Coöperatieve en Particuliere Graanbe- en Verwerkende Bedrijven

Vrijwillig Vervroegde Uittreding 1994/1995

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING VOOR COÖPERATIEVE EN PARTICULIERE GRAANBE- EN VERWERKENDE BEDRIJVEN

8152

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Sociale Commissie Cebeco-Handelsraad namens de Nationale aan- en verkooporganisatie voor land- en tuinbouw b.a. Cebeco-Handelsraad, als gemachtigde voor zijn leden voor zover deze Cebeco-Handelsraad hebben gemachtigd namens hen te tekenen, de C.C. „Landbouwbelang" u.a., de Nederlandse Vereniging van Mengvoederfabrikanten FNM, de Federatie van Nederlandse Verenigingen van Handelaren in Granen, Zaden en Peulvruchten (Federatie G.Z.P.) als partijen te ener zijde en de Industriebond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV, de Dienstenbond CNV en de Unie BLHP, vakbond voor administratief, technisch en commercieel personeel als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Coöperatieve en Particuliere Graanbe- en Verwerkende Bedrijven, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1995 (en voorzover het betreft artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Coöperatieve en Particuliere Graanbe- en Verwerkende Bedrijven met uitzondering van artikel 3 van het reglement tot en met 31 december 1997) de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst vrijwillig vervroegde uittreding voor de coöperatieve en particuliere graanbe- en verwerkende bedrijven alsmede artikel 3 van het reglement van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Coöperatieve en Particuliere Graanbe- en Verwerkende Bedrijven, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. „werknemer": elke werknemer die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 1637a van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met de werkgever, met uitzondering van de niet (langer) voor de verplichte werknemers verzekeringen verzekerde directeuren-grootaandeelhouder, hun echtgeno(o)t(e) en familieleden die evenmin in bovenbedoelde zin verzekerd zijn.

  • 2. „werkgever": iedere natuurlijke of rechtspersoon, die uitsluitend of in hoofdzaak het graanbe- en/of verwerkende bedrijf uitoefent, voorzover de betrokken onderneming valt onder de werkingssfeer van de CAO.

  • 3. „Stichting": Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven, gevestigd te Amsterdam.

  • 4. „reglement": het reglement1 als bedoeld in artikel 12 van de Statuten2 van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven te Amsterdam.

  • 5. „SV-uitkering": een uitkering krachtens de ZW, WAO, WWV, NWW of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering.

  • 6. „Graanbe- en/of verwerkende bedrijven": bedrijfstak waarin uitsluitend of in hoofdzaak wordt uitgeoefend:

    • a. de be- en/of verwerking van granen, landbouwzaden en/of peulvruchten;

    • b. de verwerking van veevoedergrondstoffen t.b.v. landbouwhuisdieren, uitgezonderd die bedrijven die in hoofdzaak kunstmelkvoeders en/of pre mixen fabriceren;

    • c. de op- en overslag van granen, landbouwzaden en/of peulvruchten en/of veevoedergrondstoffen.

  • 7. „Bedrijfstak": de groep van ondernemingen als bedoeld in lid 6 van dit artikel.

  • 8. „Deeltijdvut": de in artikel 5, onderdeel B opgenomen regeling.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. De bepalingen van deze CAO zijn van toepassing op werkgevers en werknemers, die werkzaam zijn in de graanbe- en verwerkende bedrijven.

  • 2. Op verzoek van de werkgever kan van de verplichting tot deelneming aan deze overeenkomst door het bestuur van de Stichting worden vrijgesteld die werkgever in wiens onderneming een voor het gehele personeel vóór of op 1 januari 1991 ingestelde regeling voor vervroegd uittreden geldt onder voorwaarde dat de regeling is gebaseerd op een collectieve arbeidsovereenkomst, overeengekomen met één of meer bij deze CAO betrokken werknemersorganisaties en bovendien vóór 1 januari 1991 aangemeld bij de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden.

  • 3. De werkgever die op grond van het gestelde in het vorige lid vrijstelling heeft verkregen kan nimmer tot de onderhavige regeling worden toegelaten indien te eniger tijde in zijn onderneming ingestelde regeling voor vervroegd uittreden niet wordt gecontinueerd, danwel indien die regeling wordt beëindigd, terwijl de werknemers in dienst bij de werkgever ook dan nimmer enig recht of aanspraak geldend zullen maken jegens de Stichting.

  • 4. Het gestelde in lid 3 geldt ook voor de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde wergever, indien op die rechtsopvolger het gestelde in de artikelen 1639aa en volgende BW van toepassing is, gelijk het gestelde in lid 3 ook geldt voor de werknemers in dienst bij zodanige rechtsopvolger.

  • 5. Het gestelde in de leden 3 en 4 geldt niet, indien de in lid 2 bedoelde dispensatie werd verleend op grond van een voor de werkgever verplicht gestelde bedrijfstakregeling uit hoofde van een andere CAO en die bedrijfstakregeling wordt beëindigd c.q. de verplichting tot deelneming aan die regeling komt te vervallen.

  • 6. Het bestuur kan, indien hem daartoe een met redenen omkleed schriftelijk verzoek wordt gedaan, besluiten dat het gestelde in de leden 3 en 4 niet van toepassing is op een eerder – krachtens het bepaalde in lid 2 – gedispenseerde werkgever, die, onder opheffing van de dispensatie, wenst toe te treden tot de regeling van deze overeenkomst.

  • De toestemming als bedoeld in de vorige volzin, kan evenwel nimmer worden verleend, indien de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen uitsluitend of in hoofdzaak van financiële aard zijn. Aan het besluit tot instemming op een verzoek kan het bestuur nadere (financiële) voorwaarden ten laste van de werkgever verbinden.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens de bepalingen van het reglement1 dat aan deze overeenkomst is gehecht en geacht wordt daarvan deel uit te maken.

De uitvoering is opgedragen aan de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven te Amsterdam, waarvan de statuten aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht woren daarvan deel uit te maken.

De werkgever en de werknemer zijn verplicht de inlichtingen te verschaffen die de Stichting noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de regeling. Indien de werkgever of de werknemers, ook na de aanmaning niet aan deze verplichting voldoen, dan is de Stichting bevoegd bedoelde gegevens naar beste weten vast te stellen.

Artikel 4 Heffing

  • 1. De werkgever is aan de Stichting een bijdrage verschuldigd ter grootte van een jaarlijks door de CAO-partijen vast te stellen percentage van de voor de onderneming geldende som van de premie-plichtige lonen ingevolge de Ziektewet over dat jaar.

  • Voor de periode 1 januari 19931 tot en met 31 december 1995 is de bijdrage over het premieloon ziektewet voor het betreffende kalenderjaar vastgesteld op 8,85% op jaarbasis.

  • Als voorschot elk der kalenderjaren zal in de loop van het betreffende jaar een bijdrage worden geheven van 8,85% van het geschatte premieloon ziektewet.

  • 2. Van de in lid 1 van dit artikel genoemde bijdrage aan de Stichting wordt door de werkgever 1,5% verhaald op het premieplichtig loon voor de Ziektewet van de werknemer.

  • 3. Indien in 1994 of 1995 alsnog een exploitatietekort ontstaat zal dit tekort gelijkelijk door werkgevers en werknemers worden aangevuld.

Artikel 5 Aanspraken

  • A. Volledig vrijwillig vervroegde uittreding

    • 1.

      • a. Aanspraak op een uitkering krachtens de regeling kan maken de werknemer die de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, of bereikt in de maand met ingang waarvan hij gaat deelnemen, onder voorwaarde dat hij gedurende de laatste 10 jaar zoals in het reglement2 aangegeven bij een Graanbe- en Verwerkend Bedrijf werkzaam is geweest en zijn dienstverband beëindigt, en geen gebruik heeft gemaakt van de deeltijdvut-regeling.

      • b. Aanspraak op een uitkering krachtens de regeling kan maken de werknemer die de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt of zal bereiken in de maand met ingang waarvan hij gaat deelnemen èn een 40-jarig of langer dienstverband in de bedrijfstak heeft.

    • 2. Geen aanspraak op een uitkering krachtens deze regeling kan doen gelden c.q. verliest zijn aanspraak:

      • a. hij die op het moment van deelneming een volledige SV-uitkering ontvangt;

      • b. hij die onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt;

      • c. hij die in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de Graanbe- en Verwerkende industrie;

      • d. hij die voor zijn pensioendatum weer in loondienst treedt;

      • e. hij die overigens niet voldoet aan de in het Reglement1 van de Stichting opgenomen voorwaarden.

    • 1.

      • a. aanspraak op een uitkering krachtens de deeltijd-vutregeling kan maken de werknemer vanaf het moment dat hij de leeftijd van 61 jaar bereikt met ingang van de maand waarin hij gaat deelnemen, mits:

        • de werkgever hiermee instemt;

        • de werknemer niet in aanmerking komt voor een volledige of gedeeltelijke SV-uitkering, ter zake van het dienstverband op grond waarvan hij wil deelnemen in de deeltijdvut-regeling;

        • de werknemer niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt;

        • de werknemer niet in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de Graanbe- en Verwerkende industrie;

        • de werknemer niet voor zijn pensioendatum weer in loondienst treedt ter zake van het dienstverband op grond waarvan hij is gaan deelnemen in de deeltijdvut-regeling;

        • de werknemer bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd overigens voldoet aan de in het reglement van de Stichting opgenomen voorwaarden.

  • B. Deeltijdvut

    • 1.

      • a. aanspraak op een uitkering krachtens de deeltijd-vutregeling kan maken de werknemer vanaf het moment dat hij de leeftijd van 61 jaar bereikt met ingang van de maand waarin hij gaat deelnemen, mits:

        • de werkgever hiermee instemt;

        • de werknemer niet in aanmerking komt voor een volledige of gedeeltelijke SV-uitkering, ter zake van het dienstverband op grond waarvan hij wil deelnemen in de deeltijdvut-regeling;

        • de werknemer niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling valt;

        • de werknemer niet in het genot is van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de Graanbe- en Verwerkende industrie;

        • de werknemer niet voor zijn pensioendatum weer in loondienst treedt ter zake van het dienstverband op grond waarvan hij is gaan deelnemen in de deeltijdvut-regeling;

        • de werknemer bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd overigens voldoet aan de in het reglement van de Stichting opgenomen voorwaarden.

De werknemer die gebruik wil maken van de regeling inzake deeltijdvut dient het verzoek daartoe uiterlijk 6 maanden voor de gevraagde uittredingsdatum te doen aan zijn werkgever.

      • b. Bij gebruikmaking van de deeltijdvut-regeling wordt het met de werknemer overeengekomen bestaande (part-time) dienstverband omgezet in een part-time dienstverband van minimaal 50% van dat dienstverband.

      • c. De uitkering bedraagt 80% van de bruto-uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 4 van het reglement, vermenigvuldigd met het percentage waarmee het oorspronkelijk bestaande dienstverband verminderd is. Het bepaalde in artikel 6 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de hoogte van de uitkering wordt bepaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 naar rato van het percentage (derhalve maximaal 50%) waarmee de oorspronkelijke dienstbetrekking is omgezet in deeltijdvut.

      • d. Het bepaalde in de artikelen 7 en 8 is van overeenkomstige toepassing.

    • 3. De deelnemer in de deeltijdvut-regeling kan gebruik maken van de regeling van volledig vrijwillig vervroegde uittreding. Het moment waarop hij voor het eerst volledig kan uittreden is afhankelijk van het percentage deeltijdvut als bedoeld onder b, met dien verstande dat iemand die voor 50% heeft deelgenomen aan de deeltijdvut-regeling, met ingang van de maand waarin hij de 63-jarige leeftijd bereikt voor het eerst gebruik kan maken van de volledig vrijwillig vervroegde uittredingsregeling en dat iemand die voor een lager percentage gebruik heeft gemaakt van de deeltijdvut-regeling naar rato eerder dan met ingang van de kalendermaand waarin hij de 63-jarige leeftijd bereikt, gebruik kan maken van de volledig vrijwillig vervroegde uittredingsregeling.

  • Bij gebruikmaking van de volledige vut-regeling in aansluiting op de deeltijdvut dient de werknemer dit 6 maanden voor de beoogde datum van gebruikmaking van de volledige vut-regeling aan de werkgever kenbaar te maken.

Artikel 6 Hoogte van de uitkering

  • 1. De uitkering bedraagt 80% als bedoeld in artikel 4 van het reglement, doch netto niet meer dan ca. 87,5% van het netto salaris/inkomen voortvloeiend uit de uitkeringsgrondslag en berekend als aangegeven in artikel 5 lid 2 van het reglement.

  • 2. De uitkering zal op 1 juli van het jaar worden aangepast overeenkomstig de loonontwikkeling in de CAO voor de Graanbe- en Verwerkende Bedrijven in de voorafgaande periode 2 juli tot en met 1 juli. De hiervoor bedoelde aanpassing van de uitkering vindt niet plaats respectievelijk vindt slechts gedeeltelijk plaats indien in de uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 4 lid 1 van het reglement reeds de loonontwikkeling in de CAO voor de Graanbe- en Verwerkende Bedrijven in de voorafgaande periode 2 juli tot en met 1 juli geheel respectievelijk gedeeltelijk is verdisconteerd. De aanpassing zal niet meer belopen dan de procentuele stijging van het geschoonde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie in de daaraan voorafgaande maand april t.o.v. het cijfer van de maand april in het jaar daarvoor.

  • 3. Indien in enig jaar het percentage van de loonontwikkeling lager is dan de procentuele stijging van het geschoonde prijsindexcijfer, dan wordt het verschil gedurende de twee volgende jaren mede in acht genomen bij de vaststelling van het aanpassingspercentage, indien en voorzover in deze twee jaren het percentage van de loonontwikkeling hoger is dan de procentuele stijging van het geschoonde prijsindexcijfer.

Artikel 7 Inhoudingen

De Stichting zal op de uitkering inhouden:

  • a. De verschuldigde loonbelasting en de premies voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW), de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ);

  • b. Het werknemersaandeel in de premie ingevolge Ziekenfondswet respectievelijk de premie ziektekostenverzekering, voorzover via de werkgever verschuldigd ten tijde van uittreding;

  • c. Het mogelijk bestaande werknemersaandeel in de pensioenpremie verschuldigd ten tijde van uittreding.

Artikel 8 Pensioen- c.q. Ziektekostenverzekeringen

  • 1. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten pensioenvoorziening, wordt onverkort door de werkgever tot de pensioendatum voortgezet, alsof de betrokkene nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, met uitzondering van na uittreding in de pensioenregeling aangebrachte structurele wijzigingen.

  • Als voorwaarde geldt dat de werknemer zijn eventuele bijdrage in de premiebetaling voortzet alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, waarvan verrekening plaatsvindt als vermeld in artikel 7 onder c.

  • Ingeval van betalingsonmacht van de betreffende werkgever neemt de Stichting voor haar rekening de door de werkgever voor de voortgezette pensioenverzekering verschuldigde premie. De bijdrage van de Stichting in de pensioenverzekering wordt gemaximeerd op 6% van de laatstbekende uitkeringsgrondslag per jaar.

  • 2.

    • a. De op het moment van uittreding bestaande, door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten, collectieve ziektekostenverzekering wordt eveneens door de werkgever tot de pensioendatum onverkort voortgezet, alsof betrokkene nog in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, op voorwaarde dat de werknemer zijn bijdrage in de premiebetaling voortzet alsof hij in dienst van de werkgever zou zijn gebleven.

    • b. In de onder a van dit lid bedoelde gevallen neemt de Stichting de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering voor haar rekening, met dien verstande dat ten hoogste een bedrag ter grootte van de werkgeversbijdrage voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor vergoeding door de Stichting in aanmerking komt.

    • Het werknemersaandeel in de verschuldigde ziektekostenpremie zal, zoals in het voorgaande artikel onder b vermeld, door de Stichting op de uitkering worden ingehouden.

BIJLAGE I

STATUTEN VOOR DE STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING GRAANBE- EN VERWERKENDE BEDRIJVEN

Artikel 1 Naam en zetel

De Stichting draagt de naam Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven, verder te noemen de Stichting. De Stichting heeft haar zetel te Amsterdam.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van de Stichting is om aan werknemers, die van de in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding in de Graanbe- en Verwerkende Bedrijven geboden mogelijkheid om vervroegd uit het arbeidsproces te treden gebruik maken, de daarvoor bij reglement vast te stellen uitkeringen te doen.

Artikel 3 Financiële middelen

De financiële middelen van de stichting bestaan uit:

  • 1. de door de werkgevers te storten bijdragen als bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervroegde uittreding;

  • 2. andere baten.

Artikel 4 Samenstelling bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit tien leden, waarvan worden aangewezen vijf leden door:

    • Nationale aan- en verkoopcoöperatie voor land- en tuinbouw b.a. Cebeco-Handelsraad te Rotterdam, als gemachtigde voor zijn leden voorzover deze Cebeco-Handelsraad hebben gemachtigd namens hen te tekenen;

    • de C.C. „Landbouwbelang" u.a. te Roermond;

    • de Ned. ver. van Mengvoederfabrikanten FNM te Rijswijk;

    • de Federatie van Nederlandse Verenigingen van Handelaren in Granen, Zaden en Peulvruchten (Federatie GZP) te Rotterdam, als gemachtigde voor haar leden voorzover deze de Federatie hebben gemachtigd namens hen te tekenen,

en vijf leden door:

    • Industrie- en Voedingsbond CNV te Nieuwegein;

    • Industriebond FNV te Amsterdam;

    • Dienstenbond CNV te Amsterdam;

    • Unie BLHP, vakbond voor administratief, technisch en commercieel personeel te Houten.

  • 2. De genoemde organisaties benoemen voor elk bestuurslid een plaatsvervangend lid dat zitting zal nemen in het bestuur bij ontstentenis van het zittend bestuurslid.

  • 3. De leden en plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd aangewezen.

  • 4. De in lid 1 genoemde organisaties hebben te allen tijde het recht de door haar aangewezen bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden te vervangen door anderen.

  • 5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. bedanken;

    • b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 4 van dit artikel.

Artikel 5 Bevoegdheden bestuur

  • 1. Het bestuur kiest telkenjare – voor het eerst per 1 oktober 1979 en vervolgens per 1 januari 1981 en volgende jaren – uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.

  • 2. Wanneer funkties van voorzitter respectievelijk plaatsvervangend voorzitter worden vervuld door werkgeversleden, zullen de funkties van secretaris en plaatsvervangend secretaris worden vervuld door werknemersleden en omgekeerd.

  • 3. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats de plaatsvervangende voorzitter respectievelijk de plaatsvervangende secretaris op.

  • 4. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van de stichting.

  • 5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

  • 6. Het bestuur van de stichting heeft de bevoegdheid aan de toelating van bedrijven, die op grond van artikel 2 lid 2 van de CAO waren vrijgesteld van de verplichting tot deelneming, nadere voorwaarden te verbinden.

Artikel 6 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde vergadering van het bestuur een jaarslijke door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door de leden van het bestuur in hun funktie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.

Artikel 7 Besluitvorming

  • 1. Het Bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste één van de door de werkgeversorganisaties aangewezen bestuursleden en één van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden, als genoemd in artikel 4, aanwezig zijn.

  • 2. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 3. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. BIj onzekerheid over de vraag of het om een zaak, respectievelijk om een persoon gaat, beslist in laatste instantie de voorzitter.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan besluitvorming door het bestuur ook schriftelijk tot stand komen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen. Het bepaalde in lid 2, eerste en tweede volzin, en lid 3 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstvolgende vergadering aan de orde wordt gesteld.

Artikel 8 Ministerieel vertegenwoordiger

Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in onverlet tussen het bestuur van de stichting en de minister een waarnemer toegelaten.

De waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangt alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 9 Financiën

  • 1. Jaarlijks na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van lasten en baten en verslag over de toestand van de stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de stichting ondertekend.

  • 2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar met dien verstande dat het eerste boekjaar wordt gerekend vanaf de dag van oprichting der stichting tot en met 31 december 1980.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde stukken worden ter inzage voor de bij de stichting betrokken werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op één of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaats(en).

De in het eerste lid bedoelde stukken worden toegezonden aan de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur en aan de bij de stichting aangesloten werkgevers.

Artikel 10 Beheer geldmiddelen

  • 1. Voor zover gelden van de stichting voor beleggingen beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenissen worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 11 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de stichting kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste ¾ bestuursleden aanwezig is.

  • 2. Elk besluit tot vaststelling of wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de stichting behoeft, om van kracht te zijn, de goedkeuring van de contractpartners in de CAO voor vrijwillige vervroegde uittreding.

  • 3. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een batig saldo van de vereffening aan, welke bestemming zoveel mogelijk in overeenstemming zal dienen te zijn met het doel van de stichting.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 11, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Deponering bij de griffie van het kantongerecht

De in de statuten en reglement aangebrachte wijzigingen zullen eerst in werking treden, als een door het bestuur ondertekend en volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 14 Slotbepaling

In alle gevallen waarin de statuten niet voorzien beslist het bestuur.

Artikel 15 Inwerkingtreding

De statuten zijn in werking getreden met ingang van 1 oktober 1979 en zijn laatstelijk gewijzigd op 1 januari 1993.

BIJLAGE II

STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING GRAANBE- EN VERWERKENDE BEDRIJVEN

Administrateur: gemeenschappelijk Administratiekantoor, Postbus 8300, 1005 CA Amsterdam.

REGLEMENT STICHTING VRIJWILLIG VERVROEGDE UITTREDING

Artikel 1 Begripsbepalingen

SVG: De Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven, gevestigd te Amsterdam.

Regeling: De Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake vrijwillige vervroegde uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven.

Werkgever: De ondernemingen welke vallen onder de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vrijwillige vervroegde uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven.

Deelnemer: De werknemer op wie de CAO inzake vervroegde uittreding Graanbe- en Verwerkende Bedrijven van toepassing is en wiens verzoek om aan de regeling te mogen deelnemen door het bestuur van de SVG is ingewilligd.

Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.

Referteperiode: De maand of de 4-weken periode, voorafgaand aan het tijdstip, dat 60 maanden voor de datum van uittreding ligt.

SV-uitkering: Een uitkering krachtens de ZW, WAO/AAW, WWV, NWW of IOAW, dan wel een combinatie van genoemde uitkeringen, een en ander eventueel aangevuld met (een) uitkering(en) ingevolge de Toeslagenwet of de RWW, of een vergelijkbare uitkering op grond van een vrijwillige verzekering.

Deeltijdvut: De in artikel 17 opgenomen regeling.

Artikel 2 Vaststelling en betaling van de bijdrage

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen op de wijze en over de tijdvakken als door de SVG bepaald de gegevens te verstrekken die de SVG nodig acht om de door de werkgever volgens de CAO inzake vervroegde uittreding verschuldigde bijdrage vast te stellen.

  • 2. De werkgever is verplicht de bijdrage over de periode waarover deze verschuldigd is bij vooruitbetaling te voldoen binnen 14 dagen na de dagtekening van de desbetreffende nota van de SVG.

  • Het bestuur is bevoegd van de werkgever te vorderen, dat deze op door het bestuur vast te stellen tijdstippen en tot door het bestuur vast te stellen bedragen, voorschotten op de verschuldigde bijdrage aan de stichting zal betalen.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage of het van hem bevorderde voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke. De SVG is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag van de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn;

    • vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet.

  • 4. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke interesten bedoeld in artikel 1286 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door het fonds wordt gevorderd.

  • De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van f 25,–.

Artikel 3 Voorwaarden voor deelneming bij volledig vrijwillig vervroegde uittreding

Om aan de regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken deelnemer:

  • de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt of bereikt in de maand met ingang waarvan hij gaat deelnemen èn een 40-jarig of langer dienstverband in de bedrijfstak hebben;

  • de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt of bereiken in de maand met ingang waarvan hij gaat deelnemen;

  • gedurende de laatste 10 jaren, direkt voorafgaande aan het moment van deelneming, ononderbroken in dienstverband werkzaam zijn geweest bij een graanbe- en verwerkend bedrijf, behoudens:

    • a. een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;

    • b. andere onderbrekingen buiten de schuld van de werknemer ter beoordeling van het bestuur van de SVG;

  • niet in aanmerking komen voor een volledige SVG-uitkering;

  • niet in het genot zijn van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband met een graanbe- en verwerkend bedrijf;

  • niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen;

  • het dienstverband beëindigen.

Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld en voorzien van de vereiste bijlagen, tenminste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum in het bezit te zijn van de SVG.

Het verzoek tot vervroegde uittreding dient zes maanden voor de gevraagde uittredingsdatum aan de werkgever te worden gedaan.

Werknemers die per 1 januari 1993 wensen uit te treden kunnen zich aanmelden bij de administrateur vanaf 1 oktober 1992.

Artikel 4 Uitkeringsgrondslag

  • 1. Als grondslag voor de uitkering geldt het laatstgenoten bruto salaris in de referteperiode, aangepast met na die referteperiode tot aan de datum van uittreden toegekende algemene loonsverhogingen uit hoofde van de CAO in de Graanbe- en Verwerkende Bedrijven en herleid tot een jaarbedrag. Het bestuur is bevoegd in individuele gevallen een hoger percentage loonsverhoging dan de hiervoor bedoelde algemene loonsverhogingen in aanmerking te nemen als ten genoege van het bestuur wordt aangetoond dat een hogere verhoging acceptabel is. De grondslag voor de uitkering bedraagt maximaal het per de datum van uittreden geldende maximale dagloon voor de premieheffing ingevolge de ziektewet, herleid tot een jaarbedrag.

  • Onder salaris wordt verstaan het maand- respectievelijk periodesalaris, inclusief vakantietoeslag en resultatenuitkering die volgens de CAO is uitgekeerd, met dien verstande dat van de resultatenuitkering die gedurende 5 jaar werd ontvangen voorafgaand aan het uittreden een gemiddeld percentage wordt berekend en wordt meegenomen in de uitkeringsgrondslag. Tot het salaris behoort niet de werkgeversbijdrage in een door de werkgever ten behoeve van de werknemer afgesloten collectieve vrijwillige ziektekostenverzekering.

  • 2. Indien de beloning van de werknemer ten dele uit provisie bestaat wordt voor de bepaling van de uitkeringsgrondslag genomen het salaris als bedoeld in het eerste lid vermeerderd met het gemiddelde percentage dat aan provisie over de periode van 5 jaar voorafgaande aan de uittreding werd ontvangen.

  • 3. Indien de werknemer gedurende de laatste 5 jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van uittreden ononderbroken in ploegendienst van een werkgever werkzaam is geweest wordt voor de bepaling van de uitkeringsgrondslag genomen het salaris als bedoeld in het eerste lid vermeerderd met het gemiddelde percentage dat aan ploegentoeslag over de periode van 5 jaar voorafgaand aan de uittreding werd ontvangen.

  • 4. Indien de werknemer een vergoeding voor de arbeidsduurverkorting ingevolge het besluit Taakverlichting alleenstaande werkenden/AAW (TAW) geniet wordt de volgens de voorgaande leden berekende grondslag voor de VUT-uitkering vermenigvuldigd met de breuk:

  • a + b

  • ––––

  • a

  • waarbij a = het direkt voor uittreding bij werkgever gewerkte uren per week

  • en b = uren arbeidsduurverkorting per week met vergoeding ingevolge het besluit TAW.

  • Indien de vergoeding voor de arbeidsduurverkorting in de in lid 1 bedoelde referteperiode respectievelijk in de in lid 2 en lid 3 bedoelde periode van 12 maanden is aangevangen, dat wordt de bovengenoemde breuk naar evenredigheid toegepast. Evenredige toepassing ten aanzien van het gemiddelde provisiebedrag respectievelijk het gemiddelde bedrag aan ploegentoeslag vindt alsdan slechts plaats indien de arbeidsduurverkorting geen invloed heeft gehad op bedoeld bedrag.

  • 5. Indien in (een gedeelte van) de periode van 5 jaren onmiddellijk voorafgaand aan de datum van uittreding minder is gewerkt dan de gebruikelijke wekelijkse arbeidsduur, met uitzondering van de uren waarvoor een vergoeding ingevolge het besluit TAW wordt genoten, wordt de – conform de voorgaande leden berekende, en volgens tot een volledig dienstverband herleide – uitkeringsgrondslag vastgesteld door middel van toepassing van de (gewogen) part-timebreuk.

  • De part-timebreuk wordt verkregen door de met de werknemer overeengekomen wekelijkse arbeidsduur te delen door de gebruikelijke wekelijkse arbeidsduur.

  • De gewogen part-timebreuk wordt vastgesteld door rekening te houden met de part-timebreuken die in de laatste vijf jaar direkt voorafgaand aan de datum van uittreden voor de werknemer hebben gegolden en met die tijd gedurende welke zij hebben gegolden.

Artikel 5 Rechten van een deelnemer

  • 1. De SVG willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van de SVG aan alle voorwaarden is voldaan en geeft de deelnemer en de werkgever daarvan schriftelijk bericht. De deelneming zal steeds aanvangen op de eerste van een kalendermaand.

  • 2.

    • a. Bij uittreding bedraagt de bruto-uitkering bij de aanvang van de deelneming een percentage (doch niet meer dan 80%) van de uitkeringsgrondslag, herleid tot een maandbedrag.

    • b. Het onder a bedoelde percentage – hierna te noemen het bruto-percentage – wordt als volgt bepaald.

    • Telkens wanneer daartoe, gezien de geldende loonbelastingtarieven en sociale verzekeringspremies aanleiding bestaat, stelt de SVG een voor alle deelnemers gelijk bruto-percentage netto-uitkering bij de aanvang van alle deelneming gelijk of nagenoeg gelijk is aan 87,5% van het netto-loon dat een deelnemer zou ontvangen als hij op dat tijdstip nog bij zijn laatste werkgever in dienst zou zijn met een brutoloon gelijk aan 1/12 deel van de uitkeringsgrondslag. Bij de bepaling van de nettobedragen worden belastingmaatregelen en andere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de deelnemer, zoals die welke verband houden met een eigen huis of met alimentatieverplichtingen niet mee in aanmerking genomen. Naheffing wegens inkomstenbelasting en/of sociale verzekeringspremies komen niet ten laste van de stichting.

    • c. Indien en zodra tijdens de looptijd van de uitkering de SVG krachtens lid 2 sub b een gewijzigd bruto-percentage vaststeld, wordt de bruto-uitkering van de deelnemer gewijzigd door vermenigvuldiging met een breuk. De teller van deze breuk is gelijk aan het nieuwe bruto-percentage en de noemer is gelijk aan het tot dan toe geldende bruto-percentage.

  • 3.

    • a. De volgens lid 2 van dit artikel vastgestelde bruto-uitkeringen, waarin de vakantietoeslag en de resultatenuitkering zijn verwerkt, worden per 1 juli van enig jaar aangepast met de loonontwikkeling in de CAO voor de Graanbe- en Verwerkende Bedrijven in de voorafgaande periode van 2 juli tot en met 1 juli.

    • b. De aanpassing op grond van het onder sub a bepaalde zal niet uitgaan boven de procentuele stijging van het geschoonde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie in de daaraan voorafgaande maand april t.o.v. het cijfer van de maand april in het jaar daarvoor.

    • c. Indien in enig jaar het percentage van de loonontwikkeling lager is dan de procentuele stijging van het geschoonde prijsindexcijfer, dan wordt het verschil gedurende de twee volgende jaren mede in acht genomen bij de vaststelling van het aanpassingspercentage, indien en voorzover in deze twee jaren het percentage van de loonontwikkeling hoger is dan de procentuele stijging van het geschoonde prijsindexcijfer.

    • d. De aanpassingen worden door het bestuur van de SVG vastgesteld met inachtneming van eventuele overheidsmaatregelen.

  • 4. De netto-uitkering bedraagt tenminste 100% van het nettobedrag dat de deelnemer zou ontvangen indien deze een loon zou hebben ontvangen gelijk aan het wettelijk minimumloon, vermeerderd met de vakantietoeslag die geldt in de bedrijfstak. Bij de berekening van de minimum-uitkering worden eventuele structurele verhogingen van het wettelijk minimumloon, doorgevoerd ná 1 oktober 1979 buiten beschouwing gelaten. Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimum-uitkering in verhouding verlaagd.

  • Indien minder is gewerkt dan de gebruikelijke arbeidsduur wordt de minimumuitkering aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 5.

  • 5. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 6 Inhoudingen

Door de SVG worden op de uitkering ingehouden:

  • a. de verschuldigde loonbelasting en de premies AOW, AWW, AAW en AWBZ;

  • b. het werknemersaandeel in de premie ingevolge de Ziekenfondswet;

  • c. eventueel het werknemersaandeel in de premie van een collectieve via de werkgever afgesloten ziektekostenverzekering;

  • d. het op het moment van uittreden bestaande werknemersaandeel in de pensioenpremie.

Artikel 7 Financiële verplichtingen

  • 1. De SVG neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

    • a. het werkgeversaandeel in de premie ingevolge de Ziekenfondswet;

    • b. het werkgeversaandeel in de particuliere ziektekostenverzekering of in een collectieve ziektekostenverzekering, met als maximum de maximale werkgeversbijdrage in de premie voor de Ziekenfondswet.

  • 2. De SVG betaald aan de deelnemer de overhevelingstoeslag die verschuldigd is ingevolge de Wet overheveling opslagpremies.

Artikel 8 Premie Ziektekostenverzekering – Pensioenpremie

Het in artikel 7 onder b bedoelde werkgeversaandeel in de premie ziektekostenverzekering en het door de SVG ingehouden werknemersaandeel in de premie ziektekostenverzekering wordt door de SVG bij achterafbetaling per kwartaal aan de werkgever voldaan.

Ingeval van betalingsvolmacht van betreffende werkgever neemt de Stichting voor haar rekening de door de werkgever voor de voortgezette pensioenverzekering verschuldigde premie. De bijdrage van de Stichting in de pensioenverzekering wordt gemaximeerd op 6% van de laatstbekende grondslag per jaar. De werkgever moet de betalingsonmacht ten genoege van het bestuur aantonen.

Artikel 9 Tijdstip uitkering

De eerste uitkering geschiedt over de maand waarin de deelneming is begonnen. Het tijdstip van de betaling ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering verschuldigd is.

Artikel 10 Vermindering respectievelijk wijziging van rechten

Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een SV-uitkering dan dient hij zulks te melden aan de SVG.

De SV-uitkering wordt in mindering gebracht op de door de SVG te verstrekken uitkering. De deelnemer is verplicht elke wijziging in de SV-uitkering direkt aan de SVG te vermelden.

Artikel 11 Neveninkomsten

Eventuele neveninkomsten uit arbeid, die zijn verworven na de ingang van de uitkering ingevolge de regeling vervroegd uittreden worden – voorzover die inkomsten het verschil tussen de uitkering en het laatstgenoten salaris op de datum van uittreding te boven gaan – op de uitkering in mindering gebracht. Bij de vaststelling van het in mindering te brengen bedrag wordt het laatstgenoten salaris geïndexeerd met het percentage van de toegepaste loonsverhogingen in de CAO-Granen.

Artikel 12 Terugvordering, beëindiging

Wanneer de deelnemer

  • niet meer voldoet aan één van de voorwaarden opgenomen in artikel 3, of

  • voor zijn pensioendatum weer in loondienst treedt, of

  • niet voldeed aan zijn meldingsplicht op grond van artikel 10 en/of 11,

vervallen de rechten van die deelnemer, alsmede de verplichtingen van de SVG jegens die deelnemer en kan de teveel of ten onrechte uitbetaalde uitkering worden teruggevorderd.

Artikel 13 Controle

De SVG zal controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden; de deelnemer is verplicht alle gevraagde informatie te verstrekken.

Artikel 14 Beëindiging uitkering

De uitkering wordt beëindigd op de pensioendatum van de deelnemer. Bij overlijden vindt de laatste uitkering plaats tot en met de laatste dag van de tweede maand volgende op die, waarin het overlijden plaatsvond. De uitkering vindt plaats aan diegenen, die daartoe op grond van artikel 1639l van het Burgerlijk Wetboek zijn gerechtigd.

Artikel 15 Hardheidsclausule

In gevallen waarin toepassing van de regeling tot onvoorziene onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement nemen.

Artikel 16 Slotbepaling

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.

Artikel 17 Deeltijdvut

  • 1. Om aan de deeltijdvut-regeling te kunnen deelnemen moet de betrokken deelnemer:

    • de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt of bereiken in de maand met ingang waarvan hij gaat deelnemen;

    • met zijn werkgever schriftelijk zijn overeengekomen dat het percentage waarmee de dienstbetrekking wordt verminderd gelijk is aan het percentage waarmee aan de deeltijdvut-regeling wordt deelgenomen;

    • indien langer dan overeenkomstig de bepalingen van dit artikel aan de deeltijdvut-regeling zal worden deelgenomen met de werkgever vooraf hebben afgesproken tot welk tijdstip aan de deeltijdvut-regeling wordt deelgenomen;

    • gedurende de laatste 10 jaar, direct voorafgaande aan het moment van deelneming aan de deeltijdvut-regeling ononderbroken in dienstverband werkzaam zijn geweest bij een graanbe- en verwerkend bedrijf, behoudens:

      • a. een onderbreking wegens arbeidsongeschiktheid;

      • b. andere onderbrekingen buiten de schuld van de werknemer ter beoordeling van het bestuur van de SVG;

    • niet in aanmerking komen voor een volledige of gedeeltelijke SV-uitkering ter zake van het dienstverband op grond waarvan hij wil deelnemen in de vut-regeling;

    • niet onder een afvloeiingsregeling of non-activiteitsregeling vallen;

    • niet in het genot zijn van een ouderdomspensioen op grond van een dienstverband in de graanbe- en verwerkende industrie.

Het verzoek tot gedeeltelijk-vervroegde uittreding dient zes maanden voor de gevraagde uittredingsdatum aan de werkgever te worden gedaan.

Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld en voorzien van de vereiste bijlagen, ten minste twee maanden voor de gevraagde uittredingsdatum in het bezit te zijn van de SVG. Op het aanvraagformulier moet worden aangegeven tot welk tijdstip aan de deeltijdvut-regeling zal worden deelgenomen.

  • 2. Bij gebruikmaking van de deeltijdvut-regeling wordt het met de werknemer overeengekomen bestaande dienstverband (hierna: oorspronkelijke dienstverband) omgezet in een part-timedienstverband (hierna: nieuw dienstverband) van minimaal 50% van het oorspronkelijke dienstverband. Voor het resterende percentage neemt de werknemer deel in de deeltijdvut-regeling. Het percentage waarmee het oorspronkelijke dienstverband is verminderd, blijft gedurende de deelname aan de deeltijdvut-regeling ongewijzigd.

  • 3. De uitkering bedraagt 80% van de bruto-uitkeringsgrondslag als bedoeld in artikel 4, vermenigvuldigd met het percentage waarmee het oorspronkelijke dienstverband is verminderd, herleid tot een maandbedrag. Indien de vut-uitkering samen met het loon uit de overblijvende deeltijddienstbetrekking meer bedraagt dan 100% van de uitkeringsgrondslag indien volledig in plaats van in deeltijd zou worden deelgenomen, dan wordt de uitkering zodanig verlaagd, dat de grens van 100% niet wordt overschreden.

  • 4. Het bepaalde in artikel 5 is, behoudens het hierna in het vijfde lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De netto-uitkering bedraagt tenminste 100% van het netto-bedrag dat de deelnemer zou hebben ontvangen indien deze een loon zou hebben ontvangen gelijk aan het wettelijk minimumloon, vermeerderd met de vakantietoeslag die geldt in de bedrijfstak, vermenigvuldigd met het percentage waarmee het oorspronkelijke dienstverband is verminderd.

  • Bij de berekening van de minimum-uitkering worden eventuele structurele verhogingen van het wettelijk minimumloon, doorgevoerd na 1 oktober 1979 buiten beschouwing gelaten.

  • Een eventuele maatregel van de overheid zal prevaleren, in welk geval het minimumbedrag overeenkomstig wordt aangepast.

  • 6. De deelnemer in de deeltijdvut-regeling kan gebruik maken van de regeling inzake volledig vrijwillig vervroegd uittreden. Het moment waarop hij op zijn vroegst volledig kan uittreden is, indien de aanvang van de deelneming aan de deeltijdvut-regeling vóór de 62-jarige leeftijd ligt, uit oogpunt van kostenneutraliteit afhankelijk van

    • het percentage deeltijdvut als bedoeld in lid 2, respectievelijk

    • het tijdstip waarop de deelneming aan de deeltijdvut-regeling is aangevangen.

Een en ander met dien verstande, dat iemand die vanaf de eerste van de maand waarin de 61-jarige leeftijd werd bereikt voor 50% aan de deeltijdvut-regeling heeft deelgenomen, niet eerder dan met ingang van de maand waarin hij de 63-jarige leeftijd bereikt gebruik kan maken van de volledig vrijwillig vervroegde uittredingsregeling. Iemand die vóór de 62-jarige leeftijd

    • voor een lager percentage dan 50, en/of

    • eerst ná het bereiken van de 61-jarige leeftijd

gebruik heeft gemaakt van de deeltijdvut-regeling kan met inachtneming van het beginsel van kostenneutraliteit naar rato eerder dan met ingang van de maand waarin hij de 63-jarige leeftijd bereikt gebruik gaan maken van de volledig vrijwillig vervroegde uittredingsregeling.

  • 7. De deelnemer in de deeltijdvut-regeling kan gebruik maken van de regeling inzake volledig vrijwillig vervroegde uittreding met ingang van de eerste van de maand waarin hij 40 jaar in dienstverband in de bedrijfstak werkzaam is. Voor de bepaling van de dienstjaren tellen de jaren waarin is gebruik gemaakt van de deeltijdvut-regeling volledig mee.

  • 8. Bij de aanvang van de volledig vrijwillig vervroegde uittreding in aansluiting op de deeltijdvut, wordt de vut-uitkering als volgt vastgesteld: de maanduitkering op basis van het deelnemen in de deeltijdvut-regeling wordt vermenigvuldigd met een breuk. Van deze breuk is de teller gelijk aan het percentage van de oorspronkelijke dienstbetrekking en de noemer gelijk aan het percentage waarmee de oorspronkelijke dienstbetrekking is verminderd. Het bepaalde in artikel 5, lid 2, sub b, en de leden 3 tot en met 5 zijn van toepassing.

  • 9. Indien de werknemer voor zijn pensioendatum c.q. datum van volledig vrijwillig vervroegde uittreding weer in loondienst treedt ter zake van het percentage waarmee zijn oorspronkelijke dienstverband verminderd is in verband met het gaan deelnemen in de deeltijdvut-regeling, vervalt zijn aanspraak op deeltijdvut.

  • 10. Het bepaalde in de artikelen 1, 2, 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15 en 16 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit artikel wordt als volgt gelezen:

Dit reglement is in werking getreden op 1 oktober 1979 en is laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 januari 1993.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 8 december 1994

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

W. J. Schmale.


XNoot
1

Noot van partijen: Zie Bijlage II.

XNoot
2

Noot van partijen: Zie Bijlage I.

XNoot
1

Noot van partijen: Zie Bijlage II.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
2

Noot van partijen: Zie Bijlage II.

XNoot
1

Noot van partijen: Zie Bijlage II.

Naar boven