens de geldende stichtingsregeling dan wel de geldende bedrijfsregeling.

Indien deze niet van toepassing zijn worden de reiskosten vergoed op basis van de kosten van openbaar vervoer 2e klasse. Tevens zal de patroon de leerling de benodigde gereedschappen, bedrijfskleding en veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen, alsmede een aansprakelijkheids- en een ongevallenverzekering ten behoeve van de leerling afsluiten.

De patroon dient met de leerling een opleidingsovereenkomst conform het door de ROM vastgestelde model dan wel een arbeidsovereenkomst te sluiten, waarin de hoogte van de vergoeding/het loon is vastgelegd alsmede de vergoedingen voor kosten lesboeken, reiskosten en de verzekeringskosten.

In geval van een leerling als bedoeld in artikel l, lid 7 sub d van dit reglement dient de werkgever met de leerling een arbeidsovereenkomst te sluiten.

Artikel 5 Diplomatoeslag

De leerling die met goed gevolg de opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair) heeft afgesloten heeft, mits hij na het afsluiten van deze opleiding een arbeidsovereenkomst sluit voor ten minste de duur van een jaar met een werkgever in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, aanspraak op een diplomatoeslag* van f 2.200,– bruto.

De diplomatoeslag is voor rekening van de Stichting. Zij kan worden teruggevorderd indien het dienstverband binnen de periode van een jaar door de werknemer wordt verbroken. De werkgever verleent zo mogelijk zijn bemiddeling bij de terugvordering. Uitbetaling geschiedt eveneens wanneer het dienstverband wordt onderbroken door militaire dienst.

Deze terugbetalingsverplichting is niet van toepassing op degenen die tijdens het dienstverband niet feitelijk werkzaam zijn vanwege het vervullen van de militaire dienstplicht.

Artikel 6 Toekenning

  • 1. De (voorlopige) vergoedingen als bedoeld in artikel 3, alsmede de diplomatoeslag als bedoeld in artikel 5, dienen door de patroon schriftelijk te worden aangevraagd door inzending van het formulier, zoals vastgesteld door het bestuur van de Stichting of op andere wijze ten genoegen van de Stichting. De aanvraag dient uiterlijk 3 maanden na aanvang van de opleiding te geschieden.

  • 2. Het bestuur van de Stichting heeft recht op controle van de verstrekte gegevens.

  • 3. De Stichting kent voorlopige vergoedingen toe aan de hand van de relevante gegevens per peildata 1 september, 1 december, 1 maart en 1 juni van het lopende cursusjaar. De relevante gegevens worden onder meer verstrekt door de landelijke organen met betrekking tot het leerlingwezen en door de patroon aan de hand van de looptijd van de leerovereenkomst als bedoeld in de WCBO. In geval van een leerling als bedoeld in artikel 1, lid 7 sub d van dit reglement worden de relevante gegevens verstrekt door de werkgever aan de hand van de looptijd van de overeenkomst strekkende tot de vervangende opleiding.

  • 4. De voorlopige vergoeding wordt in 4 termijnen, namelijk per 1 oktober, 1 januari, 1 april en 1 juli uitgekeerd. De totale voorlopige vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van het aantal weken dat de leerling in een cursusjaar aan de opleiding heeft deelgenomen.

  • 5. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoedingen vinden plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het cursusjaar.

  • 6. Het recht op vergoedingen ingevolge dit reglement vervalt twee jaar na het verstrijken van het jaar, waarover de vergoeding is toegekend.

Artikel 7 Instructie en aanwijzing inzake besteding van de financiële middelen

Het bestuur van de Stichting heeft de bevoegdheid de regionale stichting instructie te geven omtrent de wijze van het besteden van financiële middelen. Tevens heeft het bestuur van de Stichting de bevoegdheid ten aanzien van de besteding van financiële middelen aanwijzingen te geven.

Artikel 8 Slotbepaling

Dit reglement treedt in werking op 1 september 1995."

REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA

(VAN TOEPASSING OP BIJLAGE P2 FINANCIERINGSREGLEMENT VAKOPLEIDING VAN DE CAO VOOR DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTIE 1994–1996)

Het reglement behorende bij artikel 3, lid 3, van bijlage P2 wordt gelezen als volgt:

„ „REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA PRIMAIRE BEROEPSOPLEIDINGEN

Primaire beroepsopleidingen

„REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA OPLEIDING LEERLINGEN"

ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 VAN DE C.A.O. INZAKE DE FINANCIERING VAN VAKOPLEIDINGEN 1995/1996 (BIJLAGE P2) VOOR ALLE OPLEIDINGSTRAJECTEN WAARVOOR EEN O+O-LOK NOODZAKELIJK IS, AL DAN NIET SAMEN MET EEN WCBO-LOK

Dit reglement kwaliteitskriteria heeft betrekking op de primaire beroepsopleidingen.

  • A. Naast de vereisten voortvloeiend uit de WCBO dient de patroon te voldoen aan de volgende kwaliteitskriteria:

    • 1. Telkens dient voorafgaand aan het door de leerling met een O+O-lok/WCBO-lok te volgen opleidingstraject dit traject in een, op het individu gericht, opleidingsplan te worden beschreven.

    • 2. Voor de omschrijving van in bovengenoemd opleidingstraject voorkomende onderdelen dient gebruik te worden gemaakt van een door de Stichting beschikbaar gesteld formulier.

    • 3. De praktijkopleider heeft tenminste één van de in bijlage T genoemde opleidingen gevolgd of dient deze uiterlijk 3 jaar na ingang van dit reglement of na zijn benoeming te hebben gevolgd.

    • 4. lndien de praktijkopleider op het moment van ingang van dit reglement niet voldoet aan het gestelde onder A.3. maar aantoonbaar tenminste zes jaar in deze funktie werkzaam is, dan wel het aantal leerlingen die door betrokken praktijkopleider wordt opgeleid daartoe aanleiding geeft, kan ontheffing worden verleend. Het bestuur van de Stichting beslist hierover per geval.

    • 5. De opleidingslokatie dient zodanig ingericht en geoutilleerd te zijn dat de betreffende opleidingen naar behoren uitgevoerd kunnen worden, zulks ter beoordeling van het bestuur van de Stichting. lndien niet aan de eerder genoemde eisen wordt voldaan is de patroon verplicht hier alsnog in te voorzien of dit elders te (laten) realiseren.

  • B.

    • 1. Toelating van een leerling tot het primaire traject kan slechts plaatsvinden indien:

      • de leerling voldoet aan de bepalingen in de c.a.o. inzake de financiering van beginnende beroepsuitoefening (primair), beroepsopleidingen, alsmede her-, om- en bijscholing van werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, en

      • de leerling voldoet aan de formele vereisten ingevolge de WCBO

      • indien de leerling het in de c.a.o. genoemde leertraject 2.2.a of 2.2.b (voorschakel- of toeleidingstraject) met goed gevolg heeft afgerond en ten bewijze daarvan een verklaring kan overleggen.

    • 2. Indien de leerling niet aan één van de onder B.1 genoemde eisen voldoet zal toelating tot het primaire traject slechts kunnen plaatsvinden nadat de leerling met goed gevolg een door de Stichting goedgekeurde intredetoets heeft afgelegd.

    • 3. De onder B.2 genoemde toets dient door of namens de (toekomstige) patroon te worden afgenomen.

  • C.

    • 1. De Stichting heeft tot taak de onder A en B bedoelde kriteria te toetsen en de toepassing ervan te bevorderen. De Stichting kan hiertoe Stichtingsconsulenten aanwijzen.

    • 2. De toetsing van de Stichting omvat:

      • het toetsen van de naleving van de kwaliteitskriteria;

      • kontrole op de naleving van de instroomkriteria;

      • het toetsen van de door de patroon ingediende opleidingsplannen, met inbegrip van de voor de leerling(en) noodzakelijk te achten faciliteiten;

      • kontrole op de naleving van de opleidingsplannen alsmede de daarmee gepaard gaande financiële regelingen;

      • rapportage aan het bestuur van de Stichting over de opgedane bevindingen in verband met het voorgaande.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De Stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zal door de commissie een uitspraak worden gedaan.

  • D.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De Stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zal door de commissie een uitspraak worden gedaan.

Toelichting bij B.1 t/m 3:

Voor financiering, op basis van de bedrijfstakbijdrage voor de primaire beroepslopleidingen, komen slechts de volgende LBO-leerlingen in aanmerking:

  • leerlingen met een diploma LBO-a + goedgekeurde intredetoets.

  • leerlingen met een diploma LBO-a + certificaat Voorschakeltraject.

  • leerlingen met een diploma LBO-a + certificaat Toeleidingstraject.

  • leerlingen met een diploma LBO-b/c.

stcrt-1995-152-CAO463-1.gifstcrt-1995-152-CAO463-2.gifstcrt-1995-152-CAO463-3.gifstcrt-1995-152-CAO463-4.gif

REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA VOORSCHAKELTRAJECT

VOORSCHAKELTRAJECT

„REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA OPLEIDING LEERLINGEN"

ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 VAN DE C.A.O. INZAKE DE FINANCIERING VAN VAKOPLEIDINGEN 1995/1996 (BIJLAGE P2) VOOR ALLE OPLEIDINGSTRAJECTEN WAARVOOR EEN O+O-LOK NOODZAKELIJK IS AL DAN NIET SAMEN MET EEN WCBO-LOK

Dit reglement kwaliteitskriteria heeft betrekking op het Voorschakeltraject.

  • A. De patroon dient te voldoen aan de volgende kwaliteitskriteria:

    • 1. De praktijkopleider heeft tenminste één van de in bijlage T genoemde opleidingen gevolgd of dient deze uiterlijk 3 jaar na ingang van dit reglement of na zijn benoeming te hebben gevolgd.

    • 2. Indien de praktijkopleider op het moment van ingang van dit reglement niet voldoet aan het gestelde onder A.1 maar aantoonbaar tenminste zes jaar in deze funktie werkzaam is, dan wel het aantal leerlingen die door betrokken praktijkopleider wordt opgeleid daartoe aanleiding geeft, kan ontheffing worden verleend. Het bestuur van de Stichting beslist hierover per geval.

    • 3. De opleidingslokatie dient zodanig ingericht en geoutilleerd te zijn dat het betreffende voorschakeltraject naar behoren uitgevoerd kan worden, zulks ter beoordeling van het bestuur van de Stichting.

  • B. Toelating van een leerling tot het Voorschakeltraject kan slechts plaatsvinden indien:

    • 1. Het Voorschakeltraject door de werkgever bij de Stichting is aangevraagd en hierbij gebruik is gemaakt van het door de Stichting beschikbaar gestelde formulier „Aanvraag Voorschakeltraject".

    • 2. Het opleidingstraject is goedgekeurd door de O+O Toetsingscommissie.

    • 3. De leerling voldoet aan de bepalingen in de c.a.o. art. 1 lid 7.b.1.

  • C.

    • 1. De Stichting heeft tot taak de onder A en B bedoelde kriteria te toetsen en de toepassing ervan te bevorderen. De Stichting kan hiertoe Stichtingsconsulenten aanwijzen.

    • 2. De toetsing van de Stichting omvat:

      • het toetsen van de naleving van de kwaliteitskriteria;

      • kontrole op de naleving van de instroomkriteria;

      • kontrole op de naleving van het door de patroon ingediende Voorschakeltraject, met inbegrip van de voor de leerling(en) noodzakelijk te achten faciliteiten;

      • rapportage aan de Stichting over de opgedane bevindingen in verband met het voorgaande.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zal door de commissie een uitspraak worden gedaan.

  • D.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zal door de commissie een uitspraak worden gedaan.

Definiëring van het Voorschakeltraject

Doel: Het Voorschakeltraject moet de leerling opleiden tot het begin-niveau (LBO-b) van een primaire beroepsopleiding in het leerlingwezen.

Duur: minimaal 400 uur (praktijk + theorie).

Doelgroep: Jongeren tot 27 jaar.

Vooropleiding: LBO-a, LBO-a/b, drop-outs van MAVO of KMBO.

Inhoud: Het Voorschakeltraject dient te bestaan uit:

  • 1. een intredetoets die het aanvangniveau van de leerling bepaalt;

  • 2. een introduktie in de bedrijfstak;

  • 3. een praktijk- en theorie schakelprogramma; dit schakelprogramma kan bestaan uit:

    • het voorschakel-programma van de SOM;

    • een assistentopleiding van de SOM of de VEV;

    • een schakelprogramma op vergelijkbaar niveau van een extern instituut;

    • een schakelprogramma op vergelijkbaar niveau van het eigen bedrijf;

  • 4. een eindtoets waarmee aangetoond kan worden dat de leerling voldoet aan het beginniveau van de primaire beroepsopleiding.

Realisatie:

  • de opleiding wordt door het bedrijf zelf intern verzorgd;

  • de opleiding wordt door het bedrijf zelf intern verzorgd en delen worden verzorgd door een extern instituut;

  • de opleiding wordt verzorgd door een extern instituut.

Financiering: f 5000,– na afronding van het traject.

Vergoeding aan de leerling: f 300,– per maand.

Certificaat/Verklaring: Het Voorschakeltraject dient te worden afgesloten met een

  • SOM Voorschakelcertificaat;

  • of met een Verklaring van vergelijkbare waarde, bevestigd door O+O.

Voorwaarden:

  • de patroon dient met de leerling een opleidingsovereenkomst te sluiten, waarin de hoogte van de vergoeding aan de leerling is vastgesteld alsmede de vergoedingen voor de kosten lesboeken, reiskosten en de verzekeringskosten;

  • een O+O leerovereenkomst;

  • een door de O+O Toetsingscommissie goedgekeurde „Aanvraag Schakeltraject" van het bedrijf, waarin de inhoud en uitvoering is vastgelegd;

  • de aanvraag dient te voldoen aan het gestelde in het Reglement Kwaliteitskriteria m.b.t. het Voorschakeltraject.

stcrt-1995-152-CAO463-5.gifstcrt-1995-152-CAO463-6.gif

REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA TOELEIDINGSTRAJECT

TOELEIDINGSTRAJECT

„REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA OPLEIDING LEERLINGEN"

ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 VAN DE C.A.O. INZAKE DE FINANCIERING VAN VAKOPLEIDINGEN 1995/1996 (BIJLAGE P2) VOOR ALLE OPLEIDINGSTRAJECTEN WAARVOOR EEN O+O-LOK NOODZAKELIJK IS AL DAN NIET SAMEN MET EEN WCBO-LOK

Dit relgement kwaliteitskriteria heeft betrekking op het Toeleidingstraject.

De patroon dient te voldoen aan de volgende kwaliteitskriteria:

  • A. Toelating van een leerling tot het Toeleidingstraject kan slechts plaatsvinden indien:

    • 1. Het Toeleidingstraject door de werkgever bij de Stichting is aangevraagd en hierbij gebruik is gemaakt van het door de Stichting beschikbaar gestelde formulier „Aanvraag Toeleidingstraject"

    • 2. Het opleidingstraject is goedgekeurd door de O+O Toetsingscommissie.

    • 3. De leerling voldoet aan de bepalingen in de c.a.o. art. 1 lid 7.b.2.

  • B.

    • 1. De Stichting heeft tot taak de onder A bedoelde kriteria te toetsen en de toepassing ervan te bevorderen. De Stichting kan hiertoe Stichtingsconsulenten aanwijzen.

    • 2. De toetsing van de Stichting omvat:

      • het toetsen van de naleving van de kwaliteitskriteria;

      • kontrole op de naleving van de instroomkriteria;

      • kontrole op naleving van het door de patroon ingediende toeleidingstraject, met inbegrip van de voor de leerling(en) noodzakelijk te achten faciliteiten;

      • rapportage aan de Stichting over de opgedane bevindingen in verband met het voorgaande.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De Stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zag door de commissie een uitspraak worden gedaan.

  • C.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De Stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zag door de commissie een uitspraak worden gedaan.

Definiëring van het Toeleidingsproject

Doel: Het Toeleidingstraject moet bijdragen aan het goed functioneren van een werknemer in een eenvoudige funktie.

Duur: Het Toeleidingstraject omvat minimaal 20 dagen of 160 uren.

Doelgroep: Voor het Toeleidingstraject kunnen leerlingen tot 27 jaar in aanmerking komen die in het bezit zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de werkgever en waarmee tevens een O+O-lok is afgesloten.

Aan de vooropleiding worden geen eisen gesteld.

Inhoud: Het Toeleidingstraject dient te bestaan uit:

  • 1. Een introduktie over het bedrijf;

  • 2. Een introduktie over de wijze waarop de werkzaamheden van het bedrijf zijn georganiseerd.

  • 3. Een introduktie m.b.t. de produkten die het bedrijf maakt en voor wie het deze produkten maakt met speciale aandacht voor het produkt waaraan de betreffende werknemer werkt.

  • 4. Een training (praktijk en theorie) gericht op het goed funktioneren in de omschreven funktie. Dit kunnen opleidingen met voldoende civiel effect zijn, maar men kan hierbij ook gebruik maken van een door het bedrijf zelf opgesteld trainingsprogramma, zulks ter beoordeling aan de Toetsingscommissie.

  • 5. Een op het uitoefenen van de funktie gericht veiligheidsprogramma.

  • 6. lnformatie over (vervolg)opleidingen en (vervolg)funkties in het bedrijf.

Realisatie:

  • opleiding wordt, door het bedrijf, zelf intern verzorgd;

  • opleiding wordt (deels) verzorgd door een extern instituut, in samenwerking met een opleider van het eigen bedrijf.

Certificaat/Verklaring: Het bedrijf kan voor de werknemers een O+O Verklaring aanvragen, na overlegging van een document waarin zij aangeeft dat de betrokken werknemer het toeleidingstraject met goed gevolg heeft doorlopen eventueel aangevuld met een certificaat van het betrokken externe opleidingsinstituut.

Financiering: f 5.000,– na afronding van het Toeleidingstraject.

Voorwaarden:

  • arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een c.a.o.-bedrijf;

  • een O+O leerovereenkomst;

  • een door de O+O Toetsingcommissie goedgekeurde „Aanvraag Toeleidingstraject" van het bedrijf, waarin de inhoud en uitvoering is vastgelegd;

  • de aanvraag dient te voldoen aan het gestelde in het Reglement Kwaliteitskriteria m.b.t. het Toeleidingstraject;

  • indien een vergoeding in het kader van het Toeleidingsstraject is verkregen, komt de kursus voor deze werknemers niet meer in aanmerking voor een bedrijfstakbijdrage in het kader van de O+O catagogus of het BOP.

stcrt-1995-152-CAO463-7.gifstcrt-1995-152-CAO463-8.gif

REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA VERDIEPINGSTRAJECT

VERDIEPINGSTRAJECT

„REGLEMENT KWALITEITSKRITERIA OPLEIDING LEERLINGEN"

ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 VAN DE C.A.O. INZAKE DE FINANCIERING VAN VAKOPLEIDINGEN 1995/1996 (BIJLAGE P2) VOOR ALLE OPLEIDINGSTRAJECTEN WAARVOOR EEN O+O-LOK NOODZAKELIJK IS AL DAN NIET SAMEN MET EEN WCBO-LOK

Dit Reglement Kwaliteitskriteria heeft betrekking op het Verdiepingstraject.

De patroon dient te voldoen aan de volgende kwaliteitskriteria:

  • A. Toelating van een leerling tot het Verdiepingstraject kan slechts plaatsvinden indien:

    • 1. Het Verdiepingstraject door de werkgever bij de Stichting is aangevraagd en hierbij gebruik is gemaakt van het door de Stichting beschikbaar gestelde formulier „Aanvraag Verdiepingstraject".

    • 2. Het opleidingstraject is goedgekeurd door de O+O Toetsingscommissie.

    • 3. De leerling voldoet aan de bepalingen in de c.a.o. art. 1 lid 7.c.

  • B.

    • 1. De Stichting heeft tot taak de onder A bedoelde kriteria te toetsen en de toepassing ervan te bevorderen. De Stichting kan hiertoe Stichtingsconsulenten aanwijzen.

    • 2. De toetsing van de Stichting omvat:

      • het toetsen van de naleving van de kwaliteitskriteria;

      • kontrole op de naleving van de instroomkriteria;

      • kontrole op naleving van het door de patroon ingediende Verdiepingstraject, met inbegrip van de voor de leerling(en) noodzakelijk te achten faciliteiten;

      • rapportage aan de Stichting over de opgedane bevindingen in verband met het voorgaande.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De Stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zal door de commissie een uitspraak worden gedaan.

  • C.

    • 1. De Stichting heeft de bevoegdheid om aanwijzingen aan de patroon te geven in verband met de naleving van de kwaliteitskriteria.

    • 2. Het niet voldoen aan de door de Stichting gehanteerde kwaliteitskriteria kan leiden tot het vervallen van subsidie.

    • 3. De Stichting benoemt een commissie waarbij beroep tegen genomen beslissingen op bovengenoemd gebied open staat. Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van een dergelijk beroep zal door de commissie een uitspraak worden gedaan.

Definiëring van het Verdiepingstraject

Doel: Het Verdiepingstraject moet bijdragen aan het goed functioneren van een werknemer in een geschoolde funktie.

Duur: Het Verdiepingstraject omvat minimaal 20 dagen of 160 uren.

Doelgroep: Voor het Verdiepingstraject kunnen leerlingen tot 27 jaar in aanmerking komen die:

  • de opleiding tot beginnende beroepsuitoefening (primair) als bedoeld in de WCBO hebben afgerond;

  • en in het bezit zijn van een arbeidsovereenkomst;

  • en waarmee tevens een O+O-lok is afgesloten.

Inhoud: Het Verdiepingstraject dient te bestaan uit:

  • 1. Een training (praktijk en theorie) gericht op het goed funktioneren in de omschreven funktie. Dit kan een door het bedrijf zelf opgesteld trainingsprogramma zijn, maar men kan hierbij ook gebruik maken van opleidingen met een voldoende civiel effect of van modulen uit de voortgezette opleidingen van SOM of VEV.

  • 2. Informatie over (vervolg)opleidingen en (vervolg)functies in het bedrijf.

Het traject kan eventueel aangevuld worden met:

  • een introduktie over het bedrijf;

  • een op het uitoefenen van de funktie gericht veiligheidsprogramma.

Realisatie:

  • opleiding wordt, door het bedrijf zelf, intern verzorgd;

  • opleiding wordt (deels) verzorgd door een extern instituut, in samenwerking met een opleider van het eigen bedrijf.

Certificaat/Verklaring: Het bedrijf kan voor de werknemers een O+O Verklaring aanvragen na overlegging van een document waarin zij aangeeft dat de betrokken werknemer het Verdiepingstraject met goed gevolg heeft doorlopen eventueel aangevuld met een certificaat van het betrokken externe opleidingsinstituut.

Financiering: f 5.000,– na afronding van het Verdiepingstraject.

Voorwaarden:

  • arbeidsovereenkomst met een c.a.o.-bedrijf;

  • een O+O leerovereenkomst;

  • een door de O+O Toetsingcommissie goedgekeurde „Aanvraag Verdiepingstraject" van het bedrijf, waarin de inhoud en uitvoering is vastgelegd;

  • de aanvraag dient te voldoen aan het gestelde in het Reglement Kwaliteitskriteria m.b.t. het Verdiepingstraject;

  • de aanvraag voor de vergoeding dient te zijn voorzien van een handtekening van de werknemer en de patroon;

  • de werkgever dient de leerling in redelijke mate tijd beschikbaar te stellen om de opleiding te volgen;

  • indien een vergoeding in het kader van het Verdiepingstraject is verkregen, komt de kursus voor deze werknemers niet meer in aanmerking voor een bedrijfstakbijdrage in het kader van de O+O catalogus of het BOP.

stcrt-1995-152-CAO463-9.gifstcrt-1995-152-CAO463-10.gifstcrt-1995-152-CAO463-11.gif

BIJLAGE 5

STATUTEN STICHTING OPLEIDING EN ONTWIKKELING VOOR DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE

Artikel 5 van Bijlage 5 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 5 Secretariaat en administratie

De stichting draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder het voorbereiden van werkplannen met bijbehorende begroting, de uitvoering van de bestuursbesluiten, de inning van de in artikel 4 lid 1 sub b bedoelde bijdragen, de financiële administratie en het beleggen van de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan Stichting Centraal Secretariaat Metaal- en Elektrotechnische Industrie (Cesmetel), gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: „Cesmetel". De verantwoordelijkheid voor de door Cesmetel uit te voeren bovenvermelde taken berust bij de stichting."

Artikel 10 van Bijlage 5 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 10 Financiën

  • 1. Het boekjaar van de stichting loopt van één september tot en met eenendertig augustus daaraanvolgend.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt. Cesmetel legt deze stukken, voorzien van het verslag van de in lid 3 bedoelde accountant, aan het bestuur ter vaststelling over.

  • 3. De jaarstukken en de boekhouding worden onderzocht door een externe register-accountant; de raad van toezicht van Cesmetel verleent daartoe opdracht.

  • 4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling van de jaarstukken brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit aan de ROM, zulks onder overlegging van de jaarstukken en het verslag van de in lid 3 bedoelde accountant."

III. Indien en voor zover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 7 augustus 1995

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

De directeur van het Centraal Kantoor van de Inspectiedienst SZW,

A. van Dijk.


XNoot
*

Noot van cao-partijen: De Stichting zal daartoe telkens voor de werkingsduur van Bijlage P2 een doelgroepenreglement vaststellen waarin de deelname aan de projecten en de hoogte van de vergoedingen is vastgelegd.

XNoot
*

Noot van cao-partijen: Dit reglement dient door het Bestuur van de Stichting te worden vastgesteld.

XNoot
*

De diplomatoeslag geldt niet voor de categorie werknemers vermeld bij artikel l lid 5 van het Financieringsreglement Voortgezette Beroepsopleiding (Bijlage S) niveau van beginnende beroepsuitoefening (primair).

Naar boven