Besluit van 27 augustus 2018 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit ten behoeve van werknemers die arbeid verrichten ten behoeve van stormvloedkeringen of windparken op zee

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juni 2018, nr. 2018-0000104638;

Gelet op de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede en vierde lid, en 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 juli 2018, No.W12.18.0144/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2018, nr. 2018-0000126545;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidstijdenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1:1 wordt, onder vervanging van de punt achter het begrip Arbeidstijdenwet door een puntkomma een begrip toegevoegd, luidende:

windpark:

hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet windenergie op zee.

B

Artikel 2.1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «op een mijnbouwwerk» vervangen door «op een mijnbouwwerk of een windpark».

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «een mijnbouwwerk» vervangen door «een mijnbouwwerk of een windpark».

C

Artikel 2.2:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Mijnbouwwerk en windpark.

2. «een mijnbouwwerk» wordt vervangen door «een mijnbouwwerk of een windpark».

D

Artikel 3.1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Mijnbouwwerk en windpark.

2. «op een bemand mijnbouwwerk de op dat mijnbouwwerk betrekking hebbende deugdelijke registratie» wordt vervangen door «op een bemand mijnbouwwerk of windpark de op dat mijnbouwwerk of windpark betrekking hebbende deugdelijke registratie».

E

In artikel 3.1:2 wordt «artikel 5.14:4 of artikel 5.14:4a van toepassing is» vervangen door «artikel 5.14:4 of 5.14:4a van toepassing of van overeenkomstige toepassing is».

F

Er wordt in hoofdstuk 5 een paragraaf 5.2 ingevoegd, luidende:

§ 5.2. Stormvloedkeringen

Toepasselijkheid van de paragraaf
Artikel 5.2:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid van werknemers, die als lid van de operationele teams onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat, in de periode van 1 oktober tot en met 15 april zijn belast met de bediening van beweegbare stormvloedkeringen.

Consignatie
Artikel 5.2:2

Artikel 5:9, tweede lid, van de wet is niet van toepassing in de periode van 1 oktober tot en met 15 april.

G

Er wordt in hoofdstuk 5 een paragraaf 5.17 ingevoegd, luidende:

§ 5.17 Windparken

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.17:1

Deze paragraaf is van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder die arbeid verrichten op, vanaf of ten behoeve van een windpark.

Arbeids- en rusttijden windpark

Artikel 5.17:2
  • 1. De artikelen 5.14:2, 5.14:4, 5.14:4a, 5.14:5, 5.14:6, 5.14:7 en 5.14:8, voor zover betrekking hebbend op arbeid verricht op, vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie, zijn van overeenkomstige toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder die arbeid verrichten op zee, op, vanaf of ten behoeve van een windpark, voor zover dit noodzakelijk is voor de opbouw ervan of het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op arbeid verricht op het land ten behoeve van een windpark, mits deze arbeid in elke periode van 28 dagen wordt afgewisseld met arbeid ten behoeve van een windpark welke verricht wordt op zee.

H

Artikel 7:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na artikel 5.1:3, tweede en derde lid, wordt ingevoegd «5.2:2,».

2. Na artikel 5.16:3, derde lid, wordt ingevoegd «5.17:2, voor zover dat artikel betrekking heeft op de van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 5.14:2, derde tot en met achtste lid, 5.14:4, derde tot en met zesde lid, 5.14.4a, derde lid, 5.14:5, tweede lid, 5.14:6, tweede en vierde lid, 5.14:7, derde en vierde lid of 5.14:8, derde lid,».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 27 augustus 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Uitgegeven de zevende september 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van het Arbeidstijdenbesluit bevat voor twee sectoren bijzondere regels inzake arbeids- en rusttijden. Artikel 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet vormt hiervoor primair de basis. Het betreft werkzaamheden ten behoeve van beweegbare stormvloedkeringen en windparken op zee. De aanleiding voor de wijzigingen van het Arbeidstijdenbesluit worden hieronder verder toegelicht.

Beweegbare stormvloedkeringen

Rijkswaterstaat heeft primaire waterkeringen in beheer, waaronder een aantal beweegbare stormvloedkeringen. Het betreft de volgende dienstonderdelen:

  • Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid: de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandsche IJsselkering en de Haringvlietsluizen;

  • Rijkswaterstaat Zee en Delta: de Oosterscheldekering;

  • Rijkswaterstaat Midden Nederland: de Ramspolkering.

Beheer, onderhoud en bediening van deze keringen zijn primaire taken van Rijkswaterstaat. Om de betrouwbaarheid van de stormvloedkeringen te kunnen garanderen is er binnen de beheerorganisaties per kering een Operationeel Team ingesteld, dat gedurende het stormseizoen bij storm de kering bedient. Om deze taak goed te kunnen uitvoeren, dienen de werknemers van deze teams gedurende het stormseizoen (van oktober tot april) geconsigneerd te zijn.

De regelgeving (in casu) laat dit echter niet toe, omdat een werknemer, op grond van artikel 5:9, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet in elke periode van vier weken slechts twee weken geconsigneerd mag zijn. Zonder deze algemene regel zou een werkgever van zijn werknemers zou kunnen eisen dat deze zich tussen de diensten door voortdurend bereikbaar houden. Dat zoueen zware belasting van de werknemer zou betekenen.

In dit geval is echter om verschillende redenen een beperkte afwijking van deze algemene regel gerechtvaardigd. In de eerste plaats is een storm in de meeste gevallen enkele dagen vantevoren te voorspellen. Hierdoor weten werknemers, hoewel geconsigneerd, dat ze niet op elke willekeurig moment opgeroepen kunnen worden. Zonder stormverwachting zijn de werknemers, hoewel formeel geconsigneerd, in feite gewoon vrij en vrij om zich met de eigen zaken bezig te houden. In de tweede plaats komt een oproep van de Operationele Teams gemiddeld slechts 1 tot 2 keer per jaar voor. Door de combinatie van voorspelbaarheid en frequentie van voorkomen is de belasting vele malen minder zwaar dan bij gewone consignatie. Het is bovendien niet redelijk van de werkgever te verwachten dat hij zijn personeelsbestand voor deze incidentele gevallen permanent aanpast. Een beperkte verruiming van de regelgeving ligt daarom meer in de rede.

Overigens is er ook een storingswachtdienst, die storingen detecteert en repareert. Omdat storingen iedere minuut van de dag en het hele jaar kunnen voorkomen, werken die werknemers in een bindingsrooster dat voldoet aan de Arbeidstijdenwet en het bijbehorende Arbeidstijdenbesluit.

De uitzondering op de consignatiebepaling is uitsluitend van toepassing op de werknemers die lid zijn (permanent of alleen gedurende het stormseizoen) van de zogenoemde operationele teams die belast zijn met de bediening van de beweegbare stormvloedkeringen in de periode van 1 oktober tot en met 15 april. Deze operationele teams staan onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Naast ambtenaren van Rijkswaterstaat, kunnen ook medewerkers van derden (bijv. Havenbedrijf Rotterdam, Deltares of onderhoudsaannemers) deel uit maken van deze teams. Ook voor hen geldt, voor zover zij werknemer zijn, de uitzondering.

Het verzoek tot aanpassing van de consignatieregeling is gedaan door de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu, namens de directeur Netwerkmanagement Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid. Het verzoek geeft aan dat het wordt gesteund door zowel de betreffende werknemers als de ondernemingsraden van de drie genoemde onderdelen.

Windparken

De Werkgeversvereniging voor de Energie-, Kabel & Telecom- en Afval & Milieubedrijven (WENb), de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) en de vakorganisaties CNV Publieke Zaak, ABVAKABO FNV en VMHP-N, hebben bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verzoek ingediend om de arbeidstijdenregelgeving zo aan te passen dat voor arbeid ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van windparken op zee een vergelijkbare regeling gaat gelden als nu van toepassing is op de offshore mijnbouw (paragraaf 5.14 van het Arbeidstijdenbesluit), zodat gewerkt kan worden in vergelijkbare roosters.

Aanleiding voor het verzoek is dat de offshore industrie verwacht de komende jaren een toenemend aantal windparken offshore te gaan realiseren. Deze windparken worden steeds omvangrijker en komen steeds verder uit de kust te liggen. Dit heeft grote gevolgen voor de arbeid en de arbeidsomstandigheden van de werknemers die werkzaam zijn op deze windparken. Zowel bij aanleg als bij onderhoudstrajecten, waarbij urgentie een rol speelt, is het belangrijk dat er, gezien de omstandigheden op zee, in korte tijd zo efficiënt mogelijk gewerkt wordt. Op dit moment valt arbeid rond de aanleg en onderhoud van windparken onder de algemene normen van de Arbeidstijdenwet. Dit levert twee mogelijkheden op voor de organisatie van de arbeid. De eerste mogelijkheid is dat er dagelijks heen en weer gevaren wordt van de kust naar de locatie. Omdat het varen naar de locatie arbeidstijd is, gaat dit niet alleen ten koste van de tijd dat er daadwerkelijk gewerkt kan worden, maar is het ook voor de werknemers belastend. Het alternatief is dat men gedurende het project de dagelijkse en wekelijkse rust geniet op een hotelschip of accommodatie platform. Dit verhoogt weliswaar de efficiëntie van de werkzaamheden, maar omdat de Arbeidstijdenwet geen bepalingen bevat over waar deze rustperioden doorgebracht moeten worden, heeft dit mogelijk tot gevolg dat de werknemers lange tijd offshore moeten verblijven. Zij hebben dan geen gelegenheid tot fysiek contact met hun naasten. Het verblijf aan boord van een hotelschip of accommodatieplatform gedurende meerdere dagen, zonder arbeid te verrichten, is sowieso belastend.

Om deze redenen en omdat het aanleggen van windparken op zee grote gelijkenis vertoont met het werken op en rond olie- en gasplatforms op zee, is de conclusie gerechtvaardigd dat zowel de efficiëntie van de arbeid als de veiligheid en gezondheid van de werknemers ermee gediend zijn als genoemde arbeid gaat vallen onder hetzelfde regime als dat voor de offshore mijnbouw (olie- en gaswinning) geldt. Een dergelijk regime biedt aan de ene kant de verruiming die noodzakelijk is om de arbeid efficiënter te maken (er kan twee weken achtereen gewerkt worden, er is een ruimere norm voor de maximale arbeidsduur in één week en er zijn minder beperkingen ten aanzien van nachtarbeid). Aan de andere kant biedt het meer bescherming. Zo ligt voor mijnbouwactiviteiten de gemiddelde arbeidsduur per week op 40 uur in plaats van 48 uur en is de verplichte dagelijkse rust 12 uur in plaats van 11 uur. Verder krijgt de werknemer voor elke 24 uur dat hij offshore is – op de werklocatie of in het hotelschip of accommodatieplatform – 24 uur rust, die op het vaste land genoten moet worden. Ook is de tijd dat een werknemer achtereen offshore mag werken gelimiteerd. In elke periode van 28 dagen mag een werknemer slechts op 14 dagen arbeid verrichten. In de praktijk komt dit neer op roosters van 2 weken «op» en 2 weken «af». In feite wordt bij de aanleg en bij (urgent) onderhoud van windparken op zee hetzelfde type arbeid verricht als op boorplatforms ten behoeve van de olie- en gaswinning. Omdat in de olie- en gaswinning op zee op deze wijze al vele jaren naar tevredenheid wordt gewerkt, is het gelijktrekken van de regelgeving gerechtvaardigd.

Deze uitbreiding van de toepasselijkheid van de mijnbouwregels is in overeenstemming met de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88/EG. De basisregel op grond van deze richtlijn voor de wekelijkse rust is dat elke periode van 7 dagen een rust bevat van ten minste 24 uur (artikel 5). Op grond van artikel 16, onderdeel a, mag de referentieperiode van 7 dagen opgerekt worden tot 14 dagen. Op deze wijze is de wekelijkse rust vastgelegd in artikel 5:5 van de Arbeidstijdenwet. De afwijking voor de offshore mijnbouw, vastgelegd in § 5.14 van het Arbeidstijdenbesluit, is gebaseerd op artikel 17, derde lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenrichtlijn. Dit artikel staat het toe, mits compenserende rust of een anderszins passende bescherming tegen overbelasting wordt geboden, bij wet af te wijken van de referentieperiode voor de wekelijkse rust voor werkzaamheden waarbij de arbeidsplaats en de woonplaats van de werknemer ver van elkaar verwijderd zijn. Hierbij worden offshorewerkzaamheden als voorbeeld genoemd. Hoewel arbeid ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van windparken op zee geen offshore werkzaamheden zijn in de zin van de Arbeidstijdenrichtlijn, geldt voor deze arbeid wel dat de arbeidsplaats en de woonplaats van de werknemer dusdanig ver van elkaar verwijderd zijn, dat ook in dit geval een afwijking van de referentieperiode voor de wekelijkse rust gerechtvaardigd is en aldus een arbeidspatroon van 14 dagen op en 14 dagen af mogelijk is.

De nieuwe regelgeving gaat zowel voor werknemers als zelfstandigen gelden. Ook dit is conform de regels die gelden bij de olie- en gasplatforms op zee. Ook de regels met betrekking tot de registratie van arbeids- en rusttijden op windmolenparken en bij de olie- en gasplatforms wordt gelijk getrokken.

De sector is actief met betrekking tot het opstellen van de arbocatalogus windenergie voor on- en offshore. Deze arbocatalogus beschrijft de maatregelen die zowel de werknemers als de organisatie kunnen nemen om de risico’s die men loopt bij het uitvoeren van werkzaamheden zoveel mogelijk te beperken. De inhoud van deze arbocatalogus is ontwikkeld vanuit de windenergiebedrijven en wordt branchebreed gedragen.

De wijzigingen van het Arbeidstijdenbesluit leiden niet tot een meetbare verhoging van de administratieve lasten of uitvoeringskosten. Dat geldt ook voor de regeldruk. De wijzigingen hebben betrekking op een zeer kleine groep werknemers.

Het toezicht en de handhaving van de nieuwe regels ten aanzien van stormvloedkeringen ligt bij de Inspectie SZW. Het toezicht en de handhaving bij windparken ligt bij het Staatstoezicht op de Mijnen. In artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW-wetgeving is het Staatstoezicht op de mijnen reeds aangewezen als toezichthouder op windparken op zee.

Beide instanties hebben aangegeven dat de wijzigingen voor hen handhaafbaar zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

De definitie van windpark is gelijkluidend aan die in de Wet windenergie op zee (artikel 1): een samenstel van voorzieningen waarmee elektriciteit met behulp van wind wordt geproduceerd, waarbij onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van elektriciteit met behulp van wind. Met andere woorden de arbeid op, vanaf of ten behoeve van een windpark betreft niet alleen de arbeid die rechtstreeks verband houdt met de bouw of onderhoud van de windmolen, maar ook met bijvoorbeeld het leggen van kabels waarmee de opgewekte stroom kan worden afgevoerd.

Artikel I, onderdeel B

De bijzondere regels van de Arbeidstijdenwet die gelden voor leidinggevenden en hoger personeel gaan ook gelden op windparken.

Artikel I, onderdeel C

Dit onderdeel regelt de uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet op personen, die zonder werkgever of werknemer in de zin van de Arbeidstijdenwet te zijn (zelfstandigen) arbeid verrichten op of vanaf of ten behoeve van een windpark. Dit is op dezelfde wijze geregeld voor mijnbouwwerken.

Artikel I, onderdeel D

De registratieverplichtingen die gaan gelden op windparken zijn op dezelfde wijze vormgegeven als bij mijnbouwwerken.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 3.1:2 regelt een model voor de registratie van arbeids- en rusttijden in het geval toepassing wordt gegeven aan artikel 5.14:4 of 5.14:4a, dat wil zeggen indien er gewerkt wordt in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidspatroon in de mijnbouw. Met deze wijziging wordt bewerkstelligd dat ook in het geval dat deze artikelen van overeenkomstige toepassing zijn, namelijk bij de bouw en onderhoud van windparken, er gebruik gemaakt moet worden van het registratieformulier zoals vastgelegd in de Regeling registratie arbeidstijden mijnbouw. Dit is alleen het geval indien er sprake is van een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon, dat wil zeggen een arbeidstijdpatroon waarin een werknemer gedurende ten hoogste 6 weken werkzaam is op dezelfde arbeidsplaats. Dit zal bijvoorbeeld gelden voor de werknemer die in een bepaalde periode van 28 dagen zowel op het land als op zee werkzaamheden verricht ten behoeve van de aanleg of onderhoud van een windpark.

Artikel I, onderdeel F

Dit onderdeel betreft de uitzondering op de consignatieregeling uit de Arbeidstijdenwet ten behoeve van de leden van de Operationele Teams onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat die belast zijn met de bediening van de beweegbare stormvloedkeringen in de periode van 1 oktober tot en met 15 april. Dat betekent dat voor het toezicht op de naleving van artikel 5:9, tweede lid, van de wet, dat zegt dat er in elke aaneengesloten periode van 28 maal 24 uur ten minste 14 consignatie-vrije perioden van 24 uur moeten zitten, de geconsigneerde perioden tussen 1 oktober en 15 april niet worden meegeteld. Buiten de genoemde periode is artikel 5:9, tweede lid, van de wet onverkort van toepassing.

Opgemerkt wordt nog dat op basis van de Arbeidstijdenwet consignatie niet kan worden opgelegd aan jeugdige werknemers.

Artikel I, onderdeel G

Dit onderdeel regelt dat ook de regels voor arbeids- en rusttijden die gelden voor mijnbouwinstallaties van overeenkomstige toepassing zijn op windparken. Het betreft hierbij in de eerste plaats arbeid die plaatsvindt op, vanaf of ten behoeve van een windpark en op zee plaatsvindt. Daarnaast kunnen de regels ook van toepassing zijn op arbeid ten behoeve van de bouw of het onderhoud van een windpark, die deels op het land plaatsvindt. In dat geval dient de betreffende werknemer in elke periode van 28 aaneengesloten dagen ook arbeid op zee te verrichten.

Nu de regels voor mijnbouwinstallaties en windparken gelijkluidend zijn is ervan afgezien die regels geheel uit te schrijven in een aparte paragraaf. De regels zijn in artikel 5.17:2 van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 5.14:3 is niet opgenomen omdat dat artikel alleen geldt ten aanzien van mijnbouwwerken op het land. Voor windmolenparken op het land ontbreekt de noodzaak om te werken in schema’s van 2 weken op en 2 weken af.

Artikel I, onderdeel H

In dit onderdeel is de beboetbaarstelling van de nieuwe bepalingen van het Arbeidstijdenbesluit geregeld.

Artikel II

Het is gewenst is dit besluit in werking te laten treden ten behoeve van het komende stormseizoen. Daarom treedt dit besluit, in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten, in werking met ingang van 1 oktober 2018.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven