Horeca- en aanverwante bedrijf

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET HORECA- EN AANVERWANTE BEDRIJF

8173

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf namens het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en aanverwante bedrijf, Horeca Nederland als partij te ener zijde en namens de Horecabond FNV en de Industrie- en voedingsbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst op 1 januari 1995 in werking zal treden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek bezwaarschriften zijn ingebracht door:

A. Buruma Maris, namens de Stichting Nederlandse Jeugdherberg Centrale (NJHC);

B. Vereniging Sociaal Comité van Nederlandse Dierentuinen:

C. Buruma Maris, namens Martinair Holland N.V. en Martinair Partyservice B.V..

dat de bezwaren tegen het verzoek als volgt kunnen worden samengevat:

Ad A

Bezwaarde verwijst naar eerdere bezwaarschriften tegen verzoeken om en eerdere besluiten tot algemeen verbindendverklaring van de CAO voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, naar de uitzondering van de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen van deze besluiten en de overwegingen die daaraan ten grondslag lagen. De overwegingen behelsden dat voor de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen een eigen met reguliere vakbonden afgesloten ondernemings-CAO geldt, hetgeen krachtens bestendige gedragslijn aanleiding was om vrijstelling te verlenen, terwijl voorts onvoldoende aanleiding bestond om daarbij onderscheid te maken tussen reguliere arbeidsvoorwaarden enerzijds en fondsbepalingen anderzijds, zodat aan de vrijstelling een integraal karakter kon worden verleend. Bezwaarde stelt dat ook momenteel voor de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen een eigen CAO geldt, welke tenminste gelijkwaardig is aan de Horeca-CAO.

Ad B

Bezwaarde verwijst naar eerdere besluiten tot algemeen verbindendverklaring van de reguliere CAO voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, waarin de Dierenparken aangesloten bij de Vereniging Sociaal Comité van Nederlandse Dierentuinen uitgezonderd werden van het besluit. Bezwaarde stelt dat ook momenteel voor de bij de Vereniging Sociaal Comité van Nederlandse Dierentuinen aangesloten dierenparken een eigen CAO geldt, welke ook op de werknemers werkzaam in de afdelingen gastronomie/horeca van toepassing is.

Ad C

Van de zijde van Martinair Holland N.V. en Martinair Partyservice B.V. (MPS) wordt aangevoerd dat haar activiteiten voor een groot deel niet kunnen worden beschouwd als horeca-activiteiten. Het huidige arbeidsvoorwaardenbeleid bij MPS is gebaseerd op de grootste CAO bij Martinair Holland N.V., namelijk de CAO voor het grondpersoneel. Bovendien leidt de toepassing van het te treffen besluit tot algemeen verbindendverklaring tot een versplinterende werking op het arbeidsvoorwaardenbeleid van het concern als geheel. MP en MPS bestrijden dat de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in dienst van MPS niet minimaal gelijkwaardig zijn aan de arbeidsvoorwaarden neergelegd in de Horeca-CAO. Belangrijkste onderwerp van geschil is een geconstateerd verschil in beloningsniveau. MP en MPS hebben verklaard bereid te zijn in overleg met de werknemersorganisaties hier over te spreken en te streven naar een oplossing. Deze ontwikkeling zal echter kunnen leiden tot een hoger beloningsniveau, juist in de aanvangsfase door ophoging van de schaalminima. Bezwaarde acht deze ontwikkeling ongewenst omdat daarvan een remmende werking uitgaat op toetreding tot de arbeidsmarkt, met negatieve uitstraling naar de werkgelegenheid. Bezwaarde merkt op dat de algemeen verbindendverklaring van de Horeca-CAO kartelachtige trekken vertoont, die afbreuk zou doen aan de marktwerking.

dat naar aanleiding van de bezwaren beschreven onder A, B en C het volgende kan worden opgemerkt:

Ad A

In de omstandigheden ten aanzien van het dispensatieverzoek van de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen ten opzichte van de besluiten tot algemeen verbindendverklaring van de onderhavige CAO d.d. 30 oktober 1989 (Stcrt. 1989, nr. 216), 19 februari 1992 (Stcrt. 1992, nr. 39) en 18 november 1993 (Stcrt. 1993 nr. 226) zijn geen wijzigingen opgetreden. De overwegingen bij genoemde besluiten moeten hier derhalve als herhaald en ingelast worden beschouwd. Aan de bij de NJHC aangesloten jeugdherbergen kan mitsdien een integrale vrijstelling worden verleend.

Ad B

In de omstandigheden ten aanzien van het dispensatieverzoek van de bij de Vereniging Sociaal Comité Nederlandse Dierentuinen aangesloten dierenparken ten opzichte van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van de onderhavige CAO d.d. 30 november 1993 (Stcrt. 1993, nr. 226) zijn geen wezenlijke wijzigingen opgetreden. De overwegingen bij genoemd besluit moeten hier derhalve als herhaald en ingelast worden beschouwd. Aan de bij de Vereniging Sociaal Comité Nederlandse Dierentuinen aangesloten dierenparken kan mitsdien een integrale vrijstelling worden verleend, indien vóór 16 februari 1995 een CAO voor de bij de Vereniging Sociaal Comité Nederlandse Dierentuinen aangesloten dierenparken bij de I-SZW is aangemeld en in werking is getreden.

Ad C

Het bezwaar houdt mede een verzoek in om dispensatie van toepassing van de algemeen verbindendverklaarde bepalingen van deze CAO. Krachtens bestendige gedragslijn in gevallen als de onderhavige wordt in beginsel alleen tot uitzondering van een besluit tot algemeen verbindendverklaring overgegaan ten aanzien van een onderneming, indien voor de betrokken onderneming een afzonderlijke CAO geldt. Op dit moment is echter van een rechtsgeldige CAO voor het personeel in dienst van Martinair partyservice B.V. geen sprake. De overige bezwaren zijn van financiële aard. Volgens bestendige gedrag worden dergelijke bezwaren niet gehonoreerd, aangezien een lastenverzwaring uit de aard van algemeen verbindendverklaring kan voortvloeien. Gelet op het bovenstaande dient het onderhavige bezwaar te worden afgewezen.

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Trekt in zijn besluiten van 18 november 1993 (Stcrt. 1993, nr. 226), van 9 februari 1994, (Stcrt. 1994, nr. 30) en van 6 april 1994 (Stcrt. 1994, 68), voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindendverklaren van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, zulks met inachtneming van hetgeen onder VIII en IX is bepaald;

II. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1996 (en voorzover het betreft de artikelen 15 lid 11, 13 en 14 en de daarbij behorende statuten en reglementen tot en met 31 december 1999) de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, eerder algemeen verbindendverklaard bij besluiten van 18 november 1993 (Stcrt. 1993, nr. 226), 9 februari 1994, (Stcrt. 1994, nr. 30) en van 6 april 1994 (Stcrt. 1994, nr. 68), zulks met inachtneming van de navolgende wijzigingen en hetgeen onder III, IV, V, VI, VII, VIII en IX is bepaald:

Artikel 2 lid 4 sub c dient gelezen te worden als volgt:

  • „c. Hulpkracht: de werknemer die uitsluitend als vakantiewerker tijdens de vakanties van het dagonderwijs en/of op vrijdag vanaf 17.00 uur en/of op zaterdag en/of op zondag die werkzaamheden uitvoert, die behoren tot een bedrijfsfunctie die is ingedeeld in functiegroep I of II of III. Daarnaast kunnen per bedrijf op één vaste dag in de week hulpkrachten worden ingezet vanaf 17.00 uur. Die vaste dag wordt bepaald in overleg tussen werkgever en werknemers in het bedrijf."

Artikel 2 lid 8 sub e komt te vervallen.

Artikel 9, lid 1 sub a t/m d wordt gelezen als volgt:

„Artikel 9

  • 1. Loon voor de werknemer in vaste dienst

    • a. Tot 1 april 1995 gelden onderstaande bruto schaalsalarissen1. De vakvolwassen werknemer ontvangt tenminste het schaalsalaris behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin hij is ingedeeld.

Per maand:

functiejarenfunctie-groep Ifunctie-groep IIfunctie-groep IIIfunctie-groep IVfunctie-groep Vfunctie-groep VIfunctie-groep VIIfuntie-groep VIIIfunctie-groep IXfunctie-groep Xfunctie-groep XI
02487,362575,522669,282765,263021,503367,923725,294079,044446,964847,175283,41
12535,922627,022722,672820,603081,943435,303799,804160,604535,884944,135389,08
22586,472679,572777,132877,013141,393504,003875,774243,814626,605043,015496,86
32638,212733,172832,662934,553206,453574,093953,304328,714719,145143,885606,80
4  2889,332993,233270,583645,584032,374415,294813,525246,755718,95
5   3053,103335,993718,484113,024503,564909,795351,685833,31
6      4195,264593,635007,985458,715949,98
7        5108,145567,896068,98

Per week:

functiejarenfunctie-groep Ifunctie-groep IIfunctie-groep IIIfunctie-groep IVfunctie-groep Vfunctie-groep VIfunctie-groep VIIfunctie-groep VIIIfunctie-groep IXfunctie-groep Xfunctie-groep XI
0574,02594,34615,99638,14697,27777,23859,70941,311026,211118,601219,25
1585,21606,25628,30650,91711,20792,76876,88960,141046,771140,951243,64
2596,89618,37640,87663,93724,94808,62894,41979,341067,691163,771268,52
3608,81630,73653,69677,21739,95824,79912,29998,931089,021187,041293,88
4  666,77690,74754,74841,28930,551018,901110,801210,801319,76
5   704,57769,84858,11 949,171039,301133,031235,021346,14
6      968,141060,091155,701259,711373,07
7        1178,801284,901400,54
    • b. Jeugdlonen: de werknemer die nog niet de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, heeft per 1 januari van elk jaar recht op tenminste een loon dat wordt berekend met toepassing van onderstaande percentages op de schaalsalarissen behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin hij is ingedeeld:

leeftijd19951996
16 jr. 40% 40%
17 jr. 45% 45%
18 jr. 55% 55%
19 jr. 65% 65%
20 jr.75% 75%
21 jr. 85% 85%
21,5 jr. 85%85%
22 jr. 95% 95%
22,5 jr.100%100%
    • De werknemer die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, zal met ingang van de loonbetaling die volgt op de loonbetalingsperiode waarin hij een jaar ouder wordt in elk geval het loon ontvangen van het bij zijn leeftijd behorende percentage toegepast op de schaalsalarissen behorend bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin hij is ingedeeld.

    • c. Loon van de werknemer met een part-time dienstverband: het weekloon van een werknemer met een dienstverband van minder dan 38 uren per week bedraagt tenminste het (schaal)salaris per week zoals genoemd in 1.a, 1.b, 1.d of 1.f en met ingang van 1 april 1995 zoals genoemd in lid 3 gedeeld door 38 en vermenigvuldigd met het aantal met hem overeengekomen te werken uren per week.

    • Deze werknemer heeft in ieder geval recht op het loon voor minimaal 4 uren per week.

    • d. Leerling: de leerling ontvangt een loon, gebaseerd op functiegroep II met 0 functiejaren.

      • Geen loon is verschuldigd over de dagen waarop de leerling geen arbeid verricht, maar de school bezoekt ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht of in verband met het volgen van beroepsbegeleidend onderwijs in het kader van de opleiding volgens het SVH Leerlingstelsel. Voor een schooldag worden 6 uren gerekend. In dat geval wordt het loon naar evenredigheid verminderd.

      • Tijdens de schoolvakanties moet het loon over de schooldag worden doorbetaald, als de leerling zich tijdig beschikbaar stelt voor arbeid. Dit betekent dat alleen dan voor leerlingen met een dienstverband van 38 uren per week het loon van een 38-urige werkweek moet worden uitbetaald.

      • Vanaf de datum dat de uitsluit van het examen bekend is, heeft de leerling die een volledig examen heeft afgelegd aanspraak op een loon op basis van functiewaardering, vanaf de eerstvolgende datum van loonbetaling."

Artikel 9 lid 2 wordt gelezen als volgt:

  • „2. Functiejaren

    • a. De werkgever is gerechtigd de werknemer bij aanvang van de dienstbetrekking, bijvoorbeeld op grond van elders verworven kundigheden en/of ervaring, een hoger schaalsalaris toe te kennen dan het schaalsalaris bij 0 functiejaren.

    • b. Een werknemer die op 1 januari van enig jaar minstens een vol jaar in dezelfde functie in dienst is van een werkgever, heeft telkens recht op een functiejarenverhoging, totdat het maximum in de functiegroep is bereikt, behoudens van hetgeen in sub d is bepaald.

    • c. De seizoenwerknemer die gedurende een seizoen tenminste 20 weken bij een werkgever in dienst is en die aansluitend in het daarop volgende seizoen bij dezelfde werkgever voor het seizoen (tenminste 20 weken) in dezelfde bedrijfsfunctie in dienst treedt, heeft recht op een functiejarenverhoging, totdat het maximum in de functiegroep is bereikt, behoudens van hetgeen in sub d is bepaald.

    • d. Werknemers hebben in het jaar 1995 geen recht op de in sub b en c van dit lid bedoelde functiejarenverhoging."

Artikel 9 lid 3 wordt gelezen als volgt:

  • „3. Loon van de werknemers in vaste dienst met ingang van 1 april 1995

  • Met ingang van 1 april 1995 geldt voor een werknemer een functiejarenschaal A of B, volgens de volgende systematiek:

  • Functiejarenschaal A:

    • a. de werknemer, die reeds vóór 1 april 1995 in dienst was van een werkgever;

    • b. de werknemer, die reeds vóór 1 april 1995 in dienst was van een werkgever en vóór 1 april 20001 bij een andere werkgever in dienst treedt, met indeling in dezelfde functiegroep of een lagere functiegroep dan bij de vorige werkgever.

  • Functiejarenschaal B:

    • c. de werknemer die op of na 1 april 1995 voor de eerste maal in dienst treedt bij een werkgever.

    • d. de onder a bedoelde werknemer, die op of na 1 april 1995, bij een andere werkgever in dienst treedt, met indeling in een hogere functiegroep dan bij de vorige werkgever.

Functiejarenschaal A:

Per maand:1

functiejarenfunctie-groep Ifunctie-groep IIfunctie-groep IIIfunctie-groep IVfunctie-groep Vfunctie-groep VIfunctie-groep VIIfunctie-groep VIIIfunctie-groep IXfunctie-groep Xfunctie-groep XI
02487,362575,522669,282765,263021,503367,923725,294079,044446,944847,175283,31
12535,922627,022722,672820,603081,943435,303799,804160,604535,884944,135389,08
22586,472679,572777,132877,013141,393504,003875,774243,814626,605043,015496,86
32638,212733,172832,662934,663206,453574,093953,304328,714719,145143,885606,80
4  2889,332993,233270,583645,584032,374415,294813,525246,755718,95
5   3053,103335,993718,484113,024503,564909,795351,685833,31
6      4195,264593,635007,985458,715949,98
7        5108,145567,896068,98

Functiejarenschaal A:

Per week:1

functiejarenfunctie-groep Ifunctie-groep IIfunctie-groep IIIfunctie-groep IVfunctie-groep Vfunctie-groep VIfunctie-groep VIIfunctie-groep VIIIfunctie-groep IXfunctie-groep Xfunctie-groep XI
0574,02594,34615,99638,14697,27777,23859,70941,311026,211118,601219,25
1585,21606,25628,30650,91711,20792,76876,88960,141046,771140,951243,64
2596,89618,37640,87663,93724,94808,62894,41979,341067,691163,771268,52
3608,81630,73653,69677,21739,95824,79912,29998,931089,021187,041293,88
4  666,77690,74754,74841,28930,551018,901110,801210,801319,76
5   704,57769,84858,11 949,171039,301133,031235,021346,15
6      968,141060,091155,701259,711373,07
7        1178,801284,901400,54

Functiejarenschaal B:

Per maand:1

functiejarenfunctie-groep Ifunctie-groep IIfunctie-groep IIIfunctie-groep IVfunctie-groep Vfunctie-groep VIfunctie-groep VIIfunctie-groep VIIIfunctie-groep IXfunctie-groep Xfunctie-groep XI
02437,612524,012615,892709,952961,073300,563650,783997,464358,004750,235177,74
12487,362575,522669,282765,263021,503367,923725,294079,044446,944847,175283,41
22535,922627,022722,672820,603081,943435,303799,804160,604535,884944,135389,08
32586,472679,572777,132877,013141,393504,003875,774243,814626,605043,015496,86
4  2832,662934,553206,453574,093953,304328,714719,145143,885606,80
5   2993,233270,583645,584032,374415,294813,525246,755718,95
6      4113,024503,564909,795351,685833,31
7        5007,985458,715949,98

Functiejarenschaal B:

Per week:1

functiejarenfunctie-groep Ifunctie-groep IIfunctie-groep IIIfunctie-groep IVfunctie-groep Vfunctie-groep VIfunctie-groep VIIfunctie-groep VIIIfunctie-groep IXfunctie-groep Xfunctie-groep XI
0562,54582,45603,67625,38683,32761,69842,51922,481005,691096,231194,86
1574,02594,34615,99638,14697,27777,23859,70941,311026,211118,601219,25
2585,21606,25628,30650,91711,20792,76876,88960,141046,771140,951243,64
3596,89618,37640,87663,93724,94808,62894,41979,341067,691163,771268,52
4  653,69677,21739,95824,79912,29998,931089,021187,041293,88
5   690,74754,74841,28930,551018,901110,801210,801319,76
6      949,171039,301133,031235,021346,14
7        1155,701259,711373,01"

Artikel 9 lid 6 wordt gelezen als volgt:

  • „6. Prijscompensatie

    • a. Per 1 januari 1995 worden alle schaalsalarissen en alle feitelijk betaalde lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de afgeleide consumentenindex voor werknemersgezinnen met een lager gezinsinkomen voor de maand oktober 1994 is gestegen ten opzichte van dat voor de maand april 1994. Dit met inachtneming van hetgeen hier in d is bepaald.

    • b. Per 1 juli 1995 worden alle schaalsalarissen en alle feitelijk betaalde lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de afgeleide consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een lager gezinsinkomen voor de maand april 1995 is gestegen ten opzichte van dat voor de maand oktober 1994. Dit met inachtneming van hetgeen hier in d is bepaald.

    • c. Per 1 januari 1996 worden alle schaalsalarissen en alle feitelijk betaalde lonen verhoogd met eenzelfde percentage als de afgeleide consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een lager gezinsinkomen voor de maand oktober 1995 is gestegen ten opzichte van dat voor de maand april 1995. Dit met inachtneming van hetgeen hier in d is bepaald.

    • d. De op grond van a, b en c te berekenen percentages worden pas in de lonen verwerkt als het niveau van het prijsindexcijfer van april 1994 (109,6) wordt overschreden. Dit systeem wordt in die zin toegepast dat indien er op grond van de vorige volzin prijscompensatie wordt betaald, een prijscompensatie wordt toegekend ter hoogte van het positieve procentuele verschil met het daarvoor bereikte hoogste peil van het prijsindexcijfer.

    • e. De prijscompensatie is niet van toepassing op de wettelijke minimumlonen."

Artikel 15 lid 11 wordt gelezen als volgt:

  • „11. Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI)

    • a. Er is een Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf, hierna te noemen de FBI, gevestigd te Zoetermeer.

    • b. De statuten van de FBI worden geacht deel uit te maken van deze CAO (zie bijlage XX).

    • c. De FBI stelt zich ten doel een geïntegreerd arbeidsmarktbeleid te voeren. Daarnaast tracht de FBI het scholingsbeleid ten behoeve van de bedrijfstak te bevorderen. In dit verband worden de volgende doelstellingen onderscheiden:

      • het bevorderen van instroom van geschoolde en ongeschoolde werknemers in de horecabedrijfstak;

      • het bevorderen van de scholingsgraad in de horecabedrijfstak;

      • het tegengaan van de uitstroom van werknemers uit de horecabedrijfstak;

      • het bevorderen van de toegankelijkheid van de horeca-arbeidsmarkt en scholingsinfrastructuur voor de doelgroepen, zoals hieronder in h genoemd.

    • d. De werkgever is per kalenderjaar aan de FBI een bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage wordt verdeeld in drie deelheffingen, als bedoeld in sub e, f en g.

    • e. Een deel van de heffing als bedoeld onder sub d zal aangewend worden ten behoeve van de financiering van de volgende activiteiten:

      • voorlichtings- en wervingscampagnes die worden gehouden ten behoeve van de doelgroepen die hieronder in h worden genoemd;

      • promotieactiviteiten;

      • scholings, opleidings- en arbeidsinpassingsprojecten indien daarvoor geen andere subsidiemogelijkheden bestaan;

      • kwalitatief en kwantitatief arbeidsmarktonderzoek;

      • andere kwaliteitsbevorderende maatregelen die in het belang zijn van de doelstelling van de FBI;

      • de werkzaamheden van de FBI;

    • f. Een deel van de heffing als bedoeld onder sub d zal aangewend worden ten behoeve van de financiering van:

      • de financiële bijdragen aan opleidingsplaatsen biedende horecabedrijven;

      • voorlichtings- en wervingscampagnes die worden gehouden ten behoeve van de doelgroepen die hieronder in h worden genoemd;

      • promotieactiviteiten;

      • andere kwaliteitsbevorderende maatregelen die in het belang zijn van de doelstelling van de FBI;

      • de werkzaamheden van de FBI;

    • g. Een deel van de heffing als bedoeld onder sub d zal aangewend worden ten behoeve van de financiering van:

      • de realisatie van kinderopvang, zoals in artikel 15 lid 4 van de CAO;

      • de werkzaamheden van de FBI.

    • h. Onder de doelgroepen van de FBI worden verstaan:

      • a. leerlingen;

      • b. langdurig werklozen;

      • c. allochtonen;

      • d. (her)intreders;

      • e. gedeeltelijk arbeidsongeschikten;

      • f. jongeren met een afgebroken vakopleiding;

      • g. overige werkenden.

    • i. De heffingsgrondslag voor de in sub d genoemde premie is de loonsom waarover de werkgever ten aanzien van alle werknemers in de onderhavige bedrijfstak met uitzondering van hen, die werkzaam zijn in functies welke buiten de werkingssfeer van de CAO vallen, premie ingevolge de Werkloosheidswet verschuldigd is over een door de SFH nader te bepalen kalenderjaar met een maximum van 1,5 maal het maximumpremieloon in de zin van de Werkloosheidswet. Tot het heffingsloon wordt mede gerekend het loon van de niet (meer) voor de wettelijke werknemersverzekering verplicht verzekerde werknemer, op wie de CAO van toepassing is, welk loon mede in aanmerking zou zijn genomen als bedoelde verplichte verzekering voor hem zou gelden.

    • De werkgever dient de in de vorige volzin bedoelde loongegevens te vermelden op de individuele jaaropgave.

    • j. De werkgever en de werknemer zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de FBI noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling. Indien de werkgever of werknemer, ook na aanmaning, niet aan deze verplichting voldoet, dan is de FBI bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

    • k. Iedere werknemer is, als zijn aandeel in de in d bedoelde bijdrage 0,00% van zijn voor premieberekening ingevolge de Werkloosheidswet in aanmerking komende loon verschuldigd aan zijn werkgever. Tot het loon in dit lid wordt medegerekend het loon van de niet (meer) voor de wettelijke werknemersverzekering verplicht verzekerde werknemer, op wie de CAO van toepassing is, welk loon mede in aanmerking zou zijn genomen als bedoelde verplichte verzekering voor hem zou gelden. De werkgever is verplicht dit aandeel van de werknemer te vorderen door inhouding iedere week of iedere maand op diens loon. Is de werkgever geen of onvoldoende loon aan de werknemer verschuldigd, dan is de werknemer verplicht zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever te betalen.

    • l. De bijdrage hierboven in d genoemd, wordt geïnd door de SFH."

Artikel 15 lid 13 sub g wordt gelezen als volgt:

  • „g. De werkgever is voorts per kalenderjaar aan de SFH ten behoeve van de financiering van de Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI) een bijdrage verschuldigd welke jaarlijks wordt vastgesteld.

Artikel 15 lid 14 komt te vervallen en de leden 15 tot en met 19 worden vernummerd tot 14 tot en met 18.

Bijlage I wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE I

ARBEIDSOVEREENKOMST (geldend vanaf 1 april 1995)

(vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf op 19 oktober 1994)

De ondergetekenden

  • Bedrijf:

  • Adres:

  • Postcode:

  • Woonplaats:

hier vertegenwoordigd door:

hierna te noemen de werkgever

en

  • Naam:

  • Adres:

  • Woonplaats:

  • Geboren op: te:

  • Sofinummer:

en &blokje; gehuwd &blokje; gehuwd geweest &blokje; ongehuwd1

hierna te noemen de werknemer

verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.

Artikel 1

De werknemer treedt met ingang van

&blokje; in vaste dienst

&blokje; losse dienst1.

Artikel 2

Indien de werknemer voor minder dan 38 uren per week in dienst treedt bedraagt het aantal uren waarvoor hij in dienst treedt

&blokje; per week

&blokje; per maand1.

Artikel 3

De werknemer wordt aangenomen in de bedrijfsfunctie van

Artikel 4

De werknemer is &blokje; wel &blokje; niet1 als seizoenwerknemer aangenomen op grond van de verklaring seizoenbedrijf die dd.

aan het bedrijf werd verstrekt.

Artikel 5

De werknemer is aangenomen voor1

&blokje; onbepaalde tijd

&blokje; de tijd van tot 1

en

&blokje; met een proeftijd van &blokje ... dagen &blokje; ... weken &blokje; ... maanden2

&blokje; zonder proeftijd

In afwijking van het bepaalde in artikel 1639f lid 3 van het Burgerlijk Wetboek is geen opzegging nodig voor de beëindiging van een voor de eerste maal verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Indien de werkgever of de werknemer dit verlengde dienstverband voor bepaalde tijd niet wenst voort te zetten, moet hij de wederpartij hiervan tijdig schriftelijk in kennis stellen. Onder tijdig wordt verstaan een termijn van 1 week bij een arbeidsovereenkomst van korter dan 6 maanden en een termijn van 1 maand bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer.

Indien een partij deze verplichting niet nakomt, heeft de wederpartij aanspraak op schadevergoeding.

Artikel 6

De werkgever dient na overleg met de werknemers een dienstrooster vast te stellen. Dit dienstrooster dient voor de werknemers met een volledig dienstverband uiterlijk 14 dagen van te voren bekend te zijn. Tussentijdse wijziging van het dienstrooster dient te geschieden na overleg met de werknemers.

Artikel 7

De werknemer wordt ingedeeld in functiegroep met ...... functiejaren

Hij geniet een brutoloon van f

per &blokje; uur &blokje; dag &blokje; week &blokje; maand &blokje; 4 weken1

&blokje; inclusief &blokje; exclusief1 zondagtoeslag

&blokje; inclusief &blokje; exclusief1 nachttoeslag

&blokje; inclusief &blokje; exclusief1 consignatietoeslag.

De uitbetaling van het loon zal geschieden op onder verstrekking van een loonstrook.

Artikel 8

De werkgever mag de werknemer per dag maximaal 1 gebroken dienst opdragen. De werkgever mag de werknemer per week tot maximaal 2 gebroken diensten verplichten, tenzij het bedrijf alleen tijdens lunch en diner geopend is. De werknemer van 53 jaar en ouder kan niet verplicht worden tot het verrichten van gebroken diensten.

Artikel 9

Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op verlangen van de werknemer zal verstrekken1:

  • &blokje; ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f per

    &blokje; broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; warme maaltijd2 tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f per

Artikel 10

De werknemer verbindt zich naar beste kunnen alle tot de in artikel 3 genoemde bedrijfsfunctie behorende werkzaamheden te zullen verrichten, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te zullen behartigen, zich te zullen houden aan alle door zijn meerderen te geven voorschriften alsmede die, welke vervat zijn in het door de werkgever bij deze overeenkomst uitgereikte reglement (hetwelk vastgesteld dient te zijn in overeenstemming met artikel 1637j e.v. B.W.), welk reglement de werknemer verklaart te kennen en er zich mee te verenigen.

Artikel 11

De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever, die hem uit hoofde van zijn bedrijfsfunctie bekend zijn, stipte geheimhouding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.

Nadere bepalingen:

Opgemaakt in tweevoud en getekend te

Datum 19......

De werkgever1

De werknemer2

Bijlage II wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE II

ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR LEERLINGEN (geldend vanaf 1 april 1995)

ingeschreven bij het SVH Leerlingstelsel dat ressorteert onder de Stichting Landelijk Orgaan Horecaberoepsonderwijs (vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf op 19 oktober 1994)

De ondergetekenden:

  • Leerbedrijf:

  • Adres:

  • Postcode:

  • Woonplaats:

hier vertegenwoordigd door:

hierna te noemen de werkgever

en

  • Leerling:

  • Adres:

  • Postcode:

  • Woonplaats:

  • Geboren op: te:

  • Sofinummer:

en &blokje; gehuwd &blokje; gehuwd geweest &blokje; ongehuwd1

hierna te noemen de werknemer

verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.

Artikel 1

De werknemer wordt aangenomen als1

&blokje; leerling-restaurantkok in het ... leerjaar

&blokje; leerling-gastheer/gastvrouw in het ... leerjaar

&blokje; leerling-fast-food specialist in het ... leerjaar

&blokje; leerling-receptionist in het ... leerjaar

&blokje; leerling uitvoerend horeca ondernemer in het ... leerjaar

voor het tijdvak dat begint op en eindigt op 31 augustus 19..

&blokje; met &blokje; zonder1 proeftijd van twee maanden.

In afwijking van het bovenstaande eindigt de arbeidsovereenkomst eerder indien de leerovereenkomst wordt beëindigd op grond van artikel 2.22 lid 5 van de Wet op het Cursorisch Beroepsonderwijs.

Artikel 2

De werknemer treedt in vaste dienst voor ... uur per week (dit is inclusief de 6 schooluren, waarover de werkgever geen salaris hoeft te betalen1).

Artikel 3

De werknemer geniet tijdens de schoolweken een brutoloon van f

per &blokje; week &blokje; maand &blokje; 4 weken2.

Dit brutoloon is &blokje; inclusief &blokje; exclusief2 zondagtoeslag.

De uitbetaling van het loon zal plaatsvinden op

onder verstrekking van een loonopgave (loonstrook).

Artikel 4

De werkgever mag per werkdag slechts één gebroken dienst aan de werknemer opdragen. De werkgever mag de werknemer per werkweek tot niet meer dan twee gebroken diensten verplichten, tenzij het bedrijf alleen tijdens lunch en diner geopend is.

Artikel 5

De werkgever dient na overleg met de werknemers een dienstrooster vast te stellen. Dit dienstrooster dient voor de werknemers met een volledig dienstverband uiterlijk 14 dagen van te voren bekend te zijn. Tussentijdse wijziging van het dienstrooster dient te geschieden na overleg met de werknemers.

Artikel 6

Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op verlangen van de werknemer zal verstrekken2:

  • &blokje; ontbijt: tegen een vergoeding door de werknemer van f per

    &blokje; broodmaaltijd: tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; warme maaltijd: tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; volle kost: tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; inwoning: tegen een vergoeding door de werknemer van f per

Leerling-koks hebben recht op een gratis warme maaltijd op de dagen dat zij werkzaam zijn in het bedrijf.

Artikel 7

De werknemer verbindt zich naar beste kunnen alle tot de in artikel 1 genoemde functie behorende werkzaamheden te zullen verrichten, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te zullen behartigen, zich te zullen houden aan alle door zijn meerderen te geven voorschriften alsmede die, welke vervat zijn in het door de werkgever bij deze overeenkomst uitgereikte reglement (hetwelk vastgesteld dient te zijn in overeenstemming met artikel 1637j e.v. B.W.), welk reglement de werknemer verklaart te kennen en er zich mede te verenigen.

Artikel 8

De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever, die hem uit hoofde van zijn functie bekend zijn, stipte geheimhouding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.

Artikel 10

De werkgever verplicht zich de leerling op te leiden in de praktijk van het in de leerovereenkomst vermelde beroep volgens het praktijkprogramma dat is vastgesteld in het takenboek van de leerling, uitgereikt door het SVH Leerlingstelsel.

Nadere bepalingen:

Opgemaakt in drievoud en getekend te

Datum 19....

De werkgever1

De werknemer2

Bijlage III wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE III

ARBEIDSOVEREENKOMST (geldend vanaf 1 april 1995)

VOOR DEELNEMERS AAN DE REGIONALE PERSONEELSVOORZIENINGSPROJECTEN

van de Regionale Horeca Commissies, die in dienst zijn bij een bedrijf gedurende de opleiding (vastgesteld door de Landelijke Bedrijfscommissie voor het Horecabedrijf op 19 oktober 1994)

De ondergetekenden:

  • Bedrijf:

  • Adres:

  • Postcode:

  • Woonplaats:

hier vertegenwoordigd door:

hierna te noemen de werkgever

en

  • Deelnemer:

  • Adres:

  • Postcode:

  • Woonplaats:

  • Geboren op: te:

  • Sofienummer:

en &blokje; gehuwd &blokje; gehuwd geweest &blokje; ongehuwd1

hierna te noemen de werknemer

verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan.

Artikel 1

De werknemer volgt de opleiding tot

De werkgever stelt de werknemer in staat gedurende de opleiding in het bedrijf die vaardigheden aan te leren, zoals die op school worden onderwezen en passen bij de formule van het bedrijf.

Artikel 2

De werknemer treedt in dienst voor de duur van het feitelijk volgen van de opleiding &blokje; met &blokje; zonder1 proeftijd van twee maanden.

De arbeidsovereenkomst eindigt op de dag waarop de uitslag van het examen bekend wordt.

Artikel 3

De werknemer treedt in dienst voor ... uren &blokje; per week &blokje; per maand1.

Artikel 4

De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid de school te bezoeken voor het volgen van de opleiding die in deze overeenkomst wordt genoemd, zonder doorbetaling van loon.

Artikel 5

De werknemer geniet een brutoloon van f per &blokje; week

&blokje; maand &blokje; vier weken1 exclusief zondagtoeslag.

Indien het loon inclusief zondagtoeslag wordt uitbetaald, geniet de werknemer een brutoloon van f per &blokje; week &blokje; maand &blokje; 4 weken1.

De uitbetaling van het loon zal plaatsvinden op

onder verstrekking van een loonstrook.

Artikel 6

De werkgever mag de werknemer per dag maximaal 1 gebroken dienst opdragen. De werkgever mag de werknemer per week tot maximaal 2 gebroken diensten verplichten, tenzij het bedrijf alleen tijdens lunch en diner geopend is.

Artikel 7

De werkgever dient na overleg met de werknemers een dienstrooster vast te stellen. Dit dienstrooster dient voor de werknemers met een volledig dienstverband uiterlijk 14 dagen van te voren bekend te zijn. Tussentijdse wijziging van het dienstrooster dient te geschieden na overleg met de werknemers.

Artikel 8

Werkgever en werknemer komen overeen dat de werkgever op verlangen van de werknemer zal verstrekken:

  • &blokje; ontbijt tegen een vergoeding door de werknemer van f per

    &blokje; broodmaaltijd tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; warme maaltijd1 tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; volle kost tegen een vergoeding door de werknemer van f per

&blokje; inwoning tegen een vergoeding door de werknemer van f per

Artikel 9

De werknemer verbindt zich naar beste kunnen alle binnen het kader van de in artikel 1 genoemde opleiding voorkomende werkzaamheden te zullen verrichten, de belangen van de werkgever zoveel mogelijk te zullen behartigen, zich te zullen houden aan alle door zijn meerderen te geven voorschriften alsmede die, welke vervat zijn in het door de werkgever bij deze overeenkomst uitgereikte reglement (hetwelk vastgesteld dient te zijn in overeenstemming met artikel 1637j e.v. B.W.), welk reglement de werknemer verklaart te kennen en er zich mede te verenigen.

Artikel 10

De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever, die hem uit hoofde van zijn functie bekend zijn, stipte geheimhouding te bewaren en is verplicht de grootst mogelijke zindelijkheid in acht te nemen op zijn persoon en kleding alsmede in de bedrijfsruimten, waarin hij vertoeft of werkzaam is.

Nadere bepalingen:

Opgemaakt in tweevoud en getekend te

Datum 19..

De werkgever1

De werknemer

BIJLAGE XVI

REGLEMENT STICHTING VOORLICHTING EN GESCHILLENBEHANDELING LEERLINGEN IN HET HORECABEDRIJF (SVGL)

Artikel 3 lid 5 wordt gelezen als volgt:

  • „5. Indien de klager dit wenst, wordt een geschil altijd in behandeling genomen, mits binnen zes weken na melding van de klacht om behandeling wordt gevraagd."

Van artikel 5 komt lid 4 te vervallen en wordt lid 5 vernummerd tot lid 4 en wordt gelezen als volgt:

  • „4. Indien de met de secretaris gemaakte afspraken niet worden nagekomen, krijgen partijen een schriftelijke herinnering, waarin de termijn van de afwikkeling met 2 weken wordt verlengd. Is de kwestie op die genoemde datum nog niet opgelost, dan wordt deze voorgelegd aan het bestuur."

Van artikel 6 komt lid 6 te vervallen en worden de leden 7 en 8 vernummerd tot leden 6 en 7 en worden gelezen als volgt:

  • „6. Indien de met de secretaris gemaakte afspraken niet worden nagekomen, krijgen partijen een schriftelijke herinnering, waarin de termijn van de afwikkeling met 2 weken wordt verlengd. Is de kwestie op die genoemde datum nog niet opgelost, dan wordt deze voorgelegd aan het bestuur.

  • 7. Indien geen oplossing wordt bereikt, worden het verslag en het dossier met een eventuele reactie van partij(en) geretourneerd aan de secretaris. De bevoegdheid van de RCAL is daarmee voor dit geschil beëindigd. De secretaris stuurt een schriftelijke bevestiging naar partijen in het geschil, waarin wordt medegedeeld dat de kwestie wordt voorgelegd aan het bestuur.

  • Het bepaalde in dit lid vindt ook toepassing, indien niet wordt voldaan aan de in artikel 8 van dit reglement voorgeschreven verplichting tot informatieverstrekking."

Artikel 9 lid 1 wordt gelezen als volgt:

  • „1. Behandeling van een geschil, voorgelegd onder artikel 3 lid 1 vallande personen, vindt slechts plaats indien het tijdig is voorgelegd.

  • Een geschil wordt geacht tijdig te zijn voorgelegd, indien het binnen de contractperiode van de leer-/arbeidsovereenkomst waarop het betrekking heeft, is voorgelegd."

Artikel 12 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 12

  • 1. Dit reglement is in werking getreden met ingang van 6 april 1989 en laatstelijk gewijzigd op 1 september 1994."

BIJLAGE XVII

REGLEMENT STICHTING AANVULLINGSFONDS ARIE VAN EGMOND

Artikel 8 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 8 Hoogte van de aanvulling

  • 1. De hoogte van de aanvulling wordt vastgesteld op het verschil tussen:

    • a. de netto-uitkering op grond van hoofdstuk II WW zonder vakantietoeslag en

    • b. het netto-loon zonder vakantietoeslag uit de dienstbetrekking onmiddellijk voorafgaand aan de onder a genoemde uitkering.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder netto-uitkering, zoals genoemd in het eerste lid, verstaan de netto-uitkering, berekend door AEF.

  • 3. Voor de toepassing van de regeling wordt onder netto-loon, zoals genoemd in het eerste lid, verstaan het netto-loon, berekend door AEF.

  • 4. De aanvulling zoals genoemd in het eerste lid zal, rekening houdend met loonheffing en overhevelingstoeslag, worden gebruteerd, hetgeen voor rekening van de AEF komt.

  • 5. Bij de berekening als bedoeld in het eerste lid blijft buiten beschouwing het loon dat boven het maximum premie-dagloon WW uitgaat."

Artikel 15 wordt gelezen als volgt:

„Artikel 15

  • 1. Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 1991 en laatstelijk gewijzigd op 8 juni 1994."

Bijlage XX wordt gelezen als volgt:

„BIJLAGE XX

STATUTEN VAN DE STICHTING FONDS BEVORDERING INTREDING IN HET HORECABEDRIJF (FBI)

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf (FBI), hierna te noemen de stichting.

  • 2. Zij heeft haar zetel te Zoetermeer.

Artikel 2 Doel

  • 1. De stichting stelt zich het voeren van een geïntegreerd arbeidsmarktbeleid en bevordering van het scholingsbeleid ten behoeve van de bedrijfstak horeca ten doel en is hiervoor verantwoordelijk. In dit verband worden de volgende doelstellingen onderscheiden:

    • a. het bevorderen van de instroom van geschoolden en ongeschoolden werknemers in de horecabedrijfstak;

    • b. het bevorderen van de scholingsraad van de horecabedrijfstak;

    • c. het tegen gaan van de uitstroom van werknemers uit de horecabedrijfstak;

    • d. het bevorderen dat de horeca-arbeidsmarkt en -scholingsinfrastructuur toegankelijk zijn voor de doelgroepen, zoals genoemd in lid 3.

  • 2. De stichting tracht haar doel te bereiken door:

    • a. financiering van voorlichtings- en wervingscampagnes ten behoeve van de doelgroepen;

    • b. financiering van promotie-activiteiten;

    • c. verstrekking van financiële bijdragen aan opleidingsplaatsen biedende horecabedrijven;

    • d. financiering van scholings-, opleidings-, en arbeidsinpassingsprojecten, indien daarvoor geen andere subsidiemogelijkheden openstaan;

    • e. financiering van kwalitatief en kwantitatief arbeidsmarktonderzoek;

    • f. financiering van de realisatie van kinderopvang;

    • g. financiering van andere kwaliteitsbevorderende maatregelen ten behoeve van het in lid 1 genoemde doel.

  • 3. Onder de doelgroepen van de stichting worden verstaan:

    • a. leerlingen;

    • b. langdurig werklozen;

    • c. allochtonen;

    • d. (her)intreders;

    • e. gedeeltelijk arbeidsongeschikten;

    • f. jongeren met een afgebroken vakopleiding;

    • g. overige werkenden.

Artikel 3 Duur

  • 1. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

    • a. de van de Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf, gevestigd te Zoetermeer, op grond van artikel 15 lid 13 onder f en g van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- en aanverwante bedrijf (CAO) ontvangen bijdragen;

    • b. bijdragen en subsidies van de overheid en publiekrechtelijke lichamen;

    • c. giften en schenkingen; en

    • d. andere onvoorziene baten en inkomsten.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit zes bestuursleden.

  • 2. Van de in de stichting samenwerkende organisaties benoemen het/de:

    • a. Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf „Horeca Nederland", gevestigd te Woerden, drie bestuursleden;

    • b. Horecabond FNV, gevestigd te Almere, twee bestuursleden;

    • c. Industrie- en Voedingsbond CNV, gevestigd te Nieuwegein, één bestuurslid.

  • 3. Een in de stichting samenwerkende organisatie benoemt voor haar organisatie een plaatsvervangend bestuurslid, welke laatste bij ontstentenis van een door deze organisatie benoemd bestuurslid als diens plaatsvervanger optreedt.

  • 4. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, met dien verstande dat indien de voorzitter voortkomt uit de organisatie, vermeld in lid 2 onder a, de plaatsvervangend voorzitter dient voort te komen uit organisaties, vermeld in lid 2 onder b of c en indien de voorzitter voortkomt uit de organisaties, vermeld in lid 2 onder b of c, de plaatsvervangend voorzitter dient voort te komen uit de organisatie vermeld in lid 2 onder a.

  • 5. Overige bestuurstaken worden in onderling overleg verdeeld onder de bestuursleden.

  • 6. De functie van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden voor de tijd van één jaar vervuld. Indien de voorzitter het ene jaar voortkomt uit de organisatie genoemd in lid 2 onder a, dient de voorzitter het andere jaar voort te komen uit een van de organisaties genoemd in lid 2 onder b of c, hetzelfde geldt voor de plaatsvervangend voorzitter.

  • 7. Indien het bestuur uit minder dan het vastgestelde aantal leden bestaat, behoudt het niettemin zijn bevoegdheden, onverminderd de verplichting van het bestuur om in de vacature te doen voorzien.

  • 8. De functie van secretaris/penningmeester wordt vervuld door de directeur van de Stichting Beheer Horeca-secretariaten (SBH). De secretaris/penningmeester is geen lid van het bestuur. Bij ontstentenis of belet van de secretaris wijst de secretaris voor het vervullen van het secretariaat een ander personeelslid van de SBH aan.

  • 9. De benoeming van een bestuurslid geschiedt voor de tijd van drie jaar.

  • Voor benoeming als bestuurslid komen uitsluitend personen in aanmerking, die binnen de benoemende organisatie(s) een actieve rol spelen.

  • 10. Elk jaar treedt tenminste één bestuurslid af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Hij, die benoemd wordt ter voorziening in een tussentijds ontstane vacature, neemt op het rooster van aftreding de plaats van zijn voorganger in.

  • 11. Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap eindigt:

    • a. door periodiek aftreden;

    • b. door schriftelijk bedanken;

    • c. door beëindiging door de organisatie, als bedoeld in de aanhef van het tweede lid van dit artikel, door wie het betrokken (plaatsvervangend) bestuurslid is benoemd;

    • d. bij beëindiging van de samenwerking in de stichting door een organisatie, als bedoeld in artikel 5, indien het betrokken (plaatsvervangend) bestuurslid als afkomstig van die organisatie op de voet van dit artikel is benoemd;

    • e. bij het afsluiten van een CAO, indien het betrokken (plaatsvervangend) bestuurslid op de voet van dit artikel is benoemd als afkomstig van een organisatie die bij die CAO geen partij is;

    • f. door ontslag na schorsing door het bestuur, indien een meerderheid van tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen van het bestuur dringende redenen aanwezig acht. De redenen van de schorsing dienen aan de benoemende organisatie onverwijld te worden meegedeeld waarna de benoemende organisatie binnen twee maanden tot het ontslag van dit (plaatsvervangend) bestuurslid, als (plaatsvervangend) bestuurslid kan overgaan;

    • g. door overlijden, onder curatelestelling of faillissement van het (plaatsvervangend) bestuurslid.

Artikel 6 Bestuursbevoegdheid en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, gene uitgezonderd. De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheidsbeperkingen op dit punt gelden derhalve niet.

  • 2. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur. Vertegenwoordigingsbevoegdheid komt tevens toe aan de voorzitter tezamen met de secretaris/penningmeester of door de plaatsvervangend voorzitter tezamen met de secretaris/penningmeester.

  • 3. Bij bestuursbesluiten kunnen bepaalde bevoegdheden van het bestuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voorzitter en/of de plaatsvervangend voorzitter, hetzij aan de secretaris/penningmeester.

Artikel 7 Dagelijks bestuur

  • 1. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter vormen tezamen het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de behartiging van de lopende zaken en alle aangelegenheden welke hem door het bestuur zijn opgedragen; het is terzake verantwoording schuldig aan het bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur en de beleidscoördinator arbeidsmarkt- en scholingsbeleid waarvan in artikel 8 sprake is, kunnen rechtstreeks communiceren ten behoeve van de behartiging en afdoening van lopende zaken.

Artikel 8 Waarnemers en deskundigen

  • 1. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen minister en het bestuur van de stichting een waarnemer in het bestuur toegelaten.

  • 2. Het bestuur kan nog andere waarnemers toelaten.

  • 3. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en tot het voeren van het woord daarin; zij ontvangen alle voor de bestuursleden bestemde stukken.

  • 4. Het bestuur kan deskundigen aan zich toevoegen.

  • 5. Als deskundige wordt aan het bestuur toegevoegd de directeur van de Stichting Beheer Horecasecretariaten (SBH), tenzij deze reeds de functie van secretaris/penningmeester vervult, ter afstemming en bewaking van het beleid van de stichting met andere instituten waarvoor de SBH het secretariaat voert.

  • 6. Als deskundige wordt aan het bestuur toegevoegd de Algemeen Directeur van het Onderwijscentrum Horeca, namens het bestuur van de Stichting Nationaal Onderwijscentrum voor de bedrijfstak Horeca, ter afstemming en bewaking van het beleid van het bestuur van de stichting en het beleid van het bestuur van het Onderwijscentrum Horeca.

  • 7. Als deskundige wordt tevens aan het bestuur toegevoegd de beleidscoördinator arbeidsmarkt- en scholingsbeleid van het Onderwijscentrum Horeca ter afstemming tussen het Onderwijscentrum Horeca en het secretariaat van de stichting.

  • 8. De deskundigen zijn geen lid van het bestuur en hebben in bestuursvergaderingen een adviserende stem.

  • Lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste één maal per jaar of zo vaak de voorzitter of alle bestuursleden, benoemd door de werkgeversorganisatie als vermeld in artikel 5, lid 2 onder a of alle bestuursleden, benoemd door de werknemersorganisaties als vermeld in artikel 5, lid 2 onder b en c, dit noodzakelijk achten danwel wanneer het daartoe volgens de wet of statuten verplicht is.

  • 2. Indien alle bestuursleden, benoemd door de werkgeversorganisatie als vermeld in artikel 5, lid 2 onder a of alle bestuursleden, benoemd door de werknemersorganisaties als vermeld in artikel 5, lid 2 onder b en c een vergadering wenselijk oordelen, dient een daartoe strekkend verzoek schriftelijk aan de voorzitter te worden gedaan onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 3. De secretaris stelt in overleg met de voorzitter de tijd en de plaats van de vergadering vast en doet daarvan mededeling aan de andere bestuursleden.

  • 4. Behoudens in spoedeisende gevallen en voor zover deze statuten niet anders bepalen, wordt een vergadering schriftelijk bijeengeroepen op termijn van tenminste zeven dagen.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1. Voor zover deze statuten niet anders bepalen, besluit het bestuur bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het totaal aantal fungerende bestuursleden aanwezig is. Indien een besluit niet genomen kan worden omdat het voorgeschreven aantal bestuursleden niet aanwezig is, kan in een volgende vergadering te houden binnen drie weken na die eerste vergadering het betreffende besluit worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden.

  • 2. In vergaderingen heeft ieder bestuurslid afkomstig van de zijde van de werkgeversorganisatie vermeld in artikel 5, lid 2 onder a, zoveel stemmen als er bestuursleden afkomstig van de zijde van de werknemersorganisaties bedoeld in artikel 5, lid 2 onder b en c aanwezig zijn, doch niet minder dan één stem en ieder bestuurslid afkomstig van de zijde van werknemersorganisaties bedoeld in artikel 5, lid 2 onder b en c heeft zoveel stemmen als er bestuursleden afkomstig van de zijde van werkgeversorganisatie bedoeld in artikel 5, lid 2 onder a aanwezig zijn, doch niet minder dan één stem.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd en over zaken mondeling.

  • 4. Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.

  • 6. Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuursleden.

  • 7. In een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn, kunnen rechtsgeldige besluiten worden genomen ook al is niet aan alle formaliteiten voldaan.

Artikel 11 Boekjaar/begroting/beleidsplan

  • 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. Het eerste boekjaar van de stichting wordt gerekend van 1 augustus negentienhonderd vier en negentig tot en met één en dertig december negentienhonderd vijf en negentig.

  • 3. Jaarlijks vóór één november stelt het bestuur de begroting, het beleidsplan en een voorstel voor premieheffing voor het komende boekjaar vast.

Artikel 12 Rekening, verantwoording en jaarstukken

  • 1. Binnen zes maanden na afloop van een boekjaar stelt de secretaris/penningmeester een rekening en verantwoording op over het afgelopen boekjaar bestaande uit een staat van baten en lasten, een balans en een toelichting op deze stukken, welke stukken aan het bestuur ter beoordeling worden voorgelegd.

  • 2. Nadat de rekening en verantwoording door een door het bestuur te benoemen registeraccountant blijkens een door hem uitgebrachte schriftelijke verklaring zijn gecontroleerd, worden de rekening en verantwoording uiterlijk één oktober door het bestuur vastgesteld.

  • 3. Vaststelling van de jaarstukken strekt de secretaris/penningmeester ter decharge van het door hem gevoerde financiële beheer.

  • 4. Jaarlijks brengt de secretaris/penningmeester aan het bestuur verslag uit omtrent de werkzaamheden van de stichting.

  • 5. De in dit artikel bedoelde stukken worden ter inzage voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

De in dit artikel bedoelde stukken worden op aanvraag toegezonden aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 13 Beheer Geldmiddelen

  • 1. Voorzover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de penningmeester. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de penningmeester.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij de algemene handelsbanken.

  • 4. De gelden van de stichting worden door de secretaris/penningmeester beheerd.

  • 5. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 14 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan reglementen vaststellen voor al zodanige personen en betreffende al zodanige onderwerpen als het nodig oordeelt en deze reglementen wijzigen.

  • Reglementen mogen echter geen bepalingen inhouden die in strijd zijn met de wet of deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot het vaststellen of wijzigen van reglementen is het bepaalde in de leden 2 en 3 van artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Reglementen en de daarin aangebrachte wijzigingen treden niet eerder in werking dan nadat een door het bestuur ondertekend volledig exemplaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te 's-Gravenhage.

Artikel 15 Beëindiging samenwerking

  • 1. Een verzoek tot beëindiging van de samenwerking door een in de stichting samenwerkende organisatie, als bedoeld in het tweede lid van artikel 5, dient schriftelijk te geschieden bij het bestuur tegen het einde van het boekjaar met een opzegtermijn van zeven maanden.

  • 2. De betreffende samenwerkende organisatie informeert het bestuur van te voren over de wens de samenwerking te beëindiging.

  • 3. Indien één in de stichting samenwerkende organisatie deze samenwerking op de hiervoor omschreven wijze heeft beëindigd, blijft zij tot de eerste januari volgend op het einde van het boekjaar waartegen is opgezegd, gebonden aan alle besluiten welke vóór het einde van het boekjaar waartegen is opgezegd door het bestuur of het dagelijks bestuur van de stichting werden genomen, tenzij bij die besluiten anders is bepaald.

Artikel 16 Wijziging van de statuten

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten.

  • 2. Besluiten tot wijziging van deze statuten kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een op een termijn van tenminste drie weken schriftelijk op te roepen vergadering waarin tenminste twee/derde van het totaal aantal bestuursleden aanwezig is. Indien het een voorstel tot statutenwijziging betreft dient de volledige tekst van de voorgestelde wijzigingen bij de oproepingsbrief te worden gevoegd.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten behoeft de goedkeuring van tenminste twee/derde van de in de stichting samenwerkende organisaties, als bedoeld in het tweede lid van artikel 5.

  • 4. In de algemene strekking van het doel van de stichting kan geen wijziging worden aangebracht.

  • 5. Een statutenwijziging treedt niet eerder in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt en een door het bestuur ondertekend volledig exemplaar van die stukken, onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te 's-Gravenhage.

  • Tot het doen verlijden van de vereiste akte is ieder bestuurslid bevoegd onder overlegging van een uittreksel uit de notulen van de betreffende vergadering.

Artikel 17 Ontbinding van de stichting

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding van de stichting.

  • 2. Met betrekking tot het nemen van een besluit tot ontbinding van de stichting is het bepaalde in de leden 2 en 3 van het voorgaande artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij ontbinding van de stichting is het bestuur belast met de liquidatie, tenzij daartoe bij het besluit tot ontbinding andere personen zijn aangewezen.

  • 4. Gedurende de liquidatie blijven de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 5. Een eventueel batig saldo zal worden overgedragen aan het bestuur van het Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf of diens wettige opvolger die dit saldo dient aan te wenden voor een doel zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van de stichting.

Artikel 18 Inschrijving in het stichtingenregister

  • 1. Het bestuur is verplicht de stichting te doen inschrijven in het stichtingenregister, gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken, binnen welk gebied de stichting haar zetel heeft en een authentiek afschrift van de akte, danwel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de statuten, ten kantore van het register neer te leggen.

  • 2. Het bestuur draagt zorg dat in bedoeld register steeds worden ingeschreven de naam, de voornamen, de woonplaats en het adres alsmede de geboortedatum van de bestuursleden en andere personen, die de stichting in en buiten rechte kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 19 Slotbepaling

  • 1. In alle gevallen waarin deze statuten of enig reglement niet voorzien, beslist het bestuur.

Bijlage XXIII Statuten Stichting Leerplaatsenfonds vervalt.

III. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder II opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

IV. Indien en voorzover de onder II opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

V. Dit besluit is niet van toepassing op de N.V. Koninklijke Bijenkorf Beheer KBB en haar dochtermaatschappijen voor zover het niet betreft artikel 15 lid 13 (Stichting Sociaal Fonds voor het Horecabedrijf).

VI. Dit besluit is voorts niet van toepassing op de jeugdherbergen, aangesloten bij de Nederlandse Jeugdherbergencentrale (NJHC).

VII Dit besluit tot algemeen verbindendverklaring is tot en met 15 februari 1995 niet van toepassing op de bij de Vereniging Sociaal Comité van Nederlandse Dierentuinen aangesloten dierenparken. Dit besluit blijft ook na 15 februari 1995 buiten toepassing op de bij de Vereniging Sociaal Comité van Nederlandse Dierentuinen aangesloten dierenparken indien vóór 16 februari 1995 een CAO ingevolge het bepaalde in artikel 4 van de Wet op de loonvorming bij de I-SZW is aangemeld en in werking is getreden.

VIII. Dit besluit treedt in werking met ingang 1 januari 1995.

IX. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 22 december 1994

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

W. J. Schmale.


XNoot
1

Noot van CAO-partijen: In deze bedragen dient nog eventueel de prijscompensatie per 1 januari 1995 te worden verwerkt.

XNoot
1

Noot van CAO-partijen: Valt buiten de looptijd van de CAO.

XNoot
1

Noot van CAO-partijen: In deze bedragen dient nog eventueel de prijscompensatie per 1 januari 1995 te worden verwerkt.

XNoot
1

Noot van CAO-partijen: In deze bedragen dient nog eventueel de prijscompensatie per 1 januari 1995 te worden verwerkt.

XNoot
1

Noot van CAO-partijen ; In deze bedragen dient nog eventueel de prijscompensatie per 1 januari 1995 te worden verwerkt.

XNoot
1

Noot van CAO-partijen: In deze bedragen dient nog eventueel de prijscompensatie per 1 januari 1995 te worden verwerkt.

XNoot
1

Aankruisen/invullen wat van toepassing is.

XNoot
1

Aankruisen/invullen wat van toepassing is.

XNoot
2

Aankruisen wat van toepassing is en invullen tot een maxima van twee maanden.

XNoot
1

Aankruisen/invullen wat van toepssing is.

XNoot
2

Werknemers genoemd in artikel 9 lid 7b van de CAO hebben recht op een gratis warme maaltijd.

XNoot
1

De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.

XNoot
2

Een minderjarige is bekwaam een arbeidsovereenkomst aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd. Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door zijn wettelijke vertegenwoordiger mondeling gemachtigd te zijn geweest.

XNoot
1

Aankruisen/invullen wat van toepassing is.

XNoot
1

Slechts tijdens de schoolvakanties moet, indien de leerling zich tijdig beschikbaar stelt voor arbeid, het loon over de schooldag worden doorbetaald. Dit betekent dat alleen dan voor full-time aangenomen leerlingen het loon vastgesteld moet worden aan de hand van een 38-urige werkweek.

XNoot
2

Aankruisen/invullen wat van toepassing is.

XNoot
1

De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.

XNoot
2

Een minderjarige is bekwaam een arbeidsovereenkomst aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.

Indien een daartoe niet bekwaam minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en gedurende vier weken zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door zijn wettelijke vertegenwoordiger mondeling gemachtigd te zijn geweest.

XNoot
1

Aankruisen wat van toepassing is.

XNoot
1

Aankruisen wat van toepassing is.

XNoot
1

Aankruisen wat van toepassing is.

XNoot
1

De werkgever is verplicht een door de werkgever en werknemer ondertekend exemplaar van de Arbeidsovereenkomst te verstrekken aan de werknemer.

Naar boven