Besluit van 6 december 2018 tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, het Besluit OM-afdoening en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 5 november 2018, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2404714;

Gelet op de artikelen 2, vijfde lid, en 35 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 november 2018, nr. W.16.18.0344/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 5 december 2018, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2427938;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, komt te luiden:

Bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Afdeling A. Verkeer te land

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
                         
     

Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 

K

025

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

45

45

45

         
                         
     

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

               

K

030

a

– een motorrijtuig

 

140

140

95

       

140

K

030

b

– de aanhangwagen

 

140

140

95

       

140

K

035

 

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de Dienst Wegverkeer

52c lid 3 WVW 1994

             

240

                         
     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder

                 

K

045

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

140

           

140

K

045

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

140

           

140

                         
     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg

                 

K

046

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

400

           

400

K

046

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

400

           

400

                         
     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

                 

K

060

a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

45

45

30

         

K

060

e

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

95

95

65

         

K

060

c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

95

95

65

         

K

060

h

als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard voor een of meer categorieën, niet zijnde de categorie AM, en aan betrokkene geen nieuw rijbewijs voor de categorie AM is afgegeven

107 lid 2 sub b WVW 1994

   

65

         

K

065

cc

als houder van een rijbewijs B dat met het oog op deelname aan begeleid rijden was afgegeven, jonger dan 18 jaar een motorrijtuig waarvoor rijbewijs B is vereist besturen zonder dat een op de begeleiderspas vermelde begeleider op de zitplaats naast de bestuurder zat

111a lid 3 onder b en c WVW 1994

140

             

K

090

aa

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 1 RR

             

95

                         
     

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

                 

K

090

a

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub a RR

             

280

K

090

b

– een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

280

K

090

c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

95

                         
     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

                 

K

090

bb

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

280

K

090

cc

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

280

K

090

dd

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

95

K

145

a

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

140

140

95

55

       
                         
     

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

                 

K

150

a

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

45

45

45

         

K

150

c

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

95

95

95

         

K

150

e

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

45

             

K

150

f

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1 sub c WVW 1994

65

             

K

150

g

– een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van gehandicaptenvervoer

160 lid 1 sub e WVW 1994

   

95

55

       

K

150

h

– de begeleiderspas

160 lid 1 sub f WVW 1994

65

             

K

150

aa

als begeleider niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van het rijbewijs

160 lid 8 WVW 1994

             

65

K

155

a

niet meewerken aan het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub a WVW 1994

240

240

160

95

     

240

K

155

b

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub b WVW 1994

240

240

160

95

     

240

K

155

c

niet meewerken aan het onderzoek van speeksel en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub c WVW 1994

240

240

160

95

     

240

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

     

Nummers S 005 , VA 004 – VV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

         
                 
     

Categorie-indeling C: (maximum snelheid)

         
     

1 – Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

         
     

2 – Vrachtauto's, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

         
     

3 – Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

         
     

4 – Land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

         
                 
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

         
                 
     

VIII. Maximumsnelheid

         
                 
     

a. Algemeen

         
                 
     

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

       

S

005

a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

280

280

190

 
                 
     

Snelheidsoverschrijdingen

         
     

Noot

         
     

1. * = recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie.

         
                 
     

2. indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

         
                 
     

b. Binnen de bebouwde kom

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

       

VA

004

 

– met 4 km/h

 

27

46

27

27

VA

005

 

– met 5 km/h

 

34

54

34

34

VA

006

 

– met 6 km/h

 

40

63

40

40

VA

007

 

– met 7 km/h

 

48

75

48

48

VA

008

 

– met 8 km/h

 

54

85

54

54

VA

009

 

– met 9 km/h

 

63

95

63

63

VA

010

 

– met 10 km/h

 

72

107

72

72

VA

011

 

– met 11 km/h

 

95

133

95

95

VA

012

 

– met 12 km/h

 

105

146

105

105

VA

013

 

– met 13 km/h

 

115

158

115

115

VA

014

 

– met 14 km/h

 

123

170

123

123

VA

015

 

– met 15 km/h

 

133

185

133

133

VA

016

 

– met 16 km/h

 

144

195

144

144

VA

017

 

– met 17 km/h

 

153

209

153

153

VA

018

 

– met 18 km/h

 

165

223

165

165

VA

019

 

– met 19 km/h

 

176

241

176

176

VA

020

 

– met 20 km/h

 

191

257

191

191

VA

021

 

– met 21 km/h

 

203

270

203

203

VA

022

 

– met 22 km/h

 

215

283

215

215

VA

023

 

– met 23 km/h

 

229

302

229

229

VA

024

 

– met 24 km/h

 

241

319

241

241

VA

025

 

– met 25 km/h

 

256

337

256

256

VA

026

 

– met 26 km/h

 

270

356

270

270

VA

027

 

– met 27 km/h

 

287

375

287

287

VA

028

 

– met 28 km/h

 

304

394

304

304

VA

029

 

– met 29 km/h

 

317

412

317

317

VA

030

 

– met 30 km/h

 

334

   

334

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

       

VB

004

 

– met 4 km/h

 

27

46

27

27

VB

005

 

– met 5 km/h

 

34

54

34

34

VB

006

 

– met 6 km/h

 

40

63

40

40

VB

007

 

– met 7 km/h

 

48

75

48

48

VB

008

 

– met 8 km/h

 

54

85

54

54

VB

009

 

– met 9 km/h

 

63

95

63

63

VB

010

 

– met 10 km/h

 

72

107

72

72

VB

011

 

– met 11 km/h

 

95

133

95

95

VB

012

 

– met 12 km/h

 

105

146

105

105

VB

013

 

– met 13 km/h

 

115

158

115

115

VB

014

 

– met 14 km/h

 

123

170

123

123

VB

015

 

– met 15 km/h

 

133

185

133

133

VB

016

 

– met 16 km/h

 

144

195

144

144

VB

017

 

– met 17 km/h

 

153

209

153

153

VB

018

 

– met 18 km/h

 

165

223

165

165

VB

019

 

– met 19 km/h

 

176

241

176

176

VB

020

 

– met 20 km/h

 

191

257

191

191

VB

021

 

– met 21 km/h

 

203

270

203

203

VB

022

 

– met 22 km/h

 

215

283

215

215

VB

023

 

– met 23 km/h

 

229

302

229

229

VB

024

 

– met 24 km/h

 

241

319

241

241

VB

025

 

– met 25 km/h

 

256

337

256

256

VB

026

 

– met 26 km/h

 

270

356

270

270

VB

027

 

– met 27 km/h

 

287

375

287

287

VB

028

 

– met 28 km/h

 

304

394

304

304

VB

029

 

– met 29 km/h

 

317

412

317

317

VB

030

 

– met 30 km/h

 

334

   

334

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VS

004

 

– met 4 km/h

 

46

102

46

46

VS

005

 

– met 5 km/h

 

54

115

54

54

VS

006

 

– met 6 km/h

 

63

129

63

63

VS

007

 

– met 7 km/h

 

75

144

75

75

VS

008

 

– met 8 km/h

 

85

158

85

85

VS

009

 

– met 9 km/h

 

95

173

95

95

VS

010

 

– met 10 km/h

 

107

187

107

107

VS

011

 

– met 11 km/h

 

133

217

133

133

VS

012

 

– met 12 km/h

 

146

230

146

146

VS

013

 

– met 13 km/h

 

158

246

158

158

VS

014

 

– met 14 km/h

 

170

261

170

170

VS

015

 

– met 15 km/h

 

185

284

185

185

VS

016

 

– met 16 km/h

 

195

304

195

195

VS

017

 

– met 17 km/h

 

209

324

209

209

VS

018

 

– met 18 km/h

 

223

344

223

223

VS

019

 

– met 19 km/h

 

241

367

241

241

VS

020

 

– met 20 km/h

 

257

384

257

257

VS

021

 

– met 21 km/h

 

270

408

270

270

VS

023

 

– met 23 km/h

 

302

 

302

302

VS

024

 

– met 24 km/h

 

319

 

319

319

VS

025

 

– met 25 km/h

 

337

 

337

337

VS

026

 

– met 26 km/h

 

356

 

356

356

VS

027

 

– met 27 km/h

 

375

 

375

375

VS

028

 

– met 28 km/h

 

394

 

394

394

VS

029

 

– met 29 km/h

 

412

 

412

412

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

       

VV

004

 

– met 4 km/h

 

46

102

46

46

VV

005

 

– met 5 km/h

 

54

115

54

54

VV

006

 

– met 6 km/h

 

63

129

63

63

VV

007

 

– met 7 km/h

 

75

144

75

75

VV

008

 

– met 8 km/h

 

85

158

85

85

VV

009

 

– met 9 km/h

 

95

173

95

95

VV

010

 

– met 10 km/h

 

107

187

107

107

VV

011

 

– met 11 km/h

 

133

217

133

133

VV

012

 

– met 12 km/h

 

146

230

146

146

VV

013

 

– met 13 km/h

 

158

246

158

158

VV

014

 

– met 14 km/h

 

170

261

170

170

VV

015

 

– met 15 km/h

 

185

284

185

185

VV

016

 

– met 16 km/h

 

195

304

195

195

VV

017

 

– met 17 km/h

 

209

324

209

209

VV

018

 

– met 18km/h

 

223

344

223

223

VV

019

 

– met 19 km/h

 

241

367

241

241

VV

020

 

– met 20 km/h

 

257

384

257

257

VV

021

 

– met 21 km/h

 

270

408

270

270

VV

023

 

– met 23 km/h

 

302

 

302

302

VV

024

 

– met 24 km/h

 

319

 

319

319

VV

025

 

– met 25 km/h

 

337

 

337

337

VV

026

 

– met 26 km/h

 

356

 

356

356

VV

027

 

– met 27 km/h

 

375

 

375

375

VV

028

 

– met 28 km/h

 

394

 

394

394

VV

029

 

– met 29 km/h

 

412

 

412

412

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VC

004

 

– met 4 km/h

 

27

46

27

27

VC

005

 

– met 5 km/h

 

34

54

34

34

VC

006

 

– met 6 km/h

 

40

63

40

40

VC

007

 

– met 7 km/h

 

48

75

48

48

VC

008

 

– met 8 km/h

 

54

85

54

54

VC

009

 

– met 9 km/h

 

63

95

63

63

VC

010

 

– met 10 km/h

 

72

107

72

72

VC

011

 

– met 11 km/h

 

95

133

95

95

VC

012

 

– met 12 km/h

 

105

146

105

105

VC

013

 

– met 13 km/h

 

115

158

115

115

VC

014

 

– met 14 km/h

 

123

170

123

123

VC

015

 

– met 15 km/h

 

133

185

133

133

VC

016

 

– met 16 km/h

 

144

195

144

144

VC

017

 

– met 17 km/h

 

153

209

153

153

VC

018

 

– met 18 km/h

 

165

223

165

165

VC

019

 

– met 19 km/h

 

176

241

176

176

VC

020

 

– met 20 km/h

 

191

257

191

191

VC

021

 

– met 21 km/h

 

203

270

203

203

VC

022

 

– met 22 km/h

 

215

283

215

215

VC

023

 

– met 23 km/h

 

229

302

229

229

VC

024

 

– met 24 km/h

 

241

319

241

241

VC

025

 

– met 25 km/h

 

256

337

256

256

VC

026

 

– met 26 km/h

 

270

356

270

270

VC

027

 

– met 27 km/h

 

287

375

287

287

VC

028

 

– met 28 km/h

 

304

394

304

304

VC

029

 

– met 29 km/h

 

317

412

317

317

VC

030

 

– met 30 km/h

 

334

   

334

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VD

004

 

– met 4 km/h

 

46

102

46

46

VD

005

 

– met 5 km/h

 

54

115

54

54

VD

006

 

– met 6 km/h

 

63

129

63

63

VD

007

 

– met 7 km/h

 

75

144

75

75

VD

008

 

– met 8 km/h

 

85

158

85

85

VD

009

 

– met 9 km/h

 

95

173

95

95

VD

010

 

– met 10 km/h

 

107

187

107

107

VD

011

 

– met 11 km/h

 

133

217

133

133

VD

012

 

– met 12 km/h

 

146

230

146

146

VD

013

 

– met 13 km/h

 

158

246

158

158

VD

014

 

– met 14 km/h

 

170

261

170

170

VD

015

 

– met 15 km/h

 

185

284

185

185

VD

016

 

– met 16 km/h

 

195

304

195

195

VD

017

 

– met 17 km/h

 

209

324

209

209

VD

018

 

– met 18 km/h

 

223

344

223

223

VD

019

 

– met 19 km/h

 

241

367

241

241

VD

020

 

– met 20 km/h

 

257

384

257

257

VD

021

 

– met 21 km/h

 

270

408

270

270

VD

023

 

– met 23 km/h

 

302

 

302

302

VD

024

 

– met 24 km/h

 

319

 

319

319

VD

025

 

– met 25 km/h

 

337

 

337

337

VD

026

 

– met 26 km/h

 

356

 

356

356

VD

027

 

– met 27 km/h

 

375

 

375

375

VD

028

 

– met 28 km/h

 

394

 

394

394

VD

029

 

– met 29 km/h

 

412

 

412

412

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VE

004

 

– met 4 km/h

 

46

102

46

46

VE

005

 

– met 5 km/h

 

54

115

54

54

VE

006

 

– met 6 km/h

 

63

129

63

63

VE

007

 

– met 7 km/h

 

75

144

75

75

VE

008

 

– met 8 km/h

 

85

158

85

85

VE

009

 

– met 9 km/h

 

95

173

95

95

VE

010

 

– met 10 km/h

 

107

187

107

107

VE

011

 

– met 11 km/h

 

133

217

133

133

VE

012

 

– met 12 km/h

 

146

230

146

146

VE

013

 

– met 13 km/h

 

158

246

158

158

VE

014

 

– met 14 km/h

 

170

261

170

170

VE

015

 

– met 15 km/h

 

185

284

185

185

VE

016

 

– met 16 km/h

 

195

304

195

195

VE

017

 

– met 17 km/h

 

209

324

209

209

VE

018

 

– met 18 km/h

 

223

344

223

223

VE

019

 

– met 19 km/h

 

241

367

241

241

VE

020

 

– met 20 km/h

 

257

384

257

257

VE

021

 

– met 21 km/h

 

270

408

270

270

VE

023

 

– met 23 km/h

 

302

 

302

302

VE

024

 

– met 24 km/h

 

319

 

319

319

VE

025

 

– met 25 km/h

 

337

 

337

337

VE

026

 

– met 26 km/h

 

356

 

356

356

VE

027

 

– met 27 km/h

 

375

 

375

375

VE

028

 

– met 28 km/h

 

394

 

394

394

VE

029

 

– met 29 km/h

 

412

 

412

412

                 
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

         
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

       

VF

004

 

– met 4 km/h

 

24

37

24

24

VF

005

 

– met 5 km/h

 

32

45

32

32

VF

006

 

– met 6 km/h

 

37

53

37

37

VF

007

 

– met 7 km/h

 

43

63

43

43

VF

008

 

– met 8 km/h

 

50

73

50

50

VF

009

 

– met 9 km/h

 

57

79

57

57

VF

010

 

– met 10 km/h

 

67

90

67

67

VF

011

 

– met 11 km/h

 

90

113

90

90

VF

012

 

– met 12 km/h

 

100

121

100

100

VF

013

 

– met 13 km/h

 

110

133

110

110

VF

014

 

– met 14 km/h

 

117

147

117

117

VF

015

 

– met 15 km/h

 

129

158

129

129

VF

016

 

– met 16 km/h

 

137

173

137

137

VF

017

 

– met 17 km/h

 

147

187

147

147

VF

018

 

– met 18 km/h

 

157

198

157

157

VF

019

 

– met 19 km/h

 

170

211

170

170

VF

020

 

– met 20 km/h

 

183

223

183

183

VF

021

 

– met 21 km/h

 

191

241

191

191

VF

022

 

– met 22 km/h

 

203

256

203

203

VF

023

 

– met 23 km/h

 

215

265

215

215

VF

024

 

– met 24 km/h

 

229

283

229

229

VF

025

 

– met 25 km/h

 

241

300

241

241

VF

026

 

– met 26 km/h

 

256

316

256

256

VF

027

 

– met 27 km/h

 

269

334

269

269

VF

028

 

– met 28 km/h

 

283

349

283

283

VF

029

 

– met 29 km/h

 

300

370

300

300

VF

030

 

– met 30 km/h

 

317

384

 

317

                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VG

004

 

– met 4 km/h

 

24

37

24

 

VG

005

 

– met 5 km/h

 

32

45

32

 

VG

006

 

– met 6 km/h

 

37

53

37

 

VG

007

 

– met 7 km/h

 

43

63

43

 

VG

008

 

– met 8 km/h

 

50

73

50

 

VG

009

 

– met 9 km/h

 

57

79

57

 

VG

010

 

– met 10 km/h

 

67

90

67

 

VG

011

 

– met 11 km/h

 

90

113

90

 

VG

012

 

– met 12 km/h

 

100

121

100

 

VG

013

 

– met 13 km/h

 

110

133

110

 

VG

014

 

– met 14 km/h

 

117

147

117

 

VG

015

 

– met 15 km/h

 

129

158

129

 

VG

016

 

– met 16 km/h

 

137

173

137

 

VG

017

 

– met 17 km/h

 

147

187

147

 

VG

018

 

– met 18 km/h

 

157

198

157

 

VG

019

 

– met 19 km/h

 

170

211

170

 

VG

020

 

– met 20 km/h

 

183

223

183

 

VG

021

 

– met 21 km/h

 

191

241

191

 

VG

022

 

– met 22 km/h

 

203

256

203

 

VG

023

 

– met 23 km/h

 

215

265

215

 

VG

024

 

– met 24 km/h

 

229

283

229

 

VG

025

 

– met 25 km/h

 

241

300

241

 

VG

026

 

– met 26 km/h

 

256

316

256

 

VG

027

 

– met 27 km/h

 

269

334

269

 

VG

028

 

– met 28 km/h

 

283

349

283

 

VG

029

 

– met 29 km/h

 

300

370

300

 

VG

030

 

– met 30 km/h

 

317

384

   
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VH

004

 

– met 4 km/h

 

24

37

24

 

VH

005

 

– met 5 km/h

 

32

45

32

 

VH

006

 

– met 6 km/h

 

37

53

37

 

VH

007

 

– met 7 km/h

 

43

63

43

 

VH

008

 

– met 8 km/h

 

50

73

50

 

VH

009

 

– met 9 km/h

 

57

79

57

 

VH

010

 

– met 10 km/h

 

67

90

67

 

VH

011

 

– met 11 km/h

 

90

113

90

 

VH

012

 

– met 12 km/h

 

100

121

100

 

VH

013

 

– met 13 km/h

 

110

133

110

 

VH

014

 

– met 14 km/h

 

117

147

117

 

VH

015

 

– met 15 km/h

 

129

158

129

 

VH

016

 

– met 16 km/h

 

137

173

137

 

VH

017

 

– met 17 km/h

 

147

187

147

 

VH

018

 

– met 18 km/h

 

157

198

157

 

VH

019

 

– met 19 km/h

 

170

211

170

 

VH

020

 

– met 20 km/h

 

183

223

183

 

VH

021

 

– met 21 km/h

 

191

241

191

 

VH

022

 

– met 22 km/h

 

203

256

203

 

VH

023

 

– met 23 km/h

 

215

265

215

 

VH

024

 

– met 24 km/h

 

229

283

229

 

VH

025

 

– met 25 km/h

 

241

300

241

 

VH

026

 

– met 26 km/h

 

256

316

256

 

VH

027

 

– met 27 km/h

 

269

334

269

 

VH

028

 

– met 28 km/h

 

283

349

283

 

VH

029

 

– met 29 km/h

 

300

370

300

 

VH

030

 

– met 30 km/h

 

317

384

   
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VI

004

 

– met 4 km/h

 

37

54

37

 

VI

005

 

– met 5 km/h

 

45

67

45

 

VI

006

 

– met 6 km/h

 

53

77

53

 

VI

007

 

– met 7 km/h

 

63

93

63

 

VI

008

 

– met 8 km/h

 

73

105

73

 

VI

009

 

– met 9 km/h

 

79

120

79

 

VI

010

 

– met 10 km/h

 

90

133

90

 

VI

011

 

– met 11 km/h

 

113

163

113

 

VI

012

 

– met 12 km/h

 

121

180

121

 

VI

013

 

– met 13 km/h

 

133

190

133

 

VI

014

 

– met 14 km/h

 

147

211

147

 

VI

015

 

– met 15 km/h

 

158

223

158

 

VI

016

 

– met 16 km/h

 

173

239

173

 

VI

017

 

– met 17 km/h

 

187

257

187

 

VI

018

 

– met 18 km/h

 

198

275

198

 

VI

019

 

– met 19 km/h

 

211

293

211

 

VI

020

 

– met 20 km/h

 

223

311

223

 

VI

021

 

– met 21 km/h

 

241

330

241

 

VI

022

 

– met 22 km/h

 

256

348

256

 

VI

023

 

– met 23 km/h

 

265

369

265

 

VI

024

 

– met 24 km/h

 

283

388

283

 

VI

025

 

– met 25 km/h

 

300

408

300

 

VI

027

 

– met 27 km/h

 

334

 

334

 

VI

028

 

– met 28 km/h

 

349

 

349

 

VI

029

 

– met 29 km/h

 

370

 

370

 

VI

030

 

– met 30 km/h

 

384

     
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VK

004

 

– met 4 km/h

 

37

54

37

 

VK

005

 

– met 5 km/h

 

45

67

45

 

VK

006

 

– met 6 km/h

 

53

77

53

 

VK

007

 

– met 7 km/h

 

63

93

63

 

VK

008

 

– met 8 km/h

 

73

105

73

 

VK

009

 

– met 9 km/h

 

79

120

79

 

VK

010

 

– met 10 km/h

 

90

133

90

 

VK

011

 

– met 11 km/h

 

113

163

113

 

VK

012

 

– met 12 km/h

 

121

180

121

 

VK

013

 

– met 13 km/h

 

133

190

133

 

VK

014

 

– met 14 km/h

 

147

211

147

 

VK

015

 

– met 15 km/h

 

158

223

158

 

VK

016

 

– met 16 km/h

 

173

239

173

 

VK

017

 

– met 17 km/h

 

187

257

187

 

VK

018

 

– met 18 km/h

 

198

275

198

 

VK

019

 

– met 19 km/h

 

211

293

211

 

VK

020

 

– met 20 km/h

 

223

311

223

 

VK

021

 

– met 21 km/h

 

241

330

241

 

VK

022

 

– met 22 km/h

 

256

348

256

 

VK

023

 

– met 23 km/h

 

265

369

265

 

VK

024

 

– met 24 km/h

 

283

388

283

 

VK

025

 

– met 25 km/h

 

300

408

300

 
                 

VK

027

 

– met 27 km/h

 

334

 

334

 

VK

028

 

– met 28 km/h

 

349

 

349

 

VK

029

 

– met 29 km/h

 

370

 

370

 

VK

030

 

– met 30 km/h

 

384

     
                 
     

d. Autosnelwegen

         
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VL

001

 

– met 1 km/h

 

11

     

VL

002

 

– met 2 km/h

 

16

     

VL

003

 

– met 3 km/h

 

20

     

VL

004

 

– met 4 km/h

 

24

32

   

VL

005

 

– met 5 km/h

 

31

39

   

VL

006

 

– met 6 km/h

 

37

49

   

VL

007

 

– met 7 km/h

 

43

59

   

VL

008

 

– met 8 km/h

 

49

67

   

VL

009

 

– met 9 km/h

 

55

75

   

VL

010

 

– met 10 km/h

 

63

86

   

VL

011

 

– met 11 km/h

 

86

110

   

VL

012

 

– met 12 km/h

 

93

121

   

VL

013

 

– met 13 km/h

 

100

131

   

VL

014

 

– met 14 km/h

 

107

139

   

VL

015

 

– met 15 km/h

 

118

151

   

VL

016

 

– met 16 km/h

 

128

163

   

VL

017

 

– met 17 km/h

 

137

176

   

VL

018

 

– met 18 km/h

 

147

191

   

VL

019

 

– met 19 km/h

 

158

203

   

VL

020

 

– met 20 km/h

 

170

215

   

VL

021

 

– met 21 km/h

 

181

229

   

VL

022

 

– met 22 km/h

 

191

241

   

VL

023

 

– met 23 km/h

 

203

256

   

VL

024

 

– met 24 km/h

 

215

270

   

VL

025

 

– met 25 km/h

 

223

283

   

VL

026

 

– met 26 km/h

 

234

302

   

VL

027

 

– met 27 km/h

 

246

319

   

VL

028

 

– met 28 km/h

 

257

334

   

VL

029

 

– met 29 km/h

 

270

349

   

VL

030

 

– met 30 km/h

 

284

370

   

VL

031

a

– met 31 km/h

 

292

     

VL

032

a

– met 32 km/h

 

304

     

VL

033

a

– met 33 km/h

 

323

     

VL

034

a

– met 34 km/h

 

339

     

VL

035

a

– met 35 km/h

 

348

     

VL

036

a

– met 36 km/h

 

367

     

VL

037

a

– met 37 km/h

 

384

     

VL

038

a

– met 38 km/h

 

396

     
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VM

004

 

– met 4 km/h

 

24

32

   

VM

005

 

– met 5 km/h

 

31

39

   

VM

006

 

– met 6 km/h

 

37

49

   

VM

007

 

– met 7 km/h

 

43

59

   

VM

008

 

– met 8 km/h

 

49

67

   

VM

009

 

– met 9 km/h

 

55

75

   

VM

010

 

– met 10 km/h

 

63

86

   

VM

011

 

– met 11 km/h

 

86

110

   

VM

012

 

– met 12 km/h

 

93

121

   

VM

013

 

– met 13 km/h

 

100

131

   

VM

014

 

– met 14 km/h

 

107

139

   

VM

015

 

– met 15 km/h

 

118

151

   

VM

016

 

– met 16 km/h

 

128

163

   

VM

017

 

– met 17 km/h

 

137

176

   

VM

018

 

– met 18 km/h

 

147

191

   

VM

019

 

– met 19 km/h

 

158

203

   

VM

020

 

– met 20 km/h

 

170

215

   

VM

021

 

– met 21 km/h

 

181

229

   

VM

022

 

– met 22 km/h

 

191

241

   

VM

023

 

– met 23 km/h

 

203

256

   

VM

024

 

– met 24 km/h

 

215

270

   

VM

025

 

– met 25 km/h

 

223

283

   

VM

026

 

– met 26 km/h

 

234

302

   

VM

027

 

– met 27 km/h

 

246

319

   

VM

028

 

– met 28 km/h

 

257

334

   

VM

029

 

– met 29 km/h

 

270

349

   

VM

030

 

– met 30 km/h

 

284

370

   

VM

031

a

– met 31 km/h

 

292

     

VM

032

a

– met 32 km/h

 

304

     

VM

033

a

– met 33 km/h

 

323

     

VM

034

a

– met 34 km/h

 

339

     

VM

035

a

– met 35 km/h

 

348

     

VM

036

a

– met 36 km/h

 

367

     

VM

037

a

– met 37 km/h

 

384

     

VM

038

a

– met 38 km/h

 

396

     
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VN

004

 

– met 4 km/h

 

24

32

   

VN

005

 

– met 5 km/h

 

31

39

   

VN

006

 

– met 6 km/h

 

37

49

   

VN

007

 

– met 7 km/h

 

43

59

   

VN

008

 

– met 8 km/h

 

49

67

   

VN

009

 

– met 9 km/h

 

55

75

   

VN

010

 

– met 10 km/h

 

63

86

   

VN

011

 

– met 11 km/h

 

86

110

   

VN

012

 

– met 12 km/h

 

93

121

   

VN

013

 

– met 13 km/h

 

100

131

   

VN

014

 

– met 14 km/h

 

107

139

   

VN

015

 

– met 15 km/h

 

118

151

   

VN

016

 

– met 16 km/h

 

128

163

   

VN

017

 

– met 17 km/h

 

137

176

   

VN

018

 

– met 18 km/h

 

147

191

   

VN

019

 

– met 19 km/h

 

158

203

   

VN

020

 

– met 20 km/h

 

170

215

   

VN

021

 

– met 21 km/h

 

181

229

   

VN

022

 

– met 22 km/h

 

191

241

   

VN

023

 

– met 23 km/h

 

203

256

   

VN

024

 

– met 24 km/h

 

215

270

   

VN

025

 

– met 25 km/h

 

223

283

   

VN

026

 

– met 26 km/h

 

234

302

   

VN

027

 

– met 27 km/h

 

246

319

   

VN

028

 

– met 28 km/h

 

257

334

   

VN

029

 

– met 29 km/h

 

270

349

   

VN

030

 

– met 30 km/h

 

284

370

   

VN

031

a

– met 31 km/h

 

292

     

VN

032

a

– met 32 km/h

 

304

     

VN

033

a

– met 33 km/h

 

323

     

VN

034

a

– met 34 km/h

 

339

     

VN

035

a

– met 35 km/h

 

348

     

VN

036

a

– met 36 km/h

 

367

     

VN

037

a

– met 37 km/h

 

384

     

VN

038

a

– met 38 km/h

 

396

     
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VO

004

 

– met 4 km/h

 

32

50

   

VO

005

 

– met 5 km/h

 

39

62

   

VO

006

 

– met 6 km/h

 

49

74

   

VO

007

 

– met 7 km/h

 

59

86

   

VO

008

 

– met 8 km/h

 

67

100

   

VO

009

 

– met 9 km/h

 

75

113

   

VO

010

 

– met 10 km/h

 

86

127

   

VO

011

 

– met 11 km/h

 

110

157

   

VO

012

 

– met 12 km/h

 

121

170

   

VO

013

 

– met 13 km/h

 

131

187

   

VO

014

 

– met 14 km/h

 

139

200

   

VO

015

 

– met 15 km/h

 

151

215

   

VO

016

 

– met 16 km/h

 

163

230

   

VO

017

 

– met 17 km/h

 

176

247

   

VO

018

 

– met 18 km/h

 

191

261

   

VO

019

 

– met 19 km/h

 

203

283

   

VO

020

 

– met 20 km/h

 

215

297

   

VO

021

 

– met 21 km/h

 

229

310

   

VO

022

 

– met 22 km/h

 

241

334

   

VO

023

 

– met 23 km/h

 

256

349

   

VO

024

 

– met 24 km/h

 

270

370

   

VO

025

 

– met 25 km/h

 

283

389

   

VO

026

 

– met 26 km/h

 

302

408

   

VO

027

 

– met 27 km/h

 

319

     

VO

028

 

– met 28 km/h

 

334

     

VO

029

 

– met 29 km/h

 

349

     

VO

030

 

– met 30 km/h

 

370

     
                 
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VP

004

 

– met 4 km/h

 

32

50

   

VP

005

 

– met 5 km/h

 

39

62

   

VP

006

 

– met 6 km/h

 

49

74

   

VP

007

 

– met 7 km/h

 

59

86

   

VP

008

 

– met 8 km/h

 

67

100

   

VP

009

 

– met 9 km/h

 

75

113

   

VP

010

 

– met 10 km/h

 

86

127

   

VP

011

 

– met 11 km/h

 

110

157

   

VP

012

 

– met 12 km/h

 

121

170

   

VP

013

 

– met 13 km/h

 

131

187

   

VP

014

 

– met 14 km/h

 

139

200

   

VP

015

 

– met 15 km/h

 

151

215

   

VP

016

 

– met 16 km/h

 

163

230

   

VP

017

 

– met 17 km/h

 

176

247

   

VP

018

 

– met 18 km/h

 

191

261

   

VP

019

 

– met 19 km/h

 

203

283

   

VP

020

 

– met 20 km/h

 

215

297

   

VP

021

 

– met 21 km/h

 

229

310

   

VP

022

 

– met 22 km/h

 

241

334

   

VP

023

 

– met 23 km/h

 

256

349

   

VP

024

 

– met 24 km/h

 

270

370

   

VP

025

 

– met 25 km/h

 

283

389

   

VP

026

 

– met 26 km/h

 

302

408

   

VP

027

 

– met 27 km/h

 

319

     

VP

028

 

– met 28 km/h

 

334

     

VP

029

 

– met 29 km/h

 

349

     

VP

030

 

– met 30 km/h

 

370

     
                 
     

Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer

         
                 
     

overschrijding van de door de Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer

86b jo. 86a RVV 1990

       

VR

004

 

– met 4 km/h

 

27

     

VR

005

 

– met 5 km/h

 

34

     

VR

006

 

– met 6 km/h

 

40

     

VR

007

 

– met 7 km/h

 

48

     

VR

008

 

– met 8 km/h

 

54

     

VR

009

 

– met 9 km/h

 

63

     

VR

010

 

– met 10 km/h

 

72

     

VR

011

 

– met 11 km/h

 

95

     

VR

012

 

– met 12 km/h

 

105

     

VR

013

 

– met 13 km/h

 

115

     

VR

014

 

– met 14 km/h

 

123

     

VR

015

 

– met 15 km/h

 

133

     

VR

016

 

– met 16 km/h

 

144

     

VR

017

 

– met 17 km/h

 

153

     

VR

018

 

– met 18 km/h

 

165

     

VR

019

 

– met 19 km/h

 

176

     

VR

020

 

– met 20 km/h

 

191

     

VR

021

 

– met 21 km/h

 

203

     

VR

022

 

– met 22 km/h

 

215

     

VR

023

 

– met 23 km/h

 

229

     

VR

024

 

– met 24 km/h

 

241

     

VR

025

 

– met 25 km/h

 

256

     

VR

026

 

– met 26 km/h

 

270

     

VR

027

 

– met 27 km/h

 

287

     

VR

028

 

– met 28 km/h

 

304

     

VR

029

 

– met 29 km/h

 

317

     

VR

030

 

– met 30 km/h

 

334

     
     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
                         
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen

                 
                         
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
                         
     

I. Plaats op de weg

                 
                         

R

301

 

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

140

140

           

R

303

a

als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

305

 

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

       

40

     

R

306

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

       

40

     

R

307

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

       

40

     

R

324

 

als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken

4 lid 4 RVV 1990

         

40

   

R

308

 

als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

   

95

55

       

R

309

 

als (snor)fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

   

95

55

       

R

312

b

als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

   

95

         

R

312

c

als bestuurder van een snorfiets niet de rijbaan gebruiken terwijl dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, is bepaald en dit bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft met een onderbord is aangeduid

5 lid 8 RVV 1990

   

95

         

R

310

 

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

   

95

         

R

311

 

als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)

6 lid 2 RVV 1990

   

95

         

R

311

a

als bestuurder van een bromfiets op meer dan twee wielen of een bromfiets met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m, niet de rijbaan gebruiken

6 lid 3 RVV 1990

   

95

         

R

313

 

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

         

55

   

R

314

 

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

         

55

   
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

               

R

315

a

– door te rijden over het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad

 

140

140

         

140

R

315

b

– door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad

 

95

95

         

95

R

316

 

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

55

   

R

317

 

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

55

   

R

319

 

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

140

140

           

R

323

 

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

   

95

         
                         
     

II. Inhalen

                 

R

326

 

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   
                         
     

IV. Oprijden van kruispunten

                 

R

331

 

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   
                         
     

V. Verlenen van voorrang

                 

R

336

 

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

337

 

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

338

 

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

340

a

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   
                         
     

VI. Doorsnijden militaire kolonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen

                 

R

341

 

als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden

16 RVV 1990

95

95

65

35

25

35

   

R

342

 

als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden

16 RVV 1990

95

95

65

35

25

35

   
                         
     

VII. Afslaan

                 

R

346

 

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

347

a

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

347

b

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

347

c

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

348

 

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   
                         
     

Noot stilstaan en parkeren:

                 
     

In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.

                 
                         
     

IX. Stilstaan

                 

R

395

 

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

5 WVW 1994

140

140

95

55

 

55

   
                         
     

als bestuurder een voertuig laten stilstaan

23 lid 1

               

R

396

a

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

140

140

     

55

   

R

396

b

– op een fietsstrook

sub b RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

c

– op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

d

– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

e

– in een tunnel

sub d RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

f

– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

g

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

h

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

i

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

95

95

     

35

   

R

396

j

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

95

95

     

35

   
                         
     

X. Parkeren

                 
                         
     

als bestuurder een voertuig parkeren

24 lid 1

               

R

397

a

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

b

– voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

c

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

d

– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

e

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

ea

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

f

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

g

– langs een gele onderbroken streep

sub e RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

h

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

sub f RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

i

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

sub g RVV 1990

95

95

     

35

   

R

397

j

– op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

95

95

     

35

   

R

398

 

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

95

95

     

35

   
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl

                 

R

400

ae

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf

25 lid 2 RVV 1990

95

             

R

400

af

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf, waarop aan de getoonde zijde slechts één kalenderuren aanduidende cijferreeks staat die vanaf het begin van het parkeren in duidelijk leesbare cijfers tegen een contrasterende achtergrond in hele of halve uren het tijdstip weergeeft waarop met het parkeren is begonnen

25 lid 3 RVV 1990

95

             

R

400

ab

– de toegestane parkeerduur is verstreken

25 lid 4 RVV 1990

95

             

R

401

 

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (geldt niet voor parkeerplaatsen, die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of die zijn voorzien van een blauwe streep)

25 lid 1 RVV 1990

95

95

     

35

   

R

402

b

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart

26 lid 1 RVV 1990

380

380

     

150

   

R

402

c

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is

26 lid 1 RVV 1990

380

380

     

150

   

R

402

d

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan dat het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte

26 lid 1 RVV 1990

380

380

 

150

 

150

   

R

403

a

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V

95

             

R

403

b

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V

95

             

R

405

 

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V

 

95

65

35

       

R

406

 

een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V

95

95

     

35

   

R

406

a

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig

Pl. V

95

95

     

35

   
                         
     

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan

Pl.V

               

R

409

a

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

 

95

95

     

35

   

R

409

b

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

 

95

95

     

35

   

R

409

c

– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

 

95

95

     

35

   

R

409

d

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

 

95

95

     

35

   
                         
     

een voertuig dat, met inbegrip van de lading

Pl.V

               

R

414

a

– langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen

 

95

       

35

   

R

414

b

– langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

 

95

       

35

   

R

414

c

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zodanig parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of op andere wijze hinder/overlast wordt aangedaan

 

95

       

35

   

R

493

 

een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen

Pl.V

190

190

     

190

   

R

494

 

een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren

Pl.V

95

95

     

95

   

R

495

 

een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben

Pl.V

95

95

     

95

   

R

496

 

een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V

190

190

     

190

   

R

592

a

als bestuurder van een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V

95

95

     

35

   
                         
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

                 

R

412

b

een bromfiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

   

65

         
                         
     

XII. Signalen

                 

R

418

 

als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt

30 lid 1 RVV 1990

95

95

           

R

419

 

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

 

95

                         
     

XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden

                 
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

               

R

421

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

95

95

65

35

       

R

421

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

140

140

95

55

       

R

421

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

140

140

95

55

       

R

425

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

140

140

95

55

       
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

               

R

426

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

95

95

65

35

       

R

426

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

140

140

95

55

       

R

426

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

140

140

95

55

       
                         
     

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

                 

R

428

a

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

45

45

           

R

428

b

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

45

45

           
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

               

R

431

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

95

95

           

R

431

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

140

140

           

R

431

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

140

140

           
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling Voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

               

R

432

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

95

95

           

R

432

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

140

140

           

R

432

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

140

140

           

R

434

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

95

95

65

35

       

R

436

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

140

140

95

55

       
                         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

                 

R

438

i

– als bestuurder van een wagen

35b lid 1 RVV 1990

         

35

   

R

438

j

– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad

35b lid 2 RVV 1990

     

35

       
                         
     

als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

k

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 en 35a RVV 1990

     

55

       

R

438

l

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35a lid 1 RVV 1990

     

55

       

R

438

m

– knipperende verlichting voeren

35a lid 2 RVV 1990

     

55

       
                         
     

als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

n

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 c jo. 35 en 35a RVV 1990

   

65

         

R

438

o

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35c jo. 35a lid 1 RVV 1990

   

65

         

R

438

p

– knipperende verlichting voeren

35c jo. 35a lid 2 RVV 1990

   

65

         
                         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

               

R

445

c

– als ruiter

           

35

   

R

445

d

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

           

35

   
                         
     

XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan

                 
                         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

                 

R

451

c

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

140

             

R

451

d

– op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

             

140

R

453

 

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

             

55

                         
     

XV. Bijzondere lichten

                 

R

458

 

als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren

41 lid 1 RVV 1990

140

140

           
                         
     

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, manoeuvreerlichten voor zover niet sneller wordt gereden dan 10 km/h, markeringslichten of staaklichten

41 lid 2 RVV 1990

               

R

456

a

– bij nacht

 

140

140

           

R

456

b

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

140

140

           

R

459

 

als bestuurder een verlicht transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd

41a lid 5 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

 

140

                         
     

XVI. Autosnelwegen en autowegen

                 
                         
     

a. Autosnelwegen

                 

R

461

a

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

     

150

110

150

 

380

     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

465

b

– gebruik maken van de berm

 

140

140

           

R

465

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

240

240

           

R

466

 

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

240

             

R

467

 

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

240

             
                         
     

b. Autowegen

                 

R

468

a

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

     

150

110

150

 

380

     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

472

b

– gebruik maken van de berm

 

140

140

           

R

472

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

240

240

           
                         
     

XVII. Erven

                 

R

478

 

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

95

95

           
                         
     

XX. Voorrangsvoertuigen

                 

R

486

 

als weggebruiker een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan

50 RVV 1990

240

240

160

95

70

95

   
                         
     

XXI. Loslopend vee

                 

R

491

 

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

             

140

                         
     

XXII. In- en uitstappende passagiers

                 

R

492

 

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

380

380

260

150

 

150

   
                         
     

XXIII. Slepen

                 

R

501

 

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

95

95

           
                         
     

XXIV. Bijzondere manoeuvres

                 

R

505

 

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

506

 

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

507

 

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

508

 

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

509

 

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

510

 

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

511

 

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

512

 

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

513

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

95

95

65

         

R

514

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

95

95

65

         

R

515

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

95

95

65

         

R

516

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

95

95

65

         

R

517

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

95

95

65

         

R

518

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

95

95

65

         

R

519

 

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   
                         
     

XXV. Onnodig geluid

                 

R

522

 

als bestuurder van een motorvoertuig, als bromfietser of snorfietser onnodig geluid veroorzaken met dat voertuig

57 RVV 1990

380

380

260

         
                         
     

XXVI. Gevarendriehoek

                 

R

526

 

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

140

           

140

                         
     

XXVI a. Zitplaatsen

                 

R

530

a

tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten)

58a lid 1 en lid 4 RVV 1990

140

140

95

55

     

140

R

530

b

als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten

58a lid 3 en 4 RVV 1990

   

95

55

       
                         
     

XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen

                 

R

533

 

als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

140

140

         

140

                         
     

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel

                 

R

535

f

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

140

             

R

535

k

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

140

             

R

535

g

– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

140

             

R

535

h

– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

140

             

R

535

i

– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn

59 lid 1 RVV 1990

140

             

R

535

j

– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld

59 lid 3 RVV 1990

140

             

R

535

m

– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 5 RVV 1990

140

             

R

535

mo

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 RVV 1990

140

             

R

535

o

de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

140

           

140

R

535

e

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruikmaakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

240

             

R

535

s

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de (beschikbare) veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of die deel uit maakt van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd of van een door de minister van IenM aangewezen constructie

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

140

             
                         
     

XXVIIa. Autobus

                 

R

535

p

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust

59a lid 1 RVV 1990

140

           

140

                         
     

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus

                 

R

535

q

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 m vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

140

             

R

535

r

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 m of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

140

             
                         
     

XXVIII. Helmen

                 

R

536

a

als bestuurder, passagier van een bromfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

   

95

       

95

R

536

e

als bestuurder of passagier van een snorfiets geen helm dragen terwijl ingevolge artikel 5, achtste lid, de rijbaan wordt gebruikt

60 lid 1 RVV 1990

   

95

       

95

R

536

c

als bestuurder, passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

140

140

         

140

R

537

 

als bestuurder van een motorfiets, bromfiets of brommobiel dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

140

140

95

         
                         
     

XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur

                 

R

545

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor tijdens het rijden een mobiele telefoon vast houden

61a RVV 1990

240

240

160

95

       
                         
     

XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

                 
                         
     

personen vervoeren

61b lid 1 RVV 1990

               

R

539

a

– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets

 

140

             

R

539

b

– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets

 

240

240

160

         
                         
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

                 
                         
     

II. Verkeersborden

                 

R

548

 

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   
     

als bestuurder in strijd met bord B7

62 jo. bord B7 RVV 1990

               

R

549

a

– niet stoppen

 

140

140

95

55

 

55

   

R

549

b

– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

240

240

160

95

 

95

   

R

549

c

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

240

240

160

95

 

95

   
                         
     

als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C1 RVV 1990

               

R

550

a

– een weg gebruiken

 

95

95

65

35

 

35

   

R

550

b

– een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)

 

140

140

95

55

 

55

   
                         
     

een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

               

R

551

b

– als bestuurder op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

 

140

140

95

55

 

55

   
                         
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

                 

R

552

a

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   

R

552

b

– C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   

R

553

b

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen) een weg gebruiken

62 jo. bord C6 RVV 1990

95

             

R

553

d

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen een weg gebruiken in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C6 RVV 1990

95

             

R

554

a

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's) (alle wegen behalve milieuzones)

62 jo. bord C7 RVV 1990

95

             

R

554

c

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto's), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C7 RVV 1990

240

             

R

554

d

als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen)

62 jo. bord C7a RVV 1990

95

             

R

554

e

als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto's)

62 jo. bord C7b RVV 1990

95

             

R

571

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor vrachtauto's die niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 86d RVV 1990) (milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

240

             

R

555

 

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)

62 jo. bord C8 RVV 1990

95

             

R

556

 

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

95

 

65

35

 

35

   

R

557

 

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

95

95

           

R

558

 

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

 

95

           

R

559

 

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

95

95

           

R

560

 

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

65

35

       

R

560

c

als bestuurder van een bromfiets of snorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig, met in werking zijnde motor) waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

65

         

R

561

 

als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

   

35

35

       

R

562

 

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

   

65

35

       

R

563

 

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

       

25

     

R

564

 

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

140

       

55

   

R

565

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

140

       

55

   

R

566

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

140

       

55

   
                         
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C20 RVV 1990

               

R

567

a

– tot en met 10%

 

140

       

55

   

R

567

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

210

       

80

   

R

567

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

310

       

120

   
                         
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

568

a

– tot en met 10%

 

140

       

55

   

R

568

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

210

       

80

   

R

568

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

310

       

120

   
                         
     

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

569

a

– tot en met 10%

 

140

       

55

   

R

569

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

210

       

80

   

R

569

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

310

       

120

   

R

574

 

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

575

 

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

576

 

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

577

 

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

578

 

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

579

 

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

584

 

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))

62 jo. bord E1 RVV 1990

95

95

     

35

 

95

R

585

 

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

95

95

     

35

   

R

587

b

een bromfiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

   

65

         

R

593

 

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

240

240

           

R

594

 

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

240

             

R

595

 

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   

R

596

 

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   

R

598

 

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 km/h in strijd met bord F11 geen gebruik maken van de voor dat motorvoertuig verplichte passeerbaan of passeerstrook

62 jo. bord F11 RVV 1990

95

             

R

599

a

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F13 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F13 RVV 1990

95

95

65

35

       

R

599

b

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F15 gebruik maken van een uitsluitend voor trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F15 RVV 1990

95

95

65

35

       

R

599

c

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F17 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen en trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F17 RVV 1990

95

95

65

35

       

R

599

d

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto of lijnbus, in strijd met bord F19 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto's en lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F19 RVV 1990

95

95

65

35

       

R

599

e

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto, in strijd met bord F21 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto's bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F21 RVV 1990

95

95

65

35

       
                         
     

III. Verkeerslichten

                 

R

601

 

als bestuurder niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

140

140

           

R

602

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

240

240

160

95

70

95

   

R

603

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

   

160

95

       

R

604

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

240

240

160

95

70

95

   

R

605

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

   

160

95

       

R

606

 

als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990

240

240

160

       

240

R

607

 

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

             

240

R

608

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

240

240

160

95

70

95

   

R

609

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

240

240

160

95

70

95

   

R

611

 

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub d RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   

R

612

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

     

95

70

     

R

613

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

     

95

70

     

R

614

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990

95

95

           
                         
     

IV. Verkeerstekens op het wegdek

                 

R

617

a

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

140

140

95

55

 

55

   

R

617

b

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

617

c

als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

618

 

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

618

a

als bestuurder een puntstuk gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

619

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 lid 1 RVV 1990

240

240

160

         

R

619

a

als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft

62. jo. 78 lid 2 RVV 1990

240

240

160

         

R

620

 

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

95

95

65

35

 

35

   

R

621

 

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

240

240

160

95

 

95

   

R

622

 

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met «BUS»

62 jo. 81 RVV 1990

140

140

95

55

40

55

   

R

622

a

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: «LIJNBUS»

62 jo. 81 RVV 1990

140

140

95

55

40

55

   
                         
     

Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

                 

R

701

 

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen

1a BABW

             

140

R

702

 

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

             

140

R

703

 

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

54 jo. 53 BABW

             

95

R

704

 

als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas

58a BABW

             

95

R

705

 

als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven

58a BABW

             

95

R

706

 

als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven

58a BABW

             

95

                         
     

Nummers K 405 – K 540: Kentekenreglement (KR)

                 

K

405

 

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

             

140

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren

                 

K

420

 

als nieuwe eigenaar/houder niet binnen één week de Dienst Wegverkeer op de voorgeschreven wijze om tenaamstelling verzoeken

26 lid 2, 58b lid 2 en 58l lid 2 Kr

             

360

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

                 

K

485

 

als eigenaar/houder na overlijden van degene die in het kentekenregister als tenaamgestelde staat geregistreerd niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze bij de Dienst Wegverkeer een verzoek indienen om het voertuig op zijn naam te registreren

29 lid 1, 58f lid 1 en 58p lid 1 Kr

             

360

                         
     

Aanvraag nieuw deel I (A)

                 
                         
     

Kentekencard vanaf 1 januari 2014

                 

K

526

 

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens in het kentekenregister

34 lid 1 Kr

             

95

                         
     

Kentekenbewijzen afgegeven voor 1 januari 2014

                 

K

527

 

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

58h lid 1 en 58s lid 1 Kr

             

95

                         
     

Handelaarskenteken(bewijs)

                 

K

535

 

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

             

360

K

540

 

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

             

360

                         
     

Nummers A 901 – A 934: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en Besluit bewijs van verzekering niet-kentekenplichtige motorrijtuigen

                 
                         
     

gekentekende motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen

                 

A

915

 

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

400

                         
     

Bromfietsen

                 

A

902

 

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

360

     

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

       
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

     

2 – personenauto's;

     

3 – bedrijfsauto's;

     

3a – bussen;

     

4 – motorfietsen;

     

5 – driewielige motorrijtuigen;

     

6 – bromfietsen;

     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

     

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

     

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

     

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

     

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

     

16 – fietsaanhangwagens;

     

17 – wagens.

       
     

Noot Regeling voertuigen (RV):

     

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

     

categorie: 15A – motorfiets

     

categorie: 15B – bromfiets

     

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

     

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden (terwijl)...»).

     

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

     

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door landbouw- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

     

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

2

3

3a

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

     

Regeling voertuigen

                                   
                                           
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

                                   
                                           
     

0 – Algemeen

                                   

N

010

a

het niet in overeenstemming is met de gegevens op de kentekencard, het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.*.1 RV

240

240

240

240

240

160

         

240

         

N

010

b

het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.*.1 en 5.6.73 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

 

240

 

240

     

N

010

c

het niet is voorzien van de juiste kentekenpla(a)t(en) of de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.*.1 RV

140

140

140

140

140

95

         

140

         

N

010

d

het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd

5.*.1 RV

140

140

140

140

140

95

         

140

         

N

010

e

het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructiepla(a)t(en), waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009)

5.*.1 RV

 

95

95

       

95

     

95

         
                                           
     

1 – Algemene bouwwijze van het voertuig

                                   

N

020

b

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 RV

                           

140/95

   

N

030

a

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

240

240

240

 

240

160

240

240

     

240

240

240

240/160

 

95

N

030

b

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

240

240

240

 

240

160

240

240

     

240

240

240

240/160

 

95

                                           
     

het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

5.*.3 en 5.6.74 lid 2 RV

                                 

N

030

c

– breuken en of scheuren vertoont

       

240

 

160

                     

N

030

d

– is doorgeroest

       

240

 

160

                     

N

030

e

– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed

       

240

 

160

                     

N

030

f

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.3 en 5.6.74 lid 3 RV

     

240

240

160

     

95

95

           

N

030

g

het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd

5.*.3 lid 2 RV

       

240

160

     

95

95

           
                                           
     

het frame

5.9.3 RV

                                 

N

030

h

– breuken en of scheuren vertoont

                 

55

               

N

030

i

– is doorgeroest

                 

55

               

N

030

j

– is vervormd

                 

55

               

N

040

a

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.*.4 RV

140

140

140

 

140

95

140

140

 

55

 

140

140

140

140/95

 

55

N

040

b

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.*.4 RV

 

140

140

     

140

       

140

140

140

140/95

 

55

N

040

c

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.*.4 RV

     

140

 

95

                     

N

050

 

de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd

5.*.5 RV

                     

140

140

140

     
                                           
     

2 – Afmetingen en massa's

                                   
                                           
     

Lengte

                                   

N

060

a

het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers)

5.*.6 RV

140

140

   

140

 

140

140

     

140

140

140

     

N

060

aa

de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

140

                           

N

060

ab

de bus met 2 assen, in gebruik genomen voor 10-09-2003, langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

140

                           

N

060

ac

de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

140

                           

N

060

d

het rijdende werktuig langer is dan 20 m

5.3.6 lid 2 RV

 

140

                             

N

061

e

bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt

5.12.6 lid 3 RV

                     

140

         

N

061

g

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m

5.12.6 lid 5 RV

                     

140

         
                                           
     

Breedte

                                   

N

060

b

het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999)

5.*.6 RV

140

140

140

 

140

           

140

140

       

N

060

g

het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen)

5.*.6 RV

 

140

                 

140

       

55

N

060

p

het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                 

55

55

           

N

060

r

de fiets breder is dan 0,75 m

5.9.6 lid 1 RV

               

55

               

N

060

s

het breder is dan 1,50 m (cat 9 > 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen)

5.*.6 RV

               

55

             

55

N

060

u

het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

     

140

140

95

               

140/95

   

N

060

w

het breder is dan 1 m (cat 6 betreft tweewielige bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan twee wielen)

5.*.6 RV

         

95

               

-/95

55

 
                                           
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

                                 

N

060

ha

– van 0,01 m t/m 0,25 m

   

140

       

140

140

         

140

     

N

060

hb

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

210

       

210

210

         

210

     

N

060

hc

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

   

310

       

310

310

         

310

     
                                           
     

Hoogte

                                   

N

060

q

het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                 

55

55

           
                                           
     

Massa

                                   
                                           
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

                                 

N

070

a

– meer dan 10 %

 

280

280

280

 

280

   

280

     

280

         
                                           
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximum last van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

                                 

N

072

a

– 10 tot 15 %

   

360

                             
                                           
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

                                 

N

073

a

– 5 tot 10 %

   

360

                             
                                           
     

3 – Motor

                                   
                                           
     

de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt met

5.6.8 lid 2 en 5.6.76 lid 1RV

                                 

N

086

a

– t/m 10 km/h

           

65

                     

N

086

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

130

                     
                                           
     

de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt met

5.6.8 lid 1 RV

                                 

N

083

a

– t/m 10 km/h

           

65

                     

N

083

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

130

                     
                                           
     

het voertuig de in artikel 1.1. van de Regeling Voertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

5.*.8 lid 1 RV

                                 

N

085

a

– t/m 10 km/h

             

95

95

 

35

35

           

N

085

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

             

140

140

 

55

55

           

N

090

a

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

240

240

240

240

   

240

240

     

240

240

240

     

N

090

b

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 en 5.6.77 lid 2 RV

       

240

160

     

95

             

N

090

c

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.*.9 lid 2 en 5.6.77 lid 2 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

 

240

240

240

     

N

090

d

het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten

5.*.9 lid 3 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

 

240

240

240

     

N

090

h

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 RV

                   

35

           

N

100

 

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10 RV

240

240

240

240

240

                       

N

101

 

de CNG- of LNG- installatie niet voldoet aan de eisen (LNG niet geregeld voor cat 4)

5.*.10a RV

240

240

240

240

240

                       

N

102

 

de waterstofinstallatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10b RV

240

240

240

 

240

                       

N

110

a

het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.*.11 lid 1 en 5.6.80 lid 1 RV

280

280

280

280

280

190

280

280

 

110

             

N

110

b

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.*.11 lid 2 en 5.6.80 lid 2 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

             

N

110

e

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.*.11 RV

           

280

280

 

110

             

N

111

 

(een) onderde(e)l(en) van het na 31-12-2017 in gebruik genomen voertuig, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, overmatige lekkage van vloeistof, niet zijnde water, verto(o)n(t)(en)

5.*.11a RV

240

240

240

 

240

           

240

         
                                           
     

Meting geluidsniveau

                                   
                                           
     

Noot

                                   
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

                                   
                                           
     

Bromfiets

                                   
     

Constructiesnelheid Maximum toegestane waarde

                                   
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

                                   
     

> 25 km/h 97dB(A)

                                   
                                           
     

Motorfiets

                                   
     

Cylinderinhoud t/m Maximum toegestane waarde

                                   
     

80 cm3 91 dB(A)

                                   
     

125 cm3 92 dB(A)

                                   
     

350 cm3 95 dB(A)

                                   
     

500 cm3 97 dB(A)

                                   
     

750 cm3 100 dB(A)

                                   
     

1000 cm3 103 dB(A)

                                   
     

>1000 cm3 106 dB(A)

                                   
                                           
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

                                   
     

benzinemotor max 3500 kg bij 3500 toeren max 95 dB(A)

                                   
     

dieselmotor max 3500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

                                   
     

> 3500 kg bij 1500 toeren max 95 dB(A)

                                   
                                           
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

                                 

N

110

n

– tot 4 dB(A)

 

280

280

280

280

280

190

                     
                                           
     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV

                                 

N

110

p

– tot 4 dB(A)

 

280

280

280

280

280

190

                     

N

120

a

de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.*.12 lid 1 en 5.6.81 lid 1 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

55

           

N

120

b

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.*.12 en 5.6.81 lid 2 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

55

           

N

120

c

het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.*.12 lid 3 RV

                 

35

35

           

N

120

d

de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet

5.*12a RV

140

140

140

140

140

95

                     

N

130

a

de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.*.13 RV

140

140

140

 

140

 

140

   

55

             

N

130

b

de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulkanisatie is losgeraakt

5.*.13 en 5.6.81 lid 4 RV

140

140

140

 

140

95

140

   

55

             

N

130

c

de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.*.13 en 5.6.81 lid 3 RV

     

140

 

95

                     
                                           
     

4 – Krachtoverbrenging

                                   

N

150

a

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

95

95

95

                           

N

150

e

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

     

95

95

                       

N

150

f

de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.6.15 RV

         

65

                     

N

160

a

(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn)

5.*.16 en 5.6.83 lid 1 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

             

N

170

a

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 RV

                 

35

             

N

170

b

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 en 5.6.82 RV

                   

55

           
                                           
     

5 – Assen

                                   

N

180

 

de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn)

5.*.18 en 5.6.84 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

95

240

240

240

240/160

   

N

190

 

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.19 RV

240

240

240

 

240

160

     

95

 

240

 

240

     

N

200

 

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.*.20 en 5.6.85 RV

140

140

140

 

140

95

     

55

55

140

140

       

N

210

 

de wielbasis te veel afwijkt

5.*.21 RV

95

95

95

95

95

           

95

         

N

220

 

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen

5.*.22 RV

95

95

95

                           

N

230

 

de spoorbreedte te groot is

5.*.23 RV

95

95

95

                           

N

240

a

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

                   

95

 

240

 

240/160

 

95

N

240

b

de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24-26 RV

 

240

240

     

240

240

                 

N

240

c

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 5.6.86 RV

     

240

 

160

                     

N

240

d

de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 26 RV

240

     

240

       

95

 

240

 

240

     
                                           
     

6 – Ophanging

                                   
                                           
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

                                 

N

270

a

– 1 band

 

140

140

140

140

140

95

                     

N

270

b

– 2 banden

 

210

210

210

210

210

140

                     

N

270

c

– 3 banden

 

310

310

310

310

310

220

                     
                                           
     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

                                 

N

270

e

– 1 band

 

140

   

140

140

95

140

140

 

55

55

 

140

140

140/95

   

N

270

f

– 2 banden

 

210

   

210

210

140

210

210

 

80

80

 

210

210

210/140

   

N

270

g

– 3 banden

 

310

   

310

310

220

310

310

 

120

120

 

310

310

     
                                           
     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

                                 

N

270

i

– 1 band

 

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

55

140

140

140

     

N

270

j

– 2 banden

 

210

210

210

210

210

140

210

210

 

80

80

210

210

210

     

N

270

k

– 3 banden

 

310

310

310

310

310

220

310

310

 

120

120

310

310

310

     
                                           
     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

                                 

N

270

m

– 1 band

   

140

140

               

140

         

N

270

n

– 2 banden

   

210

210

               

210

         

N

270

o

– 3 banden

   

310

310

               

310

         
                                           
     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12 en 13 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

                                 

N

270

r

– 1 band

 

140

140

140

140

140

95

 

140

 

55

55

140

140

       

N

270

s

– 2 banden

 

210

210

210

210

210

140

 

210

 

80

80

210

210

       

N

270

t

– 3 banden

 

310

310

310

310

310

220

 

310

 

120

120

310

310

       

N

270

v

de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting

5.*.27 RV

140

140

140

140

140

95

 

140

 

55

55

140

140

 

140/95

   

N

270

w

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel)

5.*.27 RV

140

140

140

 

140

95

     

55

55

140

140

 

140/95

   
                                           
     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

                                 

N

271

e

– 1 band

                       

140

140

140

     

N

271

f

– 2 banden

                       

210

210

210

     

N

271

g

– 3 banden

                       

310

310

310

     

N

271

m

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 RV

                               

55

N

280

 

het veersysteem, (indien vereist of aanwezig) de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken

5.*.28 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

55

140

140

140

     
                                           
     

7 – Stuurinrichting

                                   

N

290

 

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.*.29 en 5.6.88 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

95

95

95

           

N

291

 

de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd)

5.*.29 RV

                     

240

 

240

     

N

292

 

de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.30 RV

                     

240

 

240

     
                                           
     

8 – Reminrichting

                                   

N

310

a

(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) dan wel niet aan de eisen voldoet/voldoen

5.*.31 en 5.6.89 lid 1 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

95

240

240

240

     

N

320

aa

in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is

5.*.32 RV en 5.*.31 RV

240

240

240

 

240

160

     

95

95

           

N

320

a

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.33 RV

95

95

95

                           

N

340

 

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.*.34 RV

 

95

95

                           

N

350

a

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.*.35 lid 1 RV

 

240

240

                           

N

350

b

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.*.35 lid 1 RV

 

95

95

               

95

         

N

350

c

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.*.35 lid 2 RV

 

240

240

               

240

         

N

350

d

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.*.35 lid 3 RV

 

95

95

               

95

         

N

350

e

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

5.*.35 lid 3 RV

 

240

240

               

240

         

N

360

 

de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld

5.*.36 RV

 

240

240

       

240

     

240

         

N

370

a

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.*.37 RV

 

240

240

       

240

                 

N

370

b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.*.37 RV

 

240

240

                           

N

370

c

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.*.37 RV

 

240

240

                           

N

380

m

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een massa van minder dan 400 kg in gebruik genomen voor 01-04-1990), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of ten gevolge van overberemming van de achteras

5.*.38 RV

240

240

240

 

240

       

95

 

240

         

N

380

n

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.*.38 en 5.6.90 RV

         

160

240

   

95

             

N

380

p

het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men)

5.*.38 RV

               

55

 

55

           
                                           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                 

N

381

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

240

   

240

240

           

240

         

N

381

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

360

   

360

360

           

360

         
                                           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                 

N

381

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

380

380

     

380

380

     

380

         

N

390

a

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.*.39 RV

95

95

95

 

95

 

95

95

                 

N

390

b

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.*.39 RV

         

65

   

35

               

N

390

e

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 RV

                     

95

         

N

400

c

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen en aanhangwagen met een stijve dissel met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 RV

                     

240

         

N

400

d

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.*.40 RV

                     

140

 

140

     
                                           
     

9 – Carrosserie

                                   

N

410

a

de deuren en de laadbakkleppen (cat 3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde en/of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend

5.*.41 RV

140

140

140

 

140

95

 

140

 

55

             

N

410

b

het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

140

140

   

140

95

     

55

             

N

410

c

de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.*.41 RV

140

140

140

 

140

95

     

55

             

N

410

d

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.*.41 RV

     

140

 

95

                     

N

410

e

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.41 RV

     

140

 

95

                     

N

410

f

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.*.41 RV

             

140

                 

N

410

g

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.*.41 RV

             

140

                 

N

410

h

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

                     

140

140

140

140/95

   

N

410

j

de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht

5.3a.41 RV

   

140

                           
                                           
     

de voorruit, de naast de bestuurders zitplaats aanwezige zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

                                   

N

420

a

– is beschadigd of verkleurd

5.*.42 RV

240

240

240

 

240

 

240

240

 

95

             

N

420

b

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren

5.*.42 RV

140

140

140

 

140

 

140

140

 

55

             

N

420

c

de ruiten niet voldoen aan de eisen

5.*.42 lid 1 RV

                 

35

             

N

420

d

de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt

5.*.42 lid 3 RV

240

240

240

 

240

160

                     

N

430

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006)

5.*.43 RV

140

140

140

 

140

95

140

140

 

55

             

N

430

d

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006)

5.*.43 RV

140

140

140

 

140

95

     

55

             

N

440

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit)

5.*.44 RV

140

140

140

 

140

       

55

             

N

450

a

het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7500 kg) (cat. 8 rechterspiegel/camerasysteem in gebruik na 31-12-2018)

5.*.45 RV

140

140

140

   

95

140

140

 

55

             

N

450

b

het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

140

                         

N

450

c

het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

140

                         

N

450

g

het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel

5.4.45 lid 1 RV

     

140

                         

N

450

d

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 RV

       

140

                       

N

450

e

het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 RV

       

140

                       

N

450

f

het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 RV

       

140

                       

N

460

a

de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn

5.*.46 RV

     

140

 

95

       

55

           

N

460

aa

de na 31-12-2014 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21-01-2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

140

140

140

                           

N

460

c

de zitplaatsen, rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.46 RV

140

140

140

 

140

 

140

140

 

55

             

N

460

d

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.46 RV

     

140

 

95

                     

N

460

g

de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak

5.9.46 RV

               

55

               

N

470

a

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s)

5.2.47 RV

140

                               

N

470

b

de/een gordel(s) voor de voorzitplaats(en) die aan een portier gren(st)(zen) van de na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen personenauto niet aanwezig is/zijn

5.2.47 RV

140

                               

N

470

c

de/een gordel(s) niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig)

5.*.47 RV

140

140

140

 

140

95

140

140

 

55

             

N

470

d

de/een gordel(s) voor de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de T-100 bus of na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bus of bedrijfsauto niet aanwezig is/zijn

5.*.47 lid 1 RV

 

140

140

                           

N

470

h

de/een naar voren en/of naar achteren gerichte zitplaats(en) van de na 30-09-2002 in gebruik genomen bus met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of van de na 30-09-2000 in gebruik genomen bus met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s)

5.3a.47 lid 2 RV

   

140

                           

N

470

g

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van het na 31-12-1989 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van het na 16-06-2003 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van (een) gordel(s)

5.5.47 RV

       

140

                       

N

470

i

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de bromfiets op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet is/zijn voorzien van (een) gordel(s)

5.6.47 lid 1 RV

         

95

                     

N

470

j

het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen

5.*.47a RV

140

140

                             

N

470

k

de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen

5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV

140

 

140

                           

N

480

a

het voertuig scherpe delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 en 5.6.92 lid 1 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

95

95

95

240

240

240

240/160

 

95

N

480

b

het voertuig niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 RV

240

240

240

 

240

 

240

240

 

95

 

240

240

240

240/160

 

95

N

480

h

het voertuig aan de voorzijde (een) voorziening(en) heeft die in geval van botsing de kans op lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kan/kunnen vergroten

5.*.48 RV

240

240

                             

N

480

c

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.*.48 RV

240

240

240

240

240

       

95

 

240

240

 

240/160

   

N

480

e

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.*.48 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

 

140

140

140

140/95

   

N

480

f

de wielen/banden aanlopen

5.*.48 en 5.6.92 lid 2 RV

         

95

             

140

     

N

480

g

het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.*.48 RV

 

380

380

               

380

         

N

490

 

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afstand stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afstand achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm)

5.*.49 RV

 

380

380

               

380

         

N

500

 

de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.*.50 RV

                       

95

 

95/65

   

N

501

 

de frontbeschermingsinrichting van het na 31-12-2008 in gebruik genomen voertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg niet is goedgekeurd voor het voertuig waarop deze is aangebracht en/of niet voorzien is van het voorgeschreven EG-typegoedkeuringsmerk

5.*.50 RV

240

240

                             
                                           
     

10 – Verlichting

                                   
                                           
     

Noot

                                   
                                           
     

1.Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop-/achterlicht of kentekenplaatverlichting moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;

                                   
                                           
     

2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;

                                   
                                           
     

3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling Voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje.

                                   
                                           
     

het niet is voorzien van (een) goed werkend(e)

                                   

N

514

a

– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie)

5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV

95

95

95

95

95

65

95

95

 

35

 

95

95

95

95/-

   

N

514

b

– waarschuwingsknipperlichten (cat 2, 3(a) na 31-12-1997; cat 5 na 31-12-1996; cat 10 na 01-01-2005)

5.*.51-63 RV

95

95

95

     

95

95

 

35

             

N

514

c

– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

95

95

95

     

95

                   

N

514

d

– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h)

5.*.51-63 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

   

55

140

140

140

140/-

   

N

514

f

– rode retroreflectoren

5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV

95

95

95

95

95

65

95

95

35

35

35

95

95

95

95/65

35

35

N

514

g

– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht)

5.*.51-63 RV

95

95

95

               

95

95

       

N

514

h

– achteruitrijlicht(en) (cat 2, 3(a) in gebruik na 31-12-1997; cat 12 in gebruik na 31-12-2012)

5.*.51-63 RV

45

45

45

               

45

         

N

514

i

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m)

5.*.51-63 RV

95

95

95

               

95

95

95

     

N

514

j

– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

95

95

95

               

95

95

       

N

514

k

– 3e remlicht (na 30-09-2001)

5.*.51-63 RV

95

                               

N

514

l

– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997)

5.*.51-63 RV

               

35

   

95

95

95

     

N

514

m

– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006)

5.*.51-63 RV

95

95

95

   

65

95

       

95

95

95

95/65

   

N

514

o

– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)

5.*.51-63 RV

         

65

   

35

               

N

514

p

– wielreflectie

5.*.51-63 RV

               

35

           

35

 

N

514

r

– lijnmarkering aan de achterzijde bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat breder is dan 2,10 m en langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3500 kg

5.12.51 RV

                     

95

         

N

514

s

– lijnmarkering aan de zijkant bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3500 kg

5.12.51 RV

                     

95

         

N

515

 

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-59 en 5.6.95 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

55

55

55

140

140

140

140/95

55

55

N

517

 

de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-61 RV

95

95

95

95

95

65

95

95

35

35

35

95

95

95

95/65

35

35

N

518

 

de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig)

5.*.55 RV

95

95

 

95

95

                       

N

519

 

het voertuig aan de achterzijde niet is voorzien van één rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek die voorzien is van een goedkeuringsmerk

5.*.51 RV

           

95

95

         

95

   

35

N

550

 

de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie)

5.*.55 RV

95

95

95

95

95

65

95

95

35

35

35

95

95

95

95/65

35

35

N

551

 

de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)

5.*.55 RV

95

95

95

95

95

65

95

95

 

35

 

95

95

95

95/65

   

N

552

 

de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie)

5.*.55 RV

95

95

95

95

95

65

95

95

35

35

35

95

95

95

95/65

35

35

N

559

 

de mistvoorlichten niet goed zijn afgesteld conform het bepaalde in de artikelen 114a en 114b van de bijlage VIII

5.*.59b RV

95

95

95

 

95

                       

N

560

 

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.*.51 RV jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV)

95

95

95

95

95

65

95

95

 

35

             

N

620

 

het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistachterlicht(en)

5.*.62 RV

45

45

45

45

45

 

45

45

 

15

             

N

640

 

het is voorzien van niet toegestane verblindende/ knipperende verlichting

5.*.64 en 5.6.96 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

   

55

140

140

140

140/95

55

55

N

650

 

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie)

5.*.65 en 5.6.97 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

55

55

55

140

140

140

140/95

55

55

N

651

 

in het voertuig aanwezige lichten of objecten licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig (cat. 3a niet van toepassing op binnenverlichting passagiersruimte bus)

5.*.65 RV

140

140

140

140

140

95

140

140

                 
                                           
     

11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

                                   

N

660

a

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 en 5.6.98 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

                 

N

660

b

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 RV

                     

240

240

240

     

N

660

c

de (middenas)aanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.*.66 RV

                     

95

95

95

     

N

660

d

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66-70 RV

                           

240/160

   
                                           
     

12 – Diversen

                                   

N

710

a

het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.*.71 RV

95

95

95

95

95

 

95

95

                 

N

710

b

het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.*.71 en 5.6.99 RV

         

65

     

35

35

           

N

710

c

het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 RV

               

35

               
                                           
     

Gebruikseisen voertuigen

                                   
                                           
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

                                   
                                           
     

0 – Algemeen

                                   

P

001

 

een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat 3 uitsluitend toegestaan voor wegwerkzaamheden of gladheidsbestrijding)

5.18.0 RV

140

140

   

140

                       

P

010

a

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 RV

240

 

240

240

240

160

                     

P

010

b

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

   

240

                           

P

010

c

met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 RV

                 

55

55

           

P

010

d

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 4 RV

     

240

                         

P

010

e

het samenstel van motorvoertuig en aanhangwagen meer dan twee draaipunten heeft

5.18.1 lid 8 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

                 

P

010

f

met een motorvoertuig, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid een landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk wordt voortbewogen

5.18.1 lid 9 RV

240

 

240

 

240

                       

P

020

a

met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 1 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

                 

P

020

b

met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig of samenstel van voertuigen wordt gesleept

5.18.2 lid 6 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

                 

P

020

c

met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 7 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

                 

P

020

da

een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept

5.18.2 lid 2 RV

 

240

240

     

240

240

                 

P

020

e

het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig

5.18.2 lid 3 RV

240

240

                             

P

020

f

met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt

5.18.2 lid 4 RV

240

240

       

240

240

                 

P

020

g

een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt

5.18.2 lid 5 RV

240

240

       

240

240

                 

P

030

 

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

95

95

95

240

240

240

240/160

95

95

P

031

 

in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt losse voorwerpen, die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn

5.18.3 lid 2 RV

240

240

240

 

240

160

     

95

             

P

041

a

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft

5.18.4 aanhef en onder a RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

             

P

041

b

de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef en onder b RV

140

140

140

140

140

95

140

140

 

55

             

P

041

c

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 RV

380

380

380

380

380

260

380

380

 

150

             

P

050

 

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 lid 2 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

95

95

             

P

051

 

de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien

5.18.5 lid 1 RV

 

240

                             

P

052

 

het gezichtsveld van de voor de landbouw- of bosbouwtrekker voorgeschreven spiegels wordt beperkt door verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk(ken) of lading die aan de achterzijde van het voertuig is aangebracht of door een door het voertuig voortbewogen aanhangwagen met inbegrip van verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk(ken) of de lading en het voertuig niet is voorzien van een linker- onderscheidenlijk een rechterbuitenspiegel of cameramonitorsysteem waarmee de bestuurder ten minste een vlak weggedeelte van 10 m achter het voertuig kan overzien

5.18.5 lid 3 jo. 5.8.46 lid 1 RV

             

240

                 

P

060

a

voertuiggebonden lading, zoals voertuiguitrustingsstukken, voertuiggereedschappen of stuwagemiddelen niet zodanig is bevestigd dat deze niet van het voertuig kan vallen

5.18.6 lid 3 RV

380

380

380

380

380

260

380

380

150

150

150

380

380

380

380/260

150

150

P

061

 

de losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden niet deugdelijk is afgedekt terwijl gevaar of hinder is ontstaan of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading

5.18.6 lid 2 RV

380

380

380

380

380

260

380

380

150

150

150

380

380

380

380/260

150

150

P

062

 

verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, afneembare bovenbouwen, gestandaardiseerde laadstructuren of meeneemheftrucks niet deugdelijk bevestigd zijn met geschikte vastzetsystemen, zekeringssystemen of stuwagemiddelen

5.18.6 lid 4 RV

 

380

   

380

 

380

       

380

380

380

     

P

063

 

vastzetsystemen, zekeringssystemen, stuwagemiddelen of onderdelen hiervan niet goed functioneren dan wel niet geschikt zijn voor het doel waarvoor ze worden gebruikt

5.18.6 lid 5 RV

190

190

190

190

190

130

190

190

75

75

75

190

190

190

190/130

75

75

                                           
     

bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 1 RV

                                 

P

070

a

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

140

140

140

 

140

                       

P

070

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

140

140

140

 

140

                       

P

070

c

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt

 

140

140

140

 

140

                       

P

070

d

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

140

140

140

 

140

                       

P

070

e

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

 

140

140

140

 

140

                       

P

070

f

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

 

140

140

140

 

140

                       

P

070

g

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg

 

95

95

95

 

95

                       

P

070

h

– de lastdrager het wegdek kan raken

 

95

95

95

 

95

                       

P

070

i

– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

 

95

95

95

 

95

                       
                                           
     

bij het vervoer van goederen op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 2 RV

                                 

P

070

j

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

140

140

   

140

                       

P

070

k

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

140

140

   

140

                       

P

070

l

– de maximale daklast wordt overschreden

 

140

140

   

140

                       

P

070

m

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

140

140

   

140

                       
                                           
     

bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

5.18.7 lid 3 RV

                                 

P

071

a

– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

   

140

                 

140

140

       

P

071

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

   

140

                 

140

140

       

P

071

c

– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m

   

140

                 

140

140

       

P

071

d

– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt

   

140

                 

140

140

       

P

071

e

– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

140

                 

140

140

       

P

080

 

de lading van het voertuig scherpe delen heeft (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

95

95

95

240

240

240

240/160

95

95

P

081

 

het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

 

240

       

240

240

                 

P

082

 

het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.18.8 lid 2 RV

 

240

       

240

240

                 

P

083

 

een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken

5.18.8 lid 3 RV

 

240

       

240

240

                 

P

090

 

de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld

5.18.9 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

95

95

95

240

240

240

240/160

95

95

P

091

 

het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld

5.18.9 lid 2 RV

 

240

       

240

240

                 

P

100

a

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                       

140

 

140/95

   

P

100

b

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 3-4 RV

                       

140

 

140/95

   

P

100

c

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                     

140

         

P

100

d

de aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig

5.18.10 lid 3-4 RV

                     

140

         
                                           
     

1 – Afmetingen en massa's

                                   
     

Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

                                   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

                                   
                                           
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

                                   
     

Noot:

– Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m;

– bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max.18,75 m;

– personenauto/ driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis- /circusvoertuigen max. 24 m;

– rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m;

– land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m;

– indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

                                   
                                           
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

                                 

P

111

a

– t/m 0,25 m

 

280

280

280

 

280

 

280

280

                 

P

111

f

het uitschuifbare voertuig, waarvan de uitgeschoven delen niet zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, 5e lid, in onbeladen toestand niet geheel is ingeschoven

5.18.11 lid 11 RV

                     

240

         
                                           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde

                                   

P

120

aa

de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen)

5.18.12 RV, 5.18.21 RV

140

140

   

140

 

140

140

     

140

140

       
                                           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

                                   
                                           
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

                                 

P

121

a

– t/m 0,25 m

   

280

                 

280

         

P

121

g

het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading

5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV

140

140

   

140

 

140

140

     

140

140

140

     

P

121

h

de lading uitsluitend op de laadvloerverlenging rust

5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV

 

280

       

280

280

     

280

 

280

     

P

121

n

de stootbalk breder is of meer dan 0,20 m smaller is dan a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht of; b. de breedte van de breedste achteras met inbegrip van de wielen

5.18.12 lid 5 RV

 

280

                 

280

         

P

121

o

de stootbalk en/of de bevestiging daarvan is/zijn zodanig vervormd of zodanig breuken en/of scheuren vertoont, dan wel zodanig door corrosie is aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt

5.18.12 lid 5 RV

 

280

                 

280

         
                                           
     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

                                 

P

123

a

– t/m 0,25 m

   

280

                 

280

         
                                           
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.12a RV

                                 

P

124

a

– t/m 0,75 m

   

140

                             

P

124

b

– van meer dan 0,75 m

   

210

                             
                                           
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.12a RV

                                 

P

124

c

– de/het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

   

240

                             

P

124

d

– lading rust op een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk welke niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

   

140

                             

P

124

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt belemmerd

   

140

                             

P

124

f

– het verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

140

                             
                                           
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat. 12, particulier gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 RV

                                 

P

121

j

– t/m 0,75 m

 

140

     

140

 

140

140

     

140

140

140

     

P

121

k

– van meer dan 0,75 m

 

210

     

210

 

210

210

     

210

210

210

     
                                           
     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

                                 

P

121

l

– t/m 0,25 m

   

280

                 

280

         
                                           
     

de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen,

5.18.13 lid 2 RV

                                 

P

130

f

– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

                       

240

         

P

130

g

– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

   

140

                             

P

130

h

– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

   

140

                             
                                           
     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

                                 

P

130

i

– t/m 0,25 m

   

280

                 

280

         
                                           
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.21a RV

                                 

P

211

a

– t/m 0,75 m

             

140

140

                 

P

211

b

– van meer dan 0,75 m

             

240

240

                 
                                           
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.21a RV

                                 

P

211

c

– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

             

240

240

                 

P

211

d

– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

             

140

140

                 

P

211

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers aan de achterzijde door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd

             

140

140

                 

P

211

f

– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

             

140

140

                 

P

211

g

– de voertuigdelen en/of (het) verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) meer dan 3.50 m voor het hart van het stuurwiel uitste(ekt)(ken)

             

240

240

                 
                                           
     

Lengte; ondeelbare lading

                                   
                                           
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

                                 

P

130

n

– t/m 0,25 m

   

280

                             
                                           
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen

5.18.13 RV

                                 

P

130

c

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

                       

140

140

       

P

130

d

– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

   

140

                 

140

140

       
                                           
     

de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding:

5.18.13 RV

                                 

P

130

ea

– 0,25 m te lang

   

280

                             
                                           
     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

                                 

P

131

a

– t/m 0,25 m

   

280

                 

280

280

       

P

131

f

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik)

5.18.13 RV

                     

140

140

       

P

131

i

de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt

5.18.13 RV

140

140

   

140

                       
                                           
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen

5.18.21 RV

                                 

P

210

e

– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

             

140

140

         

140

     

P

210

f

– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor-/ en of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

             

140

140

         

140

     

P

210

g

– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt

             

140

140

         

140

     
                                           
     

Afstand achteras trekkend voertuig / achterzijde voertuig

                                   

P

190

c

de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m

5.18.19, 5.18.27 RV

                           

140/95

   
                                           
     

Breedte; lading

                                   
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

                                   

P

140

d

de lading of het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen of voor lading op personenauto’s)

5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 2 RV

 

140

   

140

 

140

140

     

140

140

140

     

P

140

e

de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat 5; cat 4 motor op 2 wielen)

5.18.14 en 5.18.19 RV

140

   

140

140

                       
                                           
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

                                 

P

141

a

– t/m 0,20 m

 

280

280

280

 

280

 

280

280

     

280

280

280

     

P

260

a

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.26 lid 1 RV

         

95

                     

P

260

b

het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat 6 bromfiets > 2 wielen)

5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV

         

95

               

140/-

   

P

270

a

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.27 en 5.18.29 RV

                           

-/95

55

 

P

280

a

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.28 lid 1 RV

               

55

               

P

280

b

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m

5.18.28 lid 2 RV

               

55

               
                                           
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                   

P

300

a

– breder is dan 1,10 m

5.18.30 lid 1 RV

                 

55

55

           

P

300

b

– breder is dan 1,50 m

5.18.30 lid 2 RV

                               

55

P

300

c

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m

5.18.30 lid 3 RV

                               

80

                                           
     

Hoogte

                                   

P

270

b

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                           

140/95

   
                                           
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                   

P

300

d

– hoger is dan 2 m

5.18.30 lid 4 RV

                 

35

35

           

P

300

e

– hoger is dan 4 m

5.18.30 lid 5 RV

                               

110

                                           
     

Massa

                                   
                                           
     

Noot

                                   
     

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 856 van toepassing.

                                   
                                           
     

de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

                                 

P

171

a

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

140

140

 

140

           

140

         

P

171

b

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

210

210

 

210

           

210

         

P

171

c

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

310

310

 

310

           

310

         
                                           
     

geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan:

a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg;

b. de technisch toegestane maximum massa;

c. vijfmaal de toegestane maximum last onder de aangedreven as(sen);

d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg,

een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

                                 

P

171

e

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

140

140

                           

P

171

f

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

210

210

                           

P

171

g

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

310

310

                           
                                           
     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximum massa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

                                 

P

171

j

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

140

         

P

171

k

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

210

         

P

171

l

– meer dan 50 % t/m 75 %

                       

310

         
                                           
     

op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximum massa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

                                 

P

171

n

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

140

         

P

171

o

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

210

         

P

171

p

– meer dan 50 % t/m 75 %

                       

310

         
                                           
     

de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

                                 

P

171

s

– meer dan 10 % t/m 25 %

                         

140

       

P

171

t

– meer dan 25 % t/m 50 %

                         

210

       

P

171

v

– meer dan 50 % t/m 75 %

                         

310

       
                                           
     

de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum last van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

                                 

P

172

a

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

140

140

               

140

         

P

172

b

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

210

210

               

210

         

P

172

c

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

310

310

               

310

         
                                           
     

geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17 g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d lid 2 en e lid 2 RV

                                 

P

172

e

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

140

140

               

140

         

P

172

f

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

210

210

               

210

         

P

172

g

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

310

310

               

310

         
                                           
     

het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

                                 

P

172

j

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

140

         

P

172

k

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

210

         

P

172

l

– meer dan 50 % t/m 75 %

                       

310

         
                                           
     

de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

                                 

P

172

n

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

140

140

               

140

         

P

172

o

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

210

210

               

210

         

P

172

p

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

310

310

               

310

         
                                           
     

de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

                                 

P

173

a

– meer dan 10 % t/m 25 %

   

140

140

               

140

         

P

173

b

– meer dan 25 % t/m 50 %

   

210

210

               

210

         

P

173

c

– meer dan 50 % t/m 75 %

   

310

310

               

310

         
                                           
     

de toegestane maximum last van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

                                 

P

173

e

– meer dan 10 % t/m 25 %

 

140

                               

P

173

f

– meer dan 25 % t/m 50 %

 

210

                               

P

173

g

– meer dan 50 % t/m 75 %

 

310

                               

P

174

 

meer passagiers worden vervoerd dan op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister, dan wel op de plaat als bedoeld in art. 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg

5.18.17h lid 2 RV

   

380

                           
                                           
     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo'n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

                                 

P

180

e

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

140

140

       

P

180

f

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

210

210

       

P

180

g

– meer dan 50 % t/m 75 %

                       

310

310

       

P

181

a

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig (in beladen toestand) minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.24 RV

240

240

240

 

240

 

240

240

                 

P

181

b

de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

   

240

                           

P

181

c

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand (of samenstellen van dolly en oplegger in beladen toestand), minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand (of het samenstel van dolly en oplegger in beladen toestand)

5.18.18 en 5.18.24 RV

                     

240

240

240

     

P

181

d

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 lid 4 RV

                     

240

         

P

190

b

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig

5.18.19, 5.18.27 RV

                           

140/95

   
                                           
     

de totale massa van

a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of;

b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of;

c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem;

achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1, RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

                                 

P

185

a

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

140

140

       

P

185

b

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

210

210

       

P

185

c

– meer dan 50 % t/m 75 %

                       

310

310

       
                                           
     

de totale massa van

a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of;

b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of;

c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem;

achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2, RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

                                 

P

186

a

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

140

140

       

P

186

b

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

210

210

       

P

186

c

– meer dan 50 % t/m 75 %

                       

310

310

       
     

de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

                                 

P

250

aa

– meer dan 10 t/m 25 %

             

140

140

         

140

     

P

250

ab

– meer dan 25 t/m 50 %

             

210

210

         

210

     

P

250

ac

– meer dan 50 t/m 75 %

             

310

310

         

310

     
                                           
     

de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan:

a. 50.000 kg;

b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel;

c. 18.000 kg voor een twee-assige landbouw- of bosbouwtrekker, of;

d. 24.000 kg voor een drie-assige landbouw- of bosbouwtrekker;

(particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV

                                 

P

251

aa

– meer dan 10 t/m 25 %

             

140

140

                 

P

251

ab

– meer dan 25 t/m 50 %

             

210

210

                 

P

251

ac

– meer dan 50 t/m 75%

             

310

310

                 
                                           
     

bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

                                 

P

252

aa

– meer dan 10 t/m 25 %

                           

140

     

P

252

ab

– meer dan 25 t/m 50 %

                           

210

     

P

252

ac

– meer dan 50 t/m 75 %

                           

310

     
                                           
     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

                                 

P

253

aa

– meer dan 10 t/m 25 %

                           

140

     

P

253

ab

– meer dan 25 t/m 50 %

                           

210

     

P

253

ac

– meer dan 50 t/m 75 %

                           

310

     
                                           
     

de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV

                                 

P

254

aa

– meer dan 10 t/m 25 %

             

140

140

         

140

     

P

254

ab

– meer dan 25 t/m 50 %

             

210

210

         

210

     

P

254

ac

– meer dan 50 t/m 75 %

             

310

310

         

310

     
                                           
     

de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan:

a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of;

b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of;

c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen bedraagt dan 6.500 kg;

(particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

                                 

P

255

aa

– meer dan 10 t/m 25 %

             

140

140

         

140

     

P

255

ab

– meer dan 25 t/m 50 %

             

210

210

         

210

     

P

255

ac

– meer dan 50 t/m 75 %

             

310

310

         

310

     
                                           
     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

                                 

P

310

a

– meer dan 10 % t/m 25 %

                       

240

         

P

310

b

– meer dan 25 % t/m 50 %

                       

360

         

P

310

e

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 RV

                       

140

       

P

310

f

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg of de aanhangwagen met stijve dissel minder bedraagt dan 1 % van de toegestane maximum massa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 RV

                     

140

         
                                           
     

2 – Ophanging

                                   

P

320

 

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften

5.18.32 RV

240

240

240

 

240

                       

P

321

 

de banden van het motorvoertuig voorzien zijn van sneeuwkettingen die bestaan uit metalen elementen

5.1.8.32a RV

240

240

240

 

240

                       
                                           
     

3 – Reminrichting

                                   

P

330

a

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig

5.18.33 RV

                       

240

       

P

340

a

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 RV

                     

240

240

240

     

P

340

b

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met het trekkend voertuig is verbonden

5.18.34 lid 2 RV

                     

95

95

95

     

P

340

c

zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden

5.18.34 lid 3 RV

 

240

                 

240

         

P

340

d

het samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger niet alle zijn voorzien van een EBS-remsysteem

5.18.34 lid 5 RV

 

240

                 

240

         

P

340

e

de dolly van een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger is voorzien van een voertuigstabiliteitssysteem maar beschikt niet tevens over een voorziening die de remmen van de getrokken oplegger automatisch activeert zodra het voertuigstabiliteitssysteem van de dolly ingrijpt

5.18.34 lid 6 RV

 

240

                 

240

         
                                           
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                 

P

350

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

240

   

240

240

                       

P

350

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

360

   

360

360

                       
                                           
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                 

P

350

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

380

380

                           
                                           
     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

                                 

P

351

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

             

240

240

                 

P

351

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

             

360

360

                 

P

352

 

het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld

5.18.35a RV

           

140

140

                 

P

360

 

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10 % niet in stilstand kan houden

5.18.36 RV

95

95

95

 

95

 

95

95

                 
                                           
     

4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

                                   

P

370

 

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 RV

95

95

95

 

95

                       

P

380

 

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 lid 1 RV

                     

140

140

140

140/95

55

 

P

382

 

de verlichtingsinstallatie van het verwisselbare gedragen of de lastdrager uitrustingsstuk niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig

5.18.38 lid 2 RV

140

140

   

140

           

140

140

140

     
                                           
     

5 – Verbinding tussen voertuigen

                                   

P

540

 

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk zoveel mogelijk wordt voorkomen

5.18.54 RV

                     

240

240

240

240/160

95

 

P

541

 

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een enkele, passende en geschikte koppeling die niet kan lostrillen geborgd is

5.18.54 RV

                     

240

240

240

240/160

95

 

P

550

 

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen

5.18.55 RV

                     

95

95

       

P

560

a

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 RV

                     

140

140

       

P

560

c

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van opleggertrekker en oplegger of het samenstel van dolly en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 RV

 

95

                             

P

570

 

de hulpkoppeling van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 1500 kg niet op de vereiste wijze is aangebracht

5.18.57 RV

                     

95

95

       

P

590

 

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 RV

                             

55

 
                                           
     

6 – Diversen

                                   

P

600

 

de drie- of meerwielige bromfiets met carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45

5.18.60 RV

         

65

                     

P

601

 

de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen

5.18.62 lid 1 en 2 RV

                     

240

         

P

602

 

aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers

5.18.62 lid 3 RV

                     

140

         

ARTIKEL II

Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage I, bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

     

Afdeling A. Verkeer te land

   
           
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

   
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

   
           
     

Nummers K 006 – K 171: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

   
           

K

060

i

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door aangifte van vermissing (of diefstal)

107 lid 2 sub b WVW 1994

1/2/3

K

060

j

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren doordat het niet binnen drie maanden na het besluit tot afgifte is uitgereikt

107 lid 2 sub b WVW 1994

1/2/3

           
     

Noot K 072 a/cd

   
     

de vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro's naar boven te worden afgerond

   
           
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde

110 WVW 1994 jo.

 

K

072

b

– een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor dat niet sneller kan rijden dan 10 km/h

5 lid 3 RR

4

K

071

 

als bestuurder optreden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid vereist geldig getuigschrift

151c WVW 1994

1

K

145

b

als bestuurder handelen in strijd met het aan de ontheffing verbonden voorschrift betreffende de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

1

K

160

b

als bestuurder van een voertuig die, in het kader van beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, betreffende het vervoer van lading of personen, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 7 WVW 1994

1

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

     

Nummers S 005, VA 004 – VV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
           
     

Categorie-indeling C: (maximum snelheid)

   
     

1 – motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto's, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

   
     

2 – vrachtauto's, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

   
     

3 – bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

   
     

4 – land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

   
           
     

Snelheidsoverschrijdingen

   
           
     

Noot

   
           
     

1. * = recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie.

   
     

2. indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

   
           
     

b. Binnen de bebouwde kom

   
           
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

 

VA

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

 

VB

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VS

022

 

– met 22 km/h

 

2

VS

023

a

– met 23 km/h

 

2

VS

024

a

– met 24 km/h

 

2

VS

025

a

– met 25 km/h

 

2

VS

026

a

– met 26 km/h

 

2

VS

027

a

– met 27 km/h

 

2

VS

028

a

– met 28 km/h

 

2

VS

029

a

– met 29 km/h

 

2

VS

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

VV

022

 

– met 22 km/h

 

2

VV

023

a

– met 23 km/h

 

2

VV

024

a

– met 24 km/h

 

2

VV

025

a

– met 25 km/h

 

2

VV

026

a

– met 26 km/h

 

2

VV

027

a

– met 27 km/h

 

2

VV

028

a

– met 28 km/h

 

2

VV

029

a

– met 29 km/h

 

2

VV

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VC

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VD

022

 

– met 22 km/h

 

2

VD

023

a

– met 23 km/h

 

2

VD

024

a

– met 24 km/h

 

2

VD

025

a

– met 25 km/h

 

2

VD

026

a

– met 26 km/h

 

2

VD

027

a

– met 27 km/h

 

2

VD

028

a

– met 28 km/h

 

2

VD

029

a

– met 29 km/h

 

2

VD

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VE

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

VE

022

 

– met 22 km/h

 

2

VE

023

a

– met 23 km/h

 

2

VE

024

a

– met 24 km/h

 

2

VE

025

a

– met 25 km/h

 

2

VE

026

a

– met 26 km/h

 

2

VE

027

a

– met 27 km/h

 

2

VE

028

a

– met 28 km/h

 

2

VE

029

a

– met 29 km/h

 

2

           
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

   
           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

 

VI

026

 

– met 26 km/h

 

2

VI

027

a

– met 27 km/h

 

2

VI

028

a

– met 28 km/h

 

2

VI

029

a

– met 29 km/h

 

2

VI

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

 

VK

026

 

– met 26 km/h

 

2

VK

027

a

– met 27 km/h

 

2

VK

028

a

– met 28 km/h

 

2

VK

029

a

– met 29 km/h

 

2

VK

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

d. Autosnelwegen

   
           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2)

 

VL

039

a

– met 39 km/h

 

1

VL

040

a

– met 40 km/h

 

1

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VM

039

a

– met 39 km/h

 

1

VM

040

a

– met 40 km/h

 

1

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VN

039

a

– met 39 km/h

 

1

VN

040

a

– met 40 km/h

 

1

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

 

VO

027

a

– met 27 km/h

 

2

VO

028

a

– met 28 km/h

 

2

VO

029

a

– met 29 km/h

 

2

VO

030

a

– met 30 km/h

 

2

           
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

 

VP

027

a

– met 27 km/h

 

2

VP

028

a

– met 28 km/h

 

2

VP

029

a

– met 29 km/h

 

2

VP

030

a

– met 30 km/h

 

2

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

     

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
           
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

   
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen

   
           
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

   
           
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

   

R

412

a

een fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

4

           
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

   
           
     

II. Verkeersborden

   

R

587

a

een fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

4

           
     

Nummers K 805 – K 825: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993)

   

K

810

a

rijonderricht geven terwijl het certificaat niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven

7 lid 3 onder a WRM 1993

8

K

820

 

het certificaat niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

24 WRM 1993

8

K

825

 

het instructeursbewijs, dan wel het bewijs van ontheffing niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

27 WRM 1993

8

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

     

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

   
           
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

   
     

2 – personenauto's;

   
     

3 – bedrijfsauto's;

   
     

3a – bussen;

   
     

4 – motorfietsen;

   
     

5 – driewielige motorrijtuigen;

   
     

6 – bromfietsen;

   
     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

   
     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

   
     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

   
     

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

   
     

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

   
     

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

   
     

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

   
     

16 – fietsaanhangwagens;

   
     

17 – wagens.

   
           
     

Noot Regeling voertuigen (RV):

   
     

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

   
     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

   
     

categorie: 15A – motorfiets

   
     

categorie: 15B – bromfiets

   
     

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

   
     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

   
     

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden (terwijl)...»).

   
     

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

   
     

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door landbouw- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

   
     

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

   
           
     

Regeling voertuigen

   
           
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

   
           
     

2 – Afmetingen en massa's

   
           
     

Breedte

   
           
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

 

N

060

hd

– van meer dan 0,75 m

 

03/07/08/14

           
     

Hoogte

   
           
     

het voertuig hoger is dan 4 m (cat 5 in gebruik voor 01-11-1997) een overschrijding

5.*.6 RV

 

N

062

a

– van 0,01 m t/m 0,10 m

 

02/03/03a/05/07/08/12/13/14/17

N

062

b

– van meer dan 0,10 m t/m 0,20 m

 

02/03/03a/05/07/08/12/13/14/17

N

062

c

– van meer dan 0,20 m

 

02/03/03a/05/07/08/12/13/14/17

           
     

Massa

   
           
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

 

N

070

b

– meer dan 25 %

 

02/03/03a/05/08/12

N

070

c

– meer dan 50 %

 

02/03/03a/05/08/12

N

070

d

– meer dan 75 %

 

02/03/03a/05/08/12

           
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximum last van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

 

N

072

b

– 15 tot 20 %

 

03

N

072

c

– 20 tot 25 %

 

03

           
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

 

N

073

b

– 10 tot 15 %

 

03

N

073

c

– 15 tot 20 %

 

03

           
     

3 – Motor

   
           
     

Meting geluidsniveau

   
           
     

Noot

   
           
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

   
           
     

Bromfiets

   
     

Constructiesnelheid Maximum toegestane waarde

   
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

   
     

> 25 km/h 97dB(A)

   
           
     

Motorfiets

   
     

Cylinderinhoud t/m Maximum toegestane waarde

   
     

80 cm3 91 dB(A)

   
     

125 cm3 92 dB(A)

   
     

350 cm3 95 dB(A)

   
     

500 cm3 97 dB(A)

   
     

750 cm3 100 dB(A)

   
     

1000 cm3 103 dB(A)

   
     

>1000 cm3 106 dB(A)

   
           
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

   
     

benzinemotor max 3500 kg bij 3500 toeren max 95 dB(A)

   
     

dieselmotor max 3500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

   
     

> 3500 kg bij 1500 toeren max 95 dB(A)

   
           
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

 

N

110

o

– vanaf 4 dB(A)

 

02/03/03a/04/05/06

     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV

 

N

110

q

– vanaf 4 dB(A)

 

02/03/03a/04/05/06

           
     

4 – Krachtoverbrenging

   

N

150

d

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens een defect niet aan de eisen voldoet (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

03/03a

           
     

6 – Ophanging

   
           
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

 

N

270

d

– 4 banden

 

02/03/03a/06

           
     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

 

N

270

h

– 4 banden

 

02/06/07/08/10/11/13/14

           
     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

 

N

270

l

– 4 banden

 

02/03/03a/06/07/08/10/11/12/13/14

     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

 

N

270

p

– 4 banden

 

03/03a/12

           
     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12 en 13 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

 

N

270

u

– 4 banden

 

02/03/03a/06/08/10/11/12/13

           
     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

 

N

271

h

– 4 banden

 

12/13/14

           
     

8 – Reminrichting

   
           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

02/04/05/12

N

381

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

02/04/05/12

N

381

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

02/04/05/12

           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

03/03a/07/08/12

N

381

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

03/03a/07/08/12

N

381

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

03/03a/07/08/12

N

381

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

03/03a/07/08/12

           
     

Gebruikseisen voertuigen

   
           
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

   
           
     

0 – Algemeen

   

P

010

aa

met de bedrijfsauto meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen (samenstel van dolly met oplegger toegestaan)

5.18.1 lid 1 RV

03

           
     

1 – Afmetingen en massa's

   
     

Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

   
     

Noot: Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max.18,75 m; personenauto/ driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis- /circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

   
           
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

 

P

111

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

02/03/03a/05/07/08

P

111

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

02/03/03a/05/07/08

P

111

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

02/03/03a/05/07/08

P

111

e

– van meer dan 1,00 m

 

02/03/03a/05/07/08

           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

   
           
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

 

P

121

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

121

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

121

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

121

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

           
     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

 

P

123

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

123

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

123

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

123

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

           
     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

 

P

121

m

– van meer dan 0,25 m

 

03/12

           
     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

 

P

130

j

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

130

k

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

130

l

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

130

m

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

           
     

Lengte; ondeelbare lading

   
           
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

130

o

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

 

03

P

130

p

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

03

P

130

q

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

03

P

130

r

– van meer dan 1,00 m

 

03

           
     

de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding:

5.18.13 RV

 

P

130

eb

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

 

03

P

130

ec

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

03

P

130

ed

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

03

P

130

ee

– van meer dan 1,00 m

 

03

           
     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

131

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12/13

P

131

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12/13

P

131

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12/13

P

131

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12/13

           
     

Breedte; lading

   
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

   
           
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

 

P

141

b

– van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m

 

02/03/03a/05/07/08/12/13/14

P

141

c

– van meer dan 0,45 m en t/m 0,70 m

 

02/03/03a/05/07/08/12/13/14

P

141

d

– van meer dan 0,70 m

 

02/03/03a/05/07/08/12/13/14

           
     

Breedte; ondeelbare lading

   
           
     

het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 2 RV

 

P

142

a

– t/m 0,25 m

 

03/12/13

P

142

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12/13

P

142

c

– van meer dan 0,50 m

 

03/12/13

           
     

Hoogte

   
           
     

het voertuig en/of daardoor voortbewogen aanhangwagen(s) met inbegrip van de lading en voor zover het landbouw- of -bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid betreft, tevens met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, hoger is dan 4 m, een overschrijding

5.18.15 en 5.18.23 RV

 

P

150

a

– t/m 0,10 m

 

02/03/05/07/08/12/13/14

P

150

b

– van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m

 

02/03/05/07/08/12/13/14

P

150

c

– van meer dan 0,20 m

 

02/03/05/07/08/12/13/14

           
     

Massa

   
     

Noot

   
     

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 856 van toepassing.

   
           
     

de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

 

P

171

d

– meer dan 75 %

 

03/03a/05/12

     

geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximum massa; c. vijfmaal de toegestane maximum last onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

 

P

171

h

– meer dan 75 %

 

03/03a

           
     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximum massa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

 

P

171

m

– meer dan 75 %

 

12

           
     

op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximum massa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

 

P

171

r

– meer dan 75 %

 

12

           
     

de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

 

P

171

w

– meer dan 75 %

 

13

     

de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum last van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

 

P

172

d

– meer dan 75 %

 

03/03a/12

           
     

geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17 g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d lid 2 en e lid 2 RV

 

P

172

h

– meer dan 75 %

 

03/03a/12

           
     

het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

 

P

172

m

– meer dan 75 %

 

12

           
     

de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

 

P

172

r

– meer dan 75 %

 

03/03a/12

           
     

de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

 

P

173

d

– meer dan 75 %

 

03/03a/12

           
     

de toegestane maximum last van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

 

P

173

h

– meer dan 75 %

 

02

           
     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo'n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

 

P

180

h

– meer dan 75 %

 

12/13

P

182

 

een aanhangwagen voortbewegen terwijl in het kentekenregister, op de kentekencard of het kentekenbewijs geen maximum te trekken massa aanhangwagen is vermeld (cat. 12 alleen dolly)

5.18.18a lid 4 RV en 5.18.17g lid 3 RV

02/03/03a/12

           
     

de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1, RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

 

P

185

d

– meer dan 75 %

 

12/13

           
     

de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2, RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

 

P

186

d

– meer dan 75 %

 

12/13

           
     

de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

 

P

250

ad

– meer dan 75 %

 

07/08/14

           
     

de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige landbouw- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige landbouw- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV

 

P

251

ad

– meer dan 75 %

 

07/08

           
     

bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

 

P

252

ad

– meer dan 75 %

 

14

           
     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

 

P

253

ad

– meer dan 75 %

 

14

           
     

de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV

 

P

254

ad

– meer dan 75 %

 

07/08/14

           
     

de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

 

P

255

ad

– meer dan 75 %

 

07/08/14

           
     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

 

P

310

c

– meer dan 50 % t/m 75 %

 

12

P

310

d

– meer dan 75 %

 

12

           
     

3 – Reminrichting

   
           
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

02/04/05

P

350

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

02/04/05

P

350

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

02/04/05

           
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

03/03a

P

350

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

03/03a

P

350

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

03/03a

P

350

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

03/03a

           
     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

 

P

351

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

07/08

P

351

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

07/08

P

351

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

07/08

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

     

Afdeling B. Verkeer te water

   
           
     

Categorie-indeling E (scheepvaartwetgeving)

   
     

1 – gezagvoerder/schipper;

   
     

2 – bestuurder;

   
     

3 – bemanningslid;

   
     

4 – waterskiër;

   
     

5 – werkgever;

   
     

6 – exploitant;

   
     

7 – eigenaar of houder;

   
     

8 – een ieder.

   
           
     

NB Categorie bemanningslid of een ieder geldt in voorkomend geval mede voor een bemanningslid of ieder ander persoon die tijdelijk zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt (1.03 lid 3 BPR/RPR)

   
           
     

Nummers W 500 – W 530; W 065 – W 182:

   
           
     

Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE), Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   
           
     

Snelle motorboten

   
           
     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat

   

W

500

a

– de snelle motorboot is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

b

– de snelle motorboot ten name van de huidige eigenaar is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

c

– het registratiebewijs aan boord van de snelle motorboot is

8.01 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

d

– de snelle motorboot is voorzien van het registratieteken

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

e

– het registratieteken op de voorgeschreven wijze op de snelle motorboot is aangebracht

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

f

– de snelle motorboot is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

g

– de snelle motorboot op de juiste wijze is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

h

– bij de snelle motorboot de afgewerkte gassen door een behoorlijk geluiddempende voorziening worden afgevoerd

8.03 aanhef en onder b jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

i

– de snelle motorboot is voorzien van een technische inrichting waardoor bij het onderbreken van de besturing de middelen tot voortbeweging onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen (dodemansknop)

8.03 aanhef en onder d jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

j

– aan boord van de snelle motorboot een deugdelijk brandblusapparaat is

8.03 aanhef en onder f jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

           
     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat een reddingsvest onder handbereik is voor ieder der opvarenden aan boord van de snelle motorboot

8.03 aanhef en onder e jo. 1.02 lid 2 en 8.04 BPR

 

W

501

a

– één ontbreekt

 

1/7

W

501

b

– twee ontbreken

 

1/7

W

501

c

– drie ontbreken

 

1/7

W

501

d

– vier ontbreken

 

1/7

W

501

e

– vijf of meer ontbreken

 

1/7

W

514

 

als bestuurder van een snelle motorboot, die qua constructie niet veilig staande kan worden bestuurd, tijdens het varen niet zijn gezeten op de voor hem bestemde zitplaats

8.05 lid 1 aanhef en onder a jo. 8.05 lid 4 BPR

2

W

516

 

als bestuurder van een snelle motorboot deze, niet vanaf een gesloten binnenbesturing, staande besturen zonder een reddingsvest te dragen

8.05 lid 5 BPR

2

W

518

 

als bestuurder van een snelle motorboot varen zonder gebruik te maken van de dodemansknop

8.05 lid 1 aanhef en onder b jo. 8.03 onder d BPR

2

W

528

 

waterskiën, doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, waar c.q. wanneer dat verboden is

8.06 lid 2 jo. 1.02 lid 2 BPR

1/2/4/8

W

529

a

als bestuurder van een snelle motorboot zich zodanig gedragen dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van het vaarwater wordt veroorzaakt

8.05 lid 1 aanhef en onder c BPR

2

W

529

b

als waterskiër of persoon die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maakt, zich zodanig gedragen, dat gevaar of hinder voor andere gebruikers van de vaarweg kan worden veroorzaakt

8.06 lid 4 BPR

4/8

W

530

 

als bestuurder van een snelle motorboot één of meer waterskiërs of personen, die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, voortbewegen zonder zich bij te laten staan door een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk

8.06 lid 3 BPR

2

           
     

Snelheidsovertredingen

   
           
     

als schipper van een snelle motorboot sneller varen dan 20 km/h, waar dat verboden is, met een overschrijding

8.06 lid 1 BPR

 

W

065

a

– tot 6 km/h

 

1

W

065

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

065

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

           
     

als schipper van een klein schip sneller varen dan toegestaan, met een overschrijding

5.01 BPR ivm verkeersteken B6 of bekendmaking 13 BABS

 

W

075

a

– tot 6 km/h

 

1

W

075

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

075

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

           
     

Overige

   

W

150

 

als schipper van een in art. 1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR bedoeld schip varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 16 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR

1

W

152

 

als schipper van een snelle motorboot varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 18 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder a BPR

1

W

156

 

geen bijgewerkt exemplaar van het Binnenvaartpolitiereglement aan boord aanwezig hebben

1.11 lid 1 BPR

1

     

bij het meren of verhalen gebruik maken van

   

W

158

a

– verkeerstekens

1.13 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

158

b

– andere voorwerpen dan die daarvoor bestemd zijn

7.04 lid 3 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

160

a

varen met een zeilplank op een voor de doorgaande vaart bestemd gedeelte van een in de bijlage 16 van het BPR opgenomen vaarweg

9.05 lid 1 BPR

1/8

W

160

b

varen met een door een vlieger voortbewogen plank of klein schip

9.05 lid 2 BPR

1/8

W

162

 

als schipper van een zeilplank, daarmee varen in een gedeelte van de vaarweg waar dit verboden is

Pl.V

1

           
     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet zijn aangebracht, te weten op een

   

W

164

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

164

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

           
     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht, te weten op een

   

W

166

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

166

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

170

 

als schipper varen in strijd met een duidelijk zichtbaar geplaatst en voor hem geldend verbodsteken als bedoeld onder A.1 van de bijlage 7 van het BPR

6.08 aanhef en onder a BPR

1

W

180

 

als persoon die zwemt dan wel die op andere wijze watersport zonder schip bedrijft niet voldoende afstand houden van een varend schip, varend drijvend voorwerp of drijvend werktuig in bedrijf

8.08 lid 1 BPR

8

W

181

a

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven bij een wachtplaats, of in de onmiddellijke nabijheid van een brug, een sluis of een stuw

8.08 lid 2 aanhef en onder a BPR

8

W

181

b

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een gedeelte van de vaarweg bestemd voor doorgaande scheepvaart

8.08 lid 2 aanhef en onder b BPR

8

W

181

c

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de route van een veerpont

8.08 lid 2 aanhef en onder c BPR

8

W

181

d

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een haven of nabij de ingang daarvan

8.08 lid 2 aanhef en onder d BPR

8

W

181

e

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de nabijheid van een meergelegenheid

8.08 lid 2 aanhef en onder e BPR

8

W

181

f

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in gebied dat is aangewezen voor snelvaren of waterskiën

8.08 lid 2 aanhef en onder f BPR

8

W

181

g

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een door een bevoegde autoriteit aangewezen verboden gebied

8.08 lid 2 aanhef en onder g BPR

8

W

182

a

in het vaarwater van de Eemsmonding waterskiën of varen met waterscooter

22 lid 1 SRE

1/8

W

182

b

in de Eemsmonding varen met zeilplank in het vaarwater of buiten het vaarwater op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wateroppervlakken

22 lid 3 SRE

1/8

W

182

c

's nachts, bij beperkt zicht of gedurende de door de bevoegde autoriteit vastgestelde tijd waterskiën of varen met waterscooter of zeilplank op de vrijgegeven wateroppervlakken van de Eemsmonding

22 lid 4 SRE

1/8

           
     

Nummers W 300 – W 310: Binnenvaartwet (BVW), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

   

W

300

b

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs

25 lid 4 BVW jo. 17 BVB

1

           
     

niet op eerste vordering de vereiste bescheiden en documenten overleggen

1.10 lid 4 RPR/BPR

 

W

310

a

– één document

 

1/3/8

W

310

b

– twee documenten

 

1/3/8

W

310

c

– drie documenten

 

1/3/8

W

310

d

– vier documenten

 

1/3/8

W

310

e

– vijf documenten

 

1/3/8

           
     

Nummers W 601 – W 619; W 701 – W 711: Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT), Scheepsvaartreglement Gemeenschappelijke Maas (SRGM), Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 (SRW), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE)

   
           
     

Verkeerstekens. Bijlage 7 BPR

   
           
     

A. Verbodstekens

   

W

601

a

met een schip in- of uit- of doorvaren waar dat verboden is (verkeersteken A1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

601

b

met een schip varen waar dat verboden is (verkeersteken A.1 a) (uitgezonderd klein schip, zonder motor)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

a

met een groot schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

b

met een klein schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

603

 

met een samenstel het verbod voorbijlopen voor samenstellen onderling negeren (verkeersteken A.3) (nvt als één van beide een duwstel is dat kleiner is dan 110 x 12 m)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.3 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

a

met een groot schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

b

met een klein schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

a

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar bord is geplaatst negeren (verkeersteken A.5)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

b

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) binnen de in meters aangegeven breedte te rekenen vanaf het bord negeren (verkeersteken A.5.1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.5.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

606

 

met een schip het verbod te ankeren negeren of negeren van het verbod ankers, kabels en kettingen laten slepen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.6)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.6 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

607

 

met een schip het verbod te meren negeren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.7)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

608

 

met een schip het verbod te keren negeren (verkeersteken A.8)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

609

 

met een schip het verbod hinderlijke waterbeweging te veroorzaken negeren (verkeersteken A.9)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.9 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

610

 

met een schip het verbod buiten de aangegeven begrenzing te varen negeren (verkeersteken A.10)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.10 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

a

met een schip het verbod in-, uit- of doorvaren negeren (wordt aanstonds toegestaan) (verkeersteken A.11)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

b

met een schip het verbod doorvaren negeren, terwijl stilhouden redelijkerwijs mogelijk was (verkeersteken A.11.1)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

612

 

met een motorschip het verbod voor motorschepen negeren (verkeersteken A.12)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.12 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

613

 

met een klein schip het verbod voor kleine schepen negeren (verkeersteken A.13)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.13 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

614

 

met een schip het verbod te waterskiën negeren (verkeersteken A.14)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.14 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

615

 

met een zeilschip het verbod voor zeilschepen negeren (verkeersteken A.15)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.15 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

616

 

met een door spierkracht voortbewogen schip het verbod voor door spierkracht voortbewogen schepen negeren (verkeersteken A.16)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.16 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

617

 

met een zeilplank het verbod voor zeilplanken negeren (verkeersteken A.17)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.17 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

618

 

met een snelle motorboot het verbod einde van het vaarweggedeelte waar door snelle motorboten zonder beperking van de snelheid mag worden gevaren negeren (verkeersteken A.18)

5.01 BPR/RPR/SRGM beide jo. verkeersteken A.18 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

619

 

met een waterscooter het verbod voor waterscooters negeren (verkeersteken A.20)

5.01 BPR/RPR beide jo. verkeersteken A.20 cq bekendmaking 13 BABS

1/8

           
     

B. Gebodstekens en -regels

   

W

701

a

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

701

b

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

a

met een groot schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

b

met een groot schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

c

met een klein schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

d

met een klein schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

a

met een groot schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

b

met een groot schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

c

met een klein schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

d

met een klein schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

e

met een schip bij slecht zicht niet zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen

6.30 lid 2 BPR, 9.11 RPR, 6.30 lid 6 SRGM

1/3/8

W

703

f

met een klein schip niet zoveel mogelijk aan stuurboordszijde van het vaarwater varen op een aangegeven vaarweg van bijlage 15 onder a BPR

9.04 lid 2 jo. bijlage 15 onder a BPR

1/3/8

W

703

i

met een schip dat in het kanaal van Gent naar Terneuzen vaart en de richting ervan volgt, niet zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de oever van het kanaal aan stuurboordszijde houden

9 lid 1 SRKGT

1

W

703

k

met een schip dat in een vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de rand van de vaargeul aan stuurboordszijde houden (Westerschelde)

9 lid 1 SRW

1

W

703

l

met een schip met een lengte van 12 m of meer dat stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden buiten de vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, stuurboordswal houden

9 lid 2 SRW

1

W

703

m

zich met een schip met een lengte van minder dan 12 m, niet uit de hoofdvaargeul verwijderd houden, terwijl dit veilig en uitvoerbaar is (stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden of in de Sardijngeul en het Oostgat tussen de parallel van het licht «Noorderhoofd» en de parallel van het licht «Leugenaar»)

9 lid 3 SRW

1

W

703

o

met een schip in het vaarwater van de Eemsmonding niet zoveel mogelijk aan de rechterzijde varen

15 lid 1 SRE

1

W

704

a

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

b

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

c

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

d

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

705

 

met een schip de verplichting vóór het bord stil te houden onder bepaalde omstandigheden negeren (verkeersteken B.5)

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

           
     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting om de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven door middel van verkeersteken B.6 (in km/h); overschrijding

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.6

 

W

706

a

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

b

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

c

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

d

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

e

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

           
     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven (in km/h); overschrijding

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle ivm bekendmaking 13 BABS

 

W

706

g

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

h

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

i

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

k

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

l

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

W

707

 

met een schip de verplichting een geluidssein te geven negeren (verkeersteken B.7)

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

708

 

met een schip de verplichting bijzonder op te letten negeren (verkeersteken B.8)

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

a

met een schip in strijd met verkeersteken B.9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

b

met een schip in strijd met verkeersteken B.9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

c

met een schip in strijd met verkeersteken B.9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9a

1/3/8

W

709

d

met een schip in strijd met verkeersteken B.9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9b

1/3/8

W

711

 

met een schip de verplichting gebruik te maken van marifoon overeenkomstig de daartoe bij algemene regeling vastgestelde voorschriften negeren (verkeersteken B.11(a/b))

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT alle jo. verkeersteken B.11(a/b) cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

           
     

Afdeling C. Milieu

   
           
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers H 001 – H 107: Wet Milieubeheer (Wm), Wet Bodembescherming (WBB), Waterwet (Ww), de Model-Algemene plaatselijke verordening of Modelafvalstoffenverordening (Pl.V)

   
           
     

Afvalstoffen

   
           
     

Aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

   

H

001

 

huishoudelijke afvalstoffen inzamelen anders dan als daartoe aangewezen of verplicht zijnde inzameldienst, persoon of instantie

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

002

 

huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aanbieden, terwijl men geen gebruiker van het perceel is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

003

a

huishoudelijke afvalstoffen aanbieden aan een ander dan de aangewezen inzameldienst of andere inzamelaar

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

004

 

huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen of verstrekte inzamelmiddel

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

005

 

andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via inzamelmiddel aanbieden, dan waarvoor het is bestemd

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

006

a

huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld, niet afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

008

 

via een inzamelvoorziening voor een groep percelen of op wijkniveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening bestemd is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

009

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze via een inzamelvoorziening voor groep percelen of op wijkniveau aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

010

 

via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor het brengdepot bestemd is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

011

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze via brengdepot op lokaal of regionaal niveau aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

012

 

categorieën huishoudelijke afvalstoffen, die zonder inzamelmiddel moeten worden aangeboden, niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

013

 

huishoudelijke afvalstoffen op andere dan de vastgestelde dagen en tijden ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

027

 

een inzamelmiddel na afloop van de daartoe vastgestelde tijden buiten een perceel laten staan

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

   

H

014

a

bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst

Pl.V jo. 10.23 Wm

8

H

015

a

aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Doorzoeken van afvalstoffen

   

H

016

 

afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan doorzoeken en verspreiden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Handelingen verrichten waardoor zwerfafval kan ontstaan (door een particulier)

   

H

017

 

andere afvalstoffen dan straatafval achterlaten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

020

 

afvalstoffen, stoffen of voorwerpen laden, lossen, vervoeren of andere werkzaamheden verrichten, zodanig dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

022

 

straatafval achterlaten in de openbare ruimte zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

096

 

als particulier een afvalstof, stof of voorwerp buiten een daarvoor bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer op of in de bodem houden, achterlaten of anderszins plaatsen op een zodanige wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Voorkomen zwerfafval – bedrijfsmatig

   
           
     

als houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, niet voldoen aan de verplichting om

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

 

H

023

a

– in of nabij die inrichting ten behoeve van het publiek op een duidelijk zichtbare plaats een afvalbak, afvalmand of soortgelijk voorwerp aanwezig te hebben

 

8

H

023

b

– ervoor zorg te dragen dat de nabij een inrichting aanwezige afvalbak, afvalmand of soortgelijk voorwerp tijdig wordt geledigd

 

8

H

023

c

– ervoor zorg te dragen dat dagelijks uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting maar in ieder geval op eerste aanzegging van een daartoe bevoegde ambtenaar, het in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd

 

8

H

024

 

als degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, niet voldoen aan de verplichting deze/dat of de verpakking daarvan terstond op te (laten) ruimen indien deze/dat in de omgeving van de plaats van uitreiking dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke plaats, door het publiek word(t)(en) weggeworpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Afvalstoffen storten of op/in bodem brengen (buiten een inrichting)

   

H

025

 

als particulier zich van een afvalstof ontdoen door deze buiten een inrichting te storten, op of in de bodem te brengen of te verbranden

10.2 Wm

8

           
     

Afvalstoffen verbranden op bedekte bodem (buiten een inrichting)

   

H

101

 

als particulier verbranden van afval waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting voorkomen, beperken of ongedaan maken

13 WBB en 10.2 Wm

8

           
     

Afval in oppervlaktewateren door particulier (in niet kwetsbaar gebied)

   

H

098

 

als particulier een stof in een oppervlaktewaterlichaam brengen

6.2 lid 1 Waterwet

8

           
     

Opslaan van afvalstoffen buiten een inrichting

   

H

019

 

afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer opslaan of opgeslagen hebben

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Wrakken

   

H

107

 

een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in kennelijk verwaarloosde toestand verkeert plaatsen of aanwezig hebben op de weg

Pl.V

8

           
     

Handelingen verrichten met betrekking tot een voertuig waardoor de bodem kan worden verontreinigd

   

H

100

 

als particulier handelingen verrichten, met betrekking tot een voertuig, waardoor de bodem wordt/kan worden verontreinigd of aangetast zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken

13 WBB

8

           
     

Nummers H 631 – H 670: Visserijwet 1963 (ViW) jo 1a onder 3 WED, Besluit houden van dieren (BHVD), Wet Dieren (WD), Reglement voor de Binnenvisserij 1985 (RB), Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 (RMGT) en Uitvoeringsregeling visserij (Uv)

   
     

Noot:

De op de visserijwetgeving betrekking hebbende feitcodes zijn uitsluitend van toepassing op door particulieren gepleegde overtredingen. Indien sprake is van beroepsmatig handelen dan moet proces-verbaal worden opgemaakt

   
           
     

Kustvisserij

   
           
     

Documenten

   

H

631

a

de kustvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met meer dan twee hengels of de peur

7 lid 1 ViW

8

           
     

de kustvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

633

a

– de schriftelijke toestemming (meer dan twee hengels)

 

8

H

633

b

– de schriftelijke toestemming (bij overige toegestane vistuigen)

 

8

           
     

Binnenvisserij

   
           
     

Documenten

   
           
     

de binnenvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

21 lid 1 ViW

 

H

645

a

– één of twee hengels

 

8

H

645

b

– één peur

 

8

H

645

c

– meer dan twee hengels

 

8

           
     

de binnenvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

647

b

– een schriftelijke toestemming

 

8

H

647

c

– de huurovereenkomsten en andere bescheiden

 

8

           
     

Vistuigen

   
           
     

vissen met een toegestaan vistuig dat niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, bij

4 RB

 

H

650

a

– 1 of 2 toegestane vistuigen

 

8

           
     

Gesloten tijden (visserij)

   
           
     

vissen in de periode van 1 april tot en met 31 mei met

   

H

652

a

– een hengel geaasd met in die periode verboden aas

6 lid 1 a RB

8

H

652

b

– een staand net

6 lid 1 e RB

8

H

654

 

vissen tijdens de door de minister van Economische Zaken vastgestelde periode, in een door hem aangewezen water

6 lid 3 RB

8

H

656

 

vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang

7 RB

8

           
     

Stuw/vispassage

   

H

660

 

vissen in de Neder-Rijn, de Maas, de Lek of de Overijsselsche Vecht binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw, in een bij een stuw aangebrachte vispassage of binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van deze vispassage

28c Uv

8

           
     

Voorhanden hebben

   
           
     

een vistuig voorhanden hebben op of in de nabijheid van enig binnenwater

10 lid 1 RB

 

H

662

a

– terwijl het gebruik van dat vistuig in het betrokken water of op dat moment verboden is

 

8

H

662

b

– te weten één of twee hengel(s), terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

c

– te weten één peur of meer dan twee hengels, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

d

– te weten een ander toegestaan vistuig, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

           
     

Levend aas

   

H

664

a

bij het vissen in kust- of binnenwater levende vis, amfibieën, reptielen, vogels of zoogdieren als aas gebruiken

1.18 BHVD jo 2.3 lid 4 onderdeel a WD

8

           
     

Nummers H 200 – H 205: Wetboek van Strafrecht (WvSr), Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   
           
     

Geluidhinder

   

H

200

 

rumoer of burengerucht verwekken waardoor de nachtrust kan worden verstoord

431 WvSr

8

H

205

 

als particulier buiten een inrichting toestellen of geluidsapparaten in werking hebben of handelingen verrichten, waardoor voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt

Pl.V

8

           
     

Nummers H 270 – H 326: Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   
           
     

roken / vuur stoken

   
           
     

in/op een bos, heide, veengrond, duingebied dan wel binnen een afstand van dertig meter daarvan

Pl.V

 

H

315

a

– roken gedurende een door het college aangewezen periode

 

8

H

315

b

– in de openlucht brandende dan wel smeulende voorwerpen wegwerpen/laten vallen of liggen

 

8

H

320

 

in de openlucht vuur aanleggen, stoken of hebben

Pl.V

8

           
     

Afdeling D. Wetboek van Strafrecht

   
           
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers D 505 – D 537: Boek 3 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   

D

530

 

zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden

453 WvSr

8

D

515

 

door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven, of woon- of verblijfplaats opgeven

435, onder 4 WvSr

8

D

517

 

niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, die is opgelegd bij een van de in artikel 447e WvSr genoemde wetten

447e WvSr

8

           
     

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden

460 WvSr

 

D

535

i

– op grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt

 

8

D

535

j

– gedurende de maanden mei tot en met oktober op enig wei- of hooiland

 

8

           
     

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden

461 WvSr

 

D

537

 

– op eens anders grond, waarvan de toegang hem op voor hem blijkbare wijze verboden is

 

8

D

537

b

– op eens anders grond waarvan de toegang aan hem verboden is wegens enige handeling in strijd met de toegangsvoorwaarden

 

8

           
     

Afdeling E. Bijzondere wetten

   
           
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers E 100 – E 162: Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000), Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000), Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (RMBTT), Regeling periodieke controle taxameters (RPCT), Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten (RGBB), Spoorwegwet (Spww) en Wet Lokaalspoor (WL)

   
           
     

Vervoerder/bestuurder

   
           
     

Noot:

   
     

1. Categorie 8 betreft bij deze feitcodeserie de vervoerder;

   
     

2. Indien de verdachte onder een andere categorie valt dan bij de betreffende feitcode is aangegeven en deze is normadressaat volgens de Wp 2000 dan moet proces-verbaal worden opgemaakt.

   

E

105

b

met een bus of auto meer personen vervoeren dan wel deze bus of auto voor ander vervoer gebruiken dan blijkens het kentekenregister is toegestaan

77 lid 2 Bp 2000

1

E

105

d

openbaar vervoer met een bus of besloten busvervoer verrichten terwijl in het kentekenregister de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als bus

76 lid 1 Bp 2000

8

E

105

e

taxivervoer of openbaar vervoer met een auto verrichten terwijl in het kentekenregister de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als taxi

76 lid 1 Bp 2000

8

E

106

b

geen eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning aanwezig hebben in bus of auto waarmee openbaar vervoer of besloten busvervoer wordt verricht

7 lid 2 Wp 2000

8

E

109

a

als bestuurder taxivervoer aanbieden of verrichten op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder geldige door het college afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 82a of 82b Wp 2000

82a of 82b Wp 2000 jo. Pl.V

1

E

109

b

als vervoerder taxivervoer aanbieden of (laten) verrichten op aangewezen wegen of gedeelten daarvan, zonder geldige door het college afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 82a of 82b Wp 2000

82a of 82b Wp 2000 jo. Pl.V

8

E

110

a

een bestuurder met besturen van een bus belasten die niet in het bezit is van een niet ouder dan vijf jaar zijnde geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat hij geen lichamelijke of geestelijke afwijkingen heeft welke hem zouden beletten een bus naar behoren te besturen en dat hij beschikt over voldoende gehoor- en gezichtsvermogen

74 lid 1 Bp 2000

8

E

111

a

als bestuurder van een bus geen geneeskundige verklaring bij zich hebben

74 lid 3 Bp 2000

1

E

113

a

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet in het bezit zijn van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen

81 lid 5 Bp 2000

1

E

113

ab

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht de aan hem door Onze Minister verstrekte chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen niet gebruiken ten behoeve van een deugdelijke registratie van de gegevens, bedoeld in artikel 79, derde tot en met vijfde lid, Bp 2000

81 lid 5 Bp 2000

1

E

113

aa

een bestuurder belasten met het besturen van een auto, waarmee taxivervoer wordt verricht, zonder dat die bestuurder in het bezit is van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen

81 lid 3 en 4 Bp 2000

8

E

114

 

als vervoerder taxivervoer aanbieden, terwijl het tarief, bedoeld in artikel 1, eerste of vijfde lid RMBTT niet zowel in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht als aan de buitenzijde voor de consument duidelijk leesbaar wordt getoond

80 Wp 2000 jo. 2 lid 1 RMBTT

8

E

115

 

als vervoerder in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, geen taxameter aanwezig hebben die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de kenbaar gemaakte tarieven aangeeft

78 lid 1 Bp 2000

8

E

116

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat de taxameter voldoet aan de regels die bij en krachtens de Metrologiewet zijn gesteld

78 lid 2 Bp 2000

8

E

117

 

taxivervoer verrichten zonder de in de auto aanwezige taxameter te gebruiken

78 lid 3 Bp 2000

1

           
     

als vervoerder taxivervoer verrichten terwijl de ingebouwde taxameter niet binnen een termijn van één jaar is gekeurd, waarbij de keuringsdatum

1 lid 1 RPCT jo. 78 lid 4 Bp 2000

 

E

118

a

– niet meer dan één maand is verstreken

 

8

E

118

b

– meer dan één maand is verstreken

 

8

E

170

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht een op correcte wijze functionerende boordcomputer aanwezig is waarvoor de voorgeschreven typegoedkeuring is verleend

79 lid 1 Bp 2000

8

E

171

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht de boordcomputer een activeringskeuring en/of, voor zover bepaald bij ministeriële regeling, een periodiek onderzoek heeft ondergaan

79 lid 2 Bp 2000

8

E

172

a

als vervoerder die taxivervoer verricht de boordcomputer ondeugdelijk maken of doen maken, vernietigen of doen vernietigen, dan wel toelaten dat de boordcomputer ondeugdelijk wordt gemaakt of vernietigd

80 lid 8 onder a Bp 2000

8

E

172

b

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht de boordcomputer ondeugdelijk maken of doen maken, vernietigen of doen vernietigen, dan wel toelaten dat de boordcomputer ondeugdelijk wordt gemaakt of vernietigd

80 lid 9 jo. 80 lid 8 onder a Bp 2000

1

E

172

c

als vervoerder die taxivervoer verricht in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht een voorziening aanwezig hebben die kennelijk bedoeld is om voor, het in het Bp 2000 omschreven, misbruik aan te wenden

80 lid 8 onder b Bp 2000

8

E

172

d

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht een voorziening aanwezig hebben die kennelijk bedoeld is om voor, het in het Bp 2000 omschreven, misbruik aan te wenden

80 lid 9 jo. 80 lid 8 onder b Bp 2000

1

E

173

a

als houder van een boordcomputerkaart de boordcomputerkaart, dan wel de daarbij behorende pincode en pukcode, aan een daartoe niet bevoegde derde overdragen

4 RGBB aanhef en onder a jo. 83 lid 8 Bp 2000

8

E

173

b

als houder van een boordcomputerkaart de buitenkant van de boordcomputerkaart, dan wel de elektronische gegevens die ten tijde van de afgifte van de kaart door de Minister reeds op de kaart zijn opgeslagen aanpassen of wijzigen

4 RGBB aanhef en onder b jo. 83 lid 8 Bp 2000

8

E

173

c

als houder van een boordcomputerkaart de elektronische gegevens op de kaart voorzien van een onjuiste aantekening

4 RGBB aanhef en onder c jo. 83 lid 8 Bp 2000

8

E

174

a

als bestuurder bij aanvang van de werkzaamheden aan boord van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet zijn kaart en/of pincode in de boordcomputer invoeren

16 RGBB lid 1 jo. 80 lid 1 Bp 2000

1

E

174

b

als bestuurder bij de aanvang van taxivervoer niet het werkingsniveau taxivervoer en/of de aanvang van de rit invoeren

16 RGBB lid 3 jo. 80 lid 1 Bp 2000

1

           
     

Gebruikers van voorzieningen

   

E

100

a

zonder geldig vervoersbewijs gebruik maken van het openbaar vervoer

70 Wp 2000 jo. 101 Wp 2000

8

E

101

b

zonder geldig vervoersbewijs gebruik maken van (een) tot het openbaar vervoer behorende voorziening(en) waarvan de vervoerder duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat daarvoor een geldig vervoersbewijs vereist is

70 Wp 2000 jo. 101 Wp 2000

8

           
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door het verhinderen of belemmeren van

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1a Bp 2000

 

E

120

a

– de bediening en het gebruik van voorzieningen

 

8

E

120

b

– de bediening en het gebruik van een vervoermiddel

 

8

E

120

c

– de taakuitoefening van het personeel van de vervoerder

 

8

           
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door voorzieningen te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1b Bp 2000

 

E

121

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar zijn

 

8

E

121

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

121

c

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door misbruik te maken van voorzieningen

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1b Bp 2000

8

           
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door een vervoermiddel te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1b Bp 2000

 

E

122

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar is

 

8

E

122

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

123

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door stoffen of voorwerpen uit een vervoermiddel te werpen

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1c Bp 2000

8

           
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1d Bp 2000

 

E

124

a

– in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden

 

8

E

124

b

– onder kennelijke invloed van verdovende middelen te bevinden

 

8

E

125

a

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een vervoermiddel, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1i Bp 2000

8

E

125

b

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een station, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1i Bp 2000

8

E

126

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich te bevinden op, een gedeelte van, een station of halte op een tijdstip dat deze gesloten dan wel niet toegankelijk is

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1j Bp 2000

8

E

127

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich op een station of halte te begeven langs een andere dan de daarvoor bestemde weg

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1k Bp 2000

8

E

128

 

niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt

73 Wp 2000

8

           
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door

72 Wp 2000 jo. 52,

 

E

129

a

– zodanig geluid voort te brengen dat anderen daarvan hinder ondervinden

lid 1e Bp 2000

8

E

129

b

– het uitoefenen van een beroep, bedrijf of het aanbieden van diensten

lid 1f Bp 2000

8

E

129

c

– het tentoonstellen van voorwerpen, maken van reclame of propaganda

lid 1g Bp 2000

8

E

129

d

– het verspreiden van drukwerken (uitsluitend handelsreclame)

lid 1g Bp 2000

8

E

129

f

– hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging te veroorzaken of te kunnen veroorzaken door dieren, stoffen of voorwerpen in een vervoermiddel mee te nemen

lid 1h Bp 2000

8

E

129

g

– het op andere wijze veroorzaken of kunnen veroorzaken van hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging

lid 1l Bp 2000

8

           
     

Hoofdspoor

   

E

149

 

zich op of langs gedeelten van een hoofdspoorweg, met uitzondering van een perron, die niet zijn gelegen in een gelijkvloerse kruising met een weg of in een voor het openbaar verkeer openstaande weg, bevinden of daarop of daarlangs dieren drijven of laten lopen

22 lid 1 onderdeel c Spww

8

           
     

Lokaalspoor

   

E

162

e

zich bevinden op of langs een voor personen afgesloten lokale spoorweg of een gedeelte daarvan of daarop of daarlangs dieren drijven of laten lopen

15 lid 1 onder c WL

8

           
     

Nummer E 320: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

   

E

320

a

niet voldoen aan vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel a WAHV

8

E

320

b

onjuiste gegevens opgeven, na vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel b WAHV

8

E

320

c

niet voldoen aan de vordering van Onze Minister het rijbewijs op een bepaalde tijd en aangewezen plaats in te leveren

34 lid 1, onderdeel c WAHV

8

           
     

Nummers E 801 – E 837: Vreemdelingenwet 2000 (VrW 2000), Schengengrenscode (SGC) en Vreemdelingenbesluit 2000 (VB 2000)

   

E

801

 

als vreemdeling die Nederland in- of uitreist zich niet begeven langs een doorlaatpost, binnen de tijd dat deze is opengesteld, en zich niet aldaar vervoegen bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking

108 lid 1 VrW 2000 jo 4 lid 1 SGC

8

E

803

 

zich op of nabij een plaats bevinden, waar een grensdoorlaatpost is gevestigd, zonder zich te houden aan de aldaar door de ambtenaren, belast met de grensbewaking, in het belang van de uitoefening van hun taak gegeven aanwijzingen

4.6 VB 2000

8

E

808

 

als gezagvoerder van een zeeschip niet tijdig van het voorgenomen vertrek van zijn schip uit Nederland kennis geven aan het hoofd van de grensdoorlaatpost

4.13 lid 1 VB 2000

8

           
     

als vreemdeling niet op vordering van de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling verblijft, namens de Minister van Veiligheid en Justitie, binnen de in de vordering aangegeven tijd

   

E

817

a

– de gevraagde gegevens verstrekken

4.38 lid 1 VB 2000

8

E

817

b

– de gevraagde gegevens in persoon verstrekken

4.38 lid 2 VB 2000

8

           
     

als vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, niet onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doen aan de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.39 VB 2000 jo. 108 VrW 2000

 

E

822

a

– gedurende een illegaal verblijf van 1 tot 15 dagen

 

8

E

822

b

– gedurende een illegaal verblijf van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

822

c

– gedurende een illegaal verblijf van 3 tot 6 maanden

 

8

E

822

d

– gedurende een illegaal verblijf van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

822

e

– gedurende een illegaal verblijf van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

822

f

– gedurende een illegaal verblijf van 2 jaar of langer

 

8

           
     

als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd (anders dan met toepassing van artikel 66a, zevende lid, VrW 2000)

108 lid 1 en 6 jo. 66a VrW 2000

 

E

824

a

– voor een periode van 1 tot 15 dagen

 

8

E

824

b

– voor een periode van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

824

c

– voor een periode van 3 maanden tot 6 maanden

 

8

E

824

d

– voor een periode van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

824

e

– voor een periode van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

824

f

– voor een periode van 2 jaar of langer

 

8

E

824

g

– periode onbekend

 

8

E

827

 

als vreemdeling te zijner identificatie op vordering van een ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, niet een goedgelijkende pasfoto ter beschikking stellen of vingerafdrukken van zich laten nemen indien daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat

4.45 VB 2000

8

E

832

 

als vreemdeling die houder is van een visum of een document voor grensoverschrijding waarin door de daartoe bevoegde autoriteit een aantekening is gesteld omtrent aanmelding bij een vreemdelingendienst in Nederland, zich niet binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmelden bij de korpschef van de in deze aantekening vermelde gemeente

4.49 VB 2000

8

           
     

niet voldoen aan de verplichting tot wekelijkse aanmelding bij de korpschef van de gemeente van verblijf, behoudens door deze verleende ontheffing

   

E

836

a

– als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, in afwachting van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting

4.51 lid 1 sub a VB 2000

8

E

836

b

– als vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000

4.51 lid 1 sub b VB 2000

8

           
     

Nummer E 211: Drank- en horecawet (DHW)

   
           
     

Noot: het vermelde tarief bij feitcode E211a dient gehalveerd en op hele euro's naar boven afgerond te worden

   

E

211

a

als persoon onder de 18 jaar op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig of voor consumptie gereed hebben, anders dan op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt (jonger dan 16 jaar)

45 DHW

8

E

211

b

als persoon onder de 18 jaar op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig of voor consumptie gereed hebben, anders dan op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt (16 jaar en 17 jaar)

45 DHW

8

           
     

Afdeling F. Overige overtredingen

   
           
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Voor alle feiten uit deze afdeling geldt dat hiervoor uitsluitend kan worden geverbaliseerd indien en voor zover in de betreffende lokale verordening een daartoe strekkende verbods- en strafbepaling zijn opgenomen.

   
           
     

Nummers F 050 – F 400: Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   
           
     

Verspreiden van gedrukte stukken

   

F

111

 

op door het college aangewezen openbare plaatsen gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek verspreiden dan wel openlijk aanbieden

Pl.V

8

           
     

Vertoningen e.d. op de weg

   

F

095

 

zonder vergunning op een openbare plaats als dienstverlener optreden of zijn diensten als zodanig aanbieden

Pl.V

8

F

100

 

als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids ten behoeve van publiek optreden op door de burgemeester aangewezen openbare plaats, waar dit niet is toegestaan

Pl.V

8

           
     

Bruikbaarheid en aanzien van de weg

   
           
     

de weg of een weggedeelte anders gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, waardoor

Pl.V

 

F

102

a

– aan de weg schade wordt toegebracht of kan worden toegebracht

 

8

F

102

b

– de bruikbaarheid van de weg wordt belemmerd of kan worden belemmerd

 

8

F

102

c

– het beheer of onderhoud van de weg wordt belemmerd of kan worden belemmerd

 

8

F

101

 

zonder vergunning of anders dan de daarin gestelde voorwaarden de weg of een weggedeelte gebruiken anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan (bijv. terrasverbod, reclameborden)

Pl.V

8

           
     

Winkelwagentjes

   

F

136

 

zich met een winkelwagentje op of aan de weg bevinden op meer dan de toegestane afstand van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld

Pl.V

8

           
     

Toezicht op openbare inrichtingen

   
           
     

als houder van een openbare inrichting na sluitingstijd

Pl.V

 

F

105

a

– die inrichting voor bezoekers geopend hebben

 

8

F

105

b

– in die inrichting bezoekers laten verblijven

 

8

           
     

zich als bezoeker in een openbare inrichting bevinden

Pl.V

 

F

106

a

– na sluitingstijd

 

8

F

106

b

– gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn

 

8

           
     

Plakken en kladden

   

F

110

a

een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is bekrassen of bekladden

Pl.V

8

F

110

b

op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding dan wel met enigerlei stof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aanplakken of op andere wijze aanbrengen

Pl.V

8

F

110

c

aanplakborden gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame

Pl.V

8

F

110

d

als houder van een schriftelijke toestemming niet voldoen aan de verplichting om op eerste vordering van een opsporingsambtenaar de schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats/dat gedeelte van een onroerende zaak ter inzage af te geven

Pl.V

8

F

115

 

op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap vervoeren of bij zich hebben

Pl.V

8

           
     

Hinderlijk gedrag

   

F

120

a

op een openbare plaats klimmen of zich bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair

Pl.V

8

F

120

b

op een openbare plaats zich zodanig ophouden dat voor andere gebruikers of bewoners van nabij die plaats gelegen woningen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt

Pl.V

8

F

125

a

zonder redelijk doel zich in een portiek of poort ophouden of in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw zitten of liggen

Pl.V

8

F

125

b

zonder redelijk doel zich anders dan als bewoner of gebruiker van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen of van publiek toegankelijke gebouwen bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw

Pl.V

8

           
     

(in of op) een portaal, telefooncel, wachtlokaal voor openbaar vervoer, parkeergarage, rijwielstalling of een andere voor het publiek toegankelijke ruimte

Pl.V

 

F

130

a

– zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze ophouden

 

8

F

130

b

– verontreinigen

 

8

F

130

c

– voor een ander doel gebruiken dan waarvoor die ruimte bestemd is

 

8

           
     

Verboden drankgebruik

   

F

121

a

als persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied alcoholhoudende drank nuttigen

Pl.V

8

F

121

b

als persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben

Pl.V

8

           
     

(Brom)fietsen

   

F

135

 

op uren en/of plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen zich met een fiets of bromfiets bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden, welke publiek trekt

Pl.V

8

           
     

Honden

   
           
     

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op

Pl.V

 

F

145

a

– een weg gelegen binnen de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

 

8

F

145

b

– een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats

 

8

F

145

c

– een weg zonder dat de hond is voorzien van een halsband of ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen

 

8

F

145

d

– een weg zonder een deugdelijk middel dat is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te dragen en/of dit middel niet op eerste vordering tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar

 

8

F

145

e

– een door het College aangewezen plaats buiten de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

 

8

F

145

f

als degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, niet voldoen aan de verplichting ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd van die openbare plaats

 

8

           
     

als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven of laten lopen op een openbare plaats of op een terrein van een ander

Pl.V

 

F

150

a

– terwijl na aanzegging van de burgemeester of het college deze hond niet kort is aangelijnd

 

8

F

150

b

– terwijl na aanzegging van de burgemeester of het college deze hond niet kort is aangelijnd en gemuilkorfd

 

8

F

150

c

– zonder dat deze hond is voorzien van een afleesbare microchip met uniek identificatienummer dat in verband met het gedrag van de hond is verstrekt

 

8

           
     

Vee / dieren

   

F

151

a

als degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, niet voorkomen dat dit dier voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt

 

8

F

155

a

als rechthebbende op herkauwende dieren, eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, niet voldoen aan de verplichting om zodanige maatregelen te treffen dat dit vee die weg niet kan bereiken

Pl.V

8

           
     

Vuurwerk

   

F

400

a

consumentenvuurwerk gebruiken op een door het college aangewezen plaats waar dit gebruik verboden is

Pl.V

8

F

400

b

op een openbare plaats consumentenvuurwerk gebruiken terwijl dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken

Pl.V

8

           
     

Natuurlijke behoefte

   

F

185

 

binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte doen buiten een daarvoor bestemde plaats

Pl.V

8

           
     

Slaapplaats

   

F

114

a

buiten een daartoe bestemd kampeerterrein kampeermiddelen plaatsen of geplaatst houden ten behoeve van recreatief nachtverblijf

Pl.V

8

F

114

b

de weg als slaapplaats gebruiken

Pl.V

8

           
     

Vaartuigen / zwemmen

   

F

235

 

met of voor een vaartuig een ligplaats innemen, hebben of beschikbaar stellen op een door het college aangewezen gedeelte van een openbaar water waar dit niet is toegestaan

Pl.V

7/8

F

240

 

als bader of zwemmer in openbaar water zich zodanig gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden

Pl.V

8

F

245

 

zich zonder redelijk doel aan een vaartuig in openbaar water vasthouden, daarop klimmen of zich daarop of daarin begeven of bevinden

Pl.V

8

           
     

Parken, natuur- en recreatiegebieden

   

F

250

 

rijden of zich bevinden met een motorvoertuig/(brom)fiets of een paard binnen een voor publiek toegankelijk natuurgebied, park, plantsoen of voor recreatief gebruik beschikbaar terrein

Pl.V

1/2/3/4/6

F

251

 

zonder daartoe bevoegd te zijn zich bevinden buiten wegen of paden, die liggen in/op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken

Pl.V

8

F

252

 

met een voertuig rijden door een park/plantsoen of op een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V

1/2/3/4/6

F

212

b

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied anders dan tot doel van dagrecreatie

Pl.V

8

F

212

g

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door zich als eigenaar of houder van een hond zich met die hond in een vastgestelde periode te bevinden buiten een aangewezen gebied, waar het verblijf van de hond is toegestaan

Pl.V

8

B

Bijlage II, bedoeld in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

 

Feit

Overtreden artikel

Tarief in categorie(ën)

     

Bestuurlijke strafbeschikking milieu

   
     

Categorie-indeling F:

   
     

1- Natuurlijk persoon;

   
     

2- Rechtspersoon.

   
           
     

Nummers BM 001 – BM 010 en BM 612 – BM 613: Wet Milieubeheer

   
           
     

zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning

   

BM

001

a

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 1-5 m3

10.2 Wm

2

BM

001

b

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 5-10 m3

10.2 Wm

2

BM

003

 

zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3

10.37 lid 1 Wm

1/2

BM

004

 

niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen

10.38 lid 1 Wm

1/2

BM

005

 

geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen aan het bevoegd gezag

10.38 lid 3 Wm

1/2

BM

006

 

niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer

10.39 lid 2 Wm

1/2

BM

007

 

niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer

10.40 lid 1 Wm

1/2

BM

008

 

in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt

10.40 lid 2 Wm

1/2

BM

009

 

tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder zich heeft

10.44 lid 1 Wm

1/2

BM

010

 

bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars

10.45 lid 1 onder a Wm

1/2

BM

612

 

zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning

18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm

1/2

BM

613

 

zonder vermelding als vervoerder en/of handelaar en/of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars, tegen vergoeding vervoeren voor anderen en/of verhandelen en/of bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen

10.55 lid 1 Wm

1/2

           
     

Nummers BM 030, BM 034, BM 036 – BM 037, BM 042, BM 636 – BM 638 en BM 710: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)

   

BM

030

 

overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA

1/2

BM

034

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA

1/2

BM

036

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA

1/2

BM

037

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten respectievelijk zijn verleend en gesteld)

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin EVOA

1/2

BM

042

 

niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen

10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen

1/2

BM

636

 

niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de kennisgeving van een transport

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA

1/2

BM

637

 

niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA

1/2

BM

638

 

overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder of met onvolledige bijlage VII informatie

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA

1/2

BM

710

 

het niet voorhanden hebben van een juridisch bindend contract bij aanvang van de overbrenging

10.60 lid 5 sub a Wm ivm 18 lid 2 EVOA

1/2

           
     

Nummers BM 012 – BM 015: Besluit beheer autowrakken

   

BM

012

a

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: een landelijk dekkend innamesysteem voor autowrakken

8 sub a Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

012

b

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het om niet kunnen afgeven van autowrakken

8 sub b Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

012

c

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het opzetten van een verwerkingssysteem voor autowrakken

8 sub c Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

013

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet binnen dertien weken nadat dit besluit op hem van toepassing is geworden, aan Onze Minister mededeling doen over de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de verplichtingen

12 lid 1 Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

014

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet de verplichtingen uitvoeren overeenkomstig de mededeling, zoals Onze Minister daarmee heeft ingestemd

14 Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

015

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet voor 1 augustus van elk jaar aan Onze Minister een verslag zenden over de uitvoering van de verplichtingen in het voorafgaande kalenderjaar

15 lid 1 Besluit beheer autowrakken

1/2

           
     

Nummer BM 016: Besluit beheer batterijen en accu's 2008

   

BM

016

 

als producent en/of fabrikant van batterijen en/of accu’s niet binnen dertien weken nadat de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 op hem van toepassing is geworden, mededeling doen aan Onze Minister

2 lid 1 Besluit beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

           
     

Nummers BM 017 – BM 021: Regeling beheer batterijen en accu's 2008

   

BM

017

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een inzamelingssysteem dat de eindgebruikers in staat stelt om zich in hun nabijheid kosteloos op een in voldoende mate toegankelijk inzamelpunt in Nederland van die draagbare batterijen en accu’s te ontdoen

5 lid 1 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

018

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een systeem voor de verwerking en de recycling als materiaal van afgedankte batterijen en accu’s

7 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

019

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu's niet zorgen dat die batterijen en/of accu’s en/of batterijpakken zijn voorzien van het symbool, bedoeld in bijlage II, van richtlijn 2006/66/EG (afvalcontainer met kruis)

9 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

020

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s zich niet laten registreren bij Onze Minister

12 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

021

 

als fabrikant en/of producent van draagbare batterijen en/of accu’s niet voor 1 augustus van elk jaar aan Onze Minister

13 lid 1 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

           
     

Nummers BM 025, BM 500 en BM 618 – BM 621: Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

025

a

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)

15 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

c

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht

16 lid 4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

500

 

als distributeur bij het ter beschikking stellen van een nieuw product, een soortgelijk na gebruik vrijgekomen product – zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden niet ten minste om niet innemen

4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

618

a

verwerken van ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur zonder conformiteitsverklaring

11 lid 2 sub d Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur jo 9.5.2 Wet milieubeheer

1/2

BM

618

b

verwerken van ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in strijd met de WEEELABEX Standard

11 lid 2 sub d Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur jo 9.5.2 Wet milieubeheer

1/2

BM

619

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur zich niet melden bij het register

19 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

620

 

als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel A van bijlage X bij de richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie verstrekken bij de registratie en/of niet actueel houden van de informatie

19 lid 2 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

621

 

als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel B van bijlage X bij de richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken aan het register

19 lid 3 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 622 – BM 627: Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

622

 

het in de handel brengen van elektrische en/of elektronische apparatuur, met inbegrip van kabels en/of reserveonderdelen voor het repareren en/of hergebruiken en/of het aanpassen van de functionele aspecten en/of het verbeteren van de capaciteit ervan, indien deze in bijlage II van richtlijn nr. 2011/65/EU opgenomen stoffen bevat, waarbij in een homogeen materiaal de in bedoelde bijlage II genoemde maximale concentratiewaarden worden overschreden

3 lid 1 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

623

 

als fabrikant die elektrische en/of elektronische apparatuur in de handel brengt geen EU-conformiteitsverklaring opstellen als bedoeld in artikel 10 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur, wanneer met de onder artikel 4 lid b bedoelde procedures is aangetoond dat de elektrische en elektronische apparatuur voldoet aan de toepasselijke eisen

4 lid 1 c Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

624

 

als fabrikant niet tenminste 10 jaar nadat apparatuur in de handel is gebracht de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring van elektrische en elektronische apparatuur bewaren

4 lid 3 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

625

 

als importeur elektrische en/of elektronische apparatuur in de handel brengen zonder CE-markering en/of zonder de vereiste documenten

6 lid 1 c Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

626

 

als importeur niet 10 jaar na het in de handel brengen van elektrische en/of elektronische apparatuur bewaren van een kopie van de EU-conformiteitsverklaring

6 lid 7 Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

627

 

als distributeur niet uit de handel nemen of terugroepen van door hem in de handel gebrachte elektrische en/of elektronische apparatuur welke niet aan deze regeling voldoet

7 lid 3 b Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 043 – BM 044, BM 529, BM 530 en BM 643 – BM 648: Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb)

   

BM

529

 

bij concentratie asbestvezel risicoklasse 2 of 2A handelingen niet laten verrichten door een gecertificeerde asbestverwijderaar

6 lid 1 Avb

1/2

BM

530

 

als opdrachtgever niet verstrekken van het asbestinventarisatierapport aan degene die het werk uitvoert

5 Avb

1/2

BM

043

 

bij het afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

3 lid 1 Avb

1

BM

044

 

bij het verwijderen van een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

3 lid 2 Avb

1

BM

643

 

het asbest of asbesthoudend product niet verwijderen voordat het bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk wordt afgebroken of uit elkaar wordt genomen

7 sub a Avb

1

BM

644

 

het niet onmiddellijk scheiden en verzamelen van verwijderd asbest of asbesthoudende producten

7 sub b Avb

1

BM

645

 

niet op de juiste wijze verpakken van asbest of asbesthoudende producten

7 sub c Avb

1

BM

646

 

niet op de juiste wijze opslaan van verpakt asbesthoudend materiaal

7 sub d en sub e Avb

1

BM

647

 

niet op de juiste wijze aangeven dat de verpakking asbesthoudend materiaal bevat

7 sub f Avb

1

BM

648

 

asbesthoudend materiaal is niet binnen 2 weken na het vrijkomen afgevoerd naar een daarvoor erkende inrichting

7 sub g Avb

1

           
     

Nummers BM 531 en BM 649: Besluit asbestwegen milieubeheer

   

BM

531

 

als degene die een asbestbevattende weg voorhanden heeft de aanwezigheid hiervan niet melden

5 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer

1/2

BM

649

 

het voorhanden hebben van een asbesthoudende weg

2 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer

1/2

           
     

Nummers BM 532 – BM 537, BM 573 – BM 589, BM 650 – BM 656 en BM 730 – BM 735b: Bouwbesluit (Bb)

   

BM

532

 

zonder of in afwijking van een sloopmelding slopen, terwijl daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen

1.26 lid 1 Bouwbesluit

1/2

BM

533

a

door degene die sloopt c.q. degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet binnen wettelijke termijnen voorafgaande aan de feitelijke aanvang van de sloop of sanering aan het bevoegd gezag de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sloop- en/of saneringswerkzaamheden melden

1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww

1/2

BM

533

b

door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd, niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sloop c.q. sanering binnen de wettelijke termijnen na beëindiging van de sloop- of saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag

1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww

1/2

BM

533

c

als degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd niet binnen twee weken na beëindiging van de werkzaamheden een afschrift van de resultaten van de eindbeoordeling verstrekken aan het bevoegd gezag

1.33 lid 3 Bb

1/2

BM

533

d

als degene die sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd geen opgave van hoeveelheid vrijgekomen afvalstoffen overleggen aan bevoegd gezag

1.33 lid 4 Bb

1/2

BM

534

 

niet onmiddellijk in kennis stellen bevoegd gezag van ontdekken asbest dat niet is opgenomen in asbestinventarisatierapport

1.26 lid 8 Bb

1/2

BM

535

 

in en/of op en/of aan een bouwwerk en/of op een open terrein voorwerpen en/of stoffen geplaatst en/of handelingen verricht waardoor voor de omgeving hinderlijke en/of schadelijke wijze rook en/of roet en/of walm en/of stof wordt verspreid

7.22 sub a Bb

1/2

BM

536

 

geen kooldioxidemeter in een verblijfsruimte in een onderwijsfunctie voor basisonderwijs aanwezig hebben

7.23 lid 1 Bb

1/2

BM

537

 

niet naleven nadere voorwaarden opgelegd door bevoegd gezag bij sloopmelding

1.29 Bb

1/2

BM

573

 

het onderhoud van de brandmeldinstallatie is niet conform NEN2654-1

6.20 lid 7 Bb

2

BM

574

 

het onderhoud van het ontruimingsalarm is niet conform NEN2654-2

6.23 lid 5 Bb

2

BM

575

 

zonder gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik nemen

1.18 lid 1 onder a Bb

1/2

BM

576

 

niet hebben van noodverlichting in een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert

6.3 lid 1 Bb

1/2

BM

577

 

niet hebben van een brandmeldinstallatie conform NEN 2535

6.20 lid 1 Bb

1/2

BM

578

 

niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven brandmeldinstallatie

6.20 lid 1 onder 6 Bb

1/2

BM

579

 

niet hebben van rookmelders conform NEN 2555

6.21 jo art. 1.16 Bb

1/2

BM

580

 

niet hebben van een ontruimingsalarminstallatie conform NEN 2575

6.23 lid 1 Bb

1/2

BM

581

 

niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven ontruimingsalarminstallatie

6.23 lid 4 Bb

1/2

BM

582

 

niet hebben van een ontruimingsplan

6.23 lid 6 Bb

1/2

BM

583

a

niet hebben van vluchtrouteaanduiding(en), te weten 1 tot 3 ontbrekende aanduidingen

6.24 Bb

1/2

BM

583

b

niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten 4 tot 6 ontbrekende aanduidingen

6.24 Bb

1/2

BM

583

c

niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten meer dan 6 ontbrekende aanduidingen

6.24 Bb

1/2

BM

584

 

in een vluchtroute hebben van deuren die bij het openen tegen de vluchtroute indraaien

6.25 Lid 5 Bb

1/2

BM

585

 

niet hebben van een brandslanghaspel

6.28 Bb

1/2

BM

586

a

niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten 1 tot 3 ontbrekende blustoestellen

6.31 Bb

1/2

BM

586

b

niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten 4 tot 6 ontbrekende blustoestellen

6.31 Bb

1/2

BM

586

c

niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten meer dan 6 ontbrekende blustoestellen

6.31 Bb

1/2

BM

587

 

niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven automatische brandblusinstallatie

6.32 lid 1Bb

1/2

BM

588

 

in geopende stand vastzetten van een zelfsluitend constructieonderdeel (tenzij automatisch losgelaten)

7.3 Bb

1/2

BM

589

 

opslaan van brandbare goederen in een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen (stookruimte)

7.8 Bb

1/2

BM

650

 

een gebruiksmelding niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk hebben ingediend

1.19 lid 1 Bb

1/2

BM

651

 

het niet hebben van bescheiden tijdens het bouwen

1.23 Bb

1/2

BM

652

 

het niet hebben van bescheiden tijdens het slopen

1.32 Bb

1/2

BM

653

 

aankleding in een besloten ruimte levert brandgevaar op

7.4 Bb

1/2

BM

654

 

het niet nemen van maatregelen tijdens uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden

8.2 Bb

1/2

BM

655

 

tijdens bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden niet houden aan de geluidseisen

8.3 Bb

1/2

BM

656

 

tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden geen maatregelen getroffen tegen visueel waarneembare stofverspreiding

8.5 Bb

1/2

BM

587

a

een rookbeheersingsinstallatie is niet voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Rookbeheersingsinstallaties

6.32 lid 2 Bb

2

BM

730

 

een voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel niet ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op goede werking controleren

6.31 lid 4 Bb

2

BM

731

 

de technische ruimte waarin één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 160 kW worden opgesteld, is geen afzonderlijk brandcompartiment

2.89 lid 7 Bb

2

BM

732

 

de WBDBO van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, is niet ten minste 20 minuten

2.90 lid 1 Bb

2

BM

733

 

de WBDBO van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is niet ten minste 20 minuten

2.100 lid 2 Bb

2

BM

734

 

Een gesloten deur op een vluchtroute kon, bij aanwezigheid van personen in een bouwwerk, niet zonder sleutel geopend worden

7.12 lid 1 Bb

2

BM

735

a

een vluchtrouteaanduiding wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd

1.16 lid 1 Bb

2

BM

735

b

een blusmiddel wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd

1.16 lid 1 Bb

2

           
     

Nummer BM 715: Productenbesluit asbest (PbA)

   

BM

715

a

het invoeren van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

b

het voor handen hebben van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

c

het aan een ander beschikbaar stellen van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

d

het toepassen van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

e

het bewerken van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

           
     

Nummers BM 045 – BM 066 en BM 750: Besluit gebruik meststoffen (BGM)

   

BM

045

 

gebruiken van meststoffen

1a lid 1 BGM

1/2

BM

046

 

gebruiken van zuiveringsslib, herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen

1b lid 1 BGM

1/2

BM

047

 

gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding

1d onderdeel a BGM

1/2

BM

048

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen, minder dan drie weken voor de oogst

1d onderdeel b BGM

1/2

BM

049

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit

1d onderdeel c BGM

1/2

BM

050

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst

1d onderdeel d BGM

1/2

BM

051

a

gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische meststoffen op natuurterrein

2 lid 1 BGM

1/2

BM

051

b

gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische meststoffen: op overige grond

2 lid 1 BGM

1/2

BM

052

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, herwonnen fosfaten, of een mengsel met deze meststoffen, indien de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw

3 lid 1 BGM

1/2

BM

053

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, herwonnen fosfaten, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen, indien de bovenste bodemlaag met water is verzadigd

3a BGM

1/2

BM

054

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari, indien de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd

3b lid 1 BGM

1/2

BM

055

 

gebruiken van vaste mest of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september tot en met 31 januari

4 lid 1 BGM

1/2

BM

056

 

gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari

4 lid 3 BGM

1/2

BM

057

 

gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september tot en met 31 januari

4a lid 1 BGM

1/2

BM

058

 

vernietigen van de graszode op grasland

4b lid 1 BGM

1/2

BM

059

 

niet overeenkomstig bij ministeriële regeling aangewezen methoden die de ammoniakemissie beperken, gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen op bouwland of grasland of niet beteelde grond

5 BGM

1/2

BM

060

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt

6 BGM

1/2

BM

061

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie

6a lid 1 BGM

1/2

BM

062

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

6b lid 1 BGM

1/2

BM

063

 

gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

6c BGM

1/2

BM

064

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer

6d BGM

1/2

BM

065

a

niet direct aansluitend en uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas

8a lid 1 onder a BGM

1/2

BM

065

b

niet uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas als hoofdteelt voor het volgende jaar

8a lid onder b BGM

1/2

BM

065

c

niet direct aansluitend en uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs overeenkomstige biologische productiemethode en maïs, niet zijnde snijmaïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas

8a lid 2 BGM

1/2

BM

066

 

vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid onderdelen a en b, tweede lid, voor 1 februari van het volgende jaar

8a lid 3 BGM

1/2

BM

750

 

niet voor 1 oktober melden van de teelt van een aangewezen gewas als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan Onze Minister met gebruikmaking van een door die minister beschikbaar gesteld middel

8a lid 4 BGM

1/2

           
     

Nummers BM 067 – BM 078 en BM 668 – BM 671: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz)

   

BM

067

 

door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz

2a lid 2 Bhvbz jo 2a lid 1 Bhvbz

1/2

BM

068

 

door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem- of badwatersysteem van de badinrichting of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan herzien, terwijl uit risicoanalyse blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede lid, Bhvbz bedoelde risico

2b lid 1 Bhvbz jo 2a Bhvbz

1/2

BM

069

 

door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid van Legionella laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz

2c lid 1 jo 10 Bhvbz

1/2

BM

070

 

door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis stellen

2d lid 1 Bhvbz

1/2

BM

071

 

ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd

6 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

072

 

ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden

7 lid 2 Bhvbz

1/2

BM

073

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken

9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz

1/2

BM

074

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen

10 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

075

 

door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport

10 lid 2 Bhvbz jo 10 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

076

 

vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden, zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het bassin niet mogelijk is

15 lid 1 onder c Bhvbz

1/2

BM

077

 

diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid van belang is

21 Bhvbz

1/2

BM

078

 

in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht uitgeoefend

25 Bhvbz

1/2

BM

668

 

het niet hebben van een volledig legionellabeheersplan

2b lid 4 jo. 2b lid 1 Bhvbz

1/2

BM

669

 

het niet hebben van een volledige legionellarisicoanalyse

2a lid 4 Bhvbz

1/2

BM

670

 

niet in kennis stellen van Gedeputeerde Staten van voornemen om een badinrichting op te richten en/of te wijzigen en/of uit te breiden

10 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

671

 

het zwem- en badwater voldoet niet aan de normen die in de bij Bhvbz behorende bijlage I zijn aangegeven

3 lid 1 Bhvbz

1/2

           
     

Nummers BM 079 – BM 081, BM 706 en BM 707: Ontgrondingenwet (Ogw)

   

BM

079

a

ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt

3 Ogw

1/2

BM

079

b

ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende zaak

3 Ogw

1/2

BM

080

 

niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding

7 Ogw

1/2

BM

081

 

starten met een ontgronding zonder machtiging verleend door bevoegd gezag na verstrijken termijn als bedoeld in artikel 3:16 Awb

12 Ogw

1/2

BM

706

 

handelen in strijd met een voorschrift van een vergunning als bedoeld in artikel 3 Ontgrondingenwet

3a Ogw

1/2

BM

707

a

het starten van de ontgronding zonder dat voorafgaand aan de start is voldaan aan vergunde verplichtingen met betrekking tot financiële zekerheidstelling, dan wel in te dienen of goed te keuren documenten

3a Ogw

1/2

BM

707

b

het dieper ontgronden dan volgens een geldende vergunning is toegestaan

3a Ogw

1/2

BM

707

c

ontgronding van niet te vergraven terreindelen of -stroken binnen het vergund gebied

3a Ogw

1/2

BM

707

d

het doorsteken van een vergund taludprofiel of het steiler ontgronden van een taludprofiel dan volgens een geldende vergunning is toegestaan

3a Ogw

1/2

BM

707

e

het aantasten van stabiliteit van een vergund taludprofiel door ontgrondingen te dicht op dat talud

3a Ogw

1/2

           
     

Nummers BM 082 – BM 089 en BM 590 – BM 593: Wet bodembescherming (WBB)

   

BM

082

a

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): start sanering overeenkomstig vastgestelde termijn of voorafgaand aan de feitelijke sanering

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

1/2

BM

082

b

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): het bereiken van de einddiepte van een grondsanering vóór het aanbrengen van aanvulgrond of deklaag

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

1/2

BM

083

 

door degene die voornemens is te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd en/of verplaatst overeenkomstig de regels gesteld krachtens het eerste lid van artikel 39 a, eerste lid WBB, dat voornemen niet vijf werkdagen voor de start van de bussanering melden aan Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie

39b lid3 WBB (jo 2.1 RUS)

1/2

BM

084

a

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3

13 WBB

1/2

BM

084

b

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m3

13 WBB

1/2

BM

085

 

door degene die voornemens is de bodem te saneren, bij de melding daarvan bij Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie niet verstrekken van de juiste gegevens

28 WBB

1/2

BM

086

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, hebben van een depot langer dan de duur van de sanering of langer dan 6 maanden

39a WBB en 2.1. Wabo

1/2

BM

087

a

door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders

4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

1/2

BM

088

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij Gedeputeerde Staten of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken

39c WBB

1/2

BM

089

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, het nazorgplan niet tegelijk, dan wel niet zo spoedig mogelijk na de toezending van het saneringsverslag indienen

39d WBB

1/2

BM

590

 

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): wijzigingen op het saneringsplan

39a WBB/PMV

1/2

BM

591

 

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): einde sanering

39a WBB/PMV

1/2

BM

592

 

zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering

39a WBB/PMV

1/2

BM

593

 

niet melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren, dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst

28 lid 1 WBB

1/2

           
     

Nummers BM 090 – BM 104 en BM 594 – BM 595: Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)

   

BM

090

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk

2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)

1/2

BM

091

 

door de milieukundig begeleider van de sanering niet bijhouden van een logboek

2 lid 2 BUS (jo 2.3, derde lid RUS)

1/2

BM

092

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet (tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen

10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS

1/2

BM

093

 

door degene die de bodem saneert of door degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet deugdelijk afdekken van opgeslagen bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

094

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet deugdelijk afdekken van containers voor tijdelijke opslag van bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

095

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, tijdelijke depots met bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond of bodemvreemd materiaal na afronding van de grondsanering of langer dan 6 maanden in werking hebben

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

096

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal niet uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen ervan afvoeren

2 lid 2 BUS (jo 2.5 RUS)

1/2

BM

097

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, de verontreinigingssituatie onder de isolatielaag niet beschrijven in het evaluatieverslag m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.1.9 RUS)

1/2

BM

098

a

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen: t/m 10 m3

2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b)

1/2

BM

098

b

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen: van 11 m3 tot 40 m3

2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b)

1/2

BM

099

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, langer dan 3 werkdagen opslaan van verontreinigde grond op de saneringslocatie ter bepaling van de afvoerbestemming m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.7 RUS)

1/2

BM

100

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)

1/2

BM

101

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert m.b.t. tijdelijk uitplaatsen van verontreinigde grond de grond niet terugplaatsen in de ontgraving

2 lid 2 en en 3 en 7 BUS (jo 3.3.2 RUS)

1/2

BM

102

 

niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sanering binnen twee weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag

11 BUS (jo 4.1 RUS)

1/2

BM

103

 

door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken in het verslag

13 BUS

1/2

BM

104

 

door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden

39b lid3 Wbb, 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS

1/2

BM

594

 

het laten uitvoeren van de sanering door een persoon of instelling zonder erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit

2 lid 2 BUS jo 2.2 lid 1 RUS

1/2

BM

595

 

het laten uitvoeren van de werkzaamheden, zonder milieukundige begeleiding

2 lid 2 BUS jo 2.3 lid 1 RUS

1/2

           
     

Nummers BM 105 – BM 112 en BM 541 – BM 542: Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

   

BM

105

a

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings- en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

28 lid 1 onder a Bbk

1/2

BM

105

b

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een bij ministeriele regeling aangewezen persoon of instelling op een bij ministeriele regeling voorgeschreven wijze heeft vastgesteld dat de vastgestelde maximale samenstellings- en emissiewaarden niet zijn overschreden

28 lid 1 onder b Bbk

1/2

BM

105

c

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b

28 lid 1 onder c Bbk

1/2

BM

105

d

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriele regeling vastgestelde gegevens bevat

28 lid 1 onder d Bbk

1/2

BM

106

 

door degene die voornemens is een bouwstof toe te passen, dit voornemen niet ten minste vijf werkdagen voor het toepassen aan Onze Minister melden

32 lid 1 Bbk

1/2

BM

107

 

door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan Onze Minister melden

32 lid 2 Bbk

1/2

BM

108

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen

38 lid 1 Bbk

1/2

BM

109

 

geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie

38 lid 2 Bbk

1/2

BM

110

 

de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast, niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van onze ministers bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk

1/2

BM

111

 

niet aanwezig hebben van een milieuhygiënische verklaring waaruit de kwaliteit van de bodem blijkt

40, lid 2 Bbk

1/2

BM

112

a

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden < 250 m3

42 jo 35 Bbk

1/2

BM

112

b

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden > 250 m3

42 jo 35 Bbk

1/2

BM

541

 

een werkzaamheid uitvoeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument

18 lid 1 Bbk

1/2

BM

542

 

door degene die de bouwstoffen toepast niet bewaren van de bijbehorende milieuhygiënische verklaring en de afleveringsbon gedurende vijf jaar na het tijdstip waarop de bouwstoffen zijn toegepast

28 lid 3 Bbk

1/2

           
     

Nummers BM 119 – BM 123: Besluit detectie radioactief besmet schroot

   

BM

119

a

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig

3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

120

 

een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden

5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

121

 

metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

6 jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

122

 

de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

6 jo 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

123

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit verwijderen van radioactief besmet schroot

7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

           
     

Nummers BM 124 – BM 126 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

   

BM

124

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron

20d Besluit stralings-bescherming

2

BM

125

a

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: informatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming

4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

BM

125

b

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: schriftelijk bewijs dat financiële zekerheid is gesteld

4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

BM

126

 

als ondernemer die handelingen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen

4.2 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

           
     

Nummers BM 127 – BM 135 en BM 515 – BM 526: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)

   

BM

127

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard

11 SAB

1/2

BM

128

 

als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs gebruiken

12 lid 2 SAB

1/2

BM

129

 

als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord aanwezig is

14 lid 1 SAB

1/2

BM

130

 

als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen vermelding van een afgifte aan boord bewaren

14 lid 4 SAB

1/2

BM

131

a

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden

33 jo 41 SAB

2

BM

131

b

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven restlading en/of verpakkings-en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen aan geloste lading

33 jo 42 SAB

2

BM

131

c

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding, aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen, zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt

33 jo 43 SAB

2

BM

131

d

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en het afvalwater met ladingrestanten innemen

33 jo 45 SAB

2

BM

131

g

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper staat, aan de exploitant van het schip

33 jo 53, vierde lid SAB

2

BM

131

h

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie

33 SAB

2

BM

132

 

de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig artikel 53 SAB, het transport begeleiden

56 SAB

1/2

BM

133

 

als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd

55 lid 1 SAB

1/2

BM

134

a

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

b

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

c

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan wel hem daartoe volgens de bepalingen uit artikel 47 SAB een voorziening is toegewezen

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

d

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in artikel 45 SAB

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

135

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

515

 

door de schipper niet onverwijld waarschuwen van de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit, terwijl vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in een oppervlaktewaterlichaam zijn geraakt of dreigen te geraken

6 SAB

1/2

BM

516

 

aan boord van een schip verbranden van scheepsafvalstoffen

7 SAB

1/2

BM

517

 

reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer dan wel in het bilgewater doen geraken

13 lid 1 SAB

1/2

BM

518

 

door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje

17 SAB

2

BM

519

 

door de schipper niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje

18 SAB

1/2

BM

520

 

als degene die feitelijk lost, met betrekking tot het lossen van een schip, niet bewaren in de bedrijfsadministratie van het ingevolge artikel 54, tweede lid, terug ontvangen exemplaar van de losverklaring

57 SAB

2

BM

521

 

als schipper, bij het afgeven van afvalwater dat ladingrestanten bevat aan een ontvangstvoorziening, niet in tweevoud de door hem ondertekende losverklaring voorleggen aan degene die de ontvangstvoorziening drijft of een door deze aangewezen persoon

66 SAB

1/2

BM

522

 

door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft, na ondertekening niet terugbezorgen van een exemplaar van de ondertekende losverklaring aan de schipper

68, lid 1, SAB

1/2

BM

523

 

als schipper niet gedurende zes maanden aan boord bewaren van de terugontvangen ondertekende losverklaring

68, lid 3, SAB

1/2

BM

524

 

als exploitant van het schip niet bewaren in de bedrijfsadministratie van de terugontvangen ondertekende losverklaring

68, lid 4, SAB

1/2

BM

525

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval aan boord naar categorie gescheiden worden gehouden en gescheiden worden aangeboden bij een ontvangstvoorziening

73, lid 1 SAB

1/2

BM

526

 

als exploitant van een passagiersschip, dat is uitgerust met een boordzuiveringsinstallatie voor afvalwater, niet aanbieden van het zuiveringsslib van die installatie bij een ontvangstvoorziening

74 SAB

1/2

           
     

Nummers BM 136 – BM 165, BM 502, BM 503, BM 560 – BM 569 en BM 720a – BM 721b: Vuurwerkbesluit (Vwb)

   

BM

720

a

consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3

1/2

BM

720

b

consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3

2

BM

721

a

buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 4.1

1/2

BM

721

b

buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 4.1

2

BM

136

 

als ondernemer consumentenvuurwerk aan een particulier afleveren buiten de verkoopruimte

2.3.4 Vwb

1/2

BM

137

a

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

1/2

BM

137

b

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

2

BM

138

a

in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

1/2

BM

138

b

in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

2

BM

139

a

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

1/2

BM

139

b

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

2

BM

140

a

niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

1/2

BM

140

b

niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

2

BM

141

a

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

141

b

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

142

a

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

142

b

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

146

a

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

1/2

BM

146

b

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

2

BM

148

a

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

1/2

BM

148

b

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

2

BM

149

a

in gebruik nemen van een (buffer)bewaarplaats en een verkoopruimte zonder een, door een inspectie-instelling afgegeven inspectierapport, waaruit blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie voldoet aan het goedgekeurde uitgangspuntendocument: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

1/2

BM

149

b

in gebruik nemen van een (buffer)bewaarplaats en een verkoopruimte zonder een, door een inspectie-instelling afgegeven inspectierapport, waaruit blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie voldoet aan het goedgekeurde uitgangspuntendocument: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

2

BM

150

 

het niet registreren van hetgeen onder artikel 1.4.2 lid 1 onder a en b Vuurwerkbesluit staat genoemd, indien men vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt of voor handelsdoeleinden voorhanden heeft

1.4.2 lid 1 Vwb

2

BM

152

 

het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, een elektronische melding indienen bij het bevoegd gezag

1.3.2 lid 1 Vwb

2

BM

153

 

het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een groothandelaar of professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan een ander, een elektronische melding indienen bij het bevoegd gezag

1.4.1 lid 1 Vwb

2

BM

156

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen

1A.2.1 lid 3 Vwb

2

BM

157

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

1.2.5 lid 1 onder b Vwb

1/2

BM

159

a

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag voor doorvoer

1.4.3 jo 1.1.4 Vwb

2

BM

159

b

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag consumentenvuurwerk

1.4.3 jo 2.2.1 Vwb

1/2

BM

159

c

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag professioneel vuurwerk eventueel met consumentenvuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik

1.4.3 jo 3.2.1 Vwb

2

BM

159

d

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag pyrotechnische artikelen voor theatergebruik eventueel met consumentenvuurwerk of professioneel vuurwerk

1.4.3 jo 3A.2.1 Vwb

2

BM

160

 

zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen

3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BM

162

 

ter dekking van de aansprakelijkheid, geen verzekering of anderszins financiële zekerheid van ten minste € 2.500.000 per gebeurtenis stellen bij de aanvraag en in stand houden tot het moment waarop de vergunning vervalt

3B.2 lid 3 en 4 Vwb

2

BM

163

 

geen melding doen aan het bevoegd gezag voorafgaand aan het tot ontbranding brengen van ten hoogste 20 kg theatervuurwerk of ten hoogste 200 kg consumentenvuurwerk

3B.4 lid 1 Vwb

1/2

BM

164

 

niet ten minste 2 weken voordat de artikelen tot ontbranding worden gebracht een melding als bedoeld in art. 3b.4 lid 1 Vwb doen toekomen aan het bevoegd gezag

3B4 lid 4 Vwb

1/2

BM

165

 

niet voldoen aan hetgeen in artikel 3B.6 van het Vuurwerkbesluit m.b.t. het bijhouden van een register is opgenomen

3B.6 Vwb

1/2

BM

502

 

ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de wettelijke eisen hiervoor, aanprijzen of aanbevelen als consumentenvuurwerk

1.2.6 lid 1a Vwb

1/2

BM

503

a

gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb

1/2

BM

503

b

gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb

2

BM

560

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik bevinden

1.2.5 lid 1 onder a. Vwb

1/2

BM

561

 

ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een particulier buiten de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit door degene die een inrichting drijft waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt: minder dan 25 kg

2.3.2 lid 1 Vwb

1/2

BM

562

 

ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een particulier buiten de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit door degene die een inrichting drijft waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt: 25 kg tot 50 kg

2.3.2 lid 1 Vwb

1/2

BM

563

 

per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit

2.3.3 Vwb

1/2

BM

564

 

verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 12 jaar: categorie 1 vuurwerk

2.3.5 Vwb

1/2

BM

565

 

verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 16 jaar: categorie 2 vuurwerk

2.3.5 Vwb

1/2

BM

566

 

verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 18 jaar: categorie 3 vuurwerk

2.3.5 Vwb

1/2

BM

567

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

567

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

568

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

568

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

569

 

ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de wettelijke eisen hiervoor, aanprijzen of aanbevelen, wetend of vermoedend dat het voor een ander doel zal worden aangewend dan waarvoor het geschikt is

1.2.6 lid 1b Vwb

1/2

           
     

Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)

   

BM

166

 

als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze vergunning of dit bewijs van toestemming

14 Wecg

1/2

BM

167

 

als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit

16 Wecg

1/2

BM

168

 

geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet explosieven voor civiel gebruik is gesteld

21 Wecg

1/2

           
     

Nummers BM 332 en BM 700 – BM 702: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

   

BM

332

 

zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of in werking hebben van een inrichting

2.1 lid 1 onder e Wabo

1/2

BM

700

a

het kappen van 1-5 bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is

2.2 lid 1 onder g Wabo

1/2

BM

700

b

het kappen van bomen voor zover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is (meer dan 5)

2.2 lid 1 onder g Wabo

1/2

BM

701

 

zonder omgevingsvergunning bouwen van een bouwwerk

2.1 lid 1 onder a Wabo

1/2

BM

702

a

zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening een monument slopen, verstoren, verplaatsen of herstellen

2.2 lid 1 onder b Wabo

1

BM

702

b

zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening een bouwwerk slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads-of dorpsgezicht

2.2 lid 1 onder c Wabo

2

           
     

Nummers BM 170 – BM 172: Wet milieubeheer

   

BM

170

 

niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

17.2, 1e lid Wm

1/2

BM

171

 

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

17.2, 2e lid jo 1e lid Wm

1/2

BM

172

 

niet zo spoedig mogelijk (binnen 48 uur) melden van een gebeurtenis m.b.t. een afvalvoorziening, niet zijnde een BRZO-inrichting

17.5a, 1e lid WM

1/2

           
     

Nummers BM 174 – BM 220, BM 329a – BM 329d, BM 596 – BM 611, BM 657 – BM 666, BM 690 – BM 696 en BM 740a – BM 740b: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm)

   

BM

657

 

bovengrondse tank is niet voorzien van een geldig normdocument (tank-installatiecertificaat KIWA)

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

658

 

niet binnen zes maanden na beëindiging van de inrichting en/of de IPPC-installatie en/of na beëindiging van het opslaan van vloeibare brandstof en/of afgewerkte olie en/of pekel in een ondergrondse opslagtank indienen van een rapport van bodemonderzoek

2.11 lid 3 Abm

1/2

BM

659

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

3.56 Abm

1/2

BM

660

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

3.56 Abm

1/2

BM

661

 

bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000 lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

3.57 Abm

2

BM

662

 

bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000 lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

3.57 Abm

2

BM

663

a

tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

3.58 lid 1Abm

1/2

BM

663

b

tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

3.58 lid 1 Abm

1/2

BM

664

a

tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

3.58 lid 1 Abm

1/2

BM

664

b

tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

3.58 lid 1 Abm

1/2

BM

665

 

bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: 50 meter of minder gevel niet in orde

3.59 Abm

1/2

BM

666

 

bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: meer dan 50 meter gevel niet in orde

3.59 Abm

1/2

BM

174

a

verbranden van afvalstoffen in een inrichting: < 5 m3

2.14a lid 1 Abm

1/2

BM

174

b

verbranden van afvalstoffen in een inrichting: 5 – 10 m3

2.14a lid 1 Abm

1/2

BM

175

 

niet binnen 8 weken na beëindiging van de inrichting de daarin aanwezige afvalstoffen uit de inrichting afvoeren

2.14a 7e lid Abm

1/2

BM

176

 

niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting

2.14b 1e lid Abm

1/2

BM

178

 

niet aanwezig hebben van een bedrijfsnoodplan of aantoonbaar veiligheidsbeheerssysteem voor inrichtingen waar gasdrukmeet- en regelstations categorie B en/of C in werking zijn

3.12 lid 1 Abm

1/2

BM

179

 

ontbreken van de in artikel 3.12, tweede lid, Abm voorgeschreven informatie in het bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Abm

3.12 2e lid Abm

1/2

BM

180

 

niet aan bevoegd gezag toesturen van een bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Abm, of wijzigingen daarvan

3.12 3e lid Abm

1/2

BM

181

 

bedienend personeel geen toegang bieden tot de documenten, bedoeld in artikel 3.12, vijfde lid, Abm

3.12 5e lid Abm

1/2

BM

182

 

niet ten minste eenmaal per kalenderjaar laten beoordelen van een windturbine op de noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op dat gebied

3.14 1e lid Abm

1/2

BM

183

 

niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de in artikel 3.20, vijfde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II

3.20 lid 7 Abm

1/2

BM

184

 

de resultaten van de metingen en/of herkeuring en/of controle, bedoeld in artikel 3.20, Abm worden niet ten minste drie jaar opgenomen in een installatieboek

3.22 1e lid jo 3e lid Abm

1/2

BM

185

 

ontbreken in het installatieboek van een plattegrond op een schaal van ten minste één op tweehonderdvijftig aanduidende uit- en inwendige samenstelling van de inrichting en toebehoren en/of alle bewijzen van gecertificeerde en/of geaccrediteerde aanleg en inspectie uit te voeren op grond van het Abm

3.22 2e lid Abm

1/2

BM

186

 

niet ten minste eenmaal per kalenderjaar keuren van een koelinstallatie met een natuurlijk koudemiddel op veilig functioneren

3.16d lid 2 Abm

1/2

BM

188

a

controle van een koelinstallatie met een natuurlijk koudemiddel niet laten verrichten door degene die het onderhoud uitvoert en/of niet over een vakbekwaamheidscertificaat beschikt

3.16d lid 3 jo lid 2 Abm

1/2

BM

192

 

binnen een inrichting in de buitenlucht hout, kurk dan wel houten, kurken of houtachtige voorwerpen m.b.v. een nevelspuit coaten of lijmen dan wel m.b.v. een nevelspuit te reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten

4.22 1e lid Abm

1/2

BM

193

 

binnen een inrichting in de buitenlucht rubber, kunststof of rubber- of kunststofproducten m.b.v. een nevelspuit te coaten of te lijmen dan wel m.b.v. een nevelspuit te reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten

4.28 1e lid Abm

1/2

BM

194

 

binnen een inrichting in de buitenlucht verspanende en/of thermische bewerkingen en/of mechanische eindafwerking van metalen uitvoeren

4.32 1e lid Abm

1/2

BM

195

 

binnen een inrichting in de buitenlucht laswerkzaamheden verrichten

4.39 1e lid Abm

1/2

BM

196

 

binnen een inrichting in de buitenlucht straalwerkzaamheden verrichten

4.49 1e lid Abm

1/2

BM

197

 

binnen een inrichting in de buitenlucht anorganische deklagen op metalen aanbrengen

4.57 1e lid Abm

1/2

BM

198

 

binnen een inrichting in de buitenlucht steen mechanisch bewerken

4.74aa 1e lid Abm

1/2

BM

199

 

binnen een inrichting in de buitenlucht met behulp van een nevelspuit vluchtige organische stoffen houdende lijmen, harsen of coating aanbrengen op steen

4.74e 1e lid Abm

1/2

BM

200

 

niet aanhouden van een afstand van ten minste 20 meter tussen een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie alsmede het vulpunt voor het afleveren van lichte olie aan vaartuigen en buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten

4.77 2e lid Abm

1/2

BM

596

 

het niet indienen van een akoestisch rapport bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Abm

1.11 Abm

1/2

BM

597

 

de binnen de inrichting aanwezige als bodembeschermende voorziening toegepaste vloeistofdichte vloer of verharding of geomembraanbaksysteem niet (tijdig) laten beoordelen door een instelling die beschikt over een erkenning

2.9 Abm jo 2.1 Arm

1/2

BM

598

 

het verrichten van bodembedreigende activiteiten zonder dat sprake is van afdoende bodembeschermende voorzieningen

2.9 Abm jo 2.4 Arm

1/2

BM

599

 

niet tenminste eenmaal per jaar bemonsteren grondwaterpeilbuizen

2.10 lid 1 Abm jo 2.2 lid 4 Arm

1/2

BM

600

 

ten behoeve van een verwaarloosbaar bodemrisico de kathodische bescherming niet ten minste eens per jaar op goede werking controleren

2.10 lid 2 jo 3.36 lid 1 Arm

1/2

BM

601

 

het niet binnen 3 maanden na oprichting van de inrichting indienen van een bodemonderzoek

2.11 lid 1 Abm

1/2

BM

602

 

het niet eenmaal per twee jaar op goede werking controleren van het temperatuurgevoelige element van een vaste afleverinstallatie van vloeibare brandstoffen

3.19 Abm jo 3.21 lid 2 Arm

1/2

BM

603

 

niet binnen tien werkdagen na ontvangst van een autowrak of wrak van een tweewielig motorvoertuig stoffen/preparaten/producten aftappen of demonteren

3.26a Abm jo 3.27d lid 2 Arm

1/2

BM

604

 

de binnen de inrichting aanwezige ondergrondse tank niet tijdig keuren/herkeuren

3.30 Abm jo 3.35 lid 2 Arm

1/2

BM

605

 

het binnen de inrichting meer dan 1 keer per week wassen van motorvoertuigen, werktuigen of spoorvoertuigen boven een niet vloeistofdichte vloer of verharding

3.23b Abm jo 3.27 lid 1 Arm

1/2

BM

606

 

de binnen de inrichting aanwezige opslagtank bestemd voor de opslag van halfzware olie, polyesterhars of stoffen van klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend gevaar niet uitvoeren, installeren, repareren, vervangen of beoordelen overeenkomstig de aangewezen BRL of door een bedrijf dat op grond van die BRL is gecertificeerd

4.6 Abm jo art. 4.15 lid 1 Arm

1/2

BM

607

 

niet ten minste eenmaal per jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor dampretour stage II

3.20 lid 5 Abm

1/2

BM

608

 

niet ten minste eenmaal per drie jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor dampretour stage II bij aanwezigheid automatisch bewakingssysteem

3.20 lid 13 Abm

1/2

BM

609

 

een ondergrondse opslagtank van staal waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen niet jaarlijks controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel

3.30 Abm jo 3.36 lid 5 Arm

1/2

BM

610

 

een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen en die is voorzien van een inwendige coating overeenkomstig de aangewezen BRL en is aangebracht door een gecertificeerd bedrijf niet ten minste eenmaal per drie jaar controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel

3.30 Abm jo 3.36 lid 7 Arm

1/2

BM

611

 

niet zo vaak als nodig, binnen een straal van 25 meter van de inrichting, etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd verwijderen

2.13 Abm

1/2

BM

204

 

aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of justitie

4.84 1e lid Abm

1/2

BM

205

 

anders dan bij een demontagebedrijf verwijderen en/of nuttig toepassen van een autowrak en/of de daarin aanwezige materialen of onderdelen, tenzij sprake is van de uitzondering vermeld in artikel 4.84, derde lid, Abm

4.84 lid 3 Abm

1/2

BM

206

 

in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren

4.84 lid 4 Abm

1/2

BM

207

 

binnen een inrichting voor de eindreiniging van zeefdrukramen niet uitsluitend reinigingsmiddelen met een vlampunt groter dan 55 °C of op waterbasis gebruiken

4.90 Abm

1/2

BM

213

 

als drijver van de inrichting niet bewaren van het laatste keurings- en/of onderhoudsrapport met betrekking tot een machine bestemd voor het reinigen met een koolwaterstof, waaruit mede blijkt wie en wanneer de keuring of het onderhoud heeft en/of is verricht

4.101 3e lid Abm

1/2

BM

216

 

bij een jachthaven, die gewoonlijk wordt aangedaan door zeegaande pleziervaartuigen, niet na overleg met betrokken partijen eens in de drie jaar een passend plan vaststellen voor het in ontvangst nemen en verder beheren van afvalstoffen

3.26j 3e lid Abm

1/2

BM

217

 

door degene die een jachthaven drijft, niet eens in de drie jaar een plan als bedoeld in artikel 3.26j Abm aan het bevoegd gezag ter goedkeuring voorleggen

3.26j 3e lid Abm

1/2

BM

218

 

in een inrichting niet inpandig slachten van dieren en/of bewerken van dierlijke bijproducten

3.134 lid 1 Abm

1/2

BM

219

 

in een inrichting niet uitschakelen van de verlichting in de buitenlucht tussen 23.00 uur en 07.00 uur en/of als er geen sport beoefend wordt en/of als er geen onderhoud plaatsvindt

3.148 1e lid Abm

1/2

BM

220

 

in of vanuit een inrichting lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers in een vuilwaterriool

3.150 2e lid Abm

1/2

     

bij het drijven van een inrichting het maximaal toegestane geluidsniveau niet in acht nemen, met een overschrijding van:

2.17 Abm

 

BM

329

a

min. 10 dB(A), max. 15 dB(A)

 

1/2

BM

329

b

min. 16 dB(A), max. 21 dB(A)

 

1/2

BM

329

c

min 22 dB(A), max 29 dB(A)

 

1/2

BM

329

d

min 30 dB(A) of meer

 

1/2

     

tijdens de nacht assimilatiebelichting toepassen met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 74% wordt gereduceerd:

3.58 lid 1 Abm

 

BM

740

a

17.500 m2 of minder teeltoppervlak

 

1/2

BM

740

b

meer dan 17.500 m2 teeltoppervlak

 

1/2

BM

690

 

de in de maatwerkvoorschriften vastgestelde technische voorzieningen niet hebben aangebracht en/of vastgestelde gedragsregels niet in acht hebben genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen

2.20 lid 5 Abm

1/2

BM

691

 

geen saneringsbewijs afvoer bovengrondse tank

3.54d Abm jo 3.71d lid 4 Arm jo vs 3.6.1 PGS30

1/2

BM

692

 

geen schoonmaakbewijs bovengrondse tank

3.54d Abm jo 3.71d lid 4 Arm jo vs 3.6.4 PGS30

1/2

           
     

een stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages voor het opslaan van gasolie:

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

 

BM

693

a

is niet uitgevoerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

b

is niet geïnstalleerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

c

wordt niet gerepareerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

d

wordt niet vervangen door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

e

wordt niet beoordeeld door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

f

wordt niet gecontroleerd overeenkomstig BRL K903 door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

           
     

bij bovengrondse opslagtank niet jaarlijks laten controleren:

3.54d Abm jo 3.71d lid 8 Arm

 

BM

694

a

van de kathodische bescherming van ondergrondse leidingen

3.54d Abm jo 3.71d lid 8 Arm

1/2

BM

694

b

van de dubbelwandige leidingen

3.54d Abm jo 3.71d lid 8 Arm

1

BM

694

c

van de aarding en de potentiaalvereffening van de vul- en dampretourleiding indien in de bovengrondse opslagtank vloeistoffen van PGS-klasse 1 en 2 zijn opgeslagen

3.54d Abm jo 3.71d lid 8 Arm

1/2

BM

694

d

op aanwezigheid van water in stalen bovengrondse opslagtank

3.54d Abm jo 3.71d lid 8 Arm

1/2

BM

695

 

de gasgestookte stookinstallatie is niet ten minste eenmaal per vier jaar gekeurd op goed en veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid

3.7 lid 5 jo. 3.10p Abm jo. 3.6 lid 4 en 3.7m Arm

1/2

BM

696

 

niet kunnen aantonen door middel van een meting wat de concentratie aan stikstofoxiden (NOx) is in het rookgas dat wordt uitgeworpen door de gasgestookte stookinstallatie

3.7 lid 2 jo. 3.10j Abm jo. 3.7p Arm

1/2

           
     

Nummers BM 225 – BM 229: Waterwet (Wtw)

   

BM

224

 

zonder vergunning stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen

6.2 Wtw

1/2

BM

225

 

zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u)

6.4 Wtw

1/2

BM

226

 

door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder

6.9, lid 1 Wtw

1/2

BM

227

a

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

227

b

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

227

c

het zich als persoon bevinden op een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, terwijl op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is

6.10 Wtw

1

BM

228

a

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

b

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

c

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

d

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

e

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

229

a

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

b

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

c

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

           
     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

6.20 lid 3 Wtw

 

BM

229

aa

het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding

 

1/2

BM

229

ab

het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding

 

1/2

BM

229

ac

het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding

 

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

6.20 lid 3 Wtw

 

BM

229

ba

niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het watersysteem

 

1/2

BM

229

bb

niet voldoen aan administratieve verplichtingen

 

1/2

BM

229

bc

niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

 

1/2

BM

229

bd

het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding

 

1/2

BM

229

be

het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding

 

1/2

BM

229

bf

het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding

 

1/2

           
     

Nummers BM 230 – BM 233 en BM 540: Waterbesluit (Wtb)

   

BM

230

 

niet melden bij het bevoegd gezag van een grondwateronttrekking of infiltratie van water, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 Waterwet of een verordening van het waterschap

6.11, lid 1 Wtb

1/2

BM

231

 

niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water

6.11, lid 2 Wtb

1/2

BM

232

 

niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels

6.11, lid 3 Wtb

1/2

BM

233

 

niet binnen de hiervoor gestelde termijn opgave doen aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water of de kwaliteit van het geïnfiltreerde water

6.11, lid 4 Wtb

1/2

           
     

zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de Waterwet gebruikmaken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

6.12 Wtb jo 6.5 Wtw

 

BM

540

a

– werken te maken of te behouden

 

1/2

BM

540

b

– vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen

 

1/2

           
     

Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr)

   

BM

234

 

niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan Onze Minister

6.14 lid 1 Wtr

1/2

BM

235

a

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: in goede staat verkeren

7.6 Wtr

1/2

BM

235

b

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden

7.6 Wtr

1/2

           
     

Nummers BM 236, BM 238 en BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

   

BM

236

 

lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt

10 Blah

1/2

BM

238

 

huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden

11 Blah

1/2

BM

239

 

degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening gemeld aan het bevoegd gezag

13 Blah

1/2

           
     

Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb)

   

BM

240

 

niet uitvoeren van een meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage 3 van de Drinkwaterregeling opgenomen tabellen

14 (via 31) Dwb jo. 10 Dwr

1/2

BM

241

 

niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21 lid 1 Drinkwaterwet of aan een in tabel I of II van bijlage A van het Drinkwaterbesluit gestelde eis, alsmede over het onderzoek en de te nemen herstelmaatregelen, bedoeld in artikel 22 Drinkwaterbesluit

23 jo 31 lid 1 Dwb

1/2

BM

242

 

eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 1 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

243

 

eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 2 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

244

 

legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf, indien opgesteld na 1 juli 2011

37 lid 3 Dwb

1/2

BM

245

 

niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37 eerste lid of tweede lid Drinkwaterbesluit

37 lid 4 Dwb

1/2

BM

246

 

niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerd bedrijf op basis van de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en het beheer van een collectieve watervoorziening, of collectief leidingnet, indien uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit

38 lid 1 Dwb

1/2

BM

247

 

niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan, indien de legionella-risicoanalyse daartoe aanleiding geeft

38 lid 2 Dwb

1/2

BM

248

 

niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan

40 lid 1 Dwb

1/2

BM

249

 

niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan, of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens

40 lid 2 Dwb

1/2

BM

250

 

niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1000 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat

41 lid 3 Dwb

1/2

BM

251

 

niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken, ter uitvoering van hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de daarop berustende bepalingen, op de aanwezigheid van legionellabacteriën

42 Dwb jo 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie

1/2

BM

252

a

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën of bij de uitvoering van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten

43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

252

b

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van toepassing op alle collectieve installaties behoudens situatie c) of bij de uitvoering van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten

43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

253

 

het drinkwater niet ten minste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in gebruik is

43 lid 2 Dwb

1/2

BM

254

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1 bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 4 Dwb

1/2

BM

255

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2 bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 5 Dwb

1/2

           
     

Nummers BM 256 – BM 259, BM 322 – BM 336 en BM 544 – BM 555: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

   

BM

256

 

door degene die voornemens is te lozen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 1 Blbi

1/2

BM

256

a

door degene die voornemens is een lozing te veranderen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 2 Blbi

1/2

BM

257

 

door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering dit lozen niet ten minste vijf werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)

1.11 Blbi

1/2

BM

258

 

bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken

3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi

1/2

BM

259

 

niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken

3.11lid 1 jo lid 3 Blbi

1/2

BM

322

 

lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming

3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

323

 

lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming, terwijl dit grondwater niet op een doelmatige wijze kan worden bemonsterd

3.1 lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

333

 

als degene die loost niet zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag wanneer zich met betrekking tot het lozen een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het milieu zijn ontstaan

1.20 Blbi

1/2

BM

334

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen

3.9 lid 1 Blbi

1/2

BM

335

 

bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt

3.17 lid 2 Blbi

1/2

BM

336

 

lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand

3.20 lid 3 Blbi

1/2

BM

544

 

door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag

1.12 lid 2 Blbi

1/2

BM

545

 

door degene die voornemens is te lozen niet ten minste zes maanden voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, in geval van aanleg van wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken

1.13 lid 1 Blbi

1/2

BM

546

 

door degene die voornemens is het lozen te veranderen niet ten minste zes maanden voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, in geval van reconstructie of ingrijpende wijziging van wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken

1.13 lid 2 Blbi

1/2

BM

547

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

3.1 lid 2 Blbi

1/2

BM

548

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

3.1 lid 3 Blbi

1/2

BM

549

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt

3.2 lid 3 Blbi

1/2

BM

550

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden

3.2 lid 4 Blbi

1/2

BM

551

 

het te lozen grondwater bij ontwatering kan niet op een doelmatige wijze worden bemonsterd

3.2 lid 9 Blbi

1/2

BM

552

 

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam overschrijden van de toegestane waarden

3.6 lid 5 Blbi

1/2

BM

553

 

op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken

3.13 lid 4 Blbi

1/2

BM

554

 

lozen in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, van afvalwater dat in contact is geweest met opgeslagen goederen, waarbij het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan 300 milligram per liter

3.13 lid 7 Blbi

1/2

BM

555

 

het te lozen afvalwater dat met opgeslagen goederen in contact is geweest, kan niet worden bemonsterd

3.13 lid 11 Blbi

1/2

           
     

Nummers BM 556 – BM 558: Regeling lozen buiten inrichtingen (Rlbi)

   

BM

556

 

opslag van goederen op een laad- of loskade binnen twee meter uit de kaderand of oever

2.17 Rlbi jo. 3.13 lid 4 Blbi

1/2

BM

557

 

opslag van goederen op een laad- of loskade, terwijl product tussen de keerwand en de kade of oever ligt

2.17 Rlbi jo. 3.13 lid 4 Blbi

1/2

BM

558

 

bij het laden en lossen van schepen met inerte goederen, het schoonmaken van de grijpers zodanig uitvoeren dat overslagresten of spoelwater in een oppervlaktewaterlichaam geraken

2.18 lid 2 Rlbi

1/2

           
     

Nummer BM 684: Wet Natuurbescherming (Wnb)

   

BM

684

 

niet melden bij bevoegd gezag van een project of handeling die leidt tot stikstofdepositie, op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied, die hoger is dan 0,05 mol en minder dan 1 mol per hectare per jaar

2.9 lid 8 Wnb jo 2.7 Rnb

1/2

           
     

Nummers BM 260 – BM 269, BM 273 – BM 277, BM 331, BM 570 en BM 571: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten

   

BM

260

a

opzettelijk plukken en/of verzamelen en/of afsnijden en/of ontwortelen en/of vernielen van planten van soorten van Europees belang

3.5 lid 5 Wnb

1/2

BM

260

b

opzettelijk plukken en/of verzamelen en/of afsnijden en/of ontwortelen en/of vernielen van vaatplanten van overige soorten

3.10 lid 1 onder c Wnb

1/2

BM

261

a

opzettelijk doden en/of vangen van vogels (1-5 exemplaren)

3.1 lid 1 Wnb

1/2

BM

261

b

opzettelijk doden en/of vangen van vogels (6-10 exemplaren)

3.1 lid 1 Wnb

1/2

BM

261

c

opzettelijk doden en/of vangen van dieren van soorten van Europees belang

3.5 lid 1 Wnb

1/2

BM

261

d

opzettelijk doden en/of vangen van dieren van overige soorten

3.10 lid 1 onder a Wnb

1/2

BM

262

a

opzettelijk storen van vogels

3.1 lid 4 Wnb

1/2

BM

262

b

opzettelijk verstoren van dieren van soorten van Europees belang

3.5 lid 2 Wnb

1/2

BM

263

a

opzettelijk nesten en/of rustplaatsen van vogels vernielen en/of beschadigen (max. 3)

3.1 lid 2 Wnb

1/2

BM

263

b

opzettelijk nesten van vogels weg nemen (max. 3 stuks)

3.1 lid 2 Wnb

1/2

BM

263

c

beschadigen en/of vernielen van voortplantingsplaatsen en/of rustplaatsen van dieren van soorten van Europees belang (max. 3 stuks)

3.5 lid 4 Wnb

1/2

BM

263

d

opzettelijk beschadigen en/of vernielen van vaste voortplantingsplaatsen en/of rustplaatsen van dieren van overige soorten (max. 3)

3.10 lid 1 sub b Wnb

1/2

BM

264

a

opzettelijk vernielen en/of beschadigen van eieren van vogels

3.1 lid 2 Wnb

1/2

BM

264

b

rapen en/of onder zich hebben van eieren van vogels

3.1 lid 3 Wnb

1/2

BM

264

c

opzettelijk vernielen en/of rapen van eieren van dieren van soorten van Europees belang

3.5 lid 3 Wnb

1/2

BM

265

a

onder zich hebben voor verkoop en/of vervoeren voor verkoop en/of verhandelen en/of ruilen en/of te koop en/of te ruil aanbieden van planten van soorten van Europees belang (1-5 stuks)

3.6 lid 1 Wnb

1/2

BM

265

b

onder zich hebben voor verkoop en/of vervoeren voor verkoop en/of verhandelen en/of ruilen en/of te koop en/of te ruil aanbieden van planten van soorten van Europees belang (6-10 stuks)

3.6 lid 1 Wnb

1/2

BM

265

c

onder zich hebben voor verkoop en/of vervoeren voor verkoop en/of verhandelen en/of ruilen en/of te koop en/of te ruil aanbieden van dieren van soorten van Europees belang (1-5 stuks)

3.6 lid 1 Wnb

1/2

BM

265

d

onder zich hebben voor verkoop en/of vervoeren voor verkoop en/of verhandelen en/of ruilen en/of te koop en/of te ruil aanbieden van dieren van soorten van Europees belang (6-10 stuks)

3.6 lid 1 Wnb

1/2

BM

266

a

onder zich hebben en/of vervoeren anders dan voor verkoop van planten van soorten van Europees belang (1-5 stuks)

3.6 lid 2 Wnb

1/2

BM

266

b

onder zich hebben en/of vervoeren anders dan voor verkoop van planten van soorten van Europees belang (6-10 stuks)

3.6 lid 2 Wnb

1/2

BM

266

c

onder zich hebben en/of vervoeren anders dan voor verkoop van dieren van soorten van Europees belang (1-5 stuks)

3.6 lid 2 Wnb

1/2

BM

266

d

onder zich hebben en/of vervoeren anders dan voor verkoop van dieren van soorten van Europees belang (6-10 stuks)

3.6 lid 2 Wnb

1/2

BM

267

a

verkopen en/of vervoeren voor verkoop en/of onder zich hebben voor verkoop en/of ter verkoop aanbieden van vogels, delen of producten daarvan (1-5 stuks)

3.2 lid 1 Wnb

1/2

BM

267

b

verkopen en/of vervoeren voor verkoop en/of onder zich hebben voor verkoop en/of ter verkoop aanbieden van vogels, delen of producten daarvan (6-10 stuks)

3.2 lid 1 Wnb

1/2

BM

268

a

onder zich hebben of vervoeren anders dan voor verkoop van vogels, delen of producten daarvan (1-5 stuks)

3.2 lid 6 Wnb

1/2

BM

268

b

onder zich hebben of vervoeren anders dan voor verkoop van vogels, delen of producten daarvan (6-10 stuks)

3.2 lid 6 Wnb

1/2

BM

269

a

vervoeren en/of verkopen en/of te koop aanbieden en/of kopen en/of onder zich hebben van een of meer mistnetten (max. 3 stuks)

3.24 lid 4 Wnb jo 3.11 lid 1 Bnb

1/2

BM

273

 

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt en/of bestemd zijn voor het doden en/of vangen van één dier (max. 3 stuks)

3.24 lid 2 Wnb jo 3.10 Bnb

1/2

BM

274

 

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt en/of bestemd zijn voor het doden en/of vangen van meer dan één dier (max. 3 stuks)

3.24 lid 2 Wnb jo 3.10 Bnb

1/2

BM

275

 

als degene die niet voorzien is van een jachtakte, in het veld een geweer of een gedeelte van een geweer dragen, terwijl hij niet uit andere hoofde tot het gebruik van een geweer ter plaatse gerechtigd is

3.27 lid 1 Wnb

1

BM

276

a

als degene die zich ter uitoefening van de jacht in het veld ophoudt met middelen die niet wettelijk zijn aangewezen om daarvoor te worden gebruikt

3.21 lid 2 Wnb jo 3.21 lid 1 Wnb

1

BM

277

 

zich bevinden in een veld met een dier dat hem toebehoort en/of onder zijn toezicht staat en dat in het veld dieren opspoort en/of doodt en/of verwondt en/of vangt en/of bemachtigt

3.24 lid 5 Wnb

1

BM

331

 

dieren of eieren van dieren uitzetten

3.34 lid 1 Wnb

1/2

BM

570

c

niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm (max. 3 dieren)

3.24 lid 1 Wnb

1/2

BM

570

d

niet voorkomen dat dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm (meer dan 3 dieren)

3.24 lid 1 Wnb

1/2

     

een dier of een plant, behorende tot een uitheemse invasieve soort genoemd op de Unielijst, op het grondgebied van Nederland:

3.37 Wnb jo 3.29 Rnb

 

BM

571

a

binnen brengen, houden, naar, uit of binnen Nederland vervoeren, in de handel brengen, gebruiken of uitwisselen (max. 3 stuks)

 

1

BM

571

b

toestaan zich voort te planten, te worden gekweekt of geteeld of vrij te laten in het milieu (max. 3 stuks)

 

1

           
     

Nummers BM 281 – BM 291: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten/CITES

   

BM

281

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

282

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

285

a

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

285

b

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

286

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

286

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

287

a

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

287

b

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

288

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

289

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

290

a

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

290

b

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

291

a

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

291

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

           
     

Nummers BM 292 – BM 294: Wet natuurbescherming (Wnb) bescherming houtopstanden

   

BM

292

 

vellen of te doen vellen van een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, zonder voorafgaande melding (max. 1 hectare)

4.2 lid 1 Wnb

1/2

BM

293

 

als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten op bosbouwkundig verantwoorde wijze (max. 1 hectare)

4.3 lid 1 Wnb

1/2

BM

294

 

als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgedaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare)

4.3 lid 2 Wnb

1/2

           
     

Nummers BM 295 en BM 667: Wet natuurbescherming (Wnb) bescherming Natura 2000-gebieden

   

BM

295

 

zich in strijd met de beperkingen die ingevolge artikel 2.5 eerste lid WNB zijn opgelegd, bevinden in een Natura 2000-gebied of gedeelten daarvan

2.5 lid 3 Wnb

1/2

BM

667

 

zonder of in strijd met vergunning handelingen verrichten die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en/of de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen

2.7 lid 2 Wnb

1/2

           
     

Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed)

   

BM

297

 

opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar

26 Wed

1/2

           
     

Nummer BM 510 – BM 512: Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties

   

BM

510

 

laten verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling, lekkagecontrole of terugwinning van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd overeenkomstig Verordening (EU) 517/2014

4 lid 1 en 4 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

2

           
     

laten verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd overeenkomstig Verordening (EU) 517/2014

4 lid 1 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

 

BM

511

a

– t/m 20 werknemers

 

2

BM

511

b

– meer dan 20 werknemers

 

2

BM

512

 

het met betrekking tot apparatuur die broeikasgassen bevat niet voorhanden hebben van een register waarin de in artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 517/2014 genoemde informatie is opgenomen

4 lid 4 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

2

           
     

Nummers BM 450 – BM 494 en BM 543: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm)

   

BM

450

 

niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden aan het bevoegd gezag

1.10 lid 1 Abm

1/2

BM

451

 

niet ten minste vier weken voor de verandering van een inrichting of het veranderen van de werking daarvan dit melden aan het bevoegd gezag

1.10 lid 2 Abm

1/2

BM

452

 

door degene die voornemens is agrarische activiteiten of activiteiten die daarmee verband houden uit te voeren buiten een inrichting ten gevolge waarvan lozen kan plaatsvinden, dit lozen niet ten minste 4 weken voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag

1.10a lid 1 Abm

1/2

BM

453

 

door degene die voornemens is agrarische activiteiten of activiteiten die daarmee verband houden te veranderen buiten een inrichting ten gevolge waarvan lozen kan plaatsvinden, dit lozen niet ten minste 4 weken voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag

1.10a lid 2 Abm

1/2

BM

454

 

door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering als bedoeld in artikel 3.1, tweede, derde of vierde lid, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)

1.12 Abm

1/2

BM

455

 

door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag

1.13 Abm

1/2

BM

456

 

vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool

1.4 jo 2.2 lid 1 Abm

1/2

BM

457

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

1.4 jo 3.1 lid 2 Abm

1/2

BM

458

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

1.4 jo 3.1 lid 3 Abm

1/2

BM

459

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt

3.2 lid 3 Abm

1/2

BM

460

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden

3.2 lid 4 Abm

1/2

BM

461

 

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam niet voldoen aan de grenswaarden

3.5 lid 1 Abm

1/2

BM

462

 

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam niet voldoen aan de grenswaarden zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag

3.5 lid 5 Abm

1/2

BM

463

 

niet in acht nemen van het belang van doelmatig beheer van afvalstoffen in een jachthaven door van gebruikers van de jachthaven in ieder geval de afvalstoffen genoemd onder artikel 3.26i eerste lid Abm niet in te nemen

3.26i lid 1 Abm

2

BM

464

 

aan de gebruikers van een jachthaven een aparte financiële vergoeding vragen voor de inzameling van afvalstoffen, als bedoeld in artikel 3.26i lid 1 Abm

3.26i lid 4 Abm

2

BM

465

 

op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken

3.32 lid 1 sub c Abm jo 3.40/3.41 Arm

1/2

BM

466

a

lozen van afvalwater in het oppervlaktewater dat in contact is geweest met inerte goederen waarbij visuele verontreiniging ontstaat

3.33 lid 2 Abm

1/2

BM

467

 

lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde als genoemd in artikel 3.34 lid 3 Abm wordt overschreden

3.34 lid 3 Abm

1/2

BM

468

 

lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag wordt overschreden (bij hogere emissiewaarden)

3.34 lid 4 Abm

1/2

BM

470

a

opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak op een afstand minder dan 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

3.49 onder a Abm

1/2

BM

470

b

opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak zodanig dat het te lozen hemelwater in contact kan komen met de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen

3.49 onder b Abm

1/2

BM

471

 

lozen anders dan in een vuilwaterriool van condenswater, afkomstig van condensvorming aan de binnenzijde van een kas dat via condensgootjes is verzameld, waarin gewasbeschermingsmiddelen of biociden zijn toegepast

3.61 lid 3 Abm

1/2

BM

472

 

de hoeveelheid totaal stikstof in het geloosde drainwater bedraagt meer dan de in artikel 3.66 lid 4 Abm genoemde waarden

3.66 lid 4 jo art. 3.63 lid 7 Abm

1/2

BM

473

 

niet periodiek meten en registreren van de gegevens (bijvoorbeeld de hoeveelheid drainwater) zoals bedoeld in artikel 3.67 lid 1 Abm jo artikel 3.76 Arm

3.67 lid 1 Abm jo 3.76 Arm

1/2

BM

474

 

niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 3.68 Abm

3.68 lid 1 Abm

1/2

BM

475

 

overschrijden van de verbruiksnormen opgenomen in tabel 3.77a en 3.77b van artikel 3.77 Arm

3.71 lid 3 Abm jo 3.77 Arm

1/2

BM

476

 

niet periodiek meten of berekenen en registreren van de gegevens (bijvoorbeeld de hoeveelheid drainagewater) zoals bedoeld in artikel 3.72 lid 1 Abm jo artikel 3.78 Arm

3.72 lid 1 Abm jo 3.78 Arm

1/2

BM

477

 

niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 3.73 Abm

3.73 lid 1 Abm

1/2

           
     

lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas:

3.76 lid 2 Abm

 

BM

478

a

– terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt

 

1/2

BM

478

b

– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per liter

 

1/2

BM

478

c

– terwijl het gehalte aan chemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 300 milligram per liter

 

1/2

BM

478

d

– terwijl het gehalte aan biochemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter

 

1/2

BM

479

 

lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het circuleren van water door trekbakken waarin witlofpenen staan voor de groei van witlofstronken of als gevolg van het broeien van bolgewassen, terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt of het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per liter

3.77 lid 3 Abm

1/2

BM

480

 

binnen een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen gebruiken met apparatuur voor het druppelsgewijs gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen

3.79 lid 5 Abm

1/2

BM

481

 

op braakliggend terrein gewasbeschermingsmiddelen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

3.82 Abm

1/2

BM

482

 

gebruiken van veldspuitapparatuur waarbij niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.83 lid 1 Abm (onjuiste spuitdoppen, geen kantdop of onjuiste spuithoogte)

3.83 lid 1 Abm

1/2

BM

483

 

binnen een teeltvrije zone meststoffen gebruiken

3.85 lid 1 Abm

1/2

BM

484

 

geen gebruik maken van een kantstrooivoorziening bij het gebruik van korrelvormige of poedervormige meststoffen op de strook gelegen naast de teeltvrije zone

3.85 lid 4 Abm

1/2

BM

543

 

niet in acht nemen van een teeltvrije zone langs een oppervlaktewaterlichaam

3.79 lid 2 Abm

1/2

BM

485

 

op braakliggend terrein meststoffen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

3.85 lid 8 Abm

1/2

           
     

lozen van afvalwater, afkomstig van het voor de waterbehandeling voor agrarische activiteiten zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars, in een oppervlaktewaterlichaam:

3.90 lid 4 Abm

 

BM

486

a

– terwijl het gehalte chloride meer bedraagt dan 200 milligram per liter

 

1/2

BM

486

b

– terwijl het gehalte ijzer meer bedraagt dan 2 milligram per liter

 

1/2

BM

487

 

lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, als gevolg van het voor agrarische activiteiten zuiveren van water door het ontijzeren van grondwater, terwijl het gehalte aan ijzer in het afvalwater meer bedraagt dan 5 milligram per liter

3.91 lid 1 Abm

1/2

BM

488

 

bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, niet treffen van een voorziening die terugstroming van het mengsel van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen en water voorkomt

3.93 lid 1 Abm

1/2

BM

489

 

bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, die niet is opgesteld boven een bodembeschermende voorziening, de apparatuur niet op een afstand van ten minste twee meter van de insteek van het oppervlaktewaterlichaam hebben

3.93 lid 2 Abm

1/2

           
     

lozen van afvalwater, afkomstig van het spoelen van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam:

3.102 lid 6 Abm

 

BM

490

a

– terwijl het perceel waar het afvalwater vrijkomt is aangesloten op een vuilwaterriool waarop geloosd kan worden

 

1/2

BM

490

b

– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan 100 milligram per liter

 

1/2

           
     

lozen van afvalwater, afkomstig van het sorteren van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam:

3.105 lid 2 Abm

 

BM

491

a

– terwijl het afvalwater niet afkomstig is van het sorteren van uitsluitend biologisch geteelde gewassen

 

1/2

BM

491

b

– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan 100 milligram per liter

 

1/2

BM

491

c

– terwijl het chemisch zuurstofverbruik in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan 300 milligram per liter

 

1/2

BM

491

d

– terwijl het biologisch zuurstofverbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter

 

1/2

BM

492

 

binnen een afstand van 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam een composteringshoop hebben

3.110 Abm

1/2

BM

493

 

toestaan van overnachting en/of recreatief verblijf door derden binnen een afstand van 20 meter van een bunkerstation voor opslag van lichte olie en/of binnen een afstand van 20 meter van een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie voor het afleveren van lichte olie aan vaartuigen

1.4 jo 4.77, 3e lid Abm

1/2

BM

494

 

bij aflevering van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen niet voldoende absorptiemiddelen en/of andere hulpmiddelen aanwezig hebben voor de eerste bestrijding van een waterverontreiniging als gevolg van morsingen en/of een calamiteit bij de aflevering

1.4 jo 4.78, 1e lid Abm

1/2

           
     

Nummers BM 495 – BM 499: Activiteitenregeling milieubeheer (Arm)

   

BM

495

 

bij het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op een vloeistofkerende of vloeistofdichte voorziening niet opvangen van vloeistoffen in ten minste een mestdichte opslagvoorziening of is de vloeistofkerende of vloeistofdichte opslagvoorziening niet zodanig aangelegd dat de vloeistof naar deze opslagvoorziening stroomt (geldt tot 1-1-2027 niet voor kuilvoer indien voorziening voor opslag van kuilvoer in gebruik was voor 1-1-2013)

3.48 Abm jo. 3.65 lid 5 Arm

1/2

BM

496

 

opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer of verharding

1.4 jo 4.79 Abm jo 4.87 Arm

1/2

BM

497

 

als drijver van de inrichting er geen zorg voor dragen dat machinaal schuren geschiedt met mechanische stofafzuiging waarbij het vrijkomende schuurstof in een stofzak wordt opgevangen

1.4 jo 4.88 Abm jo 4.98 lid 1 Arm

1/2

BM

498

 

in een inrichting onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen of repareren, onderhouden en behandelen van de oppervlakte van pleziervaartuigen of onderdelen daarvan, waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, op andere wijze dan boven een bodembeschermende voorziening

1.4 jo 4.88 Abm jo 4.99 lid 1 Arm

1/2

BM

499

 

het op de wal met water onder hoge druk reinigen van de romp onder de waterlijn van een pleziervaartuig, geschiedt niet boven een vloeistofkerende vloer of verharding

1.4 jo 4.88 Abm jo 4.99 lid 3 Arm

1/2

           
     

Nummers BM 400 – BM 445: Model Keur

   
           
     

Beheer en onderhoud waterstaatswerken

   

BM

400

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (gewoon onderhoud)

2.2 Model Keur

1/2

BM

401

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (buitengewoon onderhoud)

2.3 lid 1 Model Keur

1/2

BM

402

 

buitengewoon onderhoud uitvoeren in het gesloten seizoen

2.3 lid 2 Model Keur

 

BM

403

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting om een ondersteunend kunstwerk of werk dat in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, waterkerend te houden

2.4 lid 1 Model Keur

1/2

BM

404

 

als onderhoudsplichtige de middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken niet in goede staat onderhouden, dan wel de goede werking ervan te tonen

2.4 lid 2 Model Keur

1/2

BM

405

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verwijderplicht uit oppervlaktewaterlichamen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en van afval

2.5 lid 1 Model Keur

1/2

BM

406

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewaterlichaam

2.5 lid 2 Model Keur

1/2

BM

407

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het instandhouden van een oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie (buitengewoon onderhoud)

2.6 Model Keur

1/2

BM

408

 

als eigenaar of gebruiker van grond, die gebruikt wordt voor het houden van dieren en dat is gelegen op of nabij een waterstaatswerk niet voldoen aan de verplichting om, na eerste aanschrijving hiertoe door het bestuur, voor eigen rekening op of langs deze grond een voldoende kerende afrastering aan te brengen

2.8 Model Keur

1/2

BM

409

 

als onderhoudsplichtige van een in een waterkering voorkomende coupure of sluis er geen zorg voor dragen dat deze, na eerste aanzegging door of namens het bestuur, terstond wordt gesloten

2.9 Model Keur

1/2

BM

410

 

als eigenaar of onderhoudsplichtige van een stuw niet voldoen aan de verplichting deze op een bepaald stuwpeil te stellen en in stand te houden

2.10 Model Keur

1/2

           
     

Handelingen in watersystemen

   
           
     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

411

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

411

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

411

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BM

411

d

– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden

 

1/2

BM

411

e

– een hond niet aangelijnd te laten verblijven of te laten lopen, terwijl dit op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is

 

1

BM

411

f

– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden

 

1/2

           
     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterstaatswerk niet zijnde een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

412

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

412

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

412

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

           
     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

413

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

413

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

413

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BM

413

d

– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden

 

1/2

           
     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een oppervlaktewaterlichaam door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

414

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

414

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

414

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BM

414

d

– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden

 

1/2

BM

415

 

zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden

3.2 lid 2 Model Keur

1/2

BM

416

 

zonder watervergunning van het bestuur binnen 400 meter van een windwatermolen werken en opgaande beplanting aan te brengen of te hebben

3.2 lid 3 Model Keur

1/2

BM

417

a

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bouwwerken te plaatsen, te hebben of te wijzigen

3.2 lid 6 sub a Model Keur

1/2

BM

417

b

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: leidingen of kabels te leggen, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen

3.2 lid 6 sub b Model Keur

 

BM

417

c

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bovengrondse infrastructuur aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te vernieuwen

3.2 lid 6 sub c Model Keur

1/2

BM

418

a

zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: ophogingen te maken of te verwijderen

3.2 lid 7 sub a Model Keur

1/2

BM

418

b

zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: werken of beplantingen aan te brengen die waterstuwing of stroomgeleiding teweeg brengen

3.2 lid 7 sub b Model Keur

1/2

BM

419

 

zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen

3.3 Model Keur

1/2

BM

420

a

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water afvoeren naar of aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

3.7 lid 1 sub a Model Keur

1/2

BM

420

b

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

3.7 lid 1 sub b Model Keur

1/2

BM

420

c

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater onttrekken of water infiltreren

3.7 lid 1 sub c Model Keur

1/2

BM

421

 

zonder watervergunning van het bestuur water brengen in of onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam

3.4 Model Keur

1/2

BM

422

 

zonder watervergunning van het bestuur gronden ontwateren met drainagemiddelen

3.5 Model Keur

1/2

BM

423

 

zonder watervergunning van het bestuur grondwater onttrekken of water in de bodem infiltreren

3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

424

 

door degene die handelingen verricht en inbreuk maakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, niet zo spoedig mogelijk melding maken van die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen

3.8 lid 2 Model Keur

1/2

BM

425

 

zonder watervergunning van het bestuur: in een oppervlaktewatersysteem vis uitzetten

3.11 Model Keur

1/2

BM

426

 

zonder watervergunning van het bestuur: vaste vistuigen plaatsen

3.11 Model Keur

1/2

           
     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

3.6 lid 1 Model Keur

 

BM

445

a

het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 april tot 1 juni

 

1/2

BM

445

b

het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 juni tot 1 augustus tussen 11.00 uur en 17.00 uur

 

1/2

           
     

Algemene regels

   

BM

430

 

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van de werkzaamheden als genoemd in de algemene regels

3 lid 1 algemene regels jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

           
     

Algemene regels – waterkeringen

   

BM

431

a

het niet hebben van een voldoende veekerende afrastering conform de voorschriften zoals genoemd in artikel 2 van de algemene regels voor waterkeringen, onderdeel beweiden

2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

431

b

beweiden van de waterkering anders dan in de aangegeven periode

2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

           
     

Algemene regels – waterkwantiteit

   

BM

432

 

bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam, zoals vastgelegd in de legger, wijzigen

2 sub a algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

433

 

bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, niet gebruiken van deugdelijk en niet uitlogend materiaal

2 sub e algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

434

 

niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het dempen van het bestaande oppervlaktewaterlichaam een nieuw oppervlaktewaterlichaam met eenzelfde oppervlakte als het gedempte oppervlaktewaterlichaam in hetzelfde peilgebied graven en aansluiten op het watersysteem

2 algemene regels dempen jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

435

a

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam tot 50 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

BM

435

b

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam 50 – 150 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

BM

435

c

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam meer dan 150 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

           
     

Algemene regels – grondwater

   

BM

436

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet plaatsen van een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast

2 lid 2 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

437

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt

2 lid 4 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

438

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen

2 lid 9 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

439

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen

2 lid 10 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

440

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt

2 lid 3 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

441

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen

2 lid 7 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

442

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen

2 lid 8 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

ARTIKEL III

In artikel 4, tweede lid, onderdeel l, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt «artikel 5.6.8, eerste lid, Regeling voertuigen» vervangen door «artikel 5.6.8, eerste en tweede lid, Regeling voertuigen».

ARTIKEL IV

Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 6 december 2018

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Uitgegeven de eenentwintigste december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

In de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) wordt een overzicht gegeven van gedragingen waarvoor op grond van die wet een administratieve sanctie kan worden opgelegd. Voor elke gedraging bepaalt de bijlage de te betalen geldsom. In bijlage I bij het Besluit OM-afdoening worden de feiten genoemd waarvoor opsporingsambtenaren op grond van artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een strafbeschikking kunnen uitvaardigen. In bijlage II van het Besluit OM-afdoening worden de feiten genoemd waarvoor lichamen of personen met een publieke taak belast (het bevoegde gezag) op grond van artikel 257ba Sv een bestuurlijke strafbeschikking kunnen uitvaardigen. De bij de feiten uit het Besluit OM-afdoening behorende tarieven zijn opgenomen in de beleidsregels van het openbaar ministerie en maken geen deel uit van dit wijzigingsbesluit. Genoemde tarieven worden jaarlijks, in de regel in de maand januari, aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI).

Dit besluit strekt tot vastlegging van de indexering van de tarieven in de Wahv met 1,7%. Dit percentage is gebaseerd op de ontwikkeling van de CPI in de periode van 1 juni 2017 tot 1 juni 2018. Deze indexering van de tarieven corrigeert de geldontwaarding als gevolg van de ontwikkeling van de CPI in genoemde periode. Dit wordt toegelicht in paragraaf 2. Daarnaast zijn in de eerder genoemde bijlagen enkele inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd welke met name het gevolg zijn van wijzigingen in wet- en regelgeving (paragraaf 3). Omwille van de leesbaarheid zijn de bijlage bij de Wahv en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening opnieuw vastgesteld.

Voorts is in het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) een technische omissie hersteld.

Op grond van artikel 2, vijfde lid, Wahv, is het concept van dit besluit voorgehangen aan beide Kamers der Staten-Generaal. De inwerkingtreding van dit besluit is voorzien op 1 januari 2019.

2. Indexering van de tarieven

Om de geldontwaarding te corrigeren is op basis van de ontwikkeling van de CPI een reguliere indexering van de tarieven doorgevoerd. Op basis van de wijziging van het indexcijfer in de periode tussen 1 juni 2017 en 1 juni 2018 bedraagt deze indexering 1,7% (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek; prijsindex «totale bestedingen»). Deze periodieke aanpassing bewerkstelligt dat de strafmaat in relatieve zin ongewijzigd blijft. De procentuele indexering van de Wahv-boetes is toegepast op de niet afgeronde bedragen die de voorgaande aanpassingen van de tarieven hebben opgeleverd. Concreet betekent dit dat de indexering tot gevolg heeft dat een aantal tarieven die zien op overschrijding van de maximumsnelheid wijzigen met enkele euro’s omhoog. Dit betekent dat de onderhavige verhoging kan zijn toegepast op een bedrag van € 123,40 (willekeurig gekozen) en niet op het afgeronde bedrag dat in de laatst gepubliceerde bijlage is neergelegd (in het voorbeeld € 123). Specifiek voor de gedragingen die zien op overschrijding van de maximumsnelheid wordt – op grond van de uitvoering die is gegeven aan de motie Oplaat c.s. om de boetes progressief te laten stijgen per te snel gereden kilometer per uur (Stb. 2005, 555) – het tarief naar beneden afgerond op een veelvoud van € 1.

Alle overige sancties van de onder de Wahv vallende verkeersovertredingen berusten op een uniform beoordelingskader van het openbaar ministerie. Dit zogeheten tarievenhuis vormt een beoordelingskader voor alle tarieven van de feiten zoals opgenomen in de bijlage bij de Wahv en bijlage I bij het Besluit OM-afdoening en zorgt ervoor dat vaste verhoudingen bestaan tussen de sancties voor de verschillende strafbare gedragingen. Voor wat betreft deze sancties wordt afgerond op een veelvoud van € 5 bij geldsommen tot € 100 en op een veelvoud van € 10 bij geldsommen vanaf € 100. Ook de tarieven die gelden voor andere feiten dan onder de Wahv vallende verkeersovertredingen worden daarmee jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de CPI. Dit betreft de tarieven voor de feiten uit bijlage I bij het Besluit OM-afdoening. De tarieven voor deze strafrechtelijke feiten en het strafvorderingsbeleid voor veel voorkomende criminaliteit zijn vastgelegd in beleidsregels van het openbaar ministerie. Zij maken dus geen onderdeel uit van dit besluit.

3. Overige wijzigingen van de bijlagen

In de bijlage bij de Wahv worden ook enkele technische wijzigingen doorgevoerd die per gewijzigde feitcode worden toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze nota van toelichting.

Verder wordt Bijlage I bij het Besluit OM-afdoening opnieuw vastgesteld. De aangebrachte wijzigingen vloeien met name voort uit gewijzigde wet- en regelgeving.

Bijlage II bij het Besluit OM-afdoening wordt eveneens opnieuw vastgesteld. De in deze bijlage doorgevoerde wijzigingen worden per gewijzigde feitcode toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze nota van toelichting. Net als bij de andere bijlagen betreffen de wijzigingen met name verbeteringen en aanpassingen die volgen uit gewijzigde wet- en regelgeving.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

In paragraaf 2 is de indexering van de tarieven in de bijlage bij de Wahv toegelicht. In onderstaande tabel wordt per nieuwe of inhoudelijk gewijzigde feitcode een toelichting gegeven.

Bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, Wahv

Feitcode

Toelichting

K065c en K065d

De feitcodes K065c en K065d zijn afgesloten wegens de inwerkingtreding van het besluit Begeleid rijden. Daarvoor in de plaats is de feitcode K065cc opengesteld.

K065cc

Nieuwe feitcode aangemaakt ter vervanging van feitcode K065c.

K150h en K150aa

Nieuwe feitcodes aangemaakt in verband met de inwerkingtreding van het besluit Begeleid rijden en de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994.

R536e

De nieuwe feitcode R536e is opengesteld in verband met een wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

R312c

De feitomschrijving van feitcode R312c is aangepast gelet op een wijziging van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

K045a, K045b, K046a en K046b

In de feitomschrijvingen van deze feitcodes was per abuis niet opgenomen dat het de toegestane maximummassa betrof. Dit is met deze wijziging hersteld.

P211b

Het tarief van deze feitcode is gelijkgetrokken met het tarief van feitcode P211c en P211g.

P251 serie

Wegens een omissie is de feitomschrijving gewijzigd.

R598

Gelet op een wijziging van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, is de feitomschrijving bij deze feitcode aangepast.

R315a en R315b

De feitomschrijving van deze feitcodes is aangepast ter verduidelijking van de feitcodes.

VR-serie

De feitomschrijving is tekstueel aangepast.

N010c

Het tarief van deze feitcode is gelijkgetrokken met soortgelijke overtredingen.

R597

De feitcode R597 wordt afgesloten omdat deze gedraging reeds onder een andere feitcode valt, namelijk onder feitcode R630a.

R522 en R601

In verband met een redactionele wijziging is de feitomschrijving bij deze feitcodes aangepast.

R567b t/m R567c

In verband met een redactionele wijziging is deze feitomschrijving aangepast.

R320, R318, R340b

Deze feitcodes worden afgesloten, omdat er al geruime tijd geen gebruik van is gemaakt.

P130ea

Nieuwe feitcode opengesteld vanwege de afsluiting van feitcode P130e.

R561

Vanwege een omissie wordt het tarief bij deze feitcode gewijzigd.

P020g

Wijziging van de feitomschrijving vanwege een omissie.

P340e

Wijziging modaliteit van OM-strafbeschikkingsfeit naar Mulderfeit.

Artikel II

Onderdeel A

In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit bijlage I bij het Besluit OM-afdoening.

Bijlage I Besluit OM-afdoening

Feitcode

Toelichting

P251 serie

Wegens een omissie is de feitomschrijving gewijzigd.

K060i en K060j

Nieuwe feitcodes aangemaakt voor het rijden met een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren.

P130e

Deze feitcode wordt afgesloten. Daarvoor in de plaats worden de feitcodes P130eb – P130ee opengesteld.

W618, W701b, W702c-d en W703c-d, W704a, W704b, W704c, W704d, W705, W706a t/m e, W707, W708, W709a, W709b,

De artikelverwijzingen zijn aangepast vanwege een omissie.

W703g

Deze feitcode is afgesloten, omdat de onderliggende regelgeving is vervallen.

H025

In verband met een redactionele wijziging is de feitomschrijving aangepast.

H109

Deze feitcode wordt afgesloten, omdat er al geruime tijd geen gebruik van is gemaakt.

D537

In verband met een redactionele wijziging is de feitomschrijving aangepast.

E320c

De feitomschrijving is aangepast wegens een wetswijziging.

E825

Deze feitcode wordt afgesloten, omdat er al geruime tijd geen gebruik van wordt gemaakt.

F120a, F252, F100, F155a, F145c en F145f

Wijziging van de feitomschrijving, gelet op de nieuwe Model-APV van de VNG.

F070, F131a, F131b, F133a, F140a, F140b, F136a en F223a-F223c

Deze feitcodes worden afgesloten omdat deze niet (meer) opgenomen staan in de Model-APV en omdat er geen gebruik van wordt gemaakt.

Onderdeel B

In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening.

Bijlage II Besluit OM-afdoening

Feitcode

Toelichting

BM125a, BM 125b en BM126

Wijziging van de feitomschrijving gelet op een wijziging van het Besluit Basisveiligheidsnorm Stralingsbescherming.

BM234

Wijziging van de feitomschrijving in verband met een wijziging van de Waterregeling.

BM720a, BM720b, BM721a, BM721b

Op verzoek van handhavende instanties zijn er nieuwe feitcodes toegevoegd op grond van het Vuurwerkbesluit.

BM730, BM731, BM732, BM733, BM734, BM735a, BM735b, BM587, BM587a, BM573 en BM574

Op verzoek van handhavende instanties zijn er nieuwe feitcodes toegevoegd op grond van het Bouwbesluit.

BM740a, BM 740b, BM695, BM696

Op verzoek van handhavende instanties zijn er nieuwe feitcodes toegevoegd op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

BM532

Wijziging van de feitomschrijving op verzoek van de handhavende instanties.

BM663

Deze feitcode wordt afgesloten, daarvoor in de plaats worden de feitcode BM663a en BM663b opengesteld.

BM663a, BM663b,

Deze nieuwe feitcodes zijn opengesteld wegens het afsluiten van de feitcode BM663 en uitsplitsing voor een feitcode specifiek voor de donkerteperiode.

BM664

Deze feitcode wordt afgesloten, daarvoor in de plaats worden de feitcode BM664a en BM664b opengesteld.

BM664a, BM664b

Deze nieuwe feitcodes zijn opengesteld wegens het afsluiten van de feitcode BM664 en uitsplitsing voor een feitcode specifiek voor de nacht.

BM329

De feitcode BM329 wordt afgesloten, daarvoor in de plaats worden de feitcodes BM329a -BM329d opengesteld.

BM329a – BM329d

De feitcodes BM329a – BM329d zijn opengesteld in plaats van feitcode BM329.

BM512

Wijziging van de artikelverwijzing wegens een aanpassing van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.

BM510, BM511a en BM511b

Wijziging van de feitomschrijving wegens een aanpassing van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.

BM106, BM107, BM112a en BM112b, BM234

Redactionele wijziging van de feitomschrijving.

BM694b

Wijziging van de feitomschrijving op verzoek van handhavende instanties.

BM529

Wijzigingen van de feitomschrijving op verzoek van handhavende instanties.

BM700b

Wijziging van de feitomschrijving, gelet op een omissie.

BM330, BM278a en b, BM279a en b, BM280a en b, BM281a, BM282a, BM283a en b, BM284a en b, BM288a en BM289

Deze feitcodes worden afgesloten omdat er geen gebruik van wordt gemaakt.

BM046, BM051a, BM051b, BM052, BM053, BM054, BM055, BM059, BM066

De feitomschrijving van deze feitcodes wordt gewijzigd wegens een aanpassing van het Besluit gebruik meststoffen.

BM065

De feitcode wordt afgesloten. Ter vervanging worden de feitcodes BM065a t/m BM065c opengesteld.

BM065a t/m BM065c en BM750

Nieuwe feitcodes wegens een aanpassing van het Besluit gebruik meststoffen.

Artikel III

Bij het Besluit van 21 juni 2011, houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met onder meer het verstrekken van justitiële gegevens aan de burgemeester bij de terugkeer van ex-gedetineerden en het versterken van de screening in de taxibranche (Stb. 2011, 314) is beoogd overtredingen van de maximumconstructiesnelheid door brom- en snorfietsen met meer dan vijftien kilometer per uur aan te merken als justitieel gegeven. Dit is onder meer van belang voor beslissingen van de officier van justitie over de mogelijke inhouding van het rijbewijs en de inbeslagname van voertuigen. Door een omissie zijn enkel overtredingen met betrekking tot bromfietsen in artikel 4, tweede lid, onderdeel l, Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens als justitieel gegeven aangemerkt. Met deze wijziging wordt die omissie hersteld, waardoor ook overtredingen met betrekking tot snorfietsen als justitieel gegeven worden aangemerkt.

Artikelen IV en V

De gewijzigde feitcodes en de gewijzigde tarieven in de bijlage van de Wahv gelden enkel voor gedragingen die plaatsvinden na het moment van inwerkingtreding van dit besluit. Voor de strafrechtelijke bepalingen van dit besluit geldt het legaliteitsbeginsel van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht. Inwerkingtreding van dit besluit is voorzien per 1 januari 2019.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven