Besluit van 27 augustus 2018, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Wet accreditatie op maat

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 augustus 2018, nr.WJZ/1393814(6696), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel X, eerste lid, van de Wet accreditatie op maat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, treden van de Wet accreditatie op maat de volgende onderdelen in werking:

    • a. van artikel I de onderdelen:

      • S1,

      • U, subonderdelen 1 en 3,

      • V,

      • W, subonderdelen 1, onder a en b, 2, 3 en 4,

      • X,

      • Y, subonderdelen 1, onder a en b, 2 en 3, en

      • Z,

    • b. van artikel IV onderdeel A1.

  • 2. De wet werkt voor de genoemde onderdelen, met uitzondering van artikel I, onderdelen S1, W, subonderdeel 3, en Z, en artikel IV, onderdeel A1, terug tot en met 1 september 2017.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 27 augustus 2018

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de achttiende september 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Inwerkingtreding van de Wet accreditatie op maat

De volledige inwerkingtreding van de Wet accreditatie op maat dient gelijktijdig plaats te vinden met de wijziging van de lagere regelgeving (Uitvoeringsbesluit WHW 2008) en het accreditatiekader. Die wijzigingen zijn thans nog in voorbereiding.

Inwerkingtreding van diverse onderdelen van artikel I (Wijzigingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek)

Onderdeel S1 van artikel I regelt dat de categorie studenten die aanspraak maakt op wettelijk collegegeld bij algemene maatregel van bestuur kan worden uitgebreid. Die uitbreiding is op dit moment geregeld voor twee groepen studenten. Ten eerste voor de groep studenten die nadat zij een opleiding – op een ander terrein dan gezondheidszorg of onderwijs – succesvol hebben afgerond met een graad, een opleiding op het terrein van gezondheidszorg of onderwijs willen volgen (artikel 2.3 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008). Ten tweede voor studenten die gelijktijdig meer dan één opleiding volgen en één van die opleidingen hebben afgerond met een graad. De andere opleiding of opleidingen mag of mogen tegen wettelijk collegegeld worden afgerond (artikel 2.3a van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008). Voorheen was deze materie in artikel 7.48, zevende lid, van de WHW geregeld. Dit artikellid is bij de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs komen te vervallen zonder dat een toereikende wettelijke grondslag werd gecreëerd om dezelfde materie bij algemene maatregel van bestuur te regelen. Onderdeel S1 artikel I (Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) regelt deze grondslag alsnog.

De onderdelen U, V, W, X, Y en Z van artikel I treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van dit inwerkingtredingsbesluit. Sinds de Wet versterking bestuurskracht (in werking getreden per 1 september 2017) behoort de opleidingscommissie tot de medezeggenschapsorganen. Uitgangspunt daarbij is dat de regels voor hogescholen en universiteiten, inclusief de Open Universiteit, overeenkomen en dat er geen dubbele instemmingsrechten zijn. Het is dan ook wenselijk dat de in dit besluit opgenomen wijzigingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (onderdelen van artikel I), gelet op het belang van eenduidigheid, in werking treden met terugwerkende kracht tot en met 1 september 2017.

Met de onderdelen U, W en Y wordt voor hogescholen en universiteiten, inclusief de Open Universiteit, duidelijk gemaakt op welk onderwerp de opleidingscommissie instemmingsrecht heeft, en daarmee de faculteitsraad adviesrecht, en vice versa.

Met onderdeel V wordt de opleidingscommissie toegevoegd aan de bestaande opsomming van medezeggenschapsorganen waarvan, in geval van een geschil met het college van bestuur of de decaan, de geschillencommissie kennis kan nemen.

Onderdeel X herstelt een kennelijke verschrijving.

Met onderdeel Z wordt een verwijzing naar verouderde artikelen gecorrigeerd en het artikel aangevuld met situaties waarin een instelling wel bevoegd is graden te verlenen.

Inwerkingtreding van een onderdeel van artikel IV

Ook in artikel IV, onderdeel A1, van de wet is een bepaling opgenomen die niet inhoudelijk samenhangt met de invoering van de wijziging van het accreditatiestelsel. Het gaat om een wijziging van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten waarmee een eerdere onbedoelde verruiming van artikel 2.19 (overbruggingsfinanciering) ongedaan wordt gemaakt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven