Kunstzinnige Vorming

Sociaal Fonds 1994/1995

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST SOCIAAL FONDS KUNSTZINNIGE VORMING

8178

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kunstzinnige Vorming namens de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming als partij te ener zijde mede namens de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging, de Kunstenbond FNV en de Nederlandse Toonkunstenaars Bond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1995 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever:

    • a. De bij het PGGM aangesloten rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instelling die geheel of ten dele, direct of indirect gesubsidieerd wordt door gemeenten en/of provincies en die activiteiten verricht op het terrein van de kunstzinnige vorming.

    • b. De privaatrechtelijke instelling, die op basis van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet (ABPW) is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers geheel of ten dele ambtenaar zijn in de zin van de ABPW en die geheel of ten dele direct of indirect gesubsidieerd wordt door gemeenten en/of provincies en die activiteiten verricht op het terrein van de Kunstzinnige Vorming.

  • 2. Werknemer: Degene die als arbeider in de zin van het BW een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan.

  • 3. Stichting: De „Stichting Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming".

  • 4. Loon:

    • a. Het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64).

    • b. Loon voor de loonheffing.

  • 5. Arbeidsovereenkomst: Een overeenkomst als bedoeld in artikel 1637a boek 7A BW.

  • 6. Kunstzinnige vorming: Lessen, cursussen of projecten, alsmede elementen van de steunfunctie op het terrein van de audio-visuele, beeldende, dansante, dramatische, literaire of muzikale vorming.

  • 7. Instelling: Een in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die uitsluitend of mede ten doel heeft het zonder winstoogmerk uitvoeren van activiteiten op het terrein van de kunstzinnige vorming en/of het uitoefenen van de steunfunctie kunstzinnige vorming.

  • 8. Overleg Arbeidvoorwaarden Kunstzinnige Vorming: Het door partijen, te weten werkgevers- en werknemersorganisaties bij de CAO in het leven geroepen overlegorgaan.

Artikel 2 Doel

  • 1. De in artikel 1, lid 3 genoemde Stichting heeft ten doel het financieren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de sector kunstzinnige vorming.

  • 2. De te financieren objecten bestaan uit het bevorderen van ondermeer:

    • a. Het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de collectieve arbeidsovereenkomst Kunstzinnige Vorming voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van arbeidsvoorwaarden liggen.

    • b. Het (doen) uitvoeren van activiteiten en projecten op het terrein van functiewaardering, arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim, personeelsbeleid en arbeidsverhoudingen.

    • c. Het verrichten van opleidings-, vormings- en ontwikkelingswerk ten behoeve van werknemers en werkgevers in de sector kunstzinnige vorming.

    • d. Overige werkzaamheden verbonden aan het zo goed mogelijk (doen) uitvoeren van gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten in de sector.

    • e. Alle zodanige projecten als het bestuur zal goeddunken mits binnen de doelstellingen van de Stichting.

Artikel 3 De uitvoering

De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de stichting, waarvan de statuten en het reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan integraal deel uitmaken.

Artikel 4 Verplichtingen werkgever

  • 1. Werkgevers zijn gehouden gegevens te verstrekken en de bijdrage te betalen die zij aan de stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en het reglement van de stichting is of wordt bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de stichting.

  • 2. Met ingang van de heffing over het jaar 1995 is de werkgever gehouden jaarlijks een door een accountant goedgekeurde jaarrekening te overleggen, waarin de voor heffing relevante loonsom SV vermeld staat, danwel een aparte accountantsverklaring, waarin de voor heffing relevante loonsom SV wordt vermeld.

Artikel 5 Rechten van werknemer en werkgever

Iedere werknemer en iedere werkgever heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de stichting gefinancierde activiteiten met dien verstande dat werkgevers en werknemers als bedoeld bij artikel 1 lid 1 sub b, voor de jaren 1994 en 1995 geen individueel op de werkgever en/of werknemer gerichte financiële tegemoetkoming kunnen verkrijgen.

Artikel 6 Bijdragen

  • 1. De werkgever is ten behoeve van de stichting Sociaal Fonds sector Kunstzinnige Vorming per kalenderjaar een bijdrage verschuldigd van een bepaald percentage van de loonsom SV, zoals aangegeven in lid 2 van dit artikel.

  • 2. Het in lid 1 bedoelde percentage voor 1994 is vastgesteld op 0,9% van de loonsom SV in 1993. Het percentage voor 1995 is vastgesteld op 0,9% van de loonsom SV in 1994.

  • 3. De premie over 1994 is terstond en ineens opeisbaar in december 1994. De premie over 1995 is terstond en ineens opeisbaar in december 1995.

Artikel 7 Vrijstelling

Voor de jaren 1994 en 1995 is de werkgever als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b vrijgesteld van de in artikel 6 bedoelde verplichting tot betaling van een bijdrage aan de Stichting.

BIJLAGE I

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST SOCIAAL FONDS KUNSTZINNIGE VORMING Statuten van de „Stichting Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming"

Artikel 1 Naam en Zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: „Stichting Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming".

  • 2. De stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever:

    • a. De bij het PGGM aangesloten rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instelling die geheel of ten dele, direct of indirect gesubsidieerd wordt door gemeenten en/of provincies en die activiteiten verricht op het terrein van de kunstzinnige vorming.

    • b. De privaatrechtelijke instelling, die op basis van artikel B 3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet (ABPW) is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers geheel of ten dele ambtenaar zijn in de zin van de ABPW en die geheel of ten dele, direct of indirect gesubsidieerd wordt door gemeenten en/of provincies en die activiteiten verricht op het terrein van de Kunstzinnige Vorming.

  • 2. Werknemer: Degene die als arbeider in de zin van het BW een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan.

  • 3. Stichting: De „Stichting Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming".

  • 4. Bestuur: Het in artikel 5 bedoelde bestuur.

  • 5. Administrateur: De in artikel 8 bedoelde administrateur.

  • 6. Reglement: Het in artikel 13 bedoelde reglement.

  • 7. Arbeidsovereenkomst: Een overeenkomst als bedoeld in artikel 1637a boek 7A BW.

  • 8. Kunstzinnige vorming: Lessen, cursussen of projecten, alsmede elementen van de steunfunctie op het terrein van de audio-visuele, beeldende, dansante, dramatische, literaire of muzikale vorming.

  • 9. Instelling: Een in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die uitsluitend of mede ten doel heeft het zonder winstoogmerk uitvoeren van activiteiten op het terrein van de kunstzinnige vorming en/of het uitoefenen van de steunfunctie kunstzinnige vorming.

  • 10. Overleg Arbeidsvoorwaarden Kunstzinnige Vorming: Het door partijen, te weten werkgevers- en werknemersorganisaties bij de CAO in het leven geroepen overlegorgaan.

Artikel 3 Doel

  • 1. De stichting heeft tot doel het financieren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de sector kunstzinnige vorming.

  • 2. De te financieren objecten bestaan uit het bevorderen van onder meer:

    • a. Het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de collectieve arbeidsovereenkomst Kunstzinnige Vorming voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van arbeidsvoorwaarden liggen.

    • b. Het (doen) uitvoeren van activiteiten en projecten op het terrein van functiewaardering, arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim.

    • c. Het verrichten van opleidings, vormings- en ontwikkelingswerk ten behoeve van werknemers en werkgevers in de sector kunstzinnige vorming.

    • d. Overige werkzaamheden verbonden aan het zo goed mogelijk (doen) uitvoeren van gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten in de sector.

    • e. Alle zodanige projecten als het bestuur zal goeddunken mits binnen de doelstelling van de stichting.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen door werkgevers;

    • b. de te kweken renten;

    • c. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. De uitgaven van de stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. de overigen uitgaven.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit minimaal 6 leden en maximaal 8 leden en is paritair samengesteld.

  • Ieder der werknemersorganisaties, partij bij de CAO Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming, benoemt 1 lid. De werkgeversorganisatie partij bij de CAO Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming, benoemt een aantal leden overeenkomstig het aantal dat door de gezamenlijke werknemersorganisaties is benoemd.

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede door vervanging als bedoeld in lid 4.

  • 3. De leden van het bestuur worden aangewezen voor de duur van de CAO Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming.

  • 4. De partijen bij de CAO Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming hebben het recht de door haar aangewezen leden en plaatsvervangende leden te vervangen door anderen.

  • 5. Ieder jaar wijst het bestuur uit zijn midden een voorzitter en vice-voorzitter aan, met dien verstande, dat indien het voorzitterschap wordt vervuld door één van de leden uit de werkgeversorganisatie, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden uit de werknemersorganisaties en omgekeerd. Het voorzitterschap en vice-voorzitterschap zal jaarlijks wisselen.

  • 6. Het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. Deze functies zullen jaarlijks wisselend worden vervuld door een lid of leden uit de werkgeversorganisaties en een lid of leden uit de werknemersorganisaties.

Artikel 6 Bevoegdheden van het Bestuur en Vertegenwoordiging

  • 1. De voorzitter en vice-voorzitter vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen, daaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, te verrichten.

  • 3. Het bestuur wordt in de uitvoering van zijn taak bijgestaan door een secretariaat, aangewezen door CAO-partijen.

  • 4. Het bestuur kan bevoegdheden delegeren aan de voorzitter, en/of de secretaris, en de/of de penningmeester en/of aan de administrateur.

  • De gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of tenminste 2 bestuursleden zulks wensen.

  • In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen 4 weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen in een vergadering waarin tenminste 4 bestuursleden aanwezig zijn bij een bestuur van 6 personen en tenminste 6 bestuursleden bij een bestuur van 8 personen waarvan tenminste de helft van de leden behorende tot de werkgeverszijde, en de helft van de leden behorende tot de werknemerszijde.

  • Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.

  • In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen één maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeen geroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij meerderheid van stemmen.

  • Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

  • De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid dan heeft er tussen de 2 kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

  • Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • De kosten van dit beheer komen voor rekening van de stichting.

  • 2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgesteld.

Artikel 9 Begroting

Het bestuur ontwerpt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de stichting voor het komende boekjaar. De begroting omvat:

  • a. inkomsten uit de bijdrage welke werkgevers ingevolge de CAO Sociaal Fonds Kunstzinnige Vorming aan het Fonds verschuldigd zijn;

  • b. financiering van de in artikel 3 van deze statuten genoemde activiteiten;

  • c. de kosten van administratie, beheer en bestuurlijke begeleiding van het fonds;

  • d. eventuele andere lasten.

De administrateur adviseert het bestuur omtrent de schatting van inkomsten en uitgaven.

Het fonds geeft instructies aan de administrateur omtrent de overmaking van financiële middelen aan instellingen en organen die de in artikel 3 genoemde activiteiten (doen) verrichten.

Artikel 10 Boekjaar

  • 1. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

  • 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van oprichting tot en met 31 december 1992.

Artikel 11 Jaarverslag, Rekening en Verantwoording

  • 1. Het bestuur van de stichting stelt uiterlijk 6 maanden na afloop van het boekjaar een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekening en verantwoording van het gevoerde beleid afgelegd.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een door het bestuur aangewezen externe register-accountant.

  • 3. Het verslag wordt ten kantore van de administrateur ter inzage gelegd tot één jaar na datum van het verslag.

  • 4. Het verslag wordt toegezonden aan elk der in artikel 5, eerste lid genoemde organisaties.

Artikel 12 Statuten en Ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waarin tenminste 4 bestuursleden aanwezig zijn bij een bestuur van 6 personen en tenminste 6 bestuursleden bij een bestuur van 8 personen waarvan tenminste de helft van de leden behorende tot de werkgeverszijde en de helft van de leden, behorende tot de werknemerszijde en indien tenminste ⅔ der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen aan beide zijden zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

  • Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

Artikel 13 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering der door de werkgevers verschuldigde bijdrage, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van het reglement.

  • 3. Bepalingen in het reglement welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur of een door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de financiële verplichtingen van de stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de stichting.

  • 3. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele overschot behoeven de goedkeuring van de werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, eerste lid.

Artikel 15 Beleggingen

  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4, lid 1 worden – voorzover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 3 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 16 Onvoorziene Gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Artikel 17 Ministeriële Vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de Minister een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Waarnemers ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

BIJLAGE II

REGLEMENT

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST SOCIAAL FONDS KUNSTZINNIGE VORMING C.Q. ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS KUNSTZINNIGE VORMING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten. Voorts wordt in het reglement verstaan onder loon:

  • a. Het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64).

  • b. Loon voor de loonheffing.

Artikel 2 Hoogte der Bijdrage

  • 1. De bijdrage voor 1994 is vastgesteld op 0,9% van de loonsom SV in 1993. De bijdrage voor 1995 is vastgesteld op 0,9% van de loonsom SV in 1994.

  • 2. De werkgever is gehouden gegevens te verstrekken en de bijdrage te betalen die hij aan de Stichting verschuldigd is. Met ingang van de heffing over het jaar 1995 is de werkgever gehouden jaarlijks een door een accountant goedgekeurde jaarrekening te overleggen, waarin de voor heffing relevante loonsom SV vermeld staat, danwel een aparte accountantsverklaring, waarin de loonsom SV wordt vermeld.

  • 3. De Stichting deelt het te betalen bedrag der bijdragen schriftelijk aan de werkgever mede, met mededeling van de termijn waarbinnen betaling dient te geschieden.

  • 4. De werkgever die nalaat zijn financiële verplichtingen jegens de stichting op een door het bestuur vastgesteld tijdstip te voldoen is door het enkele verloop van de termijn in gebreke. De stichting is dan bevoegd te vorderen de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag van de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn.

  • 5. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde rentevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op de eerste vordering aan de stichting te betalen alle kosten, welke ter invordering van het verschuldigde zijn gemaakt.

Artikel 3 Financiering van de Doeleinden

  • 1. Het bestuur van het fonds zal op basis van een tevoren ingediende begroting van te besteden gelden voor een project of activiteit(en) van instellingen of organen die activiteiten als genoemd in artikel 3 van de statuten verrichten, de hoogte van de te verstrekken financiële middelen vaststellen.

  • 2. De in lid 1 bedoelde instellingen of organen zijn gehouden om aan het eind van het jaar, waarin het project of de activiteit(en) plaatsvond, een eindafrekening van bestede gelden van dit project in te dienen bij het bestuur van het fonds.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 27 december 1994

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

W. J. Schmale.

Naar boven