Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2018, 301 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2018, 301 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2018, nr. 2018-0000094423;
Gelet op artikel 1.50, tweede lid, onder h, van de Wet kinderopvang;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 juli 2018, nr. W12.18.0179/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 augustus 2018, nr. 2018-0000126974;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit kwaliteit kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 21, 23, 24 en 26 vervallen.
B
In artikel 33, eerste en derde lid, wordt «en 20 tot en met 27» vervangen door «20, 22, 25 en 27».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Wassenaar, 27 augustus 2018
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Uitgegeven de zevende september 2018
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Met de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) en bijbehorende lagere regelgeving zijn per 1 januari 2018 de kwaliteitseisen in de kinderopvang herijkt. Daarnaast zijn dezelfde kwaliteitseisen voor zowel kinderopvang als peuterspeelzaalwerk gaan gelden. Bij het uitwerken van de bovengenoemde regelgeving zijn door individuele gemeenten en ondernemers zorgen geuit over onduidelijkheden ten aanzien van de eisen voor de buitenspeelruimte. In de huidige eisen is vastgelegd dat een kindercentrum moet beschikken over ten minste 3 m2 vaste buitenspeelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind. Er wordt in de huidige eis voor kindercentra niet expliciet gemaakt of een buitenspeelruimte gedurende de gehele opvangtijd beschikbaar moet zijn voor de kinderen van het kindercentrum. Dit kan voor onduidelijkheid zorgen in situaties waarin een buitenspeelruimte gedeeld wordt. Bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband tussen een kindercentrum en een andere instantie zoals een school, een sportclub of een buurtvereniging.
Naar aanleiding van deze signalen is er bij het uitwerken van de regelgeving rondom IKK in het Besluit kwaliteit kinderopvang een verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte opgenomen welke met ingang van 1 januari 2019 in werking zou treden. Onder verantwoordelijkheid van het vorige kabinet is op 30 juni 2017 overleg gevoerd met de sectorpartijen over deze verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte.1 Partijen hebben destijds aangegeven er bedenkingen bij te hebben dat de in de nieuwe regelgeving voorgestelde verduidelijking een goed alternatief is voor de huidige regelgeving. Zij hebben aangegeven graag op basis van voorbeelden uit de praktijk uit te zoeken of de huidige regelgeving op een andere manier verduidelijkt kan worden. Er is destijds afgesproken dat op basis hiervan zal worden bezien of de nieuwe eisen aan de buitenspeelruimte aanpassing behoeven.
De sectorpartijen hebben de afgelopen periode gezamenlijk aangegeven dat zij uit de casussen uit de praktijk geen signalen hebben gekregen dat de huidige eisen aan de buitenspeelruimte onduidelijk zijn. Daarom hebben zij unaniem geadviseerd om de huidige eisen aan de buitenspeelruimte niet aan te passen. De sectorpartijen hebben daarbij toegezegd om gezamenlijk te zoeken naar een oplossing, indien er in de toekomst in de praktijk toch vragen komen over de eisen aan de buitenspeelruimte.
De regering vindt het belangrijk dat de voorgenomen verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte een oplossing biedt voor een probleem wat speelt in de praktijk. Aangezien de partijen gezamenlijk hebben aangegeven dat er geen signalen zijn dat de eisen rondom de buitenspeelruimte aanpassing behoeven, is besloten om de voorgestelde verduidelijking per 1 januari 2019 niet in werking te laten treden en de huidige eisen aan de buitenspeelruimte te laten bestaan.2 De eisen rondom de buitenspeelruimte zullen worden meegenomen in de monitoring van de nieuwe wet- en regelgeving.
In dit besluit wordt geregeld dat de voorgenomen verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte welke met ingang van 1 januari 2019 in werking zou treden geen doorgang vindt. Dit betekent dat de eisen die momenteel gelden voor de buitenspeelruimte ongewijzigd blijven.
Bij de totstandkoming van dit besluit heeft een voorhangprocedure bij het parlement plaatsgevonden.
De eisen die momenteel gelden voor de buitenspeelruimte blijven ongewijzigd. Het onderhavige besluit heeft daarom geen financiële gevolgen.
De eisen die momenteel gelden voor de buitenspeelruimte blijven ongewijzigd. Het onderhavige besluit heeft daarom geen gevolgen voor regeldruk.
De eisen die momenteel gelden voor de buitenspeelruimte blijven ongewijzigd. Het onderhavige besluit heeft daarom geen gevolgen voor toezicht en handhaving.
Dit besluit is in een eerder stadium voor internetconsultatie voorgelegd en er is kennisgenomen van de binnengekomen signalen. De eisen die momenteel gelden voor de buitenspeelruimte blijven ongewijzigd en daarom is besloten af te zien van het opnieuw voorleggen voor internetconsultatie.
De eisen die momenteel gelden voor de buitenspeelruimte blijven ongewijzigd. Alle partijen hebben daarom aangegeven af te zien van een uitvoeringstoets.
De artikelen 21 en 24 van het Besluit kwaliteit kinderopvang zijn vervallen omdat het niet meer nodig wordt geacht om voor te schrijven dat de houder de afspraken die hij heeft gemaakt over het gedeeld gebruik van de buitenspeelruimte op concrete wijze beschrijft in het pedagogisch beleidsplan. De artikelen 23 en 26 zijn vervallen omdat de artikelen 10, derde lid, en 19, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang niet meer worden gewijzigd.
In verband met het vervallen van de artikelen 21, 23, 24 en 26 is artikel 33, eerste en derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang wetstechnisch aangepast.
Dit besluit treedt de dag na publicatie in het Staatsblad in werking en laat de artikelen 21, 23, 24 en 26 van het Besluit kwaliteit kinderopvang vervallen die ingevolge artikel 33 van dat besluit eerst met ingang van 1 januari 2019 in werking zouden treden. Als gevolg daarvan blijven de huidige eisen met betrekking tot de buitenspeelruimte zoals opgenomen in de artikelen 10, derde lid, en 19, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang per 1 januari 2019 gelden. Aangezien dit besluit er toe leidt dat reeds geldende bepalingen niet vervallen maar in overeenstemming met de vaste verandermomenten met ingang van 1 januari 2019 van kracht blijven, is bij de inwerkingtreding van dit besluit afgeweken van de voor een algemene maatregel van bestuur geldende vaste verandermomenten van 1 januari of 1 juli.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-301.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.