Besluit van 22 februari 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 21 december 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten) (Stb. 2017, 13) en van het Besluit vertrouwensdiensten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 20 februari 2017, nr. WJZ/17026716;

Gelet op artikel XV van de Wet van 21 december 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten) (Stb. 2017, 13) en artikel 13, eerste lid, van het Besluit vertrouwensdiensten

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De Wet van 21 december 2016 tot wijziging van de Telecommunicatiewet, de Boeken 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene wet bestuursrecht alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten in verband met de uitvoering van EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten) (Stb. 2017, 13) treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, en artikel Xa, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 2

  • 1. Het Besluit vertrouwensdiensten treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 8, dat in werking treedt op het tijdstip waarop artikel 4 van het Besluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand in werking treedt.

  • 2. Artikel 7 van het Besluit vertrouwensdiensten werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 22 februari 2017

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de negende maart 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

TOELICHTING

Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Zowel de in artikel 1 van dit besluit bedoelde Uitvoeringswet eIDAS als het Besluit vertrouwensdiensten dienen ter implementatie van de eIDAS-verordening van de Europese Unie.1 Deze verordening is reeds op 1 juli 2016 in werking getreden. Om die reden regelt dit besluit dat de Uitvoeringswet eIDAS en het Besluit vertrouwensdiensten zo snel mogelijk na publicatie in werking treden. Daarmee wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten.2 Aangezien het tenuitvoerlegging van een Europese verordening betreft, is een uitzondering van dit beleid gerechtvaardigd.3

Uitvoeringswet eIDAS

Met betrekking tot de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet eIDAS wordt opgemerkt dat artikel I, onderdeel A, niet in werking zal treden. Dit onderdeel betreft een aanpassing van de in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet opgenomen begripsbepalingen. Als gevolg van een aanpassing van dit artikel per 1 januari 2017, waarbij de geletterde onderdelen zijn vervangen door een artikel dat voorziet in begripsbepalingen die in alfabetische volgorde zijn geplaatst, kan de in de Uitvoeringswet eIDAS opgenomen wijziging van artikel 1.1. niet langer worden doorgevoerd. De als gevolg van de Uitvoeringswet eIDAS gewenste aanpassing van begrippen zal zo spoedig mogelijk worden gerepareerd. Hierbij is van belang op te merken dat de betrokken bepalingen grotendeels naar rechtstreeks werkende definities in voormelde Europese verordening verwijzen. Van die begrippen dient derhalve hoe dan ook uit te worden gegaan. Het opnemen van begripsbepalingen die verwijzen naar de Europeesrechtelijke definities heeft enkel tot doel de leesbaarheid van de wet te vergroten, maar ook zonder een dergelijke verwijzing gelden de Europeesrechtelijke definities onverkort.

De inwerkingtreding van artikel Xa van de Uitvoeringswet eIDAS zal bij afzonderlijk besluit plaatsvinden en nader worden toegelicht.

Besluit vertrouwensdiensten

Artikel 8 van het Besluit vertrouwensdiensten betreft een wijziging van artikel 4 van het Besluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand. Dit artikel is nog niet in werking getreden. Opgenomen is daarom dat de wijziging van artikel 4 in werking treedt op het tijdstip waarop artikel 4 in werking treedt.

Artikel 7 van het Besluit vertrouwensdiensten bevat een aanpassing van het Besluit doorberekening kosten ACM. Deze aanpassing werkt terug tot en met 1 januari 2017. Dit houdt verband met de omstandigheid dat vanaf inwerkingtreding van de Uitvoeringswet eIDAS ACM niet langer een toezichtstaak heeft ten aanzien van verleners van vertrouwensdiensten. Doorberekening van de (beperkte) kosten die de ACM heeft gemaakt in de korte tijd dat zij in 2017 nog toezichthouder was, is niet aangewezen, te meer daar de kosten van de nieuwe toezichthouder AT niet zullen worden doorberekend. De wijziging van het Besluit doorberekening kosten ACM treedt daarom met terugwerkende kracht per 1 januari 2017 in werking. Daarmee is zeker gesteld dat reeds vanaf dat moment geen grond voor het doorberekenen van kosten bestaat en derhalve ook geen verplichting tot het vaststellen van tarieven.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).

X Noot
2

Zie aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309.

X Noot
3

Aanwijzing 174, vierde lid, onder d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven