Brandstoffenbedrijf

Fonds Kollektieve Belangen 1995/1996

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET BRANDSTOFFENBEDRIJF INZAKE FONDS KOLLEKTIEVE BELANGEN

8195

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de bedrijfsvereniging Detam namens de NOVOK als partij te ener zijde mede namens de FNV Dienstenbond en de Dienstenbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Brandstoffenbedrijf inzake Fonds Kollektieve Belangen, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt op 1 januari 1995;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1996 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Brandstoffenbedrijf inzake Fonds Kollektieve Belangen alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Fonds Kollektieve Belangen Brandstoffenbedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. brandstoffenbedrijf: de distribuerende en effectieve handel in vaste, vloeibare en/of gasvormige brandstoffen en/of smeermiddelen cum annexis;

  • 2. werkgever: de onderneming waarin het brandstoffenbedrijf wordt uitgeoefend;

  • 3. Van de werkingssfeer van deze c.a.o. zijn uitgezonderd:

    • a. de voornaamste verkoopmaatschappijen1 in Nederland van internationaal opererende oliemaatschappijen (multinationals);

    • b. de werkgevers die vallen onder de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de c.a.o. voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf;

  • 4. werknemer: degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 5. stichting: de „Stichting Fonds Kollektieve Belangen Brandstoffenbedrijf";

  • 6. premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

  • Het loon dat meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bij artikel 9, eerste lid, juncto artikel 9a der Coördinatiewet Sociale Verzekering vastgestelde bedrag met het aantal dagen waarover door de werknemer in een kalenderjaar als zodanig loon is genoten, blijft buiten aanmerking.

  • Voor de berekening van het aantal dagen waarover door de werknemer loon is genoten, wordt het gemiddeld aantal dagen per week geacht niet meer dan vijf te bedragen.

Artikel 2 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het brandstoffenbedrijf.

Deze activiteiten kunnen binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen van:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de collectieve arbeidsovereenkomst voor het brandstoffenbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen o.a. betreffende inspraak en medezeggenschap;

  • b. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers in het brandstoffenbedrijf;

  • c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van distributie-economische en distributie-technische ontwikkelingen voor het welzijn van de werknemers bij arbeid in het brandstoffenbedrijf alsmede de mogelijkheden deze gevolgen op te vangen;

  • d. het verzorgen van opleiding, scholing en vorming ten behoeve van de werknemers en werkgevers in het brandstoffenbedrijf;

  • e. overige activiteiten die strekken ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidsomstandigheden in het brandstoffenbedrijf.

Artikel 3 De uitvoering

De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en het reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht, en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 4 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens tijdig te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en het reglement van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

Artikel 5 Rechten van werknemer en werkgever

Iedere werknemer en iedere werkgever heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Bijdragen

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming. Deze bijdrage is vastgesteld op 0,4%.

BIJLAGE I

STATUTEN VAN DE STICHTING FONDS KOLLEKTIEVE BELANGEN BRANDSTOFFENBEDRIJF

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET BRANDSTOFFENBEDRIJF INZAKE FONDS KOLLEKTIEVE BELANGEN

Artikel 1 Naam en Zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam: „Stichting Fonds Kollektieve Belangen Brandstoffenbedrijf".

  • 2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. brandstoffenbedrijf: de distribuerende en effectieve handel in vaste, vloeibare en/of gasvormige brandstoffen en/of smeermiddelen cum annexis;

  • 2. werkgever: de onderneming waarin het brandstoffenbedrijf wordt uitgeoefend.

  • Niet als werkgever worden beschouwd:

    • a. de voornaamste verkoopmaatschappij1 in Nederland van internationaal opererende oliemaatschappijen (multinationals);

    • b. de werkgevers die vallen onder de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de c.a.o. voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf;

  • 3. werknemer: degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 4. stichting: de „Stichting Fonds Kollektieve Belangen Brandstoffenbedrijf";

  • 5. bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;

  • 6. administrateur: de in artikel 8 bedoelde administrateur;

  • 7. reglement: het in artikel 12 bedoelde reglement.

Artikel 3 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in het brandstoffenbedrijf. Deze activiteiten kunnen binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen van:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de collectieve arbeidsovereenkomst voor het brandstoffenbedrijf voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen o.a. betreffende inspraak en medezeggenschap;

  • b. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers in het brandstoffenbedrijf;

  • c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van distributie-economische en distributie-technische ontwikkelingen voor het welzijn van de werknemers bij arbeid in het brandstoffenbedrijf alsmede de mogelijkheden deze gevolgen op te vangen;

  • d. het verzorgen van opleiding, scholing en vorming ten behoeve van de werknemers en werkgevers in het brandstoffenbedrijf;

  • e. overige activiteiten die strekken ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden en/of de arbeidsomstandigheden in het brandstoffenbedrijf.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers;

    • b. bijdragen van de overheid;

    • c. de te kweken renten;

    • d. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • e. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. de overige uitgaven.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisatie, te weten:

  • de Nederlandse Organisatie van Gas-, Olie- en Kolenhandelaren „NOVOK", gevestigd te Rotterdam;

  • en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. twee door de FNV Dienstenbond, gevestigd te Woerden;

    • b. één door de Dienstenbond CNV, gevestigd te Hoofddorp.

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.

  • Een bestuurslid, casu quo plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Door het bestuur kan aan de leden casu quo plaatsvervangende leden van het bestuur voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

  • 6. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een tweede voorzitter, een secretaris en een tweede secretaris.

  • 7. De functie van voorzitter en tweede voorzitter, resp. secretaris en tweede secretaris, worden om beurten, telkens voor de tijd van één jaar door werkgeversleden, resp. werknemersleden, vervuld.

  • In 1994 en 1995 treden werkgeversleden als voorzitter en tweede voorzitter op en werknemersleden als secretaris en tweede secretaris.

  • Bij ontstentenis van de voorzitter treedt in diens plaats de tweede voorzitter op en bij ontstentenis van de secretaris treedt in diens plaats de tweede secretaris op.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt de Stichting. Daarnaast zijn de voorzitter en secretaris van het bestuur gezamenlijk bevoegd de Stichting te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen te verrichten voorzover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of het reglement van de stichting niet anders is bepaald. Voorts is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris getekend.

  • 4. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur.

  • De gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen.

  • In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer tenminste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

  • Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen.

  • In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

  • In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

  • De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot. Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • Als administrateur treedt op de Bedrijfsvereniging voor Detailhandel, Ambachten en Huisvrouwen, gevestigd te Utrecht.

  • De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.

  • 2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt.

  • 3. De administrateur is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen en ontvangt hiertoe telkenmale een oproeping.

Artikel 9 Boekjaar

  • 1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met éénendertig december.

  • 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van oprichting tot en met éénendertig december negentienhonderdvijfennegentig.

Artikel 10 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekening en verantwoording van het gevoerde beleid afgelegd.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant.

  • 3. Het verslag wordt ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag wordt toegezonden aan elk der in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 11 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar tenminste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien tenminste tweederde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

  • Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen ter Griffie van het Kantongerecht te Utrecht.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering der door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van het reglement.

  • 3. Bepalingen in het reglement welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. Het reglement, alsmede wijzigingen in het reglement, treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar houdende de volledige tekst van het reglement, of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter Griffie van het Kantongerecht te Utrecht.

Artikel 13 Verplichtingen werkgevers, werknemers en door de Stichting gesubsidieerde instellingen

  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens tijdig te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

  • Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. De met vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:

    • a. door werkgevers geen premies meer verschuldigd zullen worden;

    • b. geen wijzigingen in de statuten en het reglement mogen worden aangebracht.

  • 3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet.

  • Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele overschot behoeven de goedkeuring van de werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, eerste lid.

Artikel 15 Beleggingen

  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4, lid 1 worden – voorzover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 3 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 16 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Artikel 17 Ministeriële vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze statuten treden in werking op het moment dat de akte van oprichting door de notaris wordt verleden.

BIJLAGE II

REGLEMENT

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET BRANDSTOFFENBEDRIJF INZAKE FONDS KOLLEKTIEVE BELANGEN BRANDSTOFFENBEDRIJF C.Q. ALS BEDOELD IN ARTIKEL 12 LID 1 VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING FONDS KOLLEKTIEVE BELANGEN BRANDSTOFFENBEDRIJF

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bij artikel 9, eerste lid, juncto artikel 9a der Coördinatiewet Sociale Verzekering vastgestelde bedrag met het aantal dagen waarover door de werknemer in een kalenderjaar als zodanig loon is genoten, blijft buiten aanmerking.

Voor de berekening van het aantal dagen waarover door de werknemer loon is genoten, wordt het gemiddeld aantal dagen per week geacht niet meer dan vijf te bedragen.

Artikel 2 Hoogte der bijdrage

  • 1. De hoogte der bijdrage als bedoeld in artikel 4, lid 1 sub a der statuten is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers.

  • Deze bijdrage is vastgesteld op 0,4%.

  • De werkgever is verplicht de bijdrage aan de Stichting te voldoen.

  • 2. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdrage schriftelijk aan de werkgever mede, met mededeling van de termijn waarbinnen betaling dient te geschieden.

  • 3. Het bestuur kan, zo dikwijls het zulks nodig acht, van de werkgever een voorschotbijdrage vorderen op basis van een geraamd jaarloon.

    • a. Betaling van deze voorschotbijdrage kan, indien een werkgever zulks wenst, plaatsvinden in gelijke kwartaaltermijnen met dien verstande dat het vervallen bedrag steeds op de eerste van het betreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn.

    • In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van één der termijnen in gebreke is.

    • b. Voor werkgevers die zulks wensen kan betaling van de voorschotbijdrage ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, steeds vervallende per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machtigen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan.

    • Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde onder a van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.

  • 4. Hetgeen terzake van voorschotbijdrage door de werkgever is betaald, wordt verrekend met de bijdrage die de werkgever over dat jaar verschuldigd zal zijn.

  • 5. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de Stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen, zal voor elke ingaande maand verzuim wegens rentederving een percentage van het niet tijdig betaalde bedrag aan de Stichting verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • Het percentage is gelijk aan het percentage, vastgesteld op basis van artikel 14 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 6. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de Stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt.

Artikel 3 Realisering doelstelling

De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van subsidies aan instellingen die activiteiten als genoemd in deze doelstelling verrichten.

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 13, lid 3 van de statuten dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in artikel 13, lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e juli volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

Artikel 5 Begroting

Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast.

De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de statuten;

  • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;

  • c. de kosten van administratie en bestuur;

  • d. eventuele andere lasten.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 1 januari 1995.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 28 december 1994

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

W. J. Schmale.


XNoot
1

Noot van CAO-partijen:

„Thans:

BK Gas B.V.

BP Nederland B.V.

Elf Nederland B.V.

Esso Nederland B.V.

Fina Nederland B.V.

Kuwait Petroleum Nederland B.V.

Mobil Oil B.V.

Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V.

Texaco Nederland B.V.

Total Nederland N.V."

XNoot
1

Noot van CAO-partijen:

„Thans:

BK Gas B.V.

BP Nederland B.V.

Elf Nederland B.V.

Esso Nederland B.V.

Fina Nederland B.V.

Kuwait Petroleum Nederland B.V.

Mobil Oil B.V.

Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V.

Texaco Nederland B.V.

Total Nederland N.V."

Naar boven