Huishoudelijk reglement voor de gevangenissen

«Beginselenwet gevangeniswezen»

12 december 1994

Nr. 458181/94/DJ

Directie Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen Afdeling Juridische Zaken

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 22 van de Beginselenwet gevangeniswezen;

Gehoord de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing;

Stelt vast de volgende bepalingen:

Hoofdstuk I Algemene bepaling

Artikel 1

In dit reglement wordt onder inrichting verstaan: de door de Minister van Justitie als gevangenis aangewezen inrichting.

Hoofdstuk II De ambtenaren bij de inrichting

§ 1. De ambtenaren in het algemeen

Artikel 2

Ambtenaar in de zin van dit reglement is hij die door de Minister van Justitie is aangesteld, dan wel door hem op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is genomen, en bij de inrichting werkzaam is.

Artikel 3

1. De ambtenaren treden de gedetineerden tegemoet op een wijze die hun menselijke waardigheid zoveel mogelijk onverlet laat.

2. De ambtenaren zien erop toe dat de gedetineerden zich niet aan de vrijheidsbeneming onttrekken. Zij doen overigens wat nodig is voor het handhaven van een goede orde in de inrichting.

3. De ambtenaren hebben tot taak:

a. zorg te dragen dat het verblijf van de gedetineerden in de inrichting mede dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereiding van hun terugkeer in het maatschappelijk leven;

b. de gedetineerden te helpen bij het zoeken van een oplossing voor de moeilijkheden die zij tijdens hun detentie ondervinden.

Artikel 4

Het is de ambtenaren verboden:

a. ten behoeve van een gedetineerde geld of goederen in of buiten de inrichting te brengen zonder voorafgaande toestemming van of vanwege de directeur;

b. direct of indirect een gedetineerde met geld of goederen of anderszins te bevoordelen of zich op zodanige wijze door een gedetineerde te doen of te laten bevoordelen;

c. met een gedetineerde enige civielrechtelijke overeenkomst niet voortvloeiend uit het dienstverband aan te gaan;

d. mededelingen van welke aard en op welke wijze ook aan derden omtrent gedetineerden of uit detentie ontslagenen te doen, tenzij zij daartoe uit hoofde van hun functie gerechtigd zijn;

e. omgang te hebben met betrekkingen van gedetineerden of met kortelings uit detentie ontslagenen, indien en voor zover die omgang gevaar kan opleveren voor een goed verloop van de dienst.

Artikel 5

1. De ambtenaren verstrekken de directeur op zijn verzoek alle met hun taakuitoefening samenhangende inlichtingen.

2. De ambtenaren die zich kunnen beroepen op een in de wet of door de rechter erkend beroepsgeheim kunnen zich verschonen van het geven van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd.

Artikel 6

De ambtenaren onttrekken zich niet aan de dienstuitoefening zonder voorkennis en toestemming van de directeur.

§ 2. De directie

Artikel 7

1. De directeur is, met inachtneming van de hem door of vanwege de Minister van Justitie gegeven instructies en aanwijzingen, belast met de algemene leiding en het beheer van de inrichting.

2. Het beleid van de directeur is er in het bijzonder op gericht om in de inrichting zodanige omstandigheden te scheppen dat, gegeven de vrijheidsbeneming, het welzijn van de gedetineerden zo goed mogelijk wordt gediend. Hij bevordert, met het oog hierop, de contacten tussen de inrichting en de omgeving. Tevens streeft hij naar een zo goed mogelijk contact met instanties en functionarissen, die op enigerlei wijze met de gedetineerden in de inrichting bemoeienis hebben.

3. Hij bevordert zo goed mogelijke werkomstandigheden voor de aan de inrichting verbonden ambtenaren.

Artikel 8

1. De directeur ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit reglement.

2. Hij stelt zich daartoe regelmatig door eigen waarneming van de toestand in de inrichting op de hoogte.

Artikel 9

1. De directeur kan worden bijgestaan door een of meer plaatsvervangende directeuren en directie-assistenten.

2. De in dit reglement aan de directeur opgedragen taken en bevoegdheden kunnen tevens worden uitgeoefend door de plaatsvervangend directeur volgens een door de directeur vastgestelde werkverdeling.

Artikel 10

De directeur stelt, voor zover nodig, dienstinstructies vast voor de ambtenaren in de inrichting. Hij neemt daarbij de aanwijzingen van de Minister van Justitie in acht.

Artikel 11

1. De directeur beslist over de toelating tot de inrichting van personen die daartoe niet uit hoofde van hun functie of krachtens wettelijk voorschrift bevoegd zijn.

2. Hij zorgt dat deze personen, voor zover dit nodig is voor het doel van hun komst, worden ingelicht over de gang van zaken in de inrichting.

Artikel 12

De directeur kan een met toepassing van artikel 11 tot de inrichting toegelaten persoon daaruit doen verwijderen, indien diens aanwezigheid in de inrichting niet langer noodzakelijk is voor het doel van zijn komst of gevaar kan opleveren voor de goede gang van zaken in de inrichting.

Artikel 13

De directeur treft alle maatregelen die in het belang van de brandveiligheid geboden zijn. Hij ziet er op toe, dat in de inrichting steeds voldoende en te allen tijde bruikbare brandblusmiddelen voorhanden zijn.

Artikel 14

De directeur ziet er op toe dat de daartoe aangewezen ambtenaren vertrouwd zijn met het gebruik van de middelen die dienen ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

Artikel 15

1. Indien zich in de inrichting ernstige ongeregeldheden voordoen of dreigen voor te doen, treft de directeur alle maatregelen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het herstel of de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

2. De directeur is in dat geval bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken. Hij kan de rechten die aan dit reglement kunnen worden ontleend van allen die zich in de inrichting bevinden beperken. Hij licht de Minister van Justitie onverwijld in.

3. De beperking van rechten als in het tweede lid bedoeld is gedurende ten hoogste twee dagen van kracht. De directeur kan de Minister van Justitie verzoeken deze termijn te verlengen.

Artikel 16

Iedere gedetineerde wordt zo spoedig mogelijk na binnenkomst ontvangen door de directeur dan wel door een van de door de directeur daartoe aangewezen leden van het kader onder wie te dezen worden verstaan leidinggevende functionarissen van de dienstvakken bewaking, arbeid en groepsleiding. De directeur dan wel deze aangewezen ambtenaar stelt de gedetineerde ook daarna in de gelegenheid desgevraagd door hem te worden ontvangen.

Artikel 17

1. Indien een gedetineerde ernstig ziek is of in levensgevaar verkeert, waarschuwt de directeur de echtgenote of een der naaste verwanten van de gedetineerde, dan wel enig ander persoon ten aanzien van wie de gedetineerde de wens daartoe te kennen heeft gegeven.

2. Bovendien doet hij hiervan aanstonds mededeling aan de betrokken geestelijke verzorger of geestelijk raadsman. Bij afwezigheid of verhindering van deze of in gevallen, waarin de gedetineerde niet in contact met enige geestelijke verzorger of geestelijk raadsman staat, tracht de directeur op andere wijze in de mogelijkheid van geestelijke bijstand te voorzien.

3. Van de overbrenging van een gedetineerde naar een ziekeninrichting geeft de directeur, indien de gedetineerde geacht wordt daartoe niet in staat te zijn, kennis aan de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 18

1. De directeur draagt zorg voor de aangifte van het overlijden van een gedetineerde.

2. De directeur stelt tevens de in het eerste lid van artikel 17 bedoelde personen aanstonds van het overlijden van de gedetineerde in kennis.

3. Indien de teraardebestelling niet door de zorg en voor rekening van de nabestaanden plaats heeft, geschiedt deze door bemiddeling van de directeur en voor rekening van het Rijk.

Artikel 19

De directeur plaatst zoveel mogelijk een gedetineerde niet in de straf- of observatiecel dan nadat de aan de inrichting verbonden arts daarvan in kennis is gesteld. Indien onverwijlde plaatsing noodzakelijk is, licht de directeur de arts onmiddellijk in.

Artikel 20

De directeur doet aan de officier van justitie van het arrondissement waarin de inrichting is gelegen zodra mogelijk mededeling van alle in de inrichting voorgevallen strafbare feiten, waarvan hij kennis heeft bekomen, zomede van andere feiten die naar zijn oordeel voor mededeling aan de officier van justitie in aanmerking komen.

Artikel 21

1. Aan iedere gedetineerde die in vrijheid wordt gesteld, wordt een door de directeur getekend bewijs van ontslag uitgereikt.

2. Wordt een gedetineerde in staat gesteld tijdelijk de inrichting te verlaten, dan wordt hem een verlofpas uitgereikt.

§ 3. De dienstsectoren administratie, algemene dienst en arbeid

Artikel 22

1. In de inrichting zijn de volgende dienstsectoren:

a. administratie;

b. algemene dienst;

c. arbeid.

2. In de jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught is bovendien een dienstsector groepsleiding.

3. Ieder van deze sectoren staat onder leiding van een daartoe aangewezen ambtenaar.

4. De hoofden van de dienstsectoren schenken bijzondere aandacht aan de praktische scholing van het personeel en aan een juiste omgang van dit personeel met de gedetineerden en derden.

Artikel 23

1. De administratie bestaat uit een bedrijfs- en een personenadministratie.

2. De bedrijfsadministratie omvat de financiële administratie en de arbeids- en voorraadadministratie.

3. De personenadministratie omvat de personeels- en gedetineerdenadministratie. De gedetineerdenadministratie omvat de administratieve verwerking van de persoonsgegevens die de gedetineerden betreffen en de over hen uitgebrachte rapportage.

Artikel 24

1. De administratie heeft tot specifieke taak het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van gegevens ten behoeve van het leiden en doen functioneren van de inrichting en ten behoeve van de verantwoording welke daarover moet worden afgelegd.

2. Verder voert de administratie het financiële, materiële en personele beheer van de inrichting uit en kan zij worden belast met het secretariaat van periodieke besprekingen.

3. De administratie is tevens belast met de materiële hulpverlening aan de gedetineerden.

Artikel 25

De algemene dienst bestaat uit een binnendienst en een huishoudelijke dienst.

Artikel 26

1. Voor de uitoefening van de binnendienst heeft het hoofd van de algemene dienst de beschikking over een of meer hoofdbewaarders en bewaarders.

2. Voor de uitoefening van de huishoudelijke dienst heeft het hoofd van de algemene dienst de beschikking over een of meer ambtenaren ten behoeve van de huishoudelijke werkzaamheden.

Artikel 27

1. De binnendienst heeft tot specifieke taak:

a. zorg te dragen voor een ongestoord verloop van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming;

b. bij te dragen aan de dagelijkse begeleiding van de gedetineerden.

2. Tot de specifieke taak van de huishoudelijke dienst behoort de materiële verzorging van de gedetineerden en de personeelsleden en het onderhouden van materieel, gebouwen en terreinen.

Artikel 28

1. Voor de uitoefening van de arbeid heeft het hoofd van deze dienstsector de beschikking over arbeidsmedewerkers.

2. De dienstsector arbeid heeft tot specifieke taak:

a. de gedetineerden te begeleiden teneinde hen in staat te stellen de hun opgedragen taak zo zinvol mogelijk te verrichten;

b. het bevorderen van een doelmatige uitvoering van de arbeidsopdrachten.

c. de gedetineerden behulpzaam te zijn bij het onderhouden, vergroten of verwerven van vakbekwaamheid.

Artikel 29

De dienstsector groepsleiding heeft, naast de zorg voor een ongestoord verloop van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, tot specifieke taak om in het kader van een agogische benadering:

a. de uitvoering te verzorgen van het programma;

b. de groepen gedetineerden te begeleiden bij het volgen van het programma.

§ 4. De geneeskundige verzorging

Artikel 30

Zonder dat daarmede afbreuk wordt gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de directeur als bedoeld in artikel 7, is de geneeskundige verzorging in handen van de aan de inrichting verbonden arts. Deze wordt

bijgestaan door een of meer verpleegkundigen.

Artikel 31

1. De geneeskundige verzorging omvat controle van de lichamelijke en psychische toestand van de gedetineerden en zonodig hun behandeling.

2. De arts houdt tevens toezicht op de algemene gezondheidstoestand en hygiëne in de inrichting; van zijn bevindingen stelt hij de directeur regelmatig schriftelijk op de hoogte.

3. De arts besteedt voorts aandacht aan de kwaliteit van de voeding.

Artikel 32

1. De arts ontvangt tijdens zijn spreekuur de gedetineerden die daartoe de wens te kennen hebben gegeven. Hij bezoekt de gedetineerden die niet in staat zijn tijdens het spreekuur te verschijnen.

2. De arts onderzoekt de gedetineerden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de derde dag na die van hun insluiting. Hij onderzoekt verder de gedetineerden ten aanzien van wie de directeur dit noodzakelijk acht.

3. De arts begeeft zich onverwijld naar de inrichting, indien de directeur zijn aanwezigheid aldaar noodzakelijk acht en hem tot dat doel heeft opgeroepen.

4. Zo de arts verhinderd is aan zijn verplichtingen te voldoen, regelt hij zijn vervanging.

Artikel 33

De arts stelt de directeur onverwijld in kennis van ernstige of besmettelijke ziekten in de inrichting, van het levensgevaar waarin een gedetineerde verkeert, alsmede van het overlijden van een gedetineerde.

§ 5. De geestelijke verzorging

Artikel 34

De aan de inrichting verbonden geestelijke verzorgers en geestelijke raadslieden zijn belast met de behartiging van de geestelijke belangen van de gedetineerden.

Artikel 35

De geestelijke verzorgers en de geestelijke raadslieden stellen zich zo spoedig mogelijk in verbinding met de gedetineerden die de wens te kennen hebben gegeven met een van hen contact te willen hebben. Zij onderhouden het contact zolang de gedetineerde daarop prijs blijkt te stellen.

Artikel 36

Met de directeur wordt overleg gepleegd over het tijdstip waarop godsdienstoefeningen, bijeenkomsten onder leiding van een geestelijk raadsman en spreekuren zullen worden gehouden, dan wel godsdienstonderwijs en bezinningssamenkomsten zullen plaatsvinden.

§ 6. Overige aan de inrichting verbonden functionarissen

Artikel 37

1. Aan de inrichting kunnen zijn verbonden psychologen, maatschappelijk werkers en andere gedragsdeskundigen.

2. Behoudens de hun opgedragen hulpverlening aan gedetineerden, individueel of in groepsverband, hebben zij tot taak:

a. de directeur te adviseren omtrent de bejegening van individuele gedetineerden en de verwezenlijking van zo gunstig mogelijke omstandigheden in de inrichting;

b. de aan de inrichting verbonden ambtenaren behulpzaam te zijn bij de uitoefening van hun taak.

Artikel 38

1. Aan de inrichting kunnen verder zijn verbonden onderwijzers, bibliotheekbeheerders, instructeurs lichamelijke oefening en sport en andere ambtenaren die belast zijn met de leiding van activiteiten op het gebied van ontspanning en ontwikkeling.

2. Een daartoe aangestelde ambtenaar coördineert de werkzaamheden van de in het eerste lid bedoelde functionarissen.

§ 7. De overlegstructuur in de inrichting

Artikel 39

1. De directeur bevordert het overleg en de onderlinge gedachtenwisseling tussen de aan de inrichting verbonden ambtenaren.

2. Er is een raad van overleg ten behoeve van de advisering als bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, en 18, eerste lid, van de Gevangenismaatregel, die bestaat uit:

a. de directeur die tevens voorzitter is;

b. een of meer plaatsvervangende directeuren;

c. een of meer hoofden van de in § 3 van dit hoofdstuk genoemde dienstsectoren;

d. functionarissen als bedoeld in § 4,

§ 5 en § 6 van dit hoofdstuk.

3. De in het tweede lid, onder d, bedoelde leden worden door de directeur aangewezen na overleg met alle betrokken functionarissen.

4. Ook andere personen kunnen met toestemming van de directeur aan bepaalde vergaderingen deelnemen.

5. De raad adviseert de directie in de gevallen waarin dit wettelijk is voorgeschreven, alsmede in de gevallen waarin de directeur dit verzoekt. De raad kan de directeur ook uit eigen beweging adviseren met betrekking tot de gang van zaken in de inrichting.

6. Een door de directeur aan te wijzen ambtenaar bij de inrichting vervult het secretariaat van de raad.

Artikel 40

Het overleg en de communicatie tussen de ambtenaren in de inrichting worden, onverminderd het bepaalde in artikel 39 en de vergaderingen van de dienstcommissie, bevorderd door:

a. ochtendbesprekingen;

b. stafbesprekingen;

c. directiebesprekingen;

d. dienstbesprekingen;

e. personeelsbijeenkomsten.

Artikel 41

De ochtendbesprekingen hebben tot doel informatie uit te wisselen over de dagelijkse gang van zaken in de inrichting tussen de directie en de hoofden van de dienstsectoren, en zo nodig andere aan de inrichting verbonden ambtenaren.

Artikel 42

1. Aan de stafbesprekingen nemen deel de functionarissen als bedoeld in § 4 en § 5 van dit hoofdstuk en de artikelen 37 en 38, tweede lid. Ook andere aan de inrichting verbonden ambtenaren kunnen voor deze besprekingen worden uitgenodigd.

2. De besprekingen hebben tot doel de directie te adviseren ten aanzien van:

a. de bejegening van gedetineerden als individu en als groep;

b. het behulpzaam zijn van de aan de inrichting verbonden ambtenaren bij de uitoefening van hun taak, voor zover die met de bejegening van gedetineerden verband houdt;

c. andere onderwerpen die daarvoor in aanmerking komen.

Artikel 43

1. Aan de directiebesprekingen nemen deel de directeur, de plaatsvervangende directeuren en de directie-assistenten. De directeur kan andere ambtenaren toelaten tot de besprekingen.

2. De besprekingen hebben tot doel het beleid vast te stellen en, waar nodig, te coördineren.

Artikel 44

Ten behoeve van een goede communicatie en taakuitoefening in de inrichting worden ten minste de volgende dienstbesprekingen gehouden:

a. besprekingen tussen de directie en hoofden van de verschillende dienstsectoren;

b. besprekingen tussen de hoofden van de dienstsectoren en hun medewerkers (werkoverleg);

c. besprekingen tussen de hoofden van verschillende dienstsectoren (horizontaal overleg).

Artikel 45

1. De personeelsbijeenkomsten zijn toegankelijk voor alle aan de inrichting verbonden ambtenaren.

2. De bijeenkomsten hebben tot doel door uitwisseling van informatie een goede taakuitoefening van de verschillende dienstsectoren te bevorderen.

Hoofdstuk III De gedetineerden

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 46

De gedetineerde is verplicht de aanwijzingen die hem door of namens de directeur worden gegeven, op te volgen.

Artikel 47

De gedetineerde is verplicht de hem opgedragen arbeid naar behoren te verrichten.

Artikel 48

In alle vertrekken in de inrichting die zijn bestemd voor bewoning door gedetineerden, is een uittreksel uit de Beginselenwet gevangeniswezen, de Gevangenismaatregel en het huishoudelijk reglement aanwezig.

De Minister van Justitie bepaalt welke van zijn circulaires in de inrichting voor de gedetineerden ter inzage worden gelegd.

Artikel 49

1. Voordat de rapportage die ten behoeve van de individuele bejegening en selectie omtrent een bepaalde gedetineerde is opgemaakt vanuit de inrichting wordt verzonden, wordt de strekking daarvan door of vanwege de directeur met de gedetineerde besproken.

2. De gedetineerde wordt in staat gesteld zijn zienswijze over hetgeen hem is medegedeeld toe te voegen aan het rapport. Is de gedetineerde daartoe niet bij machte, dan geeft de directeur desgevraagd bij het rapport een weergave van de zakelijke inhoud van de opmerkingen van de gedetineerde over hetgeen hem is medegedeeld.

Artikel 50

1. Het persoonsdossier en het penitentiair dossier blijven onder berusting van de directeur op een plaats tot welke alleen hij en een door hem bepaaldelijk daartoe aangewezen ambtenaar toegang hebben.

2. Uitsluitend de directeur en de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, zijn bevoegd van deze dossiers kennis te nemen.

3. De gedetineerde wordt na binnenkomst in de inrichting gewezen op de bevoegdheid als bedoeld in het tweede lid, alsmede op zijn eigen bevoegdheid tegen kennisneming van het persoonsdossier bezwaar te maken bij de directeur.

4. Indien de gedetineerde tegen kennisneming van het persoonsdossier bezwaar maakt, blijft zij achterwege. Nochtans kan de directeur alsnog tot kennisneming besluiten, indien enige met de selectie belaste persoon als bedoeld in artikel 108 van de Gevangenismaatregel, schriftelijk aan de directeur heeft medegedeeld, dat de kennisneming aangewezen is voor het doel waartoe deze wordt verlangd.

Artikel 51

Alle niet in het penitentiair dossier bewaarde schriftelijke gegevens ten behoeve van de individuele bejegening en selectie van de gedetineerde worden uiterlijk zes maanden na diens vertrek uit de inrichting vernietigd.

§ 2. Inkomst

Artikel 52

1. Na de binnenkomst van een persoon in de inrichting worden de bescheiden tot zijn opneming onverwijld door of vanwege de directeur onderzocht.

2. Zijn deze stukken in orde bevonden en is omtrent de identiteit van de persoon die zij betreffen geen twijfel gerezen, dan geschieden de vereiste inschrijvingen.

Artikel 53

1. Na de inschrijvingen wordt de gedetineerde in een daartoe bestemde ruimte aan zijn kleding en lichaam onderzocht op voorwerpen waarvan het bezit een gevaar kan opleveren voor de veiligheid en goede gang van zaken in de inrichting.

2. Hierna ontvangt de niet uit een andere penitentiaire inrichting afkomstige gedetineerde een bad of douche, tenzij daartegen uit medisch oogpunt bezwaren mochten bestaan, en worden hem zo nodig kleding en schoeisel verstrekt.

Artikel 54

1. De gedetineerde heeft het recht de bij hem aangetroffen voorwerpen die geen gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid en goede gang van zaken binnen de inrichting en die overeenkomstig de door de Minister van Justitie gestelde regels in de cel en de overige gewone verblijfsruimten zijn toegelaten, onder zijn berusting te houden.

De overige voorwerpen, alsmede die voorwerpen met betrekking tot welke de gedetineerde dit verzoekt, worden door of vanwege de directeur verzegeld opgeborgen dan wel op zijn naam geregistreerd en bewaard, dan wel voor zijn rekening teruggezonden aan een door hem op te geven adres. Aan bederf onderhevige waren worden zo nodig vernietigd, met kennisgeving daarvan aan de gedetineerde.

2. De gedetineerde draagt zelf het risico voor het beschadigen en zoek raken van voorwerpen die hij onder zijn berusting houdt. Hij dient een daartoe strekkende verklaring te ondertekenen. Indien de gedetineerde dit weigert, worden de voorwerpen hem niet uitgereikt en wordt daarmede gehandeld zoals in de tweede en derde volzin van het eerste lid is omschreven.

3. Op gelijke wijze als in het eerste en tweede lid gesteld, wordt gehandeld met betrekking tot voor de gedetineerde bestemde voorwerpen die op een later tijdstip worden ontvangen.

Artikel 55

1. De gedetineerde heeft het recht om op de dag van binnenkomst of, indien dit bezwaarlijk is vanwege het late tijdstip van binnenkomst, de daaropvolgende dag de door hem op te geven personen en instanties van zijn opneming in kennis te stellen. De directeur kan het aantal kennisgevingen binnen redelijke grenzen beperken. Hij bepaalt tevens in welke vorm de kennisgevingen zullen geschieden.

2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op de gedetineerde die zich na een oproep zelfstandig voor het ondergaan van zijn straf heeft gemeld of afkomstig is uit een andere penitentiaire inrichting van het complex waartoe de inrichting behoort.

3. De gedetineerde wordt gevraagd een persoon of instantie op te geven aan wie bijzondere voorvallen die hem raken, kunnen worden medegedeeld.

Artikel 56

1. Nadat hij naar het voor hem bestemde vertrek is overgebracht, wordt de aandacht van de gedetineerde gevestigd op het aldaar aanwezige uittreksel uit de Beginselenwet gevangeniswezen, de Gevangenismaatregel en het huishoudelijk reglement. Het uittreksel wordt hem zo nodig voorgelezen. Zo de gedetineerde het Nederlands niet machtig is, wordt hem, indien mogelijk, een exemplaar uitgereikt dat gesteld is in een taal die hij wel begrijpt.

2. Uiterlijk de volgende dag wordt de gedetineerde verder ingelicht over de gang van zaken in de inrichting. Daarbij wordt de gedetineerde mededeling gedaan dat de directeur of een door deze daartoe aangewezen lid van het kader als bedoeld in artikel 16, de gedetineerde zo spoedig mogelijk zal bezoeken of ontvangen.

Artikel 57

Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de derde dag na die van binnenkomst wordt, tenzij de gedetineerde afkomstig is uit een andere penitentiaire inrichting van het complex waartoe de inrichting behoort, door de aan de inrichting verbonden arts een onderzoek ingesteld naar de lichamelijke en psychische toestand van de gedetineerde.

Artikel 58

1. Nieuw binnengekomen gedetineerden kunnen voor een periode van ten hoogste veertien dagen worden geplaatst op een inkomstafdeling, waar zij zo veel mogelijk gescheiden blijven van de in andere afdelingen van de inrichting verblijvende gedetineerden.

2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde periode dient de aandacht van de directie en de overige ambtenaren in de inrichting vooral te worden gericht op:

a. het verstrekken van alle ter zake zijnde inlichtingen aan de gedetineerde;

b. het leggen van de eerste contacten tussen de gedetineerde en daarvoor in aanmerking komende personen;

c. het verzamelen van gegevens over de individuele gedetineerde ten behoeve van de verdere detentie en de hem eventueel te verlenen hulp;

d. het verlenen van hulp indien zich problemen voordoen die een onmiddellijke voorziening vereisen.

§ 3. Controle en inspectie

Artikel 59

1. De directeur kan, telkens wanneer dit naar zijn redelijk oordeel noodzakelijk is, de gedetineerde aan zijn kleding en lichaam doen onderzoeken op voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid en goede gang van zaken in de inrichting. Het vertrek waar de gedetineerde verblijft, wordt regelmatig op dergelijke voorwerpen onderzocht.

2. Met de bij het onderzoek aangetroffen voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid en goede gang van zaken in de inrichting, wordt gehandeld op de wijze die in artikel 54, eerste lid, tweede en derde volzin, is aangegeven.

§ 4. Mate van gemeenschap

Artikel 60

De gedetineerden worden in algehele of beperkte gemeenschap geplaatst, overeenkomstig de vermelding van de inrichting of afdeling daarvan in bijlage A of B bij dit reglement.

Artikel 61

1. De gedetineerden die in algehele gemeenschap zijn geplaatst, verblijven te zamen in woon- en werkruimten en nemen deel aan gemeenschappelijke activiteiten.

2. Zij kunnen tijdens de maaltijden en gedurende gemeenschappelijke activiteiten waaraan zij niet wensen deel te nemen, worden afgezonderd.

3. Zij worden gedurende de nacht in afzondering geplaatst, tenzij die afzondering om redenen van praktische aard niet mogelijk is.

Artikel 62

1. De gedetineerde die in beperkte gemeenschap is geplaatst, verblijft, met inachtneming van het in het tweede lid gestelde, gescheiden van de andere gedetineerden, in een eenpersoonscel.

2. Hij heeft het recht deel te nemen aan de volgende gemeenschappelijke activiteiten:

a. arbeid, tenzij de plaatsruimte op de arbeidszalen dit niet toelaat;

b. beweging in de openlucht;

c. lichamelijke oefeningen en sport;

d. lezingen, voordrachten, contactbijeenkomsten en gespreksgroepen;

e. kerkdiensten en bezinningssamenkomsten;

f. uitvoeringen en ontspanning;

g. overige activiteiten waartoe de directeur toestemming heeft verleend.

3. De in het tweede lid onder d, f en g bedoelde activiteiten nemen ten minste zes uur per week in beslag.

Artikel 63

De directeur kan de gedetineerden in groepen indelen. Het regiem in deze groepen kan verschillend zijn.

Artikel 64

In de inrichting die is bestemd voor de opvang van gedetineerden die in extreme mate een beheersrisico vormen, nemen de gedetineerden deel aan gemeenschappelijke activiteiten in groepen van twee tot ten hoogste vier gedetineerden.

Artikel 65

De directeur kan ten aanzien van de gedetineerden die op de inkomstafdeling verblijven, bepalen dat de arbeid op cel plaatsvindt.

Artikel 66

De gedetineerde die is geplaatst op een in bijlage C bij dit reglement als zodanig vermelde individuele begeleidingsafdeling en, gelet op zijn persoonlijkheid, naar het redelijk oordeel van de directeur niet in aanmerking komt voor het verrichten van arbeid in gemeenschap, verricht arbeid in een werkcel.

§ 5. Dagindeling

Artikel 67

1. De arbeid duurt ten hoogste 8 uur per dag en 40 uur per week.

2. De arbeid kan voor een door de directeur aan te wijzen afdeling of groep geheel of gedeeltelijk worden vervangen door onderwijs- en vormingsactiviteiten.

Artikel 68

1. Het dagprogramma begint niet eerder dan anderhalf uur voor het begin van het activiteitenprogramma. Het programma wordt onderbroken door een pauze in de loop van de ochtend en de middag van telkens ten minste een kwartier. Er is een lunchpauze van ten minste drie kwartier.

2. Ten minste tweemaal per week omvat het dagprogramma een avondprogramma van ten minste twee uur.

3. Op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen wordt geen arbeid verricht. Het dagprogramma vangt op die dagen niet eerder aan dan om acht uur in de ochtend.

4. Voor gedetineerden, werkzaam in de huisdienst of anderszins belast met het uitvoeren van taken waarbij het noodzakelijk kan zijn onregelmatige diensten te verrichten, geldt een afwijkende, door de directeur vast te stellen regeling.

Artikel 69

In de inrichtingen, genoemd in bijlage D bij dit reglement, wordt het weekendprogramma na overleg met vertegenwoordigers van de gedetineerden vastgesteld.

Artikel 70

De gedetineerden kan worden opgedragen op zaterdagmorgen huisdienstwerkzaamheden te verrichten.

Artikel 71

De gedetineerde wordt in kennis gesteld van het geldende dagprogramma.

Artikel 72

In geval van ziekte kan de gedetineerde van deelneming aan het dagprogramma worden uitgesloten.

Artikel 73

Indien de veiligheid in de inrichting dit nodig maakt, dan wel met het oog op bepaalde ontspanningsactiviteiten, kan de directeur van het in de artikelen 66 en 67 omschreven dagprogramma afwijken.

Artikel 74

1. De gedetineerde wordt zo veel mogelijk te werk gesteld op een wijze en op een plaats die het meest beantwoorden aan zijn wensen en bekwaamheden.

2. De gedetineerde wordt voor zover mogelijk in de gelegenheid gesteld een der in de inrichting geboden vakopleidingen te volgen. Bij de keuze van de vakopleiding en de arbeidsplaats wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de wensen en bekwaamheden van de gedetineerde.

3. Kan aan de wensen van de gedetineerde als bedoeld in het eerste en tweede lid, geen gevolg worden gegeven, dan wordt hem daarvan door of vanwege de directeur met redenen omkleed mededeling gedaan.

Artikel 75

Ten behoeve van de recreatie kunnen de gedetineerden de daartoe in de inrichting voorhanden hulpmiddelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 76

Het gebruik van radio, televisie en daarmee vergelijkbare installaties in de inrichting geschiedt volgens een door de directeur vastgesteld programma. Bij de samenstelling van het programma wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de gedetineerden.

§ 6. Medische, geestelijke, sociale en materiële verzorging

Artikel 77

De gedetineerde heeft het recht de aan de inrichting verbonden artsen en verpleegkundigen te raadplegen op de daarvoor vastgestelde spreekuren.

Artikel 78

De gedetineerde heeft het recht een huisarts of specialist van eigen keuze te verzoeken hem in de inrichting medisch te onderzoeken. De hieruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de gedetineerde.

Artikel 79

1. Indien dit medisch noodzakelijk is, wordt de gedetineerde in de gelegenheid gesteld een medische behandeling te ondergaan.

2. Indien de gedetineerde weigert een noodzakelijk geachte medische behandeling of onderzoek te ondergaan, kan de directeur te zijnen aanzien, met het oog op de bescherming van de overige in de inrichting aanwezige personen, alle noodzakelijke preventieve maatregelen treffen.

Artikel 80

De gedetineerde heeft het recht bij binnenkomst in de inrichting of op een later tijdstip op te geven met welke aan de inrichting verbonden geestelijke verzorger of geestelijk raadsman hij in contact wil treden.

Artikel 81

1. De gedetineerde heeft het recht tot het voeren van individuele gesprekken met de door hem opgegeven geestelijke verzorger of geestelijk raadsman die aan de inrichting is verbonden.

2. De gedetineerde heeft het recht de in de inrichting door de geestelijke verzorger of geestelijk raadsman van zijn keuze georganiseerde kerkdiensten of bezinningssamenkomsten bij te wonen en deel te nemen aan catechisatie en andere bijeenkomsten in groepsverband die door deze ten behoeve van de geestelijke verzorging van de gedetineerden worden georganiseerd.

Artikel 82

De gedetineerde in de gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen heeft het recht op zondagen en erkende christelijke feestdagen een dienst bij te wonen in een der kerken in de naaste omgeving van de inrichting. Het bepaalde in artikel 81, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de buiten de gevangenis Bankenbosch georganiseerde bezinningssamenkomsten en bijeenkomsten in groepsverband als bedoeld in dat artikellid.

Artikel 83

De gedetineerde kan de directeur verzoeken hem toe te staan, dat hij bezoek ontvangt van een tot zijn gezindte of levensovertuiging behorende geestelijke verzorger die niet aan de inrichting is verbonden. De directeur beslist op dit verzoek nadat hij daaromtrent heeft overlegd met de aan de inrichting verbonden geestelijke verzorgers en geestelijk raadslieden.

Artikel 84

De gedetineerde heeft het recht de aan de inrichting verbonden functionarissen als bedoeld in artikel 37, die met de hulpverlening aan gedetineerden zijn belast, op de daartoe vastgestelde tijden te spreken.

Artikel 85

De ruimten waarin de gedetineerde dient te verblijven, moeten voldoen aan de eisen die uit het oogpunt van een goede gezondheidszorg daaraan behoren te worden gesteld.

Artikel 86

De gedetineerde is verplicht de hem toegewezen woon- en slaapruimte, met de zich daarin bevindende voorwerpen, schoon te houden.

Artikel 87

1. De gedetineerde heeft, behoudens tijdens de arbeid, het recht eigen kleding en schoeisel te dragen.

2. De gedetineerde die daarom verzoekt, wordt door de inrichting voorzien van kleding en schoeisel.

Artikel 88

1. Indien naar het oordeel van de directeur de eigen kleding en schoeisel niet aan in redelijkheid te stellen eisen voldoen, is de gedetineerde verplicht hem door de inrichting verstrekte kleding en schoeisel te dragen.

2. Het door de inrichting verstrekte ondergoed wordt ten minste tweemaal per week verschoond.

Artikel 89

1. De gedetineerde heeft recht op het ontvangen van toiletartikelen ten behoeve van zijn persoonlijke hygiënische verzorging. Deze toiletartikelen worden door de inrichting verstrekt.

2. De in het eerste lid bedoelde toiletartikelen omvatten in ieder geval: zeep, tandpasta en tandenborstel, shampoo en een haarkam, alsmede, voor de mannelijke gedetineerde, scheergerei, en, voor de vrouwelijke gedetineerde, maandverband.

Artikel 90

1. De gedetineerde heeft het recht op geregelde tijden zijn haar te doen verzorgen door een aan de inrichting verbonden kapper.

2. Op advies van de aan de inrichting verbonden arts kan om redenen van medische of hygiënische aard de haardracht aan bepaalde voorschriften worden gebonden.

Artikel 91

1. De gedetineerde is verplicht eenmaal per week en na afloop van de lichamelijke oefeningen, de sportbeoefening en de arbeid, indien de aard daarvan naar het oordeel van de directeur zulks nodig maakt, een bad of douche te nemen.

2. Op advies van de aan de inrichting verbonden arts kunnen om redenen van medische of hygiënische aard afwijkende voorschriften worden gegeven.

Artikel 92

1. De gedetineerde ontvangt voeding op de daartoe in de dagindeling vastgestelde tijden.

2. Indien de gedetineerde uit hoofde van zijn levensopvatting bijzondere voeding verzoekt, wordt met die wens voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is rekening gehouden.

3. De aan de inrichting verbonden arts kan voor bepaalde gedetineerden om gezondheidsredenen dieetvoeding voorschrijven.

Artikel 93

De gedetineerde heeft het recht binnen vierentwintig uur na binnenkomst in de inrichting, indien hij niet afkomstig is uit een andere penitentiaire inrichting van het complex waartoe de inrichting behoort, en daarna ten minste eenmaal per week kantineartikelen aan te schaffen.

Artikel 94

1. Als kantineartikelen worden, behoudens het bepaalde in het tweede lid, ten minste verkrijgbaar gesteld: tabaksartikelen, versnaperingen, frisdranken, broodbeleg, fruit en smaakverfijnende artikelen.

2. Ten behoeve van de aanschaf van kantineartikelen binnen vierentwintig uur na binnenkomst worden ten minste verkrijgbaar gesteld: tabaksartikelen en frisdranken.

3. Een lijst van de in de kantine verkrijgbare artikelen met prijsopgave wordt ter kennis van de gedetineerden gebracht.

Artikel 95

1. De gedetineerde heeft het recht te roken. De directeur kan bepalen dat op bepaalde plaatsen en tijden het roken niet is toegestaan.

2. Op de wandelplaatsen is het roken steeds toegestaan.

§ 7. Vorming en ontspanning

Artikel 96

De gedetineerde heeft het recht om gebruik te maken van de in de inrichting aanwezige mogelijkheden tot onderwijs, vorming en recreatie.

Artikel 97

De gedetineerde kan op zijn verzoek in de gelegenheid worden gesteld in de inrichting mondeling of schriftelijk onderwijs te volgen dat van rijkswege of door niet aan de inrichting verbonden personen of instellingen wordt gegeven.

Artikel 98

1. Kosten van onderwijs, gegeven door niet aan de inrichting verbonden personen of instellingen, kunnen onder bepaalde, door de Minister van Justitie te stellen voorwaarden geheel of gedeeltelijk voor rekening van het Rijk komen.

2. De directeur kan het aan de gedetineerde gegeven onderwijs dat geheel of gedeeltelijk voor rekening van het Rijk komt, doen eindigen, indien naar zijn oordeel de studieresultaten daartoe aanleiding geven.

Artikel 99

De directeur kan ten aanzien van een gedetineerde bepalen dat onderwijs, vorming en studie tijdens de arbeidsuren plaatsvinden.

Artikel 100

De gedetineerde heeft het recht binnen vierentwintig uur na binnenkomst in de inrichting, indien hij niet afkomstig is uit een andere penitentiaire inrichting van het complex waartoe de inrichting behoort, en daarna ten minste eenmaal per week boeken en tijdschriften ter leen te ontvangen uit de ter beschikking van de inrichting staande bibliotheek.

Artikel 101

De directeur kan de gedetineerde toestaan van eigen boeken gebruik te maken, dan wel door tussenkomst van de bibliotheek van de inrichting boeken ter leen te ontvangen uit een bibliotheek buiten de inrichting.

Artikel 102

De gedetineerde heeft het recht op eigen kosten abonnementen op kranten en tijdschriften te nemen. De gedetineerde kan deze bladen en periodieken rechtstreeks van de uitgever ontvangen, dan wel via de administratie van de inrichting.

Artikel 103

De gedetineerde die daarvoor gezien zijn gezondheidstoestand in aanmerking komt, heeft het recht tweemaal per week onder deskundige leiding gedurende telkens ten minste een half uur deel te nemen aan lessen in lichamelijke oefening. Daarnaast wordt hij, voor zover mogelijk, in de gelegenheid gesteld vrije sport te beoefenen.

Artikel 104

1. De gedetineerde heeft het recht dagelijks ten minste eenmaal een uur in de openlucht te verblijven.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de gedetineerde in de jeugdgevangenissen Nieuw Vosseveld I, Nieuw Vosseveld II en Nieuw Vosseveld III te Vught het recht op de zaterdag en de zondag ten minste een half uur in de openlucht te verblijven en op andere dagen ten minste een uur.

§ 8. Bezoek, briefwisseling en andere individuele contacten met de buitenwereld

Artikel 105

1. De gedetineerde heeft het recht op daartoe door de directeur vastgestelde tijden bezoek te ontvangen van familiebetrekkingen en andere personen. De frequentie en duur van het bezoek zijn ten minste als aangegeven in bijlage E bij dit reglement.

2. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de gedetineerde meer bezoek worden toegestaan.

Artikel 106

1. Familiebetrekkingen en andere personen die de gedetineerde wensen te bezoeken, dienen dit tevoren zo veel mogelijk schriftelijk bij de directeur aan te vragen.

2. De directeur beslist omtrent de toelating van de personen die zich hebben aangemeld. Hij stelt regels vast omtrent het maximumaantal bij een gedetineerde toe te laten bezoekers.

3. Bij binnenkomst in de inrichting dienen de bezoekers zich te legitimeren.

Artikel 107

1. De bezoekers worden voor het begin van het bezoek in kennis gesteld van de in de inrichting dienaangaande geldende voorschriften.

2. Bij overtreding door een bezoeker van de voor het bezoek geldende voorschriften kan hij uit de inrichting worden verwijderd.

Artikel 108

1. Het is de bezoekers verboden tijdens het bezoek zonder voorafgaande toestemming door of vanwege de directeur aan gedetineerden enig voorwerp te overhandigen of van hen enig voorwerp aan te nemen.

2. De bezoekers dienen zich te houden aan de aanwijzingen van de directeur of de ambtenaar onder wiens toezicht het bezoek plaatsvindt.

Artikel 109

1. In gevallen waarin ingevolge wettelijke of andere voorschriften advocaten en reclasseringswerkers vrije toegang tot de inrichting hebben voor de uitoefening van hun taak, kunnen zij hun cliënten alleen spreken.

2. Het bepaalde in het eerste lid lijdt uitzondering op zon- en feestdagen, tijdens de uren van de nachtdienst en op tijden waarop de goede gang van zaken in de inrichting dergelijk bezoek niet toelaat.

Artikel 110

1. De gedetineerde kan voor en na het ontvangen van bezoek aan zijn kleding worden onderzocht.

2. Indien de Minister van Justitie de inrichting daartoe heeft aangewezen, kan de directeur beslissen dat gedurende een periode van drie maanden, welke termijn hij telkens met drie maanden kan verlengen, de gedetineerde voor en na het ontvangen van bezoek wordt onderzocht aan zijn lichaam.

3. Een op het tweede lid gegronde beslissing kan slechts worden genomen, indien de directeur aanwijzingen heeft:

a. dat zich in de inrichting gevaarlijke voorwerpen bevinden;

b. dat verboden stoffen, waaronder vooral verdovende middelen, aanwezig zijn of dreigen te worden ingevoerd tot een omvang die verspreiding onder andere gedetineerden aannemelijk maakt.

Voorts kan de directeur de op het tweede lid gegronde beslissing nemen indien dit naar zijn redelijk oordeel in het belang is van een goed functioneren van de personele inzet in de inrichting.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid en het derde lid, aanhef en onder a en b, vindt onderzoek aan het lichaam voor en na het ontvangen van bezoek van de advocaat en de reclasseringswerker slechts plaats, indien de directeur, op grond van de constatering dat in zijn inrichting verboden voorwerpen en stoffen, waaronder vooral verdovende middelen, onder gedetineerden worden verspreid, gerede vrees mag koesteren voor een verdergaande invoer van dergelijke voorwerpen of stoffen.

Artikel 111

1. De gedetineerde heeft het recht brieven te schrijven aan en brieven te ontvangen van een ieder.

2. Het aantal te schrijven en te ontvangen brieven is onbeperkt.

Artikel 112

1. De briefwisseling is onderworpen aan controle vanwege de directeur.

2. In de in bijlage F bij dit reglement genoemde inrichtingen kan de inhoud van de enveloppe in het bijzijn van de gedetineerde worden onderzocht en wordt geen controle op de inhoud van de brief zelf uitgeoefend.

3. De niet verzonden of niet uitgereikte brieven worden aan de gedetineerde teruggegeven respectievelijk, indien zijn adres bekend is, aan de afzender teruggezonden.

Artikel 113

1. Niet onderworpen aan enige controle is de briefwisseling van gedetineerden met de Koningin, de Staten-Generaal of commissies daaruit, de Nationale ombudsman, de Minister van Justitie, justitiële autoriteiten, waaronder mede begrepen organen die krachtens een voor Nederland geldend verdrag bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken, de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing en de commissie van toezicht bij de inrichting of de beklagcommissie daaruit.

2. Evenmin is aan controle onderworpen de briefwisseling van advocaten en reclasseringswerkers met hun cliënten.

Artikel 114

1. Wanneer een gedetineerde niet over de nodige gelden beschikt, wordt voor hem op zijn verzoek eenmaal per week de port voor ten minste één brief van rijkswege voldaan.

2. Overigens worden de gedetineerde op zijn verzoek voor het schrijven van brieven papier, enveloppen en zo nodig schrijfgerei voor rekening van het Rijk verstrekt.

Artikel 115

Het ontvangen en verzenden van pakketten is toegestaan met inachtneming van de daaromtrent door de Minister van Justitie vastgestelde voorschriften.

Artikel 116

1. De gedetineerde heeft het recht op daartoe door de directeur vastgestelde tijden ten minste eenmaal per week gedurende tien minuten op eigen kosten telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.

2. De kosten van de telefoongesprekken kunnen onder bepaalde, door de Minister van Justitie vast te stellen voorwaarden geheel of gedeeltelijk voor rekening van het Rijk komen.

Artikel 117

Voor zijn vertrek uit de inrichting en na zijn terugkeer daarin kan de gedetineerde aan zijn kleding en lichaam worden onderzocht.

Artikel 118

1. De gedetineerde in de in bijlage D bij dit reglement genoemde inrichtingen kan in de gelegenheid worden gesteld met weekendverlof te gaan.

2. De frequentie en duur van het weekendverlof worden door de Minister van Justitie bepaald.

3. De Minister van Justitie kan tevens overige voorschriften vaststellen die bij het weekendverlof in acht moeten worden genomen.

§ 9. Geldmiddelen

Artikel 119

1. Geld dat bij binnenkomst in de inrichting in het bezit is van de gedetineerde, wordt door de met de inschrijvingen belaste ambtenaar in bewaring genomen en geregistreerd. Aan de gedetineerde wordt een bewijs van ontvangst afgegeven.

2. Het tegoed op de geldrekening van de gedetineerde bij de penitentiaire inrichting waarin hij tot dan verblijf hield, wordt naar zijn geldrekening bij de inrichting overgeboekt.

Artikel 120

De administratie van de inrichting houdt ten behoeve van de gedetineerde een geldrekening bij.

Artikel 121

1. Op de geldrekening wordt geboekt:

a. het geld dat de gedetineerde bij binnenkomst in de inrichting in zijn bezit heeft;

b. het arbeidsloon met eventuele toeslagen;

c. het geld dat tijdens zijn verblijf in de inrichting te zijnen gunste wordt gestort of overgeschreven op de postgirorekening van de rekenplichtige van de inrichting, dan wel de gedetineerde per postwissel is toegezonden, of voor hem tegen kwitantie is ontvangen in contant geld.

2. Ten minste eenmaal per week wordt de gedetineerde mededeling gedaan van de in het eerste lid, onder c, bedoelde stortingen en ontvangsten, alsmede van het tegoed op zijn rekening.

Artikel 122

1. De gedetineerde heeft het recht voor de aankoop van kantineartikelen over het tegoed op zijn geldrekening te beschikken.

2. De directeur kan bepalen dat het wekelijks aan kantineartikelen te besteden bedrag een door hem vastgesteld bedrag niet te boven gaat.

Artikel 123

1. Het arbeidsloon wordt wekelijks op de geldrekening van de gedetineerde geboekt.

2. Voorschotten op het arbeidsloon worden niet verstrekt. Bij binnenkomst kan evenwel aan de gedetineerde die niet over geld beschikt een voorschot worden verstrekt.

3. Het bepaalde in de tweede volzin van het tweede lid is niet van toepassing op de gedetineerde in de in bijlage D bij dit reglement genoemde inrichtingen.

Artikel 124

Het tegoed op de geldrekening wordt bij ontslag uit de inrichting aan de gedetineerde uitgekeerd.

Artikel 125

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 122, eerste lid, heeft de gedetineerde in de in bijlage G bij dit reglement genoemde inrichtingen het recht voor de aankoop van kantineartikelen over zijn zakgeld te beschikken.

2. Het zakgeld van de gedetineerde wordt, voor zover nodig in afwijking van het bepaalde in de artikelen 119, eerste lid, 121, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 123, eerste lid, gevormd door:

a. het geld dat bij binnenkomst in zijn bezit is en dat hij tot een door de directeur vastgesteld bedrag onder zich mag houden;

b. het wekelijks aan hem uit te betalen arbeidsloon met eventuele toeslagen;

c. een door de directeur vastgesteld bedrag dat hij wekelijks van zijn geldrekening kan opnemen.

Artikel 126

Het is de gedetineerde niet toegestaan meer zakgeld in zijn bezit te hebben dan een door de directeur vastgesteld bedrag. Door de gedetineerde te ontvangen gelden waarmee dit bedrag wordt overschreden, worden geboekt op de geldrekening van de gedetineerde.

§ 10. Beperking van de rechten van individuele gedetineerden

Artikel 127

1. Indien de veiligheid of de orde in de inrichting dit naar zijn redelijk oordeel volstrekt noodzakelijk maakt, is de directeur bevoegd ten aanzien van een bepaalde gedetineerde af te wijken van de rechten die deze aan de voorschriften als bedoeld in § 4 tot en met § 7 van dit hoofdstuk, kan ontlenen.

2. De directeur neemt een dergelijke beslissing niet dan nadat hij zich door de daarvoor in aanmerking komende ambtenaren heeft doen adviseren.

3. De directeur stelt de gedetineerde zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen vierentwintig uur schriftelijk van zijn beslissing en de redenen daarvoor in kennis. Hij wijst hem daarbij op de mogelijkheid tot het doen van beklag overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 51 en volgende van de Beginselenwet gevangeniswezen.

4. Beperking van de in § 8 van dit hoofdstuk aan de gedetineerde toegekende rechten geschiedt met inachtneming of overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 91, vijfde, zesde en zevende lid, van de Gevangenismaatregel.

5. De afwijking van rechten als bedoeld in het eerste lid, geschiedt voor ten hoogste twee weken. Deze termijn kan door de directeur telkens met twee weken worden verlengd, indien de veiligheid of de orde in de inrichting dit naar zijn redelijk oordeel volstrekt noodzakelijk maakt.

Slotbepalingen

Artikel 128

1. Dit reglement is niet van toepassing op de inrichtingen, genoemd in bijlage H bij dit reglement.

2. De bepalingen van § 3, § 6 en § 7 van hoofdstuk II zijn niet van toepassing op het Penitentiair Trainingskamp De Corridor te Zeeland.

Artikel 129

1. Dit reglement treedt in werking met ingang van 15 januari 1995.

2. Het reglement wordt aangehaald als: huishoudelijk reglement voor de gevangenissen.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 december 1994.
De Minister van Justitie,W. Sorgdrager.

Bijlage A

Inrichtingen of afdelingen daarvan met een regiem van algehele gemeenschap (artikel 60):

1. Penitentiaire Vormingsinrichting (PVI) te Doetinchem

2. Drugsvrij Opvangcentrum (DOC) te Doetinchem

3. Gevangenis voor vrouwen Amerswiel II te Heerhugowaard

4. Gevangenis Westlinge te Heerhugowaard

5. Gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard

6. Gevangenis II te Leeuwarden

7. Gevangenis voor vrouwen paviljoen B te Maastricht

8. Gevangenis Maashegge te Overloon

9. Gevangenis voor vrouwen Ter Peel te Sevenum

10. Gevangenis II te Sittard

11. Gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen

12. Gevangenis Esserheem te Veenhuizen

13. Gevangenis Norgerhaven I, uitgezonderd de individuele begeleidingsafdelingen, te Veenhuizen

14. Gevangenis Norgerhaven II te Veenhuizen

15. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld II, afdelingen 2I, 2J, 2K en 2L, te Vught

16. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld III te Vught

17. Penitentiair Trainingskamp De Corridor te Zeeland

18. Gevangenis te Zutphen

19. Gevangenis voor vrouwen te Zwolle

Bijlage B

Inrichtingen of afdelingen daarvan met een regiem van beperkte gemeenschap (artikel 60):

1. Gevangenis De Singel te Amsterdam

2. Gevangenis De Weg te Amsterdam

3. Gevangenis I te Den Haag

4. Gevangenis II te Den Haag

5. Gevangenis I te Leeuwarden

6. Gevangenis Overmaze te Maastricht

7. Gevangenis paviljoen J te Maastricht

8. Gevangenis I te Sittard

9. Gevangenis Norgerhaven I, individuele begeleidingsafdelingen, te Veenhuizen

10. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught

11. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld II, met uitzondering van de afdelingen 2I, 2J, 2K en 2L te Vught

Bijlage C

Individuele begeleidingsafdelingen (artikel 66):

de beide individuele begeleidingsafdelingen van de gevangenis Norgerhaven I te Veenhuizen

Bijlage D

Inrichtingen waarin

– het weekendprogramma na overleg met vertegenwoordigers van de gedetineerden wordt vastgesteld (artikel 69);

– de gedetineerde in de gelegenheid kan worden gesteld met weekendverlof te gaan (artikel 118);

– het bepaalde dat bij binnenkomst aan de gedetineerde die niet over geld beschikt een voorschot op het arbeidsloon kan worden verstrekt, niet van toepassing is (artikel 123, derde lid):

1. Penitentiaire Vormingsinrichting (PVI) te Doetinchem

2. Drugsvrij Opvangcentrum (DOC) te Doetinchem

3. Gevangenis Westlinge te Heerhugowaard

4. Gevangenis Maashegge te Overloon

5. Gevangenis voor vrouwen Ter Peel te Sevenum

6. Gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen

7. Penitentiair Trainingskamp De Corridor te Zeeland

Bijlage E

Minimale frequentie en duur van het bezoek (artikel 105, eerste lid):

1. Gevangenis De Singel te Amsterdam: eenmaal per week twee uur

2. Gevangenis De Weg te Amsterdam: eenmaal per week één uur

3. Gevangenis I te Den Haag: eenmaal per week twee uur

4. Gevangenis II te Den Haag: eenmaal per week twee uur

5. Penitentiaire Vormingsinrichting (PVI) te Doetinchem: elk weekend twee uur

6. Drugsvrij Opvangcentrum (DOC) te Doetinchem: elk weekend twee uur

7. Gevangenis voor vrouwen Amerswiel II te Heerhugowaard: eenmaal per week twee uur

8. Gevangenis Westlinge te Heerhugowaard: elk weekend twee uur

9. Gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard: eenmaal per week twee uur

10. Gevangenis I te Leeuwarden: eenmaal per week één uur

11. Gevangenis II te Leeuwarden: eenmaal per week twee uur

12. Gevangenis Overmaze te Maastricht: eenmaal per week twee uur

13. Gevangenis paviljoen J te Maastricht: eenmaal per week twee uur

14. Gevangenis voor vrouwen paviljoen B te Maastricht: eenmaal per week twee uur

15. Gevangenis Maashegge te Overloon: elk weekend twee uur

16. Gevangenis voor vrouwen Ter Peel te Sevenum: elk weekend twee uur

17. Gevangenis I te Sittard: eenmaal per week één uur

18. Gevangenis II te Sittard: eenmaal per week twee uur

19. Gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen: elk weekend twee uur

20. Gevangenis Esserheem te Veenhuizen: eenmaal per week twee uur

21. Gevangenis Norgerhaven I te Veenhuizen: eenmaal per week twee uur

22. Gevangenis Norgerhaven II te Veenhuizen: elk weekend twee uur

23. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught: eenmaal per week één uur of eenmaal per twee weken twee uur, zulks ter keuze van de gedetineerde

24. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld II te Vught: eenmaal per week twee uur

25. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld III te Vught: eenmaal per week twee uur

26. Penitentiair Trainingskamp De Corridor te Zeeland: elk weekend twee uur

27. Gevangenis te Zutphen: eenmaal per week twee uur

28. Gevangenis voor vrouwen te Zwolle: eenmaal per week twee uur

Bijlage F

Inrichtingen waarin geen controle op de inhoud van de briefwisseling wordt uitgeoefend (artikel 112, tweede lid):

1. Penitentiaire Vormingsinrichting (PVI) te Doetinchem

2. Drugsvrij Opvangcentrum (DOC) te Doetinchem

3. Gevangenis Westlinge te Heerhugowaard

4. Gevangenis Maashegge te Overloon

5. Gevangenis voor vrouwen Ter Peel te Sevenum

6. Gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen

7. Jeugdgevangenis Nieuw Vosseveld I te Vught

8. Penitentiair Trainingskamp De Corridor te Zeeland

Bijlage G

Inrichtingen waarin de gedetineerde over zakgeld beschikt (artikel 125):

1. Penitentiaire Vormingsinrichting (PVI) te Doetinchem

2. Drugsvrij Opvangcentrum (DOC) te Doetinchem

3. Gevangenis Westlinge te Heerhugowaard

4. Gevangenis voor vrouwen Ter Peel te Sevenum

5. Gevangenis Bankenbosch te Veenhuizen

6. Gevangenis Norgerhaven II te Veenhuizen

7. Penitentiair Trainingskamp De Corridor te Zeeland

Bijlage H

Inrichtingen waarop het reglement niet van toepassing is (artikel 128, eerste lid):

1. huis van bewaring en gevangenis voor (kortgestrafte) vrouwen

2. extra beveiligde inrichting

3. penitentiaire open inrichting

4. inrichting voor dagdetentie

5. Militair Penitentiair Centrum Nieuwersluis

6. Cellengebouw te Veenhuizen

Naar boven