Bouw UTA VUT

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN GEWIJZIGDE BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST BETREFFENDE VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR HET UTA-PERSONEEL IN DE BOUWBEDRIJVEN

8188

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gelezen het verzoek van de Stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid namens enerzijds het Nederlands Verbond van Ondernemers in de Bouwnijverheid (NVOB), de Nederlandse Vereniging van Bouwondernemers (NVB), de Nederlandse Vereniging van Wegenbouwers (NVWB), de Vereniging Grootbedrijf Bouwnijverheid (VGBouw), de Nederlandse Vereniging van Kust- en Oeverwerken (K&O), de vereniging van Boorondernemers en Buizenleggers (Bolegbo) en de Vereniging Aannemers Grond-, Water- en Wegenbouw (VAGWW) en anderzijds de Bouw- en Houtbond FNV, de Hout- en Bouwbond CNV, de Unie BLHP, Vakbond voor Administratief, Technisch en Commercieel Personeel en de Vereniging Hoger Personeel (VHP), zijnde partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende vrijwillig vervroegde uittreding voor het UTA-personeel in de Bouwbedrijven, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat de wijziging van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 30 april 1999 artikel 4 lid 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende vrijwillig vervroegde uittreding voor het UTA-personeel in de Bouwbedrijven, zoals dit door partijen is toegevoegd, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, en IV is bepaald:

Artikel 4, lid 6 luidt als volgt:

  • „6. De werkgever is, in aanvulling op hetgeen hij op grond van de vorige leden van dit artikel verschuldigd is, over de periode 1 mei 1994 tot en met 31 december 1994 een extra werkgeversbijdrage verschuldigd van 0,55% over het in lid 5 bedoelde loon. Deze bijdrage is terstond en ineens opeisbaar in de maand december 1994."

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage,

's-Gravenhage, 27 december 1994

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

W. J. Schmale.

Naar boven