Besluit van 29 november 2018 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit financiële markten BES en het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Wijzigingsbesluit financiële markten 2018)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 17 oktober 2018, 2018-0000165261, directie Financiële Markten;

Gelet op de artikelen 3A:71, derde lid, 4:9, vierde lid, 4:14, tweede lid, 4:16, derde lid en 4:20, derde lid, aanhef en onderdeel b, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht en artikel 3:17, vijfde lid, van de Wet financiële markten BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 november 2018, nr. W06.18.0318/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 26 november 2018, 2018-0000202078, directie Financiële Markten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 11, vierde lid, derde volzin, komt te luiden: Het eerstvolgende periodieke examen in het kader van permanente educatie wordt vervolgens afgelegd in de PE-periode volgend op die waarin het bijzondere examen is afgelegd.

B

In de aanhef van artikel 34 vervalt in «beheerder van een icbe, of icbe» de komma.

C

In artikel 38, eerste lid, onderdeel a, wordt telkens «de beheerder van de icbe, de door de beheerder beheerde maatschappij voor collectieve belegging in effecten» vervangen door «de beheerder van de icbe».

D

In artikel 68a, vierde lid, wordt na «de ter zake geldende voorwaarden» ingevoegd «of een beroep te doen op andere maatregelen als bedoeld in artikel 126, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek».

ARTIKEL II

In artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt in de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen «5:25m, eerste, tweede, vijfde en zevende lid» vervangen door «5:25m, eerste, tweede, vijfde, zesde en zevende lid».

ARTIKEL III

In artikel 4:19 van het Besluit financiële markten BES wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Het eerste lid is niet van toepassing op actiefposten in de vorm van schatkistpapier van de federale overheid van de Verenigde Staten van Amerika met een looptijd van minder dan drie maanden.

ARTIKEL IV

Artikel 7h, tweede lid, van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft wordt gewijzigd als volgt:

1. «artikel 20, vijfde lid,» wordt vervangen door «artikel 20, vijfde lid, eerste zin,».

2. Er wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor zover de totale waarde aan passiva minus eigen vermogen groter is dan 300.000.000 euro, wordt de hoogte van de bijdrage vermeerderd overeenkomstig het derde lid, onderdeel b, onder 1° en 2°.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VI

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit financiële markten 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 29 november 2018

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Uitgegeven de dertiende december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Dit besluit is een verzamelbesluit waarmee een aantal wijzigingen wordt aangebracht in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo), het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en het Besluit financiële markten BES (Bfm BES). Met deze wijzigingen wordt o.a. voorzien in een uitzondering op de zogenoemde grote positie-regeling uit het Bfm BES. Daarnaast wordt in het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft een aanpassing aangebracht inzake de vaststelling van de hoogten van de periodieke bijdragen van beleggingsondernemingen ten behoeve van het Afwikkelingsfonds. Bovendien wordt in het BGfo m.b.t. de vakbekwaamheid verduidelijkt wanneer een houder van een diploma, na het behalen van een bijzonder examen, weer een examen moet afleggen in het kader van de permanente educatie.

Ook wordt een aantal technische wijzigingen aangebracht in genoemde algemene maatregelen van bestuur.

§ 2. Hypothecaire kredieten in vreemde valuta

Ter implementatie van artikel 23, eerste lid, van de richtlijn hypothecair krediet in het Burgerlijk Wetboek (BW) is er voor gekozen om banken de mogelijkheid te geven om te kiezen om, in het geval een wisselkoersrisico wordt verwezenlijkt in een overeenkomst inzake hypothecair krediet die in een vreemde valuta is aangegaan, aan consumenten aan te bieden dat ofwel de overeenkomst wordt omgezet naar een andere valuta ofwel zij een beroep kunnen doen op andere maatregelen op grond waarvan het wisselkoersrisico wordt beperkt. Het BGfo bevatte, corresponderend met de regeling in het BW, de plicht om consumenten te informeren over de mogelijkheden die de consument heeft wanneer het wisselkoersrisico wordt verwezenlijkt. Deze bepaling kon echter de indruk wekken dat consumenten die een hypothecair krediet zijn aangegaan in vreemde valuta in alle gevallen het recht hadden om de valuta van de kredietovereenkomst om te zetten naar een andere valuta. Dit wijzigingsbesluit bevat daarom een wijziging in het BGfo die erin voorziet duidelijkheid te verschaffen dat de aanbieders van hypothecair krediet die hypothecaire kredieten in vreemde valuta aanbieden kunnen kiezen welke van de twee mogelijkheden zij aanbieden.

§ 3. Wijziging Bfm BES i.v.m. grote posities

Omdat het risicovol is als kredietinstellingen grote vorderingen hebben op één wederpartij of groep van wederpartijen kent het Bfm BES in artikel 4:19 een regeling voor grote posities van kredietinstellingen. Deze regeling houdt in dat kredietinstellingen ten hoogste 25 procent van hun toetsingsvermogen bij een wederpartij als vordering open mogen hebben staan. Op deze regel bestaan geen generieke uitzonderingen. De Nederlandsche Bank (DNB) kan wel voor een beperkte duur ontheffing van deze regeling verlenen.

In de praktijk is gebleken dat het in het Caribisch gebied niet altijd mogelijk is voor een kredietinstelling om haar vermogen te spreiden over verschillende andere instellingen. Dit betekent dat de betrokken instelling een ontheffing moet vragen bij DNB. Deze ontheffing is tijdelijk, terwijl de factoren waardoor niet voldaan kan worden een permanent karakter kunnen hebben. Het gaat dan onder meer om de situatie waarin een bank veel liquide middelen heeft, er relatief weinig kredietverstrekking aan het bedrijfsleven plaats vindt en er een beperkt aantal correspondentbanken beschikbaar is om het vermogen te stallen. In het Europese deel van Nederland bestaat eveneens een regeling voor grote posities van kredietinstellingen. Deze is geregeld in artikel 395 van de verordening kapitaalvereisten.1 In die verordening is echter voorzien in een aantal vrijstellingen (artikel 400). Het gaat dan onder meer om vorderingen op overheden of op de eigen centrale bank. Deze worden als minder risicovol beschouwd. In Caribisch Nederland bestaan deze vrijstellingen niet.

Voor Caribisch Nederland kan echter een uitzondering op de 25%-regel worden gemaakt voor vorderingen op de federale overheid van de Verenigde Staten van Amerika (US Federal Government Treasury Bills). Het risico op deze vorderingen is zeer laag. Daarbij komt dat de valuta in Caribisch Nederland de dollar is en het zodoende vorderingen betreft op het uitgevende land van deze valuta. Omdat te voorzien is dat ook in de toekomst niet alle banken aan de grote positieregeling zullen kunnen voldoen, wordt deze uitzondering nu in het Bfm BES opgenomen. Met deze uitzondering bestaat er voor kredietinstellingen altijd een mogelijkheid om tegen een beperkt risico een waarde van meer dan 25 procent van het toetsingsvermogen elders onder te brengen. De regeling sluit daarmee ook aan op de regeling in het Europese deel van Nederland.

§ 4. Periodieke bijdragen beleggingsondernemingen aan Afwikkelingsfonds

Bij de implementatie van de richtlijn herstel en afwikkeling banken en beleggingsondernemingen2 is gekozen voor de toepassing van de overgangsregeling in artikel 20, vijfde lid, van de gedelegeerde verordening bijdragen afwikkelingsfonds.3 Hierin is een vereenvoudigde regeling voor de periodieke bijdragen gedurende de opbouwperiode van het Afwikkelingsfonds opgenomen in de vorm van een forfaitair bedrag van 50.000 euro. Bij een toetsingsvermogen van meer dan 300.000.000 euro wordt in artikel 20, vijfde lid, tweede zin, van de gedelegeerde verordening de risicogewogen benadering van de artikelen 4 tot en met 9, van de gedelegeerde verordening van toepassing verklaard.

Deze risicogewogen benadering blijkt echter niet toepasbaar op beleggingsondernemingen en wordt daarom vervangen door de overeenkomstige toepassing van de regeling in artikel 7h, derde lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, voor vermeerdering van de hoogte van bijdragen van bijkantoren van banken en beleggingsondernemingen met zetel in een derde land, bovenop de forfaitaire bedragen die op hen van toepassing zijn.

§ 5. Regeldruk

De voorgestelde wijzigingen brengen geen administratieve lasten en nalevingskosten met zich mee.

§ 6. Consultatie

Een voorontwerp van dit besluit is ter consultatie voorgelegd via de website www.internetconsultatie.nl. In dat voorontwerp waren ook onderdelen opgenomen (artikel I, onderdelen E en F) die thans geen onderdeel meer uitmaken van dit besluit. Mede in verband met het feit dat voor die onderdelen voldoende tijd dient te worden vrijgehouden om de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure te doorlopen, is na afloop van de internetconsultatie besloten deze onderdelen in een apart besluit op te nemen. Deze onderdelen zijn derhalve opgenomen in het Besluit tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de vergoeding voor de voortijdige aanpassing van de debetrentevoet bij hypothecaire kredieten. Voor (de verwerking van) de consultatiereacties die op die onderdelen zien, wordt verwezen naar de nota van toelichting bij genoemd besluit alsmede naar het consultatieverslag bij onderhavige wijzigingsbesluit zoals gepubliceerd op genoemde website.

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op (de verwerking van) de consultatiereacties die zijn ontvangen op de overige onderdelen van het geconsulteerde voorontwerp.

a. Hypothecaire kredieten in vreemde valuta

De NVB heeft gereageerd op de voorgenomen wijziging van artikel 68a, vierde lid, BGfo. Zij geeft aan dat deze wijziging zonder aanpassing van artikel 7:126, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen effect sorteert. Ook merkt de NVB op dat de voorgestelde tekst lijkt te suggereren dat de hypotheekverstrekker niet de mogelijkheid heeft een waarschuwing te geven als bedoeld in artikel 7:126, vierde lid, BW. Bovendien vindt zij dat de toelichting nader moet ingaan op de vraag wanneer volstaan kan worden met het geven van waarschuwingen en dat daarmee door het geven van waarschuwingen wordt voldaan aan de vereisten van artikel 7:126, eerste en vierde lid, BW.

De Verzamelwet Justitie en Veiligheid 20184 van het Minister van Justitie en Veiligheid voorziet onder meer in de aanpassing van artikel 7:126, eerste lid, BW. Artikel 68a, vierde lid, BGfo verwijst naar dit artikel uit het BW. Hoe een aanbieder invulling geeft aan een waarschuwing, mag hij zelf weten. Daarnaast kan de AFM op grond van artikel 68a BGfo regels stellen m.b.t. de inhoud van een waarschuwing en de uitleg die daarbij wordt gegeven.

b. Permanente educatie

Het Verbond van Verzekeraars heeft o.a. gereageerd op de voorgestelde wijziging van artikel 11 BGfo dat ziet op de permanente educatie. Het Verbond van Verzekeraars geeft aan de voorgestelde wijziging niet bezwaarlijk te vinden, maar maakt in haar reactie gebruik van de gelegenheid een achterliggend bezwaar dat zij heeft tegen het PE-examen te delen. Het Verbond van Verzekeraars vindt het PE-examen dubbelop en merkt op dat verzekeraars vinden dat het PE-examen gebaseerd zou moeten zijn op vertrouwen in de sector.

Omdat de PE-systematiek, zoals ook terecht opgemerkt door het Verbond van Verzekeraars, geen onderdeel uitmaakt van deze consultatie, heeft de consultatiereactie van het Verbond van Verzekeraars op het punt van de permanente educatie niet geleid tot aanpassingen. Desondanks blijft de Minister van Financiën in gesprek met de sector over de wenselijkheid en eventuele mogelijkheden voor toekomstgerichte aanpassingen in het vakbekwaamheidsbouwwerk.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I

A

In artikel 11, vierde lid, van het Bgfo is opgenomen dat de bevoegdheid om te mogen adviseren herleeft indien de houder van een diploma of erkenning met goed gevolg een bijzonder examen aflegt. Na het behalen van het bijzonder examen dient de houder van een diploma of erkenning weer periodiek een examen in het kader van permanente educatie (PE-examen) af te leggen. Omdat er niet meer wordt gewerkt met individuele PE-termijnen van 36 maanden maar met vaste PE-perioden is de laatste volzin van het vierde lid aangepast.

B

Dit betreft een omissie die hiermee wordt hersteld.

C

Aangezien de definitie van een icbe in artikel 1:1 van de Wft eveneens een maatschappij voor collectieve belegging in effecten omvat, kan «de door de beheerder beheerde maatschappij voor collectieve belegging in effecten» vervallen.

D

Artikel 68a, vierde lid, bevat, ter implementatie van artikel 23, vierde lid, van de richtlijn hypothecair krediet, de verplichting om de consument te informeren over de mogelijkheid om de valuta van een kredietovereenkomst om te zetten in een andere valuta wanneer een bepaald wisselkoersrisico zich had verwezenlijkt. Met de mogelijkheid voor banken om aan consumenten aan te bieden dat zij een beroep mogen doen op andere maatregelen werd in deze informatieplicht geen rekening gehouden. Met onderhavige wijzigingsopdracht wordt dat probleem ondervangen.

ARTIKEL II

Met deze wijzigingsopdracht wordt artikel 5:25m, zesde lid, Wft aan de opsomming in artikel 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector toegevoegd. Artikel 5:25m, zesde lid, Wft bevat het verbod voor uitgevende instellingen om kosten in rekening te brengen voor het algemeen verkrijgbaar stellen van gereglementeerde informatie. Om aan te sluiten bij de hoogte van boetes die kunnen worden toegewezen bij overtreding van de verplichting in artikel 5:25m, eerste, tweede, vijfde en zevende lid, om gereglementeerde informatie algemeen verkrijgbaar te stellen, wordt overtreding van dat artikellid beboetbaar gesteld met een boete in de tweede categorie.

ARTIKEL III

Deze wijziging van het Besluit financiële markten BES houdt verband met het houden van grote positie in banken in de BES. Voor de achtergrond hiervan wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting. Het nieuwe derde lid van artikel 4:19 regelt een uitzondering voor vorderingen op Amerikaans schatkistpapier (United States Federal Government Treasury Bills). Het moet daarbij gaan om schatkistpapier met een looptijd van ten hoogste drie maanden. Bij deze looptijd is het renterisico beperkt. Bij een langere looptijd wordt de waardering van de vordering meer afhankelijk van (veranderingen in de) rentestand. Op de posten op de balans van een kredietinstelling die dit schatkistpapier betreffen, zijn de regels in het eerste lid van artikel 4:19 niet van toepassing. Dit betekent dat een dergelijke vordering meer dan 25 procent van het toetsingsvermogen mag bedragen. Voor deze posten hoeft derhalve geen ontheffing meer verleend te worden door DNB.

ARTIKEL IV

In artikel 20, vijfde lid, van de gedelegeerde verordening bijdragen afwikkelingsfonds is een vereenvoudigde regeling voor de periodieke bijdragen gedurende de opbouwperiode van het afwikkelingsfonds opgenomen in de vorm van een forfaitair bedrag van 50.000 euro. Bij een toetsingsvermogen van meer dan 300.000.000 euro wordt in artikel 20, vijfde lid, tweede zin, van de gedelegeerde verordening de risicogewogen benadering van de artikelen 4 tot en met 9, van de gedelegeerde verordening van toepassing verklaard. Deze risicogewogen benadering blijkt echter niet toepasbaar op beleggingsondernemingen en wordt daarom vervangen door de overeenkomstig toepassing van de regeling in artikel 7h, derde lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, voor vermeerdering van de hoogte van bijdragen van bijkantoren van banken en beleggingsondernemingen met zetel in een derde land, bovenop de forfaitaire bedragen die op hen van toepassing zijn.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).

X Noot
2

Richtlijn nr. 2014/59/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173).

X Noot
3

Gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PbEU 2015, L 11).

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 34 887.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven