Woninginrichting

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE WONINGINRICHTING

8155

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Centrale bond van Woninginrichters mede namens de Vereniging van Grootwinkelbedrijven voor Woninginrichting als partijen te ener zijde en de FNV Dienstenbond en de Dienstenbond CNV als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Woninginrichting, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 1995 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Woninginrichting, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever: degene die een onderneming drijft waarin het woninginrichtingsbedrijf/detailhandel in meubelen en woningtextiel wordt uitgeoefend.

  • 2. Woninginrichtingsbedrijf/detailhandel in meubelen en woningtextiel:

    • a. de onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren c.q. eindverbruikers van meubelen (detailhandel in meubelen) en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen (detailhandel in woningtextiel) wordt uitgeoefend alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van ambachtelijke en dienstverlenende aard;

    • b. de onderneming met een afdeling waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren c.q. eindverbruikers van meubelen (detailhandel in meubelen) en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen (detailhandel in woningtextiel) wordt uitgeoefend alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van ambachtelijke en dienstverlenende aard;

    • c. voor de toepassing van het bepaalde onder a. en b. wordt onder het verkopen aan eindverbruikers van meubelen en/of voor woninginrichting bestemde textielgoederen mede verstaan het verkopen van deze goederen aan grootverbruikers alsmede aan personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming gebruiken, tenzij de vervaardiging van deze goederen in hoofdzaak in eigen onderneming pleegt te geschieden;

    • d. voor de toepassing van het bepaalde onder a., b. en c. wordt onder „meubelen" verstaan: meubelen in de ruimste zin des woords met uitzondering van antieke meubelen, kindermeubelen, tuinmeubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen;

    • e. het (Woning)stoffeerdersbedrijf;

    • Hieronder wordt verstaan het bedrijf dat, of een afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig leggen van vaste tapijten of lopers, het aanbrengen van bespanningsstoffen of verwerken daarvan tot wandbekleding, of herstellen van vloerbedekking of wandbekleding als hiervoor bedoeld.

    • f. het Behangersbedrijf;

    • Hieronder wordt verstaan het bedrijf dat, of de afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig aanbrengen van behangsel. Hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handeling in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw alsmede in de uitoefening van het schilders- en afwerkingsbedrijf.

    • g. het Gordijnenatelier-bedrijf;

    • Hieronder wordt verstaan het bedrijf dat, of de afdeling van een bedrijf die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het bedrijfsmatig vervaardigen of aanbrengen van gordijnen, voorzover de verkregen opdrachten in hoofdzaak telkens uniek zijn in de maatgeving en er in die zin aldus geen sprake is van fabrieksmatige/seriematige produktie.

    • h. het Detailhandelsbedrijf in Keukens;

    • Hieronder wordt verstaan de onderneming of de afdeling van een onderneming waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren van keukens, al dan niet met inbouwapparatuur, wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard. Hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handelingen in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, alsmede in de uitoefening van de detailhandel in doe-het-zelf artikelen en in bouwmaterialen.

    • i. het Detailhandelsbedrijf in Badkamerinrichtingen;

    • Hieronder wordt verstaan de onderneming of de afdeling van een onderneming, waarin het bedrijf van het uitsluitend of in hoofdzaak verkopen aan particulieren en eindgebruikers van badkamersanitair en aanverwante artikelen wordt uitgeoefend, alsmede het daarmee samenhangende uitoefenen van werkzaamheden van technische en dienstverlenende aard.

    • Hieronder wordt niet verstaan het verrichten van voornoemde handelingen in de uitoefening van de detailhandel in doe-het-zelf artikelen en in bouwmaterialen.

    • j. het Parketvloerenbedrijf;

      • 1. Definitie:

      • Hieronder wordt verstaan de onderneming of de afdeling van een onderneming, waarin het bedrijf van het verkopen aan en/of het leggen bij particulieren c.q. eindgebruikers van parket en/of andere soortgelijke houten vloeren, alsmede linoleum, kurk-, kunststof- en laminaatvloeren, wordt uitgeoefend.

      • 2. Deze CAO is van toepassing voor alle hiervóór bedoelde parketvloerenbedrijven die lid zijn van de Centrale bond van Woninginrichters, alsmede voor die bedrijven die zijn aangesloten bij de bedrijfsvereniging Detam voor zover deze geen lid zijn van de Vereniging van Parketvloerenleveranciers of de Parket Alliance.

    • a. bestuurders van besloten of naamloze vennootschappen;

    • b. degenen, die werkzaam zijn in een onderneming als bedoeld in lid 2 sub b. van dit artikel voorzover zij niet uitsluitend of niet in hoofdzaak belast zijn met werkzaamheden in of ten behoeve van de betreffende afdeling;

    • c. hulpkrachten (zie ook lid 10 van dit artikel en artikel 10);

    • d. diegenen die niet bij wijze van beroep arbeid van korte duur tegen loon verrichten.

  • 3. Onderneming niet-werkgever:

  • In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt niet als werkgever beschouwd de in lid 2 sub b. bedoelde onderneming, indien voor die gehele onderneming een CAO, regelende de arbeidsvoorwaarden dan wel een, met een of meer van de contracterende werknemersorganisaties tot stand gekomen, regeling van arbeidsvoorwaarden van kracht is.

  • 5. Werknemer:

  • Een ieder die in een arbeidsovereenkomst werkzaam is in een onderneming als bedoeld in lid 1 van dit artikel onderscheidelijk krachtens wetsduiding ingevolge de Ziektewet geacht wordt in dienstbetrekking te staan tot een werkgever met uitzondering van:

    • a. bestuurders van besloten of naamloze vennootschappen;

    • b. degenen, die werkzaam zijn in een onderneming als bedoeld in lid 2 sub b. van dit artikel voorzover zij niet uitsluitend of niet in hoofdzaak belast zijn met werkzaamheden in of ten behoeve van de betreffende afdeling;

    • c. hulpkrachten (zie ook lid 10 van dit artikel en artikel 10);

    • d. diegenen die niet bij wijze van beroep arbeid van korte duur tegen loon verrichten.

  • Waar in deze overeenkomst wordt gesproken van werknemers zijn ook vrouwelijke werknemers bedoeld.

  • 6. Winkelpersoneel:

  • Werknemers in de verkoop, etaleurs en decorateurs, administratieve medewerkers, cassières, alsmede chauffeurs, bijrijders, magazijnpersoneel, servicepersoneel in de buitendienst. In onderling overleg kunnen werkgever en werknemer een of meer categorieën classificeren onder vaktechnisch personeel.

  • 7. Vaktechnisch personeel:

  • Werknemers belast met ambachtelijke werkzaamheden, zoals meubelmakers, meubelstoffeerders, woningstoffeerders, gordijnenma(a)k(st)ers, vloerenleggers, onderhoudspersoneel voorzover deze werkzaamheden verricht worden in samenhang met de uitoefening van de detailhandel in de woninginrichting.

  • 8. Arbeidsduur:

  • Hieronder wordt verstaan het aantal uren waarop een werknemer arbeid verricht (per dag, week of maand).

  • 9. Werktijd:

  • Hieronder wordt verstaan de tijden waarop een werknemer arbeid verricht.

  • 10. Hulpkracht:

  • De werknemer die als regel gedurende ten hoogste 12 uur per week arbeid verricht. (zie ook lid 5 sub c.)

  • 11. Parttime werknemer:

  • De werknemer die als regel meer dan 12 uur per week doch minder dan 4/5 maal de in de onderneming gebruikelijke wekelijkse arbeidsduur arbeid verricht.

  • 12. Werknemer in volledige dienst:

  • De werknemer die wekelijks gedurende minimaal 4/5 maal de in de onderneming gebruikelijke wekelijkse arbeidsduur arbeid verricht.

  • 13. Inkomen:

  • Het vaste maand- of weekloon, verhoogd met het gemiddelde van de over de voorafgaande periode van 12 maanden verdiende premies of provisies, welke verband houden met individuele prestaties. Onder inkomen wordt niet verstaan de reistijdvergoeding ingevolge artikel 4 buiten de normale werktijd noch de vergoeding van reis- en verblijfkosten.

  • 14. Loon of salaris:

  • Het vaste maand- of weekloon, aangevuld tot tenminste 80% van het inkomen, vermeld in de bijlagen II, III, IV en VI.

  • 15. Uurloon werknemers in fulltime verband:

  • Het loon of salaris als bedoeld in lid 14 gedeeld door 173.

  • Uurloon werknemers in parttime verband:

  • Het loon of salaris als bedoeld in lid 14 gedeeld door 165.

  • 16. Wekelijkse koopavond:

  • De tijd gedurende welke ingevolge art. 3 lid 3 van de Winkelsluitingswet 1976 de winkels geopend mogen zijn tussen 18.30 uur en 21.00 uur.

  • 17. Van – in hoofdzaak – als genoemd in de leden 2a., 2b., 2e., 2f., 2g., 2h., 2i., 2j. en 5b. is sprake indien de loonsom en/of de omzet welke gemoeid is met de in deze artikelen genoemde bedrijfsuitoefening minstens de helft uitmaakt van de totale loonsom en/of de totale omzet.

Artikel 2 Partieel leerplichtige werknemers

  • 1. De arbeidsovereenkomst met werknemers die partieel leerplichtig zijn heeft betrekking op het aantal dagen per week dat zij krachtens de Arbeidswet werkzaam mogen zijn.

  • 2. Over dagen, waarop een werknemer ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht een school, vormingsinstituut of cursus moet bezoeken of zou hebben moeten bezoeken, buiten de vakantieperiode van de onderwijsinstelling, is geen loon verschuldigd. Voor hem wordt het loon of salaris evenredig verminderd.

  • 3. Voor een werknemer, die ter vervulling van zijn wettelijke leerplicht op één of meer dagen per week een school, vormingsinstituut of cursus moet bezoeken, wordt het aantal vakantiedagen opgebouwd naar evenredigheid van het aantal dagen, waarop de werknemer per week in de onderneming werkzaam is. Op de dagen waarop deze werknemer een school, vormingsinstituut of cursus zou hebben moeten bezoeken, buiten de vakantieperiode van de onderwijsinstelling, kan hij niet worden verplicht in de onderneming werkzaam te zijn.

Artikel 3 Andere dan dagelijkse arbeid

  • 1. De werknemer is verplicht, indien hij door de werkgever daartoe in bijzondere gevallen wordt aangewezen, ook andere dan zijn dagelijkse niet tot zijn functie behorende arbeid te verrichten, voorzover althans deze arbeid verband houdt met de arbeid in de onderneming van de werkgever en de werknemer geacht kan worden daartoe in staat te zijn.

  • 2. Wanneer een werknemer tijdelijk belast wordt met werk, dat niet tot zijn functie behoort, zal hij het inkomen ontvangen, dat hij verdiend zou hebben als hij in zijn normale functie zou hebben gewerkt.

  • Wordt hij echter gedurende een maand of langer onafgebroken belast met werk, vallende onder een hogere loonschaal, dan zal hij beloond moeten worden op basis van het voor die loonschaal geldende loon. Het inkomen mag hierdoor echter niet lager worden dan het inkomen dat hij verdiend zou hebben wanneer hij in zijn normale functie zou hebben gewerkt.

  • 3. De werknemer kan niet verplicht worden arbeid te verrichten in een andere onderneming dan die van zijn werkgever, tenzij de onderneming commercieel samenhangt met die van de werkgever.

Artikel 4 Werken in andere gemeenten

  • 1. Bij het werken op karweien, buiten de gemeente waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht, wordt, met uitzondering van arbeid op zondag, geen toeslag betaald indien gewerkt wordt op tijden buiten de voor de werknemer gebruikelijke werktijd, tenzij overwerk door de werkgever wordt opgedragen.

  • 2. De tijd, nodig voor het gaan en terugkeren van het karwei, wordt met het volle uurloon, zonder overwerktoeslag, vergoed, met dien verstande dat nimmer minder dan een normale arbeidsdag in gewoon uurloon zal worden uitbetaald. Wanneer echter de werknemer rechtstreeks naar zijn woning terugkeert, wordt uitsluitend de tijd vergoed, waarmee de hiervoor nodige reistijd de normale heen- en terugreis van woning naar werkplaats overtreft.

  • 3. De normale reis- en verblijfkosten worden na opgave door de werkgever betaald. Zo mogelijk zullen daarbij bewijsstukken worden overgelegd.

  • 4. De leden 1, 2 en 3 van dit artikel zijn niet van toepassing op chauffeurs en bijrijders, behalve dat de werkgever aan chauffeurs en bijrijders de door hen, voor de uitoefening van hun werkzaamheden, gemaakte verblijfkosten vergoedt.

Artikel 5 Concurrentiebeding

  • 1. Het is de werknemer verboden, gedurende de duur van zijn dienstverband werkgever concurrentie aan te doen. Dit brengt onder meer mee dat het de werknemer verboden is buiten de voor hem geldende werktijd, arbeid die tot zijn functie behoort, betaald dan wel onbetaald, voor anderen te verrichten, tenzij dat met werkgever doorgesproken is en deze er zijn goedkeuring, bij voorkeur schriftelijk, aan gegeven heeft.

  • Onder concurrentie-aandoen wordt mede begrepen het deelgenoot zijn in een bedrijfsvoering anders dan bij werkgever.

  • 3. De bepalingen van lid 1 gelden niet voor parttime werknemers, voorzover deze ook werkzaam zijn bij een werkgever in een andere branche.

Artikel 6 Aanstelling, dienstverband voor bepaalde tijd, loonspecificatie

  • 2. De werknemer ontvangt bij zijn aanstelling een gedateerd schriftelijk bewijs van aanstelling waarin wordt vermeld:

    • a. de functie en groep waarin hij wordt aangesteld,

    • b. de datum van indiensttreding,

    • c. het aan de functie verbonden salaris,

    • d. eventuele bijzondere voorwaarden (bijv. proeftijd van max. 2 maanden, het aantal te werken uren per week door een parttime werknemer),

    • f. wijzigingen in functie of salaris zullen eveneens schriftelijk en met datum worden meegedeeld.

  • 3. De werkgever is verplicht per loonperiode aan zijn werknemer een loonspecificatie te verstrekken, inhoudende:

    • a. de naam van de werknemer,

    • b. de periode, waarop de betaling betrekking heeft,

    • c. de samenstelling van het bruto inkomen,

    • d. de ingehouden bedragen aan loonheffing, sociale verzekeringspremies, pensioenpremie, VUT-premie,

    • e. functie en groepsindeling.

  • 4. Een voorbeeld van een dergelijke specificatie wordt als bijlage I bij deze overeenkomst gevoegd.

  • 5. Het is de werkgever toegestaan in overleg met het personeel of de personeelsvertegenwoordiging over te gaan op vier-weken- of maandloonbetaling, ook in die gevallen, waarin tot nu toe de week- of uurloonbetaling werd verondersteld.

  • 6. De werkgever zal de werknemer op zijn verzoek uiterlijk 15 februari een opgave verstrekken van het in het voorgaande jaar door de werknemer bij de werkgever verdiende inkomen, gespecificeerd naar bruto inkomen en ingehouden bedragen terzake van loonheffing en premies sociale verzekeringen.

Artikel 7 Functie-indeling en beloning detailhandelspersoneel

De werknemers in de sector detailhandel worden met het oog op hun leeftijd, functie en beloning ingedeeld in de groepen A, B of C.

Vakvolwassen leeftijd bij jongeren in vakopleiding:

Voor werknemers die geen opleiding volgen of niet hebben afgerond, geldt op de leeftijd van 23 jaar het vakvolwassen loon. Voor werknemers die de primaire opleiding volgen, geldt dat zij op 22-jarige leeftijd recht hebben op het vakvolwassen loon en voor werknemers die in het bezit zijn van het diploma, op 21-jarige leeftijd.

  • A. Verkopend personeel, etaleurs en decorateurs.

    • 1. De mannelijke en vrouwelijke verkopers worden ingedeeld in de volgende 5 groepen:

    • Groep I: jeugdige personen tot en met 20 jaar ter opleiding in het vak woninginrichting aangenomen;

    • Groep II: aankomend verkopend personeel vanaf 18 tot en met 23 jaar, dat een praktijkervaring heeft van tenminste één jaar en ouder verkopend personeel zonder praktijkervaring;

    • Groep III: verkopend personeel van 19 jaar en ouder dat eenvoudige verkoophandelingen zelfstandig verricht en als zodanig een praktijkervaring heeft van tenminste twee jaar en in hoofdzaak belast is met de verkoop van goederen, niet zijnde meubelen en vloerbedekking;

    • Groep IV: verkopend personeel van 20 jaar en ouder dat in hoofdzaak belast is met de zelfstandige verkoop van meubelen en vloerbedekking en een praktijkervaring heeft van tenminste twee jaar;

    • Groep V: de werknemer van 21 jaar en ouder, die belast is met de zelfstandige verkoop van complete woninginrichting, gewoonlijk aangeduid als eerste verkoper of acquisiteur.

    • 2. Voor verkopend personeel in volledige dienst gelden, gemiddeld op jaarbasis gemeten, bruto garantie-inkomens per maand, vermeld in bijlage II, welke bijlage onderdeel uitmaakt van deze CAO.

    • 3. Etaleurs en decorateurs worden in overleg tussen werkgever en werknemer ingedeeld in één der groepen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Lid 2 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • B. Leidinggevend personeel in de verkoop.

    • 1. Het leidinggevend personeel in de verkoop wordt ingedeeld in de volgende 4 groepen:

    • Groep VI: de werknemer aan wie de leiding is toevertrouwd over tenminste 5 werknemers, genoemd in de groepen I t/m IV, hetzij de werknemer, die op grond van de belangrijkheid van zijn functie door de werkgever hiermee is gelijkgesteld;

    • Groep VII: de werknemer die een belangrijke afdeling zelfstandig leidt, meer omvattende dan het in groep VI vermelde;

    • Groep VIII: de werknemer die leiding geeft aan de gehele verkoop van een door de werkgever aan te wijzen afdeling of aantal afdelingen, inclusief het geven van leiding aan de hiervoor vermelde medewerkers van groep VI en/of VII;

    • Groep IX: de werknemer die leiding geeft aan alle werkzaamheden op een door de werkgever aangewezen gebied, meer omvattend dan het in groep VIII omschreven gebied.

    • 2. Voor leidinggevend personeel in volledige dienst gelden, gemiddeld op jaarbasis gemeten, de bruto garantie-inkomens per maand, vermeld in bijlage III, welke bijlage onderdeel uitmaakt van deze CAO. De indeling in loonschalen geschiedt hetzij naar leeftijd, hetzij naar functiejaren. Het salaris in groep IX wordt in onderling overleg vastgesteld.

  • C. Administratieve medewerkers.

    • 1. Het administratieve personeel wordt ingedeeld in de volgende 6 groepen:

    • Groep I: eenvoudige administratieve arbeid, welke onder toezicht wordt verricht;

    • Groep II: administratieve arbeid, welke een zekere zelfstandigheid vereist;

    • Groep III: meer verantwoordelijke administratieve arbeid, welke vrij grote zelfstandigheid en een zekere ervaring vereist;

    • Groep IV: zelfstandige administratieve arbeid, waarvoor naast ervaring een diploma is vereist, zoals het praktijk-diploma boekhouden;

    • Groep V: zelfstandige administratieve arbeid, waarvoor òf verdere opleiding òf grotere ervaring en/of vakkennis wordt vereist, resp. administratieve arbeid waarin leiding gegeven wordt;

    • Groep VI: leidinggevende functies, waarvoor opleiding op middelbaar niveau wordt vereist en/of leiding wordt gegeven aan een afdeling.

    • 2. Voor administratief personeel in volledige dienst gelden de bruto garantie-salarissen per maand, vermeld in bijlage IV, welke bijlage onderdeel uitmaakt van deze CAO.

    • 3. De salarissen van werknemers, ingedeeld hoger dan groep VI, worden bij afzonderlijke overeenkomst tussen werkgever en werknemer geregeld.

  • D. Indexering.

  • De indexering is geregeld in artikel 9.

Artikel 8 Functie-indeling en beloning vaktechnisch personeel

  • 1. De vaktechnische werknemers worden met het oog op hun leeftijd, functie en beloning ingedeeld in de groep A, B, C, D of E op basis van functieniveaus zoals deze blijken uit de bij deze CAO behorende functie-indeling vermeld in bijlage V, welke bijlage onderdeel uitmaakt van deze CAO.

  • 2. Jeugdige werknemers zullen worden ingeschaald in salarisgroep A, met dien verstande dat jeugdigen, die een voor hun functie noodzakelijke vakopleiding volgen, dienen te worden ingeschaald in salarisgroep B.

  • Jeugdigen die met goed gevolg een voor hun functie noodzakelijke vakopleiding hebben voltooid, dienen te worden ingeschaald in de salarisgroep behorende bij de functie waarin betrokkene werkzaam is.

  • 3. Jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het vakdiploma in gevolge de primaire opleiding, hebben op 21-jarige leeftijd recht op het vakvolwassen loon in de functiegroep waarin zij zijn ingedeeld.

  • 4. Voor vaktechnisch personeel in volledige dienst gelden de lonen als weergegeven in bijlage VI, welke bijlage onderdeel uitmaakt van deze CAO.

  • 5. De overgang naar een hogere leeftijdsklasse vindt plaats op de eerste van de maand volgende op de datum waarop een werknemer de leeftijd, die recht geeft op een verhoging, bereikt.

  • 6. Werknemers, voorzover ingedeeld in één van de salarisgroepen tot en met D, die naast hun normale taakuitoefening de functie van bedrijfsleermeester vervullen, ontvangen een toeslag van ƒ 12,50 per week gedurende de periode dat zij daadwerkelijk als zodanig werkzaam zijn.

  • Onder „bedrijfsleermeester" wordt verstaan de werknemer die de opleiding Bedrijfsleermeester van de Stichting Vakopleiding Hout- en Meubileringsbedrijf heeft gevolgd en wiens taak mede bestaat uit het daadwerkelijk overdragen van vakkennis en het begeleiden van jeugdige werknemers in een onderneming waarmee een leerovereenkomst in het kader van de Wet op het Leerlingwezen is aangegaan.

  • 7. Indien een onderneming een hogere beloning wil toekennen dan in de salarisschalen is aangegeven, dient deze meerdere beloning gebaseerd te zijn op een beloningssysteem, waarvan de inhoud en het maximum van de extra beloning vastliggen binnen de onderneming, onverlet het terzake bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden. Wijzigingen in het gekozen beloningssysteem kunnen in principe eenmaal per jaar geschieden.

  • 8. Indexering.

  • De indexering is geregeld in artikel 9.

Artikel 9 Lonen

Met inachtneming van artikel 7 en 8 van de CAO gelden de lonen als weergegeven in bijlagen II, III, IV en VI, welke bijlagen onderdeel uitmaken van deze CAO. De lonen in de salarisschalen alsook de werkelijk betaalde lonen worden als volgt verhoogd:

Per 1 juli 1994:1 0,5%;

Per 1 oktober 1995: 1,0%.

Artikel 10 Wettelijk minimumjeugdloon hulpkrachten

Aan hulpkrachten zal tenminste het minimum(jeugd)loon pro rato over elke betalingstermijn uitbetaald worden.

Artikel 11 Parttime werknemers en hulpkrachten

  • 1. Voor parttime werknemers is deze CAO naar rato van toepassing.

  • 2. Parttime werknemers vallen buiten het systeem van roostervrije uren. De compensatie hiervoor is verdisconteerd in het uurloon (zie art. 1 lid 15).

  • 3. In geval met oproepkrachten een overeenkomst wordt afgesloten zal een 0-urenbeding per week nietig zijn. Een oproepkracht wordt voor ten minste twee aaneengesloten uren opgeroepen.

  • 4. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst met een parttimer, waarin een minimum aantal te werken uren per week wordt opgenomen alsmede een maximum aantal te werken uren per week, zal het minimum aantal te werken uren per week tenminste 16 bedragen en het maximum aantal te werken uren per week ten hoogste 26 bedragen (z.g. minimum-maximum-contracten).

  • 5. In incidentele gevallen zal het maximum aantal te werken uren per week van 26 uur kunnen worden uitgebreid. Deze uitbreiding zal echter nimmer meer dan 8 uur per week mogen bedragen.

  • 6. Wanneer van het in lid 5 bepaalde langer dan een aaneengesloten periode van vier weken gebruik gemaakt wordt, wordt de betrokken werknemer als werknemer in volledige dienst krachtens deze CAO aangemerkt, doch alleen als er door de uitbreiding meer dan 4/5 van de in de onderneming gebruikelijke arbeidsduur arbeid wordt verricht (zie art. 1 lid 12). Hierdoor zijn met name de in de artikelen 13 (lid 6 en 8), 14, 18 en 19 opgenomen rechten voor hem gaan gelden.

  • 7. De leden 5 en 6 zijn niet van toepassing indien overschrijding van het maximum aantal te werken uren per week plaatsvindt wegens vervanging bij ziekte of een aaneengesloten vakantie van collega's.

Artikel 12 Vergoedingen en toeslagen

  • 1. De werknemer draagt er zorg voor dat de hem verstrekte goederen zich bij voortduring in goede staat bevinden en compleet blijven.

  • 2. Bij beëindiging van de dienstbetrekking dient de werknemer de hem ter beschikking gestelde goederen uit eigen initiatief in te leveren. Bij gebreke daarvan kan de werkgever de waarde verrekenen met het loon of de vakantietoeslag.

  • 3. Voor het gebruik van een in het bezit van de werknemer zijnd vervoermiddel ten behoeve van de door de werkgever opgedragen werkzaamheden, zullen de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed.

  • 4. Werknemers die in het bezit zijn van een geldig EHBO-diploma, ontvangen een toeslag van f 7,00 per week. Werknemers, die de toeslag op 1 april 1985 hadden, behouden deze toeslag zolang het diploma geldig is. Werknemers, die na 1 april 1985 het EHBO-diploma behalen, komen alleen dan in aanmerking voor een diplomatoeslag, als het aantal door de Arbowet gesteld nog niet bereikt is.

  • Werknemers, die lid zijn van de vrijwillige brandweer, ontvangen eveneens een toeslag van f 7,00 per week.

  • 5. Voor verkopers in het bezit van één der onderstaande vakdiploma's wordt het garantie-inkomen per maand verhoogd met het daarbij vermelde bedrag, te weten voor:

    • a. het diploma inzake vakbekwaamheid voor het woninginrichtersbedrijf: f 45,50;

    • b. het diploma inzake vakbekwaamheid voor de kleinhandel in meubelen: f 29,50;

    • c. het brevet voor de textielhandel, afd. woningtextiel: f 29,50;

    • d. het getuigschrift textielwarenkennis, gecombineerd met het getuigschrift cursus woningtextiel A+B4: f 29,50;

    • e. het textielbrevet uitgereikt m.i.v. 1 januari 1974: f 29,50.

  • 6. Voor werknemers in het bezit van een diploma in het kader van het primaire leerlingwezen wordt het garantie-inkomen per maand verhoogd met een bedrag van f 29,50.

  • 7. Een verkoper kan op ten hoogste één der in lid 5a. t/m e. en 6 vermelde toeslagen aanspraak maken.

  • 8. Wanneer de werknemer tijdens werktijd buiten zijn schuld op het werk schade ondervindt aan persoonlijke hulpmiddelen, zoals bril, contactlenzen en gebitsprothese, wordt deze schade door werkgever vergoed, indien en voorzover deze schade niet door anderen wordt vergoed.

  • 9. Kleding- en gereedschapsvergoeding.

  • De werkgever zal aan de werknemer, voorzover hij het voor diens werk nodige gereedschap en de voor diens werk nodige werkkleding niet verstrekt, een tegemoetkoming van f 3,20, respectievelijk f 2,25 per week verlenen in de kosten van aanschaffing en onderhoud daarvan.

Artikel 13 Werktijd en arbeidsduur

  • 1.

    • a. De werktijden zullen vallen binnen de in de winkelsluitingswet aangegeven openingstijden, rekening houdend met de gemiddelde arbeidsduur.

    • b. De dagelijkse werk- en schafttijden worden na overleg met de werknemers en onder nadere goedkeuring van de Arbeidsinspectie, voorzover deze wettelijk is vereist, door de werkgever vastgesteld. In ondernemingen die een ondernemingsraad hebben wordt in plaats van het in de vorige volzin bedoelde overleg het terzake door de Wet op de Ondernemingsraden bepaalde uitgevoerd.

  • 2. Voor een werknemer bedraagt de normale arbeidsduur maximaal 9 uur per dag, met inbegrip van de werktijd:

    • a. gedurende een wekelijkse koopavond;

    • b. op zaterdag tussen 14.00 uur en 18.00 uur.

  • 3. Werknemers mogen, op basis van vrijwilligheid, op maximaal 4 zondagen per jaar werken.

Arbeidsduurverkorting

  • 4.

    • a. Tot 1-1-1995 bedraagt de normale arbeidsduur voor een werknemer, berekend over 4 weken, gemiddeld maximaal 40, 39 of 38 uur. Een week kan slechts eenmaal begrepen zijn in de berekening, zodat gedeeltelijke overlapping van tijdvakken van 4 weken niet is toegestaan. Bij de berekening worden overwerkuren, waarvoor betaling of compensatie in tijd wordt verkregen, buiten beschouwing gelaten.

    • b. Tot 1-1-1995 heeft, ter realisering van de overeengekomen arbeidsduurverkorting, de werkgever na overleg met de werknemer, een keuze uit de navolgende 3 mogelijkheden:

      • I. De normale arbeidsduur bedraagt 38 uur per week.

      • II. De normale arbeidsduur bedraagt 39 uur per week. Per 12 maanden zal de werkgever 52 roostervrije uren vaststellen in de vorm van roostervrije blokken van 4 uur ofwel in de vorm van 6,5 roostervrije dag.

      • III. De normale arbeidsduur bedraagt 40 uur per week. Per 12 maanden zal de werkgever 104 roostervrije uren vaststellen in de vorm van roostervrije blokken van 4 uur ofwel in de vorm van 13 roostervrije dagen.

    • a. Gemiddelde werkweek en arbeidsduur

      • In de periode 1-1-1995 tot 1-1-1996 geldt een werkweek van gemiddeld 38 uur, waarbij de arbeidsduur kan variëren tussen 36 en 40 uur per week.

    • b. De ADV kan in overleg met de werknemer, in uren per dag, per week of in hele dagen worden ingeroosterd, mits men per periode van drie maanden op de gemiddelde afgesproken arbeidsduur per week uitkomt (38 uur).

    • Het is mogelijk een systeem toe te passen waarbij de arbeidsduur per week kan wisselen. Indien dit systeem wordt toegepast, dan dienen weken met een van het gemiddelde afwijkende arbeidsduur, per periode van minimaal drie maanden, vooraf te worden ingeroosterd. In deze periode dient evenwel gemiddeld op de alsdan geldende gemiddelde arbeidsduur uitgekomen te worden, als hiervoor onder sub a. vermeld (38 uur per week).

    • c. Bij het bepalen van de werktijden moet de mogelijkheid van de vierdaagse werkweek worden betrokken.

    • d. Onder roostervrije uren worden verstaan uren die na overleg met de werknemer door de werkgever worden aangewezen en gedurende welke de werknemer vrijaf heeft met behoud van het overeengekomen loon of salaris.

    • e. Bij indiensttreding in de loop van het kalenderjaar zal de werkgever voor de betreffende werknemer een gelijk aantal roostervrije uren vaststellen als nog zullen worden vastgesteld voor de overige werknemers in de onderneming dan wel de afdeling waarin betrokkene werkzaam is.

    • f. Bij beëindiging van de dienstbetrekking kan de werknemer geen rechten doen gelden op uitbetaling van roostervrije uren. Resteren alsdan, op pro ratobasis berekend, nog roostervrije uren, dan zullen deze uitsluitend vóór het einde van de dienstbetrekking in vrije tijd worden opgenomen.

    • g. Roostervrije uren kunnen niet worden vastgesteld op:

      • de feestdagen genoemd in artikel 14 lid 5 sub a.;

      • reeds vastgestelde vakantie- of snipperdagen;

      • de dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, voorzover de werknemer onder de regeling in artikel 18 lid 6 valt;

      • de dagen waarop verkort wordt gewerkt met ontheffing op grond van artikel 8 BBA.

    • h. De aangewezen roostervrije uren kunnen bij ziekte van de werknemer niet worden vervangen door uitbetaling in geld of door vrijaf met behoud van loon op een later tijdstip.

    • i. De aanspraak op roostervrije uren vervalt op 1 september volgend op het jaar waarin deze zijn opgebouwd (hierna te noemen het vervaljaar), tenzij werkgever de werknemer niet in de gelegenheid heeft gesteld de roostervrije uren op te nemen. Indien de werknemer niet in de gelegenheid is gesteld de roostervrije uren op te nemen, dient, alvorens deze aanspraak vervalt, de werkgever vóór 1 juni van het vervaljaar de werknemer schriftelijk in kennis te stellen dat voornoemde aanspraak vervalt per 1 september en dient de werkgever de werknemer alsnog in de gelegenheid te stellen de roostervrije uren voor 1 september op te nemen.

  • 5. Vanaf 1-1-1995 geldt, ter realisering van de arbeidsduurverkorting en van de flexibele arbeidsduur, wat betreft de werkweek, de arbeidsduur en de werktijden, het volgende.

    • a. Gemiddelde werkweek en arbeidsduur

      • In de periode 1-1-1995 tot 1-1-1996 geldt een werkweek van gemiddeld 38 uur, waarbij de arbeidsduur kan variëren tussen 36 en 40 uur per week.

    • b. De ADV kan in overleg met de werknemer, in uren per dag, per week of in hele dagen worden ingeroosterd, mits men per periode van drie maanden op de gemiddelde afgesproken arbeidsduur per week uitkomt (38 uur).

    • Het is mogelijk een systeem toe te passen waarbij de arbeidsduur per week kan wisselen. Indien dit systeem wordt toegepast, dan dienen weken met een van het gemiddelde afwijkende arbeidsduur, per periode van minimaal drie maanden, vooraf te worden ingeroosterd. In deze periode dient evenwel gemiddeld op de alsdan geldende gemiddelde arbeidsduur uitgekomen te worden, als hiervoor onder sub a. vermeld (38 uur per week).

    • c. Bij het bepalen van de werktijden moet de mogelijkheid van de vierdaagse werkweek worden betrokken.

    • d. Onder roostervrije uren worden verstaan uren die na overleg met de werknemer door de werkgever worden aangewezen en gedurende welke de werknemer vrijaf heeft met behoud van het overeengekomen loon of salaris.

    • e. Bij indiensttreding in de loop van het kalenderjaar zal de werkgever voor de betreffende werknemer een gelijk aantal roostervrije uren vaststellen als nog zullen worden vastgesteld voor de overige werknemers in de onderneming dan wel de afdeling waarin betrokkene werkzaam is.

    • f. Bij beëindiging van de dienstbetrekking kan de werknemer geen rechten doen gelden op uitbetaling van roostervrije uren. Resteren alsdan, op pro ratobasis berekend, nog roostervrije uren, dan zullen deze uitsluitend vóór het einde van de dienstbetrekking in vrije tijd worden opgenomen.

    • g. Roostervrije uren kunnen niet worden vastgesteld op:

      • de feestdagen genoemd in artikel 14 lid 5 sub a.;

      • reeds vastgestelde vakantie- of snipperdagen;

      • de dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar, voorzover de werknemer onder de regeling in artikel 18 lid 6 valt;

      • de dagen waarop verkort wordt gewerkt met ontheffing op grond van artikel 8 BBA.

    • h. De aangewezen roostervrije uren kunnen bij ziekte van de werknemer niet worden vervangen door uitbetaling in geld of door vrijaf met behoud van loon op een later tijdstip.

    • i. De aanspraak op roostervrije uren vervalt op 1 september volgend op het jaar waarin deze zijn opgebouwd (hierna te noemen het vervaljaar), tenzij werkgever de werknemer niet in de gelegenheid heeft gesteld de roostervrije uren op te nemen. Indien de werknemer niet in de gelegenheid is gesteld de roostervrije uren op te nemen, dient, alvorens deze aanspraak vervalt, de werkgever vóór 1 juni van het vervaljaar de werknemer schriftelijk in kennis te stellen dat voornoemde aanspraak vervalt per 1 september en dient de werkgever de werknemer alsnog in de gelegenheid te stellen de roostervrije uren voor 1 september op te nemen.

  • 6. Indien het bedrijfsbelang zulks vereist, is de werkgever, na overleg met de werknemers, gerechtigd het reeds vastgestelde rooster te wijzigen.

Werken op koopavond en zaterdagmiddag; compensatie

  • 7. Uitgangspunt is dat iedere werknemer op maximaal 5 dagen per week werkt.

  • Vaktechnisch personeel werkt normaliter niet op zaterdag en niet op de koopavond, tenzij, met goedkeuring van de Sociale Commissie, werkgever en werknemer daartoe wel besluiten.

  • Voor het winkelpersoneel kunnen één van de volgende mogelijkheden worden toegepast:

    • a. de werknemer verricht geen arbeid op zaterdag;

    • b. de werknemer verricht arbeid op zaterdag tot uiterlijk 13.00 uur en heeft daarnaast een wekelijkse vaste vrije halve dag;

    • c. de werknemer verricht op de gehele zaterdag arbeid en heeft wekelijks op maandag een vrije dag. Ter compensatie van de arbeid op zaterdagmiddag, verricht de werknemer geen arbeid gedurende een door de werkgever, na overleg met de werknemer, voor ieder vakantiejaar vast te stellen aaneengesloten werkweek met behoud van loon, onverminderd zijn recht op vakantie;

    • d. de werknemer verricht arbeid op zowel de maandag als de zaterdag en heeft wekelijks een vaste vrije dag. Voor de arbeid op zaterdagmiddag geldt de regeling vermeld in lid 8. Indien een vrije dag genoemd in de punten a., b., c. en d. van lid 8, samenvalt met een der dagen genoemd in artikel 14 lid 5 sub a. en sub b., heeft hij geen aanspraak op een vervangende vrije dag;

    • e. de werknemer verricht gedurende de gehele zaterdag arbeid en heeft daarnaast 50 willekeurige vrije dagen per vakantiejaar, niet vallend op een zaterdag, met behoud van loon. De werkgever stelt deze dagen vast in overleg met de werknemer in gehele dagen en gespreid over het jaar. Indien een dergelijke dag samenvalt met een der dagen genoemd in artikel 14 lid 5 sub a. en sub b., heeft de werknemer aanspraak op vervangende tijd.

    • Voor de arbeid op zaterdagmiddag geldt de regeling opgenomen in lid 8. In de volgens dit lid te geven vrije dagen zijn mede begrepen de halve dagen waarop krachtens de Arbeidswet 1919 geen arbeid mag worden verricht. De werkgever bespreekt welke van bovenstaande regelingen op elk van de werknemers van toepassing zal zijn en deelt hem eventuele wijzigingen schriftelijk mede.

  • 8.

    • a. Voor de werknemer in volledige dienst als bedoeld in lid 7 onder sub d. en e. geldt de volgende compensatieregeling voor het werken op zaterdagmiddag:

      • Voor het verrichten van arbeid tussen 14.00 en 17.00 uur heeft de werknemer recht op extra vrije tijd met behoud van loon ten bedrage van 50% van de tussen genoemde tijdstippen vervulde arbeidsduur. De werkgever stelt deze vrije tijd vast in de vorm van gehele dagen. In afwijking hiervan kan de werkgever deze vrije tijd vaststellen in de vorm van vrije halve dagen, doch uitsluitend voorzover deze dagen te zamen met uit andere hoofde aan de werknemer toekomende vrije halve dagen gehele dagen vormen. Een werknemer kan uit deze hoofde slechts aanspraak maken op ten hoogste 8 hele of 16 halve dagen per vakantiejaar.

      • Voor het verrichten van arbeid tussen 17.00 en 18.00 uur heeft de werknemer recht op een toeslag van 50% van het over bedoelde tijd verschuldigde loon.

    • Deze compensatieregeling geldt ook voor het vaktechnisch personeel.

    • Vanaf 1-1-1995 geldt de regeling zoals beschreven in lid 8 sub e. van dit artikel.

    • b. De werkgever stelt de vrije dagen, bedoeld in dit lid, vast, mede rekening houdende met de wensen van de werknemer, doch in ieder geval zodanig dat deze vrije dagen niet later worden genoten dan zes maanden na het verstrijken van het vakantiejaar, waarin ze zijn verdiend.

    • c. Bij het einde van de dienstbetrekking kan de werkgever de aanspraak op vrije tijd als in dit lid bedoeld, vervangen door een uitkering in geld gelijk aan het loon over die aanspraak.

    • d. Het is de werkgever tot 1-1-1995 toegestaan, met instemming van de werknemer, de in sub a. bedoelde extra vrije tijd te vervangen door een toeslag in geld ten bedrage van 50% van het over bedoelde tijd verschuldigde loon, mits van deze toeslag uit de loonspecificatie blijkt. Vanaf 1-1-1995 geldt de regeling zoals beschreven in lid 8 sub e. van dit artikel.

    • e. Met ingang van de volgende data geldt voor de zaterdagmiddagcompensatie, als bedoeld in lid 8 sub a. hiervoor en de koopavondcompensatie, als bedoeld in lid 10 sub a. hierna, de volgende regeling:

      • vanaf 1-1-1995 voor maximaal 50% in geld uit te keren en minimaal 50% in vrije tijd.

    • In overleg met de werknemer is het mogelijk om meer in vrije tijd te compenseren dan bovenvermelde percentages, alsook geheel in vrije tijd.

    • De compensatie zowel in geld als in uren dient op de loonspecificatie te worden vermeld.

  • 9.

    • a. Voor de parttime werknemer die als regel gedurende tenminste 16 uur per week arbeid verricht, geldt de volgende compensatieregeling voor het werken op zaterdagmiddag:

      • Voor het verrichten van arbeid tussen 14.00 en 17.00 uur heeft de werknemer recht op extra vrije tijd met behoud van loon ten bedrage van 25% van de tussen genoemde tijdstippen vervulde arbeidsduur. De werkgever stelt deze vrije tijd vast in de vorm van gehele dagen. In afwijking hiervan kan de werkgever deze vrije tijd vaststellen in de vorm van vrije halve dagen, doch uitsluitend en voorzover deze halve dagen, te zamen met uit dien hoofde aan de werknemer toekomende vrije halve dagen gehele vrije dagen vormen. Een werknemer kan uit deze hoofde slechts aanspraak maken op ten hoogste vier hele of acht halve vrije dagen per vakantiejaar. Het bepaalde in lid 8 onder b. en c. van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.

      • Voor het verrichten van arbeid tussen 17.00 en 18.00 uur heeft de werknemer recht op een toeslag van 25% van het over bedoelde tijd verschuldigde loon.

    • Deze compensatieregeling geldt ook voor het vaktechnisch personeel.

    • b. Het is de werkgever toegestaan met instemming van de parttime werknemer de onder a. bedoelde vrije tijd te vervangen door een toeslag in geld ten bedrage van 25% van het over bedoelde tijd verschuldigde loon, mits van deze toeslag uit de loonspecificatie uitdrukkelijk blijkt.

  • 10.

    • a. De werknemer in volledige dienst die in verband met de wekelijkse koopavond na 18.00 uur arbeid verricht, heeft tot 1-1-1995 uit dien hoofde recht op extra vrije tijd ten bedrage van 50% van de gedurende de koopavond vervulde arbeidsduur.

    • Vanaf 1-1-1995 geldt de regeling zoals beschreven in lid 8 sub e. van dit artikel.

    • b. De parttime werknemer die als regel gedurende tenminste 16 uur per week arbeid verricht, heeft voor de door hem op de wekelijkse koopavond na 18.00 uur verrichte arbeid recht op extra vrije tijd ten bedrage van 25% van de gedurende de koopavond vervulde arbeidsduur.

    • c. Het is de werkgever toegestaan met instemming van de werknemer de in dit lid bedoelde extra vrije tijd te vervangen door een toeslag in geld ten bedrage van 50% resp. 25% van het over bedoelde tijd verschuldigde loon, mits van deze toeslag uit de loonspecificatie blijkt.

    • Vanaf 1-1-1995 geldt voor werknemers in volledige dienst de regeling zoals beschreven in lid 8 sub e. van dit artikel.

  • 11. Voor het verrichten van arbeid tussen 18.00 en 18.30 uur, met uitzondering van de koopavond, heeft de werknemer recht op een toeslag van 25% van het over bedoelde tijd verschuldigde loon. Dit geldt ook voor vaktechnisch personeel.

  • 12. Met ingang van 1 april 19941 wordt arbeid onmiddellijk aansluitend op de normale dagelijkse werktijd, voor het afhelpen van klanten, het zogenaamde afhelpkwartiertje, uitbetaald op basis van overwerk.

  • 13. De werkgever stelt de werknemer, die in aansluiting op de werktijd gedurende de koopavond moet werken, in de gelegenheid een warme maaltijd te genieten. Alleen als de maaltijd werkelijk genoten wordt, zal de werkgever de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van ƒ 21,00 aan de werknemer vergoeden, tenzij er in het bedrijf een gelijkwaardige maaltijd wordt verstrekt.

Artikel 14 Overwerk en werken op zon- en feestdagen

  • 1. Overwerk wordt zoveel mogelijk voorkomen, doch is, behoudens het bepaalde in lid 5 van dit artikel, verplicht, indien het door de werkgever wettig geëist wordt, tot een maximum van 150 uur per kalenderjaar. Voor woningstoffeerders en chauffeurs geldt een maximum van 120 uur per kalenderjaar.

  • 2. Onder overwerk wordt verstaan door of namens de werkgever opgedragen arbeid buiten de voor de werknemer gebruikelijke werktijd.

  • Voor een parttime werknemer geldt als overwerk arbeid welke wordt verricht op uren buiten de normaal voor de onderneming en voor de betreffende functiegroep geldende werktijd.

  • 3. In afwijking van lid 2 wordt niet onder overwerk verstaan, arbeid verricht op de vastgestelde wekelijkse vrije dag welke binnen 4 weken nadien door gelijkwaardige vrije tijd wordt gecompenseerd, arbeid op zaterdagmiddag, alsmede arbeid op de wekelijkse koopavond.

  • 4. Voor elk uur overwerk wordt het geldende uurloon uitbetaald en wordt als volgt compensatie in vrije tijd gegeven:

    • a. voor de eerste twee uur voorafgaande aan de normale dagelijkse werktijd van de dag waarop een werknemer de wekelijkse koopavond werkt, 25%;

    • b. voor de eerste twee uur aansluitend op de normale dagelijkse werktijd van de overige dagen, behalve op zaterdag na 18.00 uur en op de wekelijkse koopavond na 21 uur, 25%;

    • c. voor de overige uren op alle werkdagen, 50%.

  • 5.

    • a. De uren die gewerkt worden op zondag, Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede kerstdag en Koninginnedag worden aangemerkt als overuren. Voor elk gewerkt uur op een van deze dagen wordt het geldende uurloon uitbetaald en wordt er 100% compensatie gegeven, hetzij in geld, dan wel in vrije tijd.

    • b. Voor het werken op 5 mei geldt het volgende:

    • Indien 5 mei valt op een dag waarop de werknemer gewoonlijk werkt, dan worden de op 5 mei als te doen gebruikelijk gewerkte uren niet aangemerkt als overuren. Vanwege het bijzondere karakter van deze dag heeft de werknemer evenwel recht op een compensatie van 100% over deze uren, hetzij in geld, dan wel in vrije tijd.

    • Indien 5 mei valt op de vaste wekelijkse vrije dag, dan worden de door die werknemer op die dag gewerkte uren aangemerkt als overuren, waarop de laatste volzin in sub a. van dit lid van toepassing is.

    • c. Wanneer de regering te eniger tijd bepaalt dat 5 mei een voor iedereen geldende vrije dag is, dan vervalt het bepaalde in sub b. van dit lid en wordt het bepaalde in sub a. automatisch en onverkort van toepassing op 5 mei.

    • d. Op 5 mei 1995, de dag waarop de 50-jarige bevrijdingsdag wordt gevierd, heeft de werknemer een vrije dag met behoud van loon.

  • 6. In afwijking van lid 4 kunnen werkgever en werknemer overeenkomen dat in plaats van vrije tijd uitbetaling in geld wordt gegeven overeenkomende met het uurloon plus de in lid 4 vermelde toeslagen daarop, mits binnen een maand nadat het overwerk is verricht.

  • 7. Jeugdigen beneden de 18 jaar mogen niet verplicht worden tot overwerk, tenzij de arbeidsinspectie hiervoor toestemming geeft.

Artikel 15 Leidinggevend en inkooppersoneel

Voor werknemers wier beloning het maximum van schaal VIII van artikel 7 onder B. te boven gaat en die uitsluitend of in hoofdzaak zijn belast met de leiding en controle over meer dan 5 werknemers, met inkoopwerkzaamheden, resp. met verkoop in de buitendienst, geldt het bepaalde in de artikelen 13 en 14 niet, indien met die werknemers uit bedoelde categorieën een schriftelijke individuele arbeidsovereenkomst is aangegaan waaruit expliciet blijkt dat bij de vaststelling van hun inkomen en van hun vakantierechten rekening is gehouden met de voor hen geldende werktijdenregeling, die eveneens in genoemde arbeidsovereenkomst moet zijn opgenomen.

Artikel 16 Overwerk chauffeurs en bijrijders

Artikel 14 vindt overeenkomstig toepassing voor chauffeurs en bijrijders met dien verstande dat:

  • a. over de eerste drie overuren per week een vergoeding wordt gegeven op basis van 1/38, 1/39 of 1/40 gedeelte van het geldende weekloon al naar gelang conform artikel 13 lid 4 sub b. resp. artikel 13 lid 5 de gemiddelde arbeidsduur per week bepaald is;

  • b. over de daarop volgende overuren toeslagen worden gegeven als voorgeschreven in artikel 14.

Artikel 17 Kort verzuim

  • 1. Ingeval van verzuim, als bedoeld in artikel 1638c van het Burgerlijk Wetboek, wordt het loon niet doorbetaald, behalve in de na te noemen bijzondere omstandigheden, gedurende ten hoogste de daarbij vermelde tijd:

    • a. bij ondertrouw van de werknemer gedurende één dag;

    • b. bij huwelijk van de werknemer gedurende twee dagen;

    • c. bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer gedurende één dag;

    • d. bij huwelijk van een der (schoon-)ouders, kinderen (stief- en pleegkinderen daaronder begrepen), kleinkinderen, broers en zusters, schoonzusters of zwagers, gedurende één dag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • e. bij bevalling van de echtgenote gedurende de dag waarop de bevalling plaatsvindt alsmede de daarop volgende werkdag;

    • f. bij overlijden van de echtgeno(o)t(e), een kind of één der ouders of schoonouders waarmede de werknemer samenwoont, van de dag van het overlijden tot en met de dag van de uitvaart;

    • g. bij overlijden van een der uitwonende ouders, stiefouders of schoonouders of uitwonende eigen of aangehuwde kinderen gedurende één dag, alsmede gedurende de dag der uitvaart, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • h. bij de uitvaart van één der broers, zuster, zwagers, schoonzusters, grootouders of kleinkinderen, gedurende één dag, mits de plechtigheid wordt bijgewoond;

    • i. bij militaire keuring gedurende de eerste keuringsdag;

    • j. bij militaire inspectie of vervulling van andere militaire verplichtingen, indien daarvoor door de overheid geen vergoeding gegeven wordt, gedurende een naar billijkheid te berekenen termijn;

    • k. bij uitoefening van de kiesbevoegdheid of bij het vervullen van andere burgerlijke verplichtingen, indien daarvoor door de overheid geen vergoeding wordt verleend, gedurende de daarvoor benodigde tijd;

    • l. bij ontslag van een werknemer die tenminste drie achtereenvolgende maanden in dienst is, wegens slapte in het bedrijf, gedurende één dag voor het zoeken van een andere werkgever;

    • m. bij ongeval over de dag waarop het ongeval plaatsvond;

    • n. bij deelname door werknemers van 63 jaar of ouder aan een cursus ter voorbereiding op de pensionering tot een maximum van één loonweek in de periode vanaf het 63e levensjaar tot aan de beëindiging van het dienstverband. Op verzoek van de werkgever zal de werknemer de daadwerkelijke deelname aan een cursus als in deze bepaling bedoeld genoegzaam moeten kunnen aantonen.

  • 2. Verzuim bij bezoek aan huis- en tandarts.

  • Per onderneming moet een regeling voor tandarts- en doktersbezoek tussen werkgever en werknemers worden overeengekomen. Bij deze regeling zal rekening gehouden worden met plaatselijke en persoonlijke omstandigheden.

  • 3. Duurzame samenlevingsvormen, die tijdig aan de werkgever zijn gemeld, worden voor het bepaalde in dit artikel, met uitzondering van lid 1 sub a. en b., met een wettelijk huwelijk gelijkgesteld.

  • 4. Zwangerschaps- en bevallingsverlof.

  • Het zwangerschaps- en bevallingsverlof van de werkneemster bedraagt zestien weken, flexibel op te nemen vanaf 6 tot 4 weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.

  • 5. Verzorgingsverlof bij calamiteiten.

  • Indien een werknemer onverwachts maatregelen moet treffen voor de verzorging van één of meer huisgenoten omdat degene, die dat anders doet, daartoe plotseling niet meer in staat is, dan wel de normaliter alleen achterblijvende huisgenoot/huisgenoten nu verzorging behoeft/behoeven, kan hij daarvoor gedurende de benodigde korte tijd verzuimen met behoud van loon, mits hij daartoe vooraf (telefonisch) overleg pleegt met de werkgever. Dit verzuim mag 16 uur per jaar niet overschrijden.

Artikel 18 Vakantie en vakantiebijslag

Onverminderd het bepaalde in de Vakantiewet en de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag, voorzover daarvan in dit artikel niet wordt afgeweken, geldt ten aanzien van vakantie en vakantiebijslag het volgende:

A. Aanspraken op vakantie met behoud van inkomen

Vakantiejaar

  • 1. Het vakantiejaar loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.

Vakantie-aanspraken

  • 2. De werknemer verwerft per volledig vakantiejaar aanspraak op 24 werkdagen vakantie.

  • 3. De werknemer, die op 1 mei de 18-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, verwerft per volledig vakantiejaar aanspraak op 5 werkdagen extra vakantie onverminderd het bepaalde in artikel 2 lid 3.

  • 4. De werknemer, die op 1 mei de 18-jarige leeftijd doch nog niet de 20-jarige leeftijd heeft bereikt, verwerft per volledig vakantiejaar aanspraak op 5 werkdagen extra vakantie, zolang hij regelmatig erkend vakonderwijs volgt.

  • 5.

    • a. De werknemer verwerft zodra hij 50 jaar, resp. 55 jaar is per volledig vakantiejaar aanspraak op 1, resp. 2 werkdagen extra vakantie. In verband met het bepaalde in lid 6 van dit artikel vervalt de in dit lid bedoelde aanspraak zodra de werknemer de 56-jarige leeftijd bereikt.

    • b. Werknemers die op 1 april 1985 reeds recht hadden op dienstjarentoeslag behouden deze extra dagen, welke echter niet kunnen cumuleren met de leeftijdentoeslag, genoemd in sub a.

  • 6. De werknemer die in enig jaar 56 jaar of ouder wordt, heeft, met ingang van dat kalenderjaar, recht op extra vakantie op alle werkdagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Deze dagen kunnen in geval van arbeidsongeschiktheid niet worden vervangen.

Vakantie-aanspraken naar verhouding

  • 7. De werknemer die in de loop van het vakantiejaar in dienst treedt verwerft aanspraak op vakantie in verhouding tot het deel van het vakantiejaar dat hij in dienst is. Op dezelfde wijze worden de aanspraken op extra vakantie berekend, indien de betrokken werknemer in de loop van het vakantiejaar in dienst treedt, dan wel de omstandigheid op grond waarvan aanspraak op extra vakantie bestaat, zich in de loop van het vakantiejaar voordoet.

Aanspraken op vakantie bij het niet-verrichten van arbeid

  • 8.

    • a. De werknemer verwerft geen aanspraak op vakantie over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aanspraak op in geld vastgesteld loon heeft.

    • b. Het sub a. bepaalde is niet van toepassing indien de arbeid niet is verricht wegens:

      • arbeidsongeschiktheid, tenzij deze door opzet van werknemer is veroorzaakt;

      • het naleven van een wettelijke verplichting of een verbintenis, ten aanzien van 's lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;

      • het genieten van verlof (in een vorige dienstbetrekking verworven doch niet opgenomen vakantie);

      • het met toestemming van de werkgever deelnemen aan bijeenkomsten of cursussen georganiseerd door de vakvereniging waarvan de werknemer lid is;

      • onvrijwillige werkloosheid (tijdelijke werktijdverkorting);

      • zwangerschap of bevalling.

    • c. In het sub b. genoemde geval van arbeidsongeschiktheid wordt slechts aanspraak op vakantie verworven over de laatste zes maanden van arbeidsongeschiktheid.

    • d. De volgens het bepaalde sub b. verworven aanspraken vervallen, indien de dienstbetrekking door de werknemer wordt beëindigd alvorens de arbeid is hervat.

    • e. De werknemer verwerft aanspraken op vakantie over de tijd, welke hij besteedt aan het volgen van onderricht, waartoe hij ingevolge de CAO door de werkgever in de gelegenheid moet worden gesteld.

    • f. Dagen of gedeelten van dagen, waarop de werknemer wegens redenen als genoemd sub b., sub e. en in artikel 17 verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, gelden niet als vakantie.

B. Opnemen van vakantie

  • 9. De vakantie waarop de werknemer aanspraak heeft verkregen wordt opgenomen in de vorm van:

    • a. aaneengesloten vakantie,

    • b. snipperdagen.

Aaneengesloten vakantie

  • 10. De aaneengesloten vakantie bestaat uit een periode van 15 werkdagen. Werkgevers en werknemers kunnen overeenkomen dat de aaneengesloten vakantie uit een kortere, doch tenminste 10 werkdagen durende periode zal bestaan. De werkgevers werkzaam in de vloerenlegbedrijven mogen, indien de werkzaamheden door de sluiting van de bouwnijverheidsbedrijven in de periode rond Kerstmis en Nieuwjaar geen voortgang vinden, hun werknemers verplichten voor een gelijke periode vakantie of snipperdagen op te nemen.

Snipperdagen

  • 11. De niet als aaneengesloten vakantiedagen opgenomen c.q. op te nemen vakantiedagen zijn snipperdagen. Deze kunnen in verhouding tot het verstreken deel van het vakantiejaar door de werknemer in overleg met de werkgever worden opgenomen. Een verzoek hiertoe dient als regel een week tevoren aan de werkgever of diens aangewezen vertegenwoordiger te worden gedaan.

Sluiting bedrijf bij aaneengesloten vakantie

  • 12. De werkgever is, wanneer hij de werkzaamheden in het bedrijf in verband met de jaarlijkse aaneengesloten vakantie tijdelijk stilzet, niet verplicht aan een werknemer, die geen aanspraak heeft verworven op de gehele aaneengesloten vakantie, het inkomen door te betalen over de dagen, waarop geen aanspraak bestaat.

Teveel genoten vakantie

  • 13. De door de werknemer teveel genoten vakantiedagen kunnen uiterlijk in het vakantiejaar, volgende op de periode, waarin zij werden genoten, worden verrekend, tenzij uitdrukkelijk schriftelijk anders werd overeengekomen.

Latere opneming van vakantiedagen

  • 14. Voorzover een werknemer de vakantiedagen waarop hij aanspraak heeft verkregen door omstandigdheden buiten zijn schuld niet kan opnemen, heeft hij het recht dit alsnog te doen binnen twee jaar nadat de aanspraak is ontstaan.

C. Vakantietoeslag

  • 15. De werknemer verkrijgt over de periode gedurende welke hij aanspraak op vakantie verwerft, tegenover zijn werkgever recht op vakantietoeslag. De vakantietoeslag wordt uitbetaald bij de laatste loonbetaling voor de vakantie, doch uiterlijk op 30 juni van enig jaar en bedraagt te zamen met eventuele vakantietoeslag uit hoofde van de sociale verzekeringswetten, 8% van het inkomen, dat de werknemer in het op 30 juni eindigende vakantiejaar van zijn werkgever heeft genoten, met uitzondering van de vakantietoeslag zelf. Indien op het tijdstip van de laatste loonbetaling als bedoeld in de vorige zin, dan wel op 30 juni van enig jaar het inkomen over het vakantiejaar nog niet uit de administratie van de werkgever blijkt, kan deze het vakantiegeld op andere wijze berekenen. Het aldus op andere wijze berekende vakantiegeld wordt niet herzien, indien het niet meer dan 3% afwijkt van de vakantieberekening overeenkomstig de vorige alinea. Als inkomen wordt tevens aangemerkt het wegens de redenen genoemd in lid 8 sub b. en e. (met uitzondering van het genieten van verlof) gederfde inkomen.

D. Arbeidsongeschiktheid

  • 16. In afwijking van het daaromtrent in art. 1638ee van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, heeft een werknemer, die tijdens de aaneengesloten vakantie arbeidsongeschikt wordt, zodat hij van een gedeelte van deze vakantie geen gebruik kan maken, aanspraak op een aantal verlofdagen dat evengroot is als het aantal vakantiedagen waarop hij arbeidsongeschikt was, evenwel onder aftrek van de eerste ziektedag, op de voet van artikel 19 lid 1. Het bepaalde in artikel 1638 bb van het Burgerlijk Wetboek is hier van toepassing.

  • De aanspraak op verlofdagen bestaat slechts, indien aan de werkgever of aan de instantie die voor de werkgever de contrôle bij ziekte uitvoert, tijdig de arbeidsongeschiktheid is gemeld en de werknemer, indien de werkgever of de controlerende instantie redelijkerwijs niet in staat is de arbeidsongeschiktheid vast te stellen, de arbeidsongeschiktheid, middels een verklaring van een onafhankelijk arts, kan aantonen.

Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid

  • 17. De werknemer die op grond van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid een uitkering geniet en tevens arbeid verricht, wordt zowel ten aanzien van het verwerven van vakantie-aanspraken als ten aanzien van het opnemen van vakantie, geacht volledig arbeidsgeschikt te zijn. De werknemer die een uitkering geniet krachtens de Ziektewet, heeft recht op doorbetaling van een zodanig inkomen over zijn vakantiedagen, dat, te zamen met de bedoelde uitkering een netto inkomen wordt bereikt dat hij bij volledige arbeidsgeschiktheid zou hebben genoten. De werknemer, die een uitkering geniet krachtens de Ziektewet, heeft recht op betaling van een zodanig bedrag aan vakantietoeslag, dat hij een vakantietoeslag geniet, die hij bij volledige arbeidsgeschiktheid zou hebben genoten. Een werknemer die een uitkering geniet krachtens de WAO behoudt tijdens het opnemen van vakantiedagen zijn inkomen.

Einde dienstverband

  • 18. Bij het einde van het dienstverband heeft de werknemer aanspraak op vakantie in verhouding tot het deel van het vakantiejaar dat hij in dienst was, voorzover hij deze vakantie nog niet heeft genoten, onverminderd zijn aanspraak op grond van zijn dienstverband gedurende voorafgaande vakantiejaren, voorzover hij deze niet heeft genoten. Zijn aanspraak wordt tot in uren nauwkeurig berekend. De werknemer heeft, wegens de hem bij het einde van de dienstbetrekking toekomende vakantie, aanspraak op een uitkering in geld tot een bedrag van het inkomen over een tijdvak, gelijk aan die vakantie. De werkgever is verplicht bij het einde van de dienstbetrekking aan de werknemer een verklaring uit te reiken, waaruit blijkt van de duur van de vakantie en van het verlof zonder behoud van loon welke aan de werknemer op dat tijdstip nog toekomen. De nieuwe werkgever is verplicht de werknemer in de gelegenheid te stellen de hem bij het einde van het voorafgaande dienstverband uitbetaalde vakantiedagen als verlof zonder behoud van loon op te nemen, voorzover uit een verklaring van de vorige werkgever het aantal uitbetaalde vakantiedagen blijkt. Voorzover de nieuwe werkgever het bedrijf wegens vakantie sluit, kan de werknemer verplicht worden de in de vorige zin bedoelde verlofdagen tijdens de bedrijfssluiting op te nemen. De werknemer heeft bij het einde van het dienstverband recht op betaling van een vakantietoeslag, berekend overeenkomstig het bepaalde in lid 15.

Verlof voor eigen rekening van buitenlandse werknemers

  • 19. Werknemers, afkomstig uit landen waarmee Nederland een wervingsovereenkomst heeft, mogen maximaal 2 weken verlof voor eigen rekening opnemen aansluitend aan de aaneengesloten vakantie als bedoeld in lid 10 van dit artikel, indien zij dit verlof met de werkgever zijn overeengekomen en indien het gezin van de werknemer in het land van herkomst woont.

Artikel 19 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden

  • 1. Met uitsluiting van het bepaalde in art. 1638c, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, wordt door of vanwege de werkgever ingeval van arbeidsongeschiktheid met ingang van de tweede dag nadat aan de werkgever van de arbeidsongeschiktheid is kennis gegeven, de dag van de aangifte inbegrepen, ziekengeld uitgekeerd dat gelijk is aan het gederfde bruto inkomen tot maximaal de in de Ziektewet vastgestelde periode en maximaal het wettelijk maximum dagloon, onder aftrek van eventuele Ziektewet uitkeringen die werknemer ontvangt. Voor de vaststelling van het in de vorige volzin genoemde inkomen zijn van toepassing de Algemene Dagloonregelen Ziektewet. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin, wordt aan de werknemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, over maximaal 6 weken per kalenderjaar ziekengeld uitgekeerd, ter grootte van 70% van het gederfde bruto inkomen, tot maximaal het voor de Ziektewet geldende maximum dagloon. Eveneens in afwijking van de voorlaatste volzin wordt aan hen die het wettelijk minimumloon verdienen, geen wachtdag in rekening gebracht.

  • 2. Een uitkering verstrekt door een werkgever aan een werknemer terzake van diens arbeidsongeschiktheid, boven hetgeen, waarop die werknemer ingevolge het bepaalde in lid 1 aanspraak heeft, draagt, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen, het karakter van een voorschot, ingeval de werknemer terzake van zijn arbeidsongeschiktheid een vordering tot schadevergoeding wegens loonderving kan doen gelden jegens een derde. De werknemer wordt geacht zijn recht op schadevergoeding ten belope van het bedrag van het voorschot aan de werkgever te hebben gecedeerd en is desverlangd verplicht een hierop betrekking hebbende akte van cessie te tekenen. De werkgever zal het voorschot met de uit te keren schadevergoeding verrekenen.

  • 3. In geval van overlijden van de werknemer is de werkgever verplicht aan de nagelaten betrekkingen over de periode vanaf de dag van overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand nadien, waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het inkomen dat de werknemer rechtens toekwam.

  • 4. Nagelaten betrekkingen in de zin van het voornoemde lid is de langstlevende echtgenoot van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, dan wel de daarmee op grond van een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering ter zake van de uitkering bij overlijden gelijkgestelde persoon, of bij ontstentenis van deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen.

  • 5. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 3 kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen terzake van het overlijden van de werknemer toekomt, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.

  • 6. Het bepaalde in lid 3 geldt niet indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Artikel 20 Uitkering WW bij reorganisatie en/of overname van het bedrijf

Indien een werknemer, die een loon verdient boven het wettelijk minimumloon, als gevolg van reorganisatie en/of overname van het bedrijf van de werkgever werkloos wordt, en uit dien hoofde een WW-uitkering ontvangt, is de werkgever verplicht deze uitkering gedurende de eerste acht weken van werkloosheid aan te vullen tot 80% van het laatstverdiende loon.

Artikel 21 Vakonderwijs

  • 1. De werkgevers zijn verplicht te bevorderen, dat de werknemers beneden de 20 jaar voor hun functie/beroep relevant vakonderwijs volgen aan een door de CAO-partijen erkende school of bedrijfsschool, dan wel middels een leerovereenkomst als bedoeld in de Wet op het Leerlingwezen. Inlichtingen ten aanzien van erkende scholen zijn te verkrijgen bij het secretariaat van het CAO-overleg1.

  • 2.

    • a. Voorzover de vakopleiding plaatsvindt tijdens de werktijd en buiten de werkplaats, zullen aan niet partiëel leerplichtige werknemers de verzuimde uren door de werkgever worden vergoed tot een maximum per week van het normale aantal werkuren per dag.

    • b. De werkgever kan bij de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Woninginrichting, op basis van de leeftijdsafhankelijke subsidieregeling, een beroep doen op tegemoetkoming in de kosten van het loonverzuim.

  • 3. Er is ten behoeve van werkgevers een leeftijdsafhankelijke subsidieregeling voor leerlingen die een opleiding volgen in het kader van de Wet op het Leerlingwezen. De per leerling per week te verstrekken bedragen zijn als volgt: f 20,– voor 16- en 17-jarigen; f 25,– voor 18- en 19-jarigen; f 30,– voor 20- en 21-jarigen en f 35,– voor 22-jarigen en ouder. Voor vrouwen geldt een extra subsidiebedrag van f 15,– per leerling per week. De regeling wordt uitgevoerd door de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Woninginrichting.

  • De looptijd van deze subsidie wordt vooralsnog vastgesteld tot 1 juli 1995. Aan de hand van de evaluatie in mei 1995 zal worden besloten de regeling al dan niet te verlengen.

  • 4. Voor het doen van een door de CAO-partijen erkend examen dat verband houdt met de vakopleiding, wordt de daarvoor benodigde werktijd vergoed, ook indien extra tijd nodig is voor het doen van een herexamen.

  • 5. In geval er twijfel bestaat over de vraag of een jeugdige werknemer geschikt is voor het volgen van vakonderwijs, kan het oordeel worden gevraagd van bovenbedoelde school.

  • 6. Blijkt deze na onderzoek van oordeel te zijn, dat de reflectant niet geschikt is, dan kan deze nimmer op vergoeding van in verband met vakonderwijs verzuimde werkuren aanspraak maken.

  • 7. Aan werknemers van 20 jaar en ouder zal per contractsjaar 24 uur vrijaf worden gegeven met behoud van loon of salaris voor het volgen van een cursus die naar het oordeel van de werkgever in het belang is van het beroep of de functie van de betrokken werknemer en die niet in de avonduren wordt gegeven, dan wel niet in de avonduren door de werknemer kan worden gevolgd vanwege de plaats waar de cursus gehouden wordt.

Artikel 22 Sociaal jaarverslag

  • 1. De werkgever is verplicht, daar waar de Wet op de ondernemingsraden van toepassing is, eenmaal per jaar schriftelijk die feitelijke gegevens te verstrekken waaruit het gevoerde algemene beleid ten aanzien van sociale (personeels)zaken blijkt.

Artikel 23 Sociale Commissie1

  • 1. Partijen stellen in een Sociale Commissie, bestaande uit 4 leden en 4 plaatsvervangende leden, waarvan twee leden en twee plaatsvervangende leden te benoemen door de in deze overeenkomst participerende werkgeversorganisaties en twee leden en twee plaatsvervangende leden door de in deze overeenkomst participerende werknemersorganisaties.

  • 2. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris zodanig dat deze functies over beide partijen worden verdeeld.

  • 3. De taak van de commissie bestaat uit:

    • a. het op verzoek van een werkgever en/of werknemer verlenen van dispensatie van het in deze CAO bepaalde, mits een dergelijk verzoek schriftelijk en gemotiveerd wordt ingediend;

    • b. het geven van een beslissing over alle zaken die haar in deze CAO ter behandeling zijn of zullen worden opgedragen;

    • c. het desgewenst geven van advies omtrent de uitleg en/of de toepassing van deze CAO aan iedere werkgever of werknemer als bedoeld in artikel 1. Een verzoek om advies dient schriftelijk bij de commissie te worden gedaan;

    • d. het behandelen bij wijze van bindend advies van geschillen omtrent de uitleg en/of de toepassing van deze CAO indien beide partijen betrokken bij het geschil daarom schriftelijk verzoeken.

  • 4. Tot de taak van de Sociale Commissie behoort mede het in behandeling nemen van geschillen over de indeling in functies, zoals geregeld in de artikelen 7 en 8, indien beide partijen daarom schriftelijk vragen.

  • 5. Geschillen kunnen worden voorgelegd door zowel de betrokkenen als door hen vertegenwoordigende organisaties. De voorzitter van de commissie kan uit haar midden een werkgevers- en een werknemerslid aanwijzen, die belast worden met het onderzoek in een aanhangig gemaakt geschil. De beslissing van de commissie is bindend. Behoudens in bijzondere gevallen kan aan deze beslissing geen terugwerkende kracht worden verleend voor een periode langer dan 6 maanden.

Artikel 24 Verzekering bij vervoer

  • 1. Indien een werknemer, niet ouder dan 70 jaar, bij het zich van en naar het werk begeven, anders dan naar de plaats waar het bedrijf zelf gevestigd is, en/of tijdens en ten behoeve van de werkzaamheden wordt vervoerd in:

    • a. een door de werkgever ter beschikking gesteld motorvoertuig;

    • b. een motorvoertuig, dat voor dat doel door één der medewerkers beschikbaar is gesteld;

  • is in geval sub a. de werkgever en in geval sub b. de medewerker verplicht een ongevallenverzekering voor alle inzittenden, inclusief de bestuurder van het motorvoertuig, af te sluiten.

  • 2. De kosten van deze in lid 1 genoemde verzekering komen ten laste van de werkgever.

  • 3. De verzekering zal tenminste een dekking geven voor de volgende bedragen per inzittende:

    • a. bij overlijden een uitkering van f 30 000,– aan de nagelaten betrekkingen als bedoeld in artikel 19;

    • b. bij blijvende algehele invaliditeit een uitkering van f 50 000,–.

  • 4. De werknemer is niet verplicht gebruik te maken van een hem ter beschikking gesteld motorvoertuig, indien niet kan worden aangetoond dat een verzekering als bedoeld in de leden 1 en 3 alsmede de wettelijk voorgeschreven motorrijtuigenverzekering (WA-verzekering) is afgesloten.

Artikel 25 Sociaal economisch overleg in verband met werkgelegenheid

  • 3. Reorganisatie, fusie, opheffing.

  • Onverminderd het bepaalde in de fusiegedragsregels van de Sociaal Economische Raad, indien deze van toepassing zijn, zal in geval van reorganisatie, automatiseringsmaatregelen, fusie, opheffing of verkoop van de onderneming, hetzij van bedrijfsonderdelen of vestigingen c.q. filialen van de onderneming voorzover hieraan consequenties voor het personeel zijn verbonden, tijdig overleg worden gepleegd met de werknemersorganisaties, op de wijze als bedoeld in artikel 18 van § 4 van de fusiegedragsregels van de Sociaal Economische Raad.

  • 4. De ondernemingen wordt aanbevolen de volgende procedureregels te hanteren bij alle voorgenomen aktiviteiten waarvan ernstige gevolgen voor de werkgelegenheid uitgaan:

    • a. De melding dient op zodanig tijdstip te geschieden, dat, alvorens tot uitvoering wordt overgegaan, over de voorgenomen aktiviteiten zinvol overleg mogelijk is. Onder zinvol wordt in ieder geval verstaan de mogelijkheid van de vakorganisaties tot het raadplegen van hun leden voorzover dit niet strijdig is met het in sub e. van dit lid bepaalde.

    • b. De door de ondernemer te verstrekken informatie zal de vakorganisaties en de ondernemingsraad inzicht moeten geven in de motieven die aan de voorgenomen aktiviteiten ten grondslag liggen, alsmede in de vermoedelijke gevolgen daarvan voor de werkgelegenheidsaspecten.

    • c. Er zal naar gestreefd worden de eventuele nadelige gevolgen voor de individuele werknemer zoveel mogelijk te voorkomen resp. te beperken door met de vakorganisaties overleg te plegen over de op te stellen regeling sociale gevolgen.

    • d. De door een onderneming ter beschikking gestelde informatie zal – desgewenst – onder geheimhouding worden behandeld. In dat geval zal tijdens en na het gesprek over de ingebrachte informatie, informatie naar buiten slechts geschieden met instemming van de betrokken gesprekspartners.

    • e. De uiteindelijke verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende bevoegdheid van de ondernemingsleiding voor het nemen van beslissingen blijven onaangetast.

  • 5. Het bepaalde in leden 3 en 4 van dit artikel is niet van toepassing in ondernemingen met minder dan 25 werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 4.

Artikel 26 Wervingsbeleid

  • 1. Bij het ontstaan van vacatures binnen de onderneming komen zo mogelijk werknemers, in dienst van de onderneming, in aanmerking voor een aanstelling ter vervulling van die vacatures, mits deze werknemers voldoen aan de opleidings- en functie-eisen die gesteld worden voor de vervulling van de desbetreffende vacatures.

  • 2. Het ontstaan van deze vacatures zal op een adequate manier aan de werknemers in de desbetreffende vestiging van de onderneming bekend worden gemaakt. Gedacht kan daarbij worden aan de publicatieborden of bekendmaking aan die werknemers waarvan redelijkerwijs bekend kan zijn dat deze belangstelling voor de vacante functie kunnen hebben.

  • 3. Indien voor de vervulling van vacatures voor fulltimers, tevens buiten de eigen onderneming wordt geworven, zal ook het Gewestelijk Arbeidsbureau ter plaatse worden ingeschakeld, onder vermelding van de inhoud van de functie en de eisen die aan de werknemer worden gesteld ten aanzien van opleiding en ervaring. Bij vervallen van de vacature zal deze worden afgemeld bij het Gewestelijk Arbeidsbureau.

  • 4. Het bepaalde in lid 3 blijft buiten toepassing indien het voor de vervulling van bepaalde functies noodzakelijk is – zulks ter beoordeling van de ondernemer – dat een sollicitatieprocedure onder geheimhouding wordt gevolgd.

  • 5. De werkgever zal slechts gebruik maken van uitzendkrachten in die gevallen:

    • a. waarin de werkzaamheden van een afwezige vaste medewerker niet kunnen worden uitgesteld of opgevangen;

    • b. waarin sprake is van een naar de aard der omstandigheden kortstondige behoefte aan extra personeel;

  • 6. Indien besloten wordt tot inschakeling van uitzendbureaus zal de werkgever uitsluitend gebruik maken van bureaus met een vergunning van het Ministerie van Sociale Zaken.

  • 7. Met betrekking tot discriminatie op de arbeidsmarkt bevelen partijen betrokkenen bij deze CAO aan te handelen conform de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid d.d. 2 augustus 1982.

Artikel 27 Werkgelegenheid specifieke groeperingen

  • 1. De werkgever zal een aktief beleid voeren om daar waar mogelijk ook moeilijk plaatsbare gehandicapte, werknemers te werk te stellen. Onder aktief wordt mede verstaan het treffen van extra voorzieningen waardoor het inzetten van gehandicapten voor de vervulling van functies reëel mogelijk wordt. Vacatures welke geschikt zijn te worden vervuld door gehandicapte werknemers in de zin van de Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers (WAGW) dient de werkgever aan te melden bij de Gemeenschappelijke Medische Dienst.

  • 2. De werkgever zal er naar streven om elk jaar in zijn onderneming een zodanig aantal leerplaatsen voor jeugdigen beschikbaar te stellen, dat er een reële evenwichtige en werkbare verhouding naar functie- en leeftijdsopbouw aanwezig is binnen het werknemersbestand. Met de jeugdigen die een leerplaats bezetten zal tegelijk met de leerovereenkomst een arbeidsovereenkomst worden afgesloten.

  • 3. In het aanname-, opleidings- en promotiebeleid zal extra aandacht besteed worden aan de positie van vrouwelijke werknemers.

Artikel 28 Beëindiging van het dienstverband

  • 1. De in acht te nemen wettelijke opzeggingstermijn wordt verlengd met de in die termijn vallende periode van aaneengesloten vakantie.

  • 2. Indien de werkgever werkzaamheden laat uitvoeren aan een project en de voortzetting van die werkzaamheden wordt onmogelijk gemaakt door een staking welke niet gericht is tegen de werkgever of diens organisatie, terwijl de werkgever de werknemers, die de werkzaamheden verrichten niet elders kan laten werken, dan kan de werkgever de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemers beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van één dag, terwijl artikel 1638d van het Burgerlijk Wetboek wordt uitgesloten. De oorspronkelijke werkgever is verplicht aan zijn gewezen werknemers, die op grond van de vorige zin zijn ontslagen, per dag een voorschot te verstrekken ter grootte van het dagloon waarop hun uitkering krachtens de Werkloosheidswet wordt berekend. Dit recht op een voorschot, gelijk aan het volle dagloon, vervalt indien de gewezen werknemer zijn aanspraak op uitkering krachtens de WW niet aan zijn gewezen werkgever cedeert.

  • De werkgever is verplicht zijn gewezen werknemers, die op grond van het gestelde in de eerste volzin zijn ontslagen, weer in dienst te nemen uiterlijk met ingang van de dag, volgend op die, waarop de staking feitelijk is beëindigd.

  • De aldus herstelde arbeidsovereenkomst wordt geacht een niet-onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen met de arbeidsovereenkomst die aan de beëindiging voorafging.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1639f van het Burgerlijk Wetboek, is voor de beëindiging van een dienstverband voor bepaalde tijd geen voorafgaande opzegging noodzakelijk, mits het aanvankelijk aangegane dienstverband voor bepaalde tijd niet meer dan tweemaal is verlengd en de termijn van dit dienstverband, te zamen met de verlenging(en) een tijdvak van 12 maanden niet overschrijdt. Het aangaan van een dienstverband voor bepaalde tijd dient schriftelijk te worden vastgelegd.

Artikel 31 Overlegstructuur arbeidsomstandigheden in de onderneming

  • 1. De werkgever dient regelmatig, doch tenminste eenmaal per jaar, met zijn werknemers te overleggen over de arbeidsomstandigheden en het verzuimbeleid in de onderneming.

  • 2.

    • a. In ondernemingen met minder dan 35 werknemers wordt door de werkgever een Arbo-functionaris aangewezen. De taak van deze Arbo-functionaris kan eventueel ook worden vervuld door de ondernemer zelf. De vakverenigingen hebben het recht één of meer leden/werknemers in het bedrijf voor te dragen voor genoemde functie.

    • b. De werknemer die de functie van Arbo-functionaris vervult, heeft in 1994 recht op twee scholingsdagen; in 1995 en latere jaren op één scholingsdag per jaar. De werknemer die een Arbo-scholingsdag bijwoont, heeft recht op doorbetaling van zijn loon of salaris. De kosten van de scholingsdag worden gedragen door werkgever. Dit recht wordt van kracht zodra de werkgever een beroep kan doen op een door de Stichting Scholing en Werkgelegenheid Woninginrichting in het leven te roepen bijdrageregeling voor scholing van werkenden.

    • c. De Arbo-functionaris onderhoudt, in het kader van arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim, die contacten die nodig zijn voor de uitoefening van de functie, met name met de bedrijfsgezondheidsdienst of de bestuurders van de vakbond en met de ondernemer. Hij/zij kan voorstellen doen ter verbetering van de situatie.

    • d. De Arbo-functionaris zal niet worden benadeeld vanwege de uitoefening van de functie.

  • 3.

    • b. Ondernemingen met 35 werknemers of meer zullen samen met de instelling van bedrijfsgezondheidszorg een activiteitenplan, gericht op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, opstellen. Het Arbo-activiteitenplan zal worden besproken met de ondernemingsraad, dan wel met het personeel.

Artikel 32 Arbeidsomstandigheden

  • 1. Het is verboden om oplosmiddelhoudende lijmstoffen en toxische oplosmiddelen te gebruiken. De arbeidsomstandighedencommissie van het CAO-overleg voor de Woninginrichting kan ontheffing verlenen voor bewerkingen, waarvoor nog geen vervangende lijm toepasbaar is. De arbeidsomstandighedencommissie stelt een lijst van werkzaamheden op, waarvoor de tijdelijke ontheffing zal gelden.

  • 2. Het is niet toegestaan om per persoon meer dan 25 kilogram te (laten) tillen. De werkgever zal aan de werknemer hulpmiddelen ter beschikking stellen, die het tillen vergemakkelijken. Werknemer is verplicht deze hulpmiddelen bij het tillen te gebruiken.

  • 3. Het is verboden asbesthoudende vloerbedekking te verwerken c.q. te verwijderen.

Artikel 33 Ziekteverzuimreductie

  • 1. Ziekteverzuimregistratie

  • De werkgever zal een registratie bijhouden van het ziekteverzuim van de werknemers in de onderneming. De gegevens, die beschikbaar komen op basis van de registratie zullen ter beschikking worden gesteld aan de instelling van bedrijfsgezondheidszorg, waarbij de werkgever is aangesloten.

  • De bedrijfsvereniging Detam stelt hiertoe standaard informatie beschikbaar.

  • 2. Terugkeer zieke/gehandicapte werknemers

  • In geval van ziekte van de werknemer wordt er een terugkeerplan opgesteld. Daarbij zal in eerste instantie na zes weken ziekte een prognose worden opgesteld, gericht op de situatie en op de verwachting inzake de werkhervatting door betrokken werknemer. De verzekeringsdeskundige neemt het initiatief tot het opstellen van een prognose.

  • De bedrijfsvereniging Detam stelt hiertoe een model terugkeerplan op.

  • 3. Bedrijfsgezondheidszorg

  • De werkgever is verplicht aangesloten te zijn bij een instelling van bedrijfsgezondheidszorg.

Artikel 35 Vakbondswerk in de onderneming

  • 2.

    • d. De werkgever benadeelt de contactpersoon niet vanwege die functie.

  • 4. Bij deelname van kaderleden aan de door de werknemersbonden belegde bijeenkomsten, dan wel vakbondswerk winkelcentra, zal de werkgever vrijaf geven met behoud van loon. Dit tot ten hoogste 64 uur per jaar.

Protocol VII. Gewetensbezwaren

  • 1. Partijen bij deze CAO erkennen, dat bij een werknemer ernstige gewetensbezwaren kunnen bestaan ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daarvan, waardoor de vervulling van de overeengekomen arbeid op onoverkomelijke bezwaren stuit.

  • 2. De werknemer die ernstige gewetensbezwaren heeft als genoemd in lid 1, is gehouden werkgever van deze gewetensbezwaren gemotiveerd in kennis te stellen.

  • 3. De werkgever is verplicht het ernstige gewetensbezwaar dat de werknemer ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daarvan heeft, te eerbiedigen door de betrokken werknemer, zover dit in redelijkheid mogelijk is, vervangende gelijkwaardige arbeid aan te bieden. De werknemer is gehouden deze aangeboden vervangende gelijkwaardige arbeid te aanvaarden.

  • 4. Indien door de werkgever aan de werknemer, die zich op ernstige gewetensbezwaren ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daarvan beroept, geen vervangende gelijkwaardige arbeid kan worden aangeboden, is de werkgever gerechtigd het dienstverband met de werknemer te verbreken. Dit ontslag zal door partijen beschouwd worden als een onvrijwillig ontslag.

BIJLAGE I

VOORBEELD LOONBEREKENING

Salarisberekening per 1 april 1994

 
   
Bruto maandsalaris f
Bij: Overhevelingstoeslag f
  f
   
Inhoudingen:   
Sociale Lasten (ZFW)f  
Sociale Lasten (ZW, WW, WAO)f  
Loonheffingf  
Pensioen/VUTf  
AOP/Aanvullende AOPf  
NETTO f
   
Specificatie sociale lasten:  
ZFW% over f = f  
ZW% over f = f  
WW% over f = f  
WAO% over f = f  
TOTAALf  
   
Franchise WAO bedraagt f 99,00 per dag. 
   
Berekening loonheffing en overhevelingstoeslag:
Bruto loonf
Af: pensioen/VUT/AOP/Aanvullende AOPf–
(brutoloon Sociale Verzekeringen)f
Bij: werkgeversaandeel ZFWf+
 f
Af: werknemersaandeel ZW/WW/WAOf–
(Belastbaar loon overhevelingstoeslag)f
Overhevelingstoeslagf+
(Belastbaar loon loonheffing)f

Naam:

Functie:

Groepsindeling:

Voor nadere informatie over loonberekeningen kunt u bellen met de CbW-accountancy Afdeling, tel. 030 – 286391.

BIJLAGE II

GARANTIE-INKOMENS BRUTO PER MAAND, BEDOELD IN ARTIKEL 7A, LID 2, VERKOPEND PERSONEEL

LeeftijdGroep I/IIGroep IIIGroep IVGroep V
16 jaar 988,44*   
17 jaar1111,99    
18 jaar1297,34    
19 jaar1482,681783,44  
20 jaar1729,791974,022011,91  
21 jaar1976,902168,032207,722267,51
22 jaar2224,002360,732404,432469,29
23 jaar2471,112553,452601,092668,61
24 jaar 2587,862647,532717,56
25 jaar 2622,282697,712765,19
26 jaar 2655,352745,352814,34
27 jaar  2794,332864,16
28 jaar  2843,302916,51
29 jaar   2967,47
30 jaar en ouder  3019,85

* Bij partiële leerplicht evenredig verminderd.

GARANTIE-INKOMENS PER 1 OKTOBER 1995 BRUTO PER MAAND, BEDOELD IN ARTIKEL 7A, LID 2, VERKOPEND PERSONEEL

LeeftijdGroep I/IIGroep IIIGroep IVGroep V
16 jaar 998,32*   
17 jaar1123,11    
18 jaar1310,31    
19 jaar1497,511801,27  
20 jaar1747,091993,762032,03  
21 jaar1996,672189,712229,802290,19
22 jaar2246,242384,342428,472493,98
23 jaar2495,822578,982627,102695,30
24 jaar 2613,742674,012744,74
25 jaar 2648,502724,692792,84
26 jaar 2681,902772,802842,48
27 jaar  2822,272892,80
28 jaar  2871,732945,68
29 jaar   2997,14
30 jaar en ouder  3050,05

* Bij partiële leerplicht evenredig verminderd.

BIJLAGE III

GARANTIE-INKOMENS BRUTO PER MAAND, BEDOELD IN ARTIKEL 7B, LID 2, LEIDINGGEVEND PERSONEEL IN DE VERKOOP

LeeftijdFunctiejarenGroep VIGroep VIIGroep VIII
23 jaar 2738,76   
24 jaar 2798,28   
25 jaar 2858,60   
26 jaar 2922,29   
27 jaar02984,593109,203423,54
28 jaar13048,333212,573533,98
29 jaar23112,033311,683648,66
30 jaar33174,343413,623759,10
31 jaar43238,053515,593873,80
32 jaar53300,373616,093987,09
33 jaar63364,083716,644097,55
34 jaar73429,203817,174210,84
35 jaar en ouder8 3917,724321,23

GARANTIE-INKOMENS PER 1 OKTOBER 1995 BRUTO PER MAAND, BEDOELD IN ARTIKEL 7B, LID 2, LEIDINGGEVEND PERSONEEL IN DE VERKOOP

LeeftijdFunctiejarenGroep VIGroep VIIGroep VIII
23 jaar 2766,15   
24 jaar 2826,26   
25 jaar 2887,19   
26 jaar 2951,51   
27 jaar03014,443140,293457,78
28 jaar13078,813244,703569,32
29 jaar23143,153344,803685,15
30 jaar33206,083447,763796,69
31 jaar43270,433550,753912,54
32 jaar53333,373652,254026,96
33 jaar63397,723753,814138,53
34 jaar73463,493855,344252,95
35 jaar en ouder8 3956,904364,44

BIJLAGE IV

GARANTIE-SALARISSEN BRUTO PER MAAND, BEDOELD IN ARTIKEL 7C, LID 2, ADMINISTRATIEF PERSONEEL

LeeftijdGroep IGroep IIGroep IIIGroep IVGroep VGroep VI
16 jaar 988,45*1216,18     
17 jaar1111,991397,00     
18 jaar1297,341587,531605,14    
19 jaar1482,681778,011797,001821,41  
20 jaar1729,791968,731988,862017,36   
21 jaar1976,902152,152183,942213,052235,54  
22 jaar2224,002355,332379,272411,042436,19  
23 jaar2471,112545,502573,302607,712635,50  
24 jaar  2614,352642,122668,61  
25 jaar  2661,972691,102717,562751,93
26 jaar   2724,192751,942800,96
27 jaar   2765,192807,542864,16
28 jaar   2815,582864,162930,65
29 jaar    2923,572997,20
30 jaar    2981,633062,33
31 jaar    3041,103128,89
32 jaar     3195,43
33 jaar     3261,96
34 jaar     3328,55
35 jaar en ouder    3393,66

* Bij partiële leerplicht evenredig verminderd.

GARANTIE-SALARISSEN PER 1 OKTOBER 1995 BRUTO PER MAAND, BEDOELD IN ARTIKEL 7C, LID 2, ADMINISTRATIEF PERSONEEL

LeeftijdGroep IGroep IIGroep IIIGroep IVGroep VGroep VI
16 jaar 998,33*1228,34     
17 jaar1123,111410,97     
18 jaar1310,311603,411621,19    
19 jaar1497,511795,791814,971839,62  
20 jaar1747,091988,422008,752037,53   
21 jaar1996,672173,672205,942235,182257,90  
22 jaar2246,242378,882403,062435,152460,55  
23 jaar2495,822570,962599,032633,792661,86  
24 jaar  2640,492668,542695,30  
25 jaar  2688,592718,012744,742779,45
26 jaar   2751,432779,462828,97
27 jaar   2792,842835,622892,80
28 jaar   2843,742892,802959,96
29 jaar    2952,813027,17
30 jaar    3011,453092,95
31 jaar    3071,513160,18
32 jaar     3227,38
33 jaar     3294,58
34 jaar     3361,84
35 jaar en ouder    3427,60

* Bij partiële leerplicht evenredig verminderd.

BIJLAGE V

FUNCTIE-INDELING VAKTECHNISCH PERSONEEL PER 1 SEPTEMBER 1978

Toelichting op de functie-indeling

Inleiding:

Met de nieuwe indeling van functies is beoogd een meer op de huidige werksituatie aansluitende methodiek te kiezen dan het tot nu toe gehanteerde systeem. Een uitbreiding van de werkingssfeer van de CAO moest daarbij mogelijk zijn. Daartoe moest de methodiek bruikbaar zijn voor handarbeider-functies zowel als voor beambten in de technische, administratieve en commerciële sector.

De basis van het systeem is functieclassificatie. Hierbij bepaalt men de rangorde van functies in zwaarte, door een waardering van de functies aan de hand van gekozen kenmerken. Deze rangorde kan een maatstaf zijn voor de salariëring. Men bedenke echter dat dit verband niet rechtstreeks bestaat, doch door het ontwerpen van schalen gelegd moet worden. Bij de beschrijving van de functie en de indeling ervan is de wijze van de taakvervulling van een medewerker niet tot uitdrukking gebracht.

Algemeen:

Om de methodiek van functie-indelingen gemakkelijker en algemeen toegankelijk te maken is na een algemene omschrijving van het functieniveau een aantal voorbeeldfuncties omschreven en ingedeeld in groepen A tot en met G, waarvan de groepen F en G voorlopig niet zullen worden toegepast en derhalve vooralsnog niet zijn opgenomen. Daarnaast is een aantal functies met indicatieve waarde in de diverse groepen alleen met name genoemd. De inschaling heeft betrekking op de functies zoals deze zich in het algemeen voordoen. Dit betekent dat er rekening mee is gehouden dat in de praktijk onder dezelfde functiebenaming verschillen in functie-inhoud zich kunnen voordoen. Deze verschillen in functie-inhoud zullen echter pas tot een indeling in een andere functiegroep leiden indien het totale niveau van de functie-inhoud essentieel verandert. Door deze methodiek wordt het mogelijk zich een goede indruk te vormen over de inhoud van de niveaus van de verschillende groepen. Andere, niet vermelde functies kunnen dan aan de hand van deze voorbeelden worden ingeschaald. Indien twijfel bestaat over de functiegroep, dient de inschaling te worden voorgelegd aan de Sociale Commissie.

Twijfel kan bestaan over inschaling van jeugdigen, leerlingen en in het algemeen van al diegenen die nieuw in het bedrijf komen. Wanneer iemand voor een bepaalde functie wordt aangenomen, zal zich vaak de situatie voordoen dat hem de bij de functie passende functiebenaming wordt toegekend, maar dat hij de functie nog niet geheel of niet geheel zelfstandig vervult. In dat geval past het in de gevolgde systematiek dat hem als aanvangssalaris een bedrag wordt toegekend dat lager is dan het salaris behorende bij de salarisgroep waarin de functie is ingedeeld.

In het merendeel van deze gevallen zal het aanvangssalaris gebaseerd zijn op het salaris dat hoort bij de naastlagere salarisgroep. Zijn er grote verschillen tussen de volledige functievervulling en datgene wat de werknemer in het begin feitelijk doet, dan zou een aanvangssalaris gebaseerd kunnen worden op het salaris dat behoort bij het salarisniveau dat twee groepen lager ligt dan de salarisgroep waarin de functie zelf is ingedeeld. Voor de functies, ingedeeld in de salarisgroepen B t/m D, zal uiterlijk na één jaar, en voor de salarisgroepen E t/m G uiterlijk na twee jaar, het salaris gebaseerd moeten zijn op het salaris van de groep waarin de functie ligt waarvoor de werknemer is aangenomen, behalve wanneer duidelijk blijkt dat het niveau nog niet bereikt is. Jeugdigen en ongeschoolden zullen in het algemeen worden ingeschaald in de salarisgroep A. Deze salarisgroep geldt niet voor 23-jarigen en ouder. Degene die een KMBO-opleiding heeft gevolgd zal gedurende het eerste jaar dat hij in dienst is worden ingeschaald in salarisgroep A. Na afloop van dat jaar wordt betrokkene ingeschaald conform de leeftijdstabel, behorende bij de functie waarin hij werkzaam is. Jeugdigen die een voor hun functie noodzakelijke vakopleiding volgen, dienen te worden ingeschaald conform de leeftijdstabel behorende bij salarisgroep B en jeugdigen die met goed gevolg een voor hun functie noodzakelijke vakopleiding hebben voltooid, dienen ingeschaald te worden conform de leeftijdstabel behorende bij de functie waarin betrokkene werkzaam is. Jeugdige werknemers, die in het bezit zijn van het vakdiploma in gevolge de primaire opleiding, hebben op 21-jarige leeftijd recht op het vakvolwassen loon in de functiegroep waarin zij zijn ingedeeld. Tenslotte zij vermeld dat door middel van de gevolgde methodiek met alle omstandigheden wordt rekening gehouden. Indien een loonschaal bij deze indeling wordt ontworpen, wordt ervan uitgegaan dat alle andere regelmatige toeslagen voor vuil werk, voormanstoeslag, diplomatoeslagen enz. komen te vervallen. Wel blijft de CAO de mogelijkheden bieden voor toekenning van onregelmatige toeslagen, zoals de EHBO-toeslag en de toeslag voor bedrijfsleermeesters. Immers, de EHBO-toeslag is gebonden aan de geldigheidsduur van het diploma en de toeslag voor bedrijfsleermeesters is gebonden aan de daadwerkelijke uitoefening van de functie. Daarbij wordt onder bedrijfsleermeester verstaan de werknemer die de opleiding Bedrijfsleermeester van de Stichting Hout heeft gevolgd en wiens taak mede bestaat uit het daadwerkelijk overdragen van vakkennis en het begeleiden van jeugdige werknemers in een onderneming waarmee een leerovereenkomst in het kader van de Wet op het Leerlingwezen is aangegaan.

Uitgangspunten classificatie:

  • A. Om het niveau van een functie goed te waarderen is een goede functie-omschrijving van belang. Incidentele bijwerkzaamheden behoren hier niet in.

  • B. De methodiek is zo goed mogelijk afgestemd op andere systemen; met name is aansluiting gezocht bij de metaalindustrie.

  • C. Als belangrijkste kenmerken voor de waardering van de functies zijn gekozen:

    • benodigde kennis;

    • ingewikkeldheid van de functie;

    • afbreukrisico bij de uitoefening van de functie;

    • contacten, nodig voor het vervullen van de functie;

    • arbeidsomstandigheden;

    • aard en omvang van toezicht als het een leidinggevende functie betreft.

Deze kenmerken sluiten aan bij algemeen aanvaarde verhoudingen en selectie-eisen.

Toelichting op de waarderingskenmerken

Benodigde kennis:

Om de benodigde kennis voor een functie te verwerven bestaan in het algemeen 2 wegen:

  • 1. door middel van een opleiding wordt de basiskennis verworven. Het gaat hierbij om de opleiding nodig om de bedoelde functie te kunnen vervullen;

  • 2. door middel van ervaring wordt de basiskennis uitgediept en/of verder opgebouwd. De benodigde ervaring is dan de tijd welke nodig is om de functie goed te kunnen vervullen. Dit mag niet verward worden met de diensttijd, welke soms veel langer is.

De ingewikkeldheid van de functie:

Deze kan geanalyseerd worden door af te vragen of:

  • a. het werk gestandaardiseerd is;

  • b. welke mate van zelfstandigheid vereist is;

  • c. welke mate van verscheidenheid van taken binnen de functie voorkomt;

  • d. welke soort beslissingen genomen moet worden;

  • e. in welke mate men moet ontwerpen, analyseren en zich moet kunnen uitdrukken in woord en/of geschrift.

Afbreukrisico:

Hiermee wordt bedoeld de schade welke kan ontstaan door fouten of nalatigheid. Deze schade kan zijn een afbreuk van de goodwill van het bedrijf of een schade in geld. Het is duidelijk dat afhankelijk van het niveau van de functie de gevolgen van fouten aanzienlijk kunnen ver- schillen. Daarbij speelt de mate waarin men leiding krijgt en gecontroleerd wordt een rol omdat bij intensieve leiding de kans op fouten vermindert.

Contacten:

Alle contacten binnen en buiten het bedrijf worden gewaardeerd. Deze kunnen variëren van het normaal met elkaar samenwerken tot het stimuleren van anderen binnen het bedrijf en van het normaal met elkaar samenwerken tot het beïnvloeden van anderen buiten het bedrijf.

Arbeidsomstandigheden:

Er worden gewaardeerd de zichtbare, hoorbare of op andere wijze waarneembare omstandigheden die aan het werk zijn verbonden, zoals hitte, stank, lawaai, weerstandigheden, vuil werk.

Daarnaast: de zwaarte van het werk door de uit te oefenen krachten en lichaamshouding, alsmede het gezondheidsrisico.

Aard en omvang van het toezicht:

Dit kenmerk spreekt voor zich.

Functie-indeling

SALARISGROEP A:

Het onder leiding verrichten van eenvoudige steeds weer terugkerende werkzaamheden waarvoor geen of nagenoeg geen ervaring vereist is. In het algemeen zeer eenvoudige hulparbeid.

Opleidings-/ervaringsniveau:

Geen of nagenoeg geen.

Omschrijving voorbeeldfuncties:

Corveeër

Veegt vloeren d.m.v. veger, stoffer of dergelijke of dweilt deze schoon. Dit werk gebeurt volgens een vaste opzet of onder directe instructies. Er wordt in normale bedrijfsruimte gewerkt.

Andere functies, waaraan in deze groep gedacht kan worden:

Handlanger/aanpakker, (kantoor)hulp.

SALARISGROEP B:

Eenvoudige werkzaamheden die meer zelfstandig doch wel onder toezicht verricht worden en waarvoor reeds een korte tijd praktijkervaring gewenst is.

Opleidings-/ervaringsniveau:

Enige ervaring, een KMBO-opleiding of diploma primaire opleiding leerlingwezen.

Omschrijving voorbeeldfuncties:

Naaister woning- en meubelstoffen A

Verwerkt de eenvoudige stoffen (geen velours, plastic, leder e.d.) met de (elektrische) machine en/of met de hand. Krijgt de stofafmetingen op. Brengt fournituren aan. Kan blindstikken. Verricht eenvoudige herstellingen.

Behanger A

Verwerkt uitsluitend eenvoudig behangselpapier en grondpapier. Knipt en/of snijdt de banen op lengte. Schuurt de wanden glad. Mengt het plakmateriaal.

Andere functies, waaraan in deze groep gedacht kan worden:

(serie-)meubelmonteur, bijrijder.

SALARISGROEP C:

Het werk vereist over het algemeen ervaring gepaard met enige theoretische vakkennis. Bij machine-arbeid wordt gewerkt met ingewikkelde machines en/of geen repeterende arbeid met minder ingewikkelde machines. Het instellen van machines behoort slechts tot de taak indien dit niet ingewikkeld is.

Opleidings-/ervaringsniveau:

Ruime ervaring en/of LTS-, LEAO-, KMBO-diploma of diploma primaire opleiding leerlingwezen.

Omschrijving voorbeeldfuncties:

Meubelstoffeerder A

Krijgt de materialen aangevoerd en op maat geknipt en stoffeert kleine en grotere serieprodukten. Werkt als regel met eenvoudig te verwerken stoffen. Werkt in beperkte mate zelfstandig.

Woningstoffeerder A

Stoffeert alle ruimten, behalve trappen, met eenvoudige vloerbedekkingssoorten. Ontvangt gesneden tapijt. Gordijnen ophangen, gordijnkappen en -rails bevestigen kan een deel van zijn taak zijn. Is in beperkte mate inzetbaar in de projectensector en kan in beperkte mate maat opnemen bij kleine opdrachten. Kan in redelijke mate zelfstandig werken.

Naaister woning- en meubelstoffen B

Verwerkt alle aangeboden stoffen. Kan zelf de stofmaten vaststellen aan de hand van de nettomaten. Levert kwalitatief hoog werk. Verricht alle soorten herstellingen.

Chauffeur-besteller woninginrichting

Vervoert met een bestelauto of lichte vrachtwagen met een max. laadvermogen van 7.500 kg woninginrichtingsgoederen. Werkgebied in principe de regio waar het bedrijf gevestigd is; incidentele gevallen buiten de regio. Helpt bij het laden en lossen. Is verantwoordelijk voor correcte, onbeschadigde aflevering. Lost zo mogelijk klachten op. Heeft de zorg op zich van contante betalingen. Is verantwoordelijk voor het dagelijks onderhoud van de auto.

Andere functies, waaraan in deze groep gedacht kan worden:

Vloerenlegger A, lakbewerker, beitser, meubelmaker en/of meubelreparateur A.

SALARISGROEP D:

Werkzaamheden zijn gevarieerd en vereisen een goede bedrijfservaring, theoretische kennis en enig initiatief.

Opleidings-/ervaringsniveau:

LTS/MAVO/HAVO/MEAO, met aanvullende gerichte vakopleiding of gelijkwaardige kennis.

Voorbeeld functie-omschrijving:

Vrachtwagenchauffeur/chauffeur afmonteerder

Vervoert met een vrachtwagen met tenminste 7.500 kg laadvermogen meubilair door het gehele land. Is verantwoordelijk voor correcte, onbeschadigde aflevering. Monteert bij de klant kasten en overige meubelen. Lost klachten zelfstandig op. Is verantwoordelijk voor het dagelijks onderhoud van de auto.

Meubelstoffeerder B

Verricht het volledig stoffeerwerk vanaf het singelen tot en met het capitonneren. Knipt zelf de benodigde stoffen op maat. Verwerkt voorkomende bekledingsstoffen. Verricht reparaties. Werkt geheel zelfstandig.

Woningstoffeerder B

Is in staat alle ruimten met voorkomende vloerbedekkingssoorten te stofferen. Snijdt zelf tapijt e.d. op maat, daarbij oog hebbend voor eventueel patroon. Kan zelf maat opnemen bij orders. Kan gordijnen ophangen. Kan gordijnkappen en -rails bevestigen. Kan geheel zelfstandig werken. Is in de projectensector inzetbaar.

Behanger B

Verwerkt alle voorkomende soorten wandbekleding. Zorgt voor een gladde ondergrond. Knipt en/of snijdt het materiaal op maat.

Andere functies, waaraan in deze groep gedacht kan worden:

Meubelmaker en/of meubelreparateur B, medewerker verkoop intern A, vloerenlegger B, maatnemer eenvoudig werk, chauffeur-monteur.

SALARISGROEP E:

Werkzaamheden zijn zeer gevarieerd en vereisen een ruime ervaring alsmede theoretische kennis en eigen initiatief. Enige leidinggevende en contactuele eigenschappen zijn noodzakelijk.

Opleidings-/ervaringsniveau:

LTS met aanvullende opleiding, MTS/MAVO/MEAO/HAVO dan wel gelijkwaardige kennis.

Omschrijving voorbeeldfuncties:

Meewerkende voorman meubelmakerij

Doet in grote lijnen werkzaamheden als meubelmaker, doch dan wel de ingewikkelde werkstukken. Helpt de meubelmakers bij het oplossen van de grootste moeilijkheden. Deelt samen met de afdelingschef de werkzaamheden van de andere meubelmakers in. Er kan veel schade ontstaan door de mate van verantwoordelijkheid. Er wordt gewerkt in een afdeling waar ook de andere meubelmakers hun werkzaamheden verrichten.

Werkvoorbereider

Het samen met de commerciële medewerker opdelen van orders in posten van gelijksoortige produkten, alsmede het maken van fabricage groepsindelingen, in overleg met het bedrijfsbureau en de tekenkamer. Het verwerken en verder invullen van bedrijfsformulieren. Hierbij worden alle nodige informaties doorgegeven aan de tekenkamer en inkoop, alsmede aan de administratie. Tevens worden op de bedrijfsformulieren alle gegevens vastgelegd voor de planning.

Dit betreft de werktijden en het doorloopschema. Om de gegevens vast te stellen bestaan vaste procedures. De goede voortgang van de order in het eerste stadium vóór de produktie wordt zelfstandig gecontroleerd. Wel kan worden teruggevallen op de bedrijfsleider. Bij fouten kan door stoornissen in de produktievoortgang ontijdige bevoorrading en foutief aangemaakte produkten aanzienlijke functionele schade het gevolg zijn. Door de samenwerking met de produktieteams en de van tijd tot tijd verrichte controle door de bedrijfsleider wordt de mogelijkheid tot fouten maken beperkt. De contacten binnen het bedrijf zijn er met de commerciële medewerkers, calculators, tekenkamer, alsmede produktie-afdeling. De werkzaamheden worden verricht in een ruimte waar enkele collega's werkzaam zijn.

Magazijnbeheerder

Ontvangt de binnengekomen grondstoffen en materialen, behalve de niet in het magazijn opgeslagen artikelen. Controleert deze op kwaliteit en aantallen en legt ze op de daarvoor bestemde plaats. Geeft de grondstoffen en materialen uit. Voert het beheer over alle in het magazijn aanwezige grondstoffen en materialen. Houdt een overzichtelijke administratie bij (ook van de boven uitgesloten materialen) en signaleert de te verrichten bestellingen. Werkt een enkele keer met hulp. Beheert de handgereedschappen van het bedrijf en verricht, behoudens de grote reparaties, het onderhoud eraan.

Aanzienlijke schade kan ontstaan door het niet onderkennen van fouten bij afleveringen door leveranciers, verkeerde uitgifte en dergelijke. Er wordt gewerkt in een ruimte waar meerdere medewerkers aanwezig kunnen zijn.

Service-man

Werkt bij de klant thuis onvolkomenheden weg aan alle soorten meubilair. Beheerst de techniek van meubelmakerij en oppervlaktebehandelingen, ook het bijwerken van kleurverschillen.

Andere functies, waaraan in deze groep gedacht kan worden: Bankwerkerreparateur, maatnemer, meewerkend voorman in expeditie, tekenaar A, allround servicemonteur.

BIJLAGE VI

BRUTO GARANTIELONEN, VAKTECHNISCH PERSONEEL

LeeftijdGroep AGroep BGroep CGroep DGroep E
 week/uurweek/uurweek/uurweek/uurweek/uur
16 jaar185,75 248,53    
17 jaar212,69 289,95299,41   
18 jaar244,89 331,37 342,18   
19 jaar282,60 378,70391,07408,43  
20 jaar331,06431,97446,06465,99 510,67
21 jaar390,32502,97519,38542,59 574,51
22 jaar457,58591,73611,04638,34638,34
23 jaar    659,06
24 jaar    680,70

BRUTO GARANTIELONEN PER 1 OKTOBER 1995, VAKTECHNISCH PERSONEEL

LeeftijdGroep AGroep BGroep CGroep DGroep E
 week/uurweek/uurweek/uurweek/uurweek/uur
16 jaar187,61251,02    
17 jaar214,82292,85302,40  
18 jaar247,34334,68345,60   
19 jaar285,43382,49394,98412,51 
20 jaar334,37436,29450,52470,65 515,78
21 jaar394,22508,00524,57548,02 580,26
22 jaar462,16597,65617,15644,72 644,72
23 jaar    665,65
24 jaar    687,51

De vierwekelijkse lonen worden gevonden door de weeklonen te vermenigvuldigen met de factor 4. De maandlonen worden berekend door de weeklonen te vermenigvuldigen met de factor 4,348.

Werknemers die een dienstverband zijn aangegaan voor minder dan de normale arbeidsduur als bedoeld in artikel 13 hebben naar verhouding recht op bovenstaande salarissen.

  • 1. Loonstaffel, gehanteerd bij de opstelling van bijlage VI voor de salarisgroepen B tot en met D.

  • 22 jaar 100%

  • 21 jaar 85%

  • 20 jaar 73%

  • 19 jaar 64%

  • 18 jaar 56%

  • 17 jaar 49%

  • 16 jaar 42%.

  • 2. Loonstaffel, aangehouden bij de opstelling van bijlage VI onder E.

  • 22 jaar 100%

  • 21 jaar 90%

  • 20 jaar 80%.

BIJLAGE IX

Bedrijfspensioenfonds voor de Woninginrichting

In de branche bestaat een Bedrijfspensioenfonds, namelijk het Bedrijfspensioenfonds voor de Woninginrichting, dat wordt geadministreerd door de bedrijfsvereniging Detam, Postbus 8050 te Utrecht, telefoon: 030 – 453911.

VUT-CAO

Er is een CAO regelende de Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Woninginrichting.

CAO Sociaal Fonds

Er is een CAO regelende het Sociaal Fonds voor de Woninginrichting.

II. Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de onder I opgenomen bepaling(en) houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepaling(en) de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

III. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met (mede) ter zake van de vaststelling van lonen en/of andere arbeidsvoorwaarden bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publikatie in de Nederlandse Staatscourant.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 9 december 1994

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

W. J. Schmale.


XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht.

XNoot
1

P/a Prins Hendriklaan 72, 3721 AT Bilthoven, telefoon: 030-294320.

XNoot
1

P/a Prins Hendriklaan 72, 3721 AT Bilthoven, telefoon: 030-294320.

Naar boven