Wet van 20 december 2017 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2018 wenselijk is een aantal fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming en dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2018 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of technische reparaties aan te brengen die uiterlijk 1 januari 2018 in werking moeten treden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het in artikel 3.42, derde lid, genoemde percentage wordt verlaagd met 0,5 procentpunt.

Abis

In artikel 5.2, eerste lid, wordt de tabel vervangen door:

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan

maar niet meer dan

wordt toegerekend aan rendementsklasse I

en wordt toegerekend aan rendementsklasse II

€ 0

€ 70.800

67%

33%

€ 70.800

€ 978.000

21%

79%

€ 978.000

0%

100%

Aa

Het in artikel 5.5 vermelde bedrag wordt vervangen door: € 30.000.

B

Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2.265.

C

Het in artikel 8.17, tweede lid, als eerste genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1.418.

D

Het in artikel 8.18, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 423.

E

In artikel 10.6bis, tweede lid, wordt «het gemiddelde rendement op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, over de vijf kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar dat zeven jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin» vervangen door: het gemiddelde van de rendementen op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, van de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand.

ARTIKEL IA

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2019 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8.9, eerste lid, wordt «van de algemene heffingskorting vermeerderd met de voor de belastingplichtige geldende arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting» vervangen door: van het totaal van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting.

B

In artikel 8.17, tweede lid, wordt het als eerste vermelde bedrag verhoogd met € 160 en wordt «indien de belastingplichtige een verzamelinkomen heeft van niet meer dan» vervangen door «, verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met 15% van het verzamelinkomen voor zover dat meer bedraagt dan». Voorts vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL IB

In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt met ingang van 1 januari 2024 artikel 10.6a.

ARTIKEL II

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt artikel 8 als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien zulks leidt tot een ten minste 10 percent lager toetsingsinkomen, wordt bij beëindiging van het partnerschap in het berekeningsjaar, in afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid, op verzoek van de belanghebbende bij de berekening van het toetsinkomen van de partner:

    • a. geen rekening gehouden met:

      • 1°. belastbaar loon dat is genoten na de beëindiging van het partnerschap;

      • 2°. winst uit een onderneming die na de beëindiging van het partnerschap is gestart; en

      • 3°. belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden die na beëindiging van het partnerschap zijn gestart;

    • b. het belastbare loon dat in de periode van partnerschap is genoten tijdsevenredig herleid naar een jaarloon.

  • 4. Bij beëindiging van het medebewonerschap in het berekeningsjaar is het derde lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het toetsingsinkomen van de medebewoner.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: vijfde lid.

ARTIKEL III

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 2.265.

B

Het in artikel 22b, tweede lid, als eerste genoemde bedrag wordt vervangen door: € 1.418.

C

Het in artikel 22c, tweede lid, genoemde bedrag wordt vervangen door: € 423.

ARTIKEL IIIA

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2019 het in artikel 22b, tweede lid, als eerste vermelde bedrag verhoogd met € 160 en wordt «indien de werknemer een tijdvakloon heeft dat op jaarbasis niet meer bedraagt dan» vervangen door «, verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met 15% van het tijdvakloon op jaarbasis voor zover dat meer bedraagt dan». Voorts vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL IV

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «aan de schuld en de daarmee verband houdende rechtshandeling» vervangen door: aan de schuld en, ongeacht of die schuld in feite is verschuldigd aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of met hem verbonden natuurlijk persoon, aan de daarmee verband houdende rechtshandeling.

2. In het vierde lid wordt «14a» vervangen door: 14a, 15ac.

Aa

In artikel 12b, eerste volzin, wordt «5/H» vervangen door: 7/H.

Ab

In artikel 12be, eerste lid, onderdeel b, wordt «20/H» vervangen door: 18/H.

B

In artikel 13d wordt, onder vernummering van het tiende tot en met twaalfde lid tot elfde tot en met dertiende lid, na het negende lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 10. Indien het ontbonden lichaam met de belastingplichtige verbonden is of op enig tijdstip is geweest en onmiddellijk of middellijk een schuldvordering of een soortgelijk vermogensbestanddeel heeft gehad op een ander lichaam dat deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, wordt het voor de deelneming opgeofferde bedrag slechts in aanmerking genomen voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat dit opgeofferde bedrag in absolute zin uitgaat boven de aan dat andere lichaam toe te rekenen winst van de fiscale eenheid gedurende de periode dat dit deel uitmaakte van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, indien die toe te rekenen winst per saldo uitkomt op een negatief bedrag. Dat negatieve bedrag beloopt niet meer dan het geheel van de negatieve voordelen op de schuldvordering of het soortgelijke vermogensbestanddeel, bedoeld in de eerste volzin, die toerekenbaar zijn aan de aldaar bedoelde periode.

C

In artikel 13e, eerste en tweede lid, wordt «tiende lid» vervangen door: elfde lid.

D

Aan artikel 15ac, achtste lid, wordt, onder vervanging van «, of» aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een lichaam dat met de belastingplichtige verbonden is of op enig tijdstip is geweest;.

E

In artikel 15ah, eerste lid, wordt «negende lid» vervangen door: negende en tiende lid.

ARTIKEL IVA

Indien:

  • a. een immaterieel activum met toepassing van artikel 12ba, eerste lid, onderdeel b, aanhef en onder 2°, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 als kwalificerend immaterieel activum is aangemerkt;

  • b. met toepassing van artikel 12b van die wet in 2017 kwalificerende voordelen uit hoofde van dat immateriële activum in aanmerking zijn genomen; en

  • c. komt vast te staan dat de aanvraag voor het octrooi of kwekersrecht, bedoeld in artikel 12ba, eerste lid, onderdeel b, aanhef en onder 2, van die wet, niet wordt toegewezen;

blijft op dat immateriële activum en met betrekking tot die kwalificerende voordelen artikel 12be, eerste lid, onderdeel b, van die wet, zoals dat luidde op 31 december 2017, van toepassing.

ARTIKEL V

In de Wet op de kansspelbelasting wordt artikel 5 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «29 percent» vervangen door: 30,1 percent.

2. In het tweede lid wordt «100/71» vervangen door: 1000/699.

ARTIKEL VI

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt met ingang van de eerste dag van de zesde kalendermaand na het tijdstip van die inwerkingtreding artikel 5 van de Wet op de kansspelbelasting als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «30,1 percent» vervangen door: 29 percent.

2. In het tweede lid wordt «1000/699» vervangen door: 100/71.

ARTIKEL VII

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2a, eerste lid, onderdeel f, aanhef, wordt «met uitzondering van zeeschepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3» vervangen door: met uitzondering van schepen en luchtvaartuigen als bedoeld in de bij deze wet behorende tabel II, onderdeel a, post 3, onder a, onderscheidenlijk e.

B

Tabel I, post a.6, komt te luiden:

  • 6. Geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet waarvoor een handelsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 1, onderdeel lll, van die wet of waarvoor geen handelsvergunning is vereist ingevolge artikel 40, derde lid, onderdelen a tot en met g, van die wet, alsmede voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen, nierdialyseconcentraten en kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;.

C

Tabel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Posten a.3 en a.4 komen te luiden:

  • 3. goederen bestemd voor de bevoorrading van:

    • a. schepen die voor 70 percent of meer worden gebruikt voor de vaart op volle zee:

      • 1°. waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt; of

      • 2°. die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit;

    • b. reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee;

    • c. schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van scheepsproviand;

    • d. oorlogsschepen die Nederland verlaten met als bestemming een haven of ankerplaats buiten Nederland;

    • e. luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer van personen of goederen tegen betaling;

  • 4.

    • a. de schepen, bedoeld in post 3, onder a tot en met d, alsmede de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met deze schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

    • b. de luchtvaartuigen bedoeld in post 3, onder e, alsmede de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;.

2. Post b.1, komt te luiden:

  • 1.

    • a. de diensten die worden verricht ten aanzien van goederen als bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8;

    • b. de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met die schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

    • c. de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;

    • d. andere diensten dan de diensten, bedoeld onder b en c, die worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, en hun lading en de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, en hun lading;.

ARTIKEL VIIA

In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 april 2018 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «5%» vervangen door: 6%.

2. In onderdeel b wordt «€ 166,46» vervangen door «€ 173,10» en wordt «€ 181,59» vervangen door: € 188,99.

3. In onderdeel c wordt «€ 99,25» vervangen door: € 106,65.

ARTIKEL VIIB

In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2019 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «6%» vervangen door: 7%.

2. In onderdeel b wordt «€ 173,10» vervangen door «€ 175,20» en wordt «€ 188,99» vervangen door: € 191,28.

3. In onderdeel c wordt «€ 106,65» vervangen door: € 108,94.

ARTIKEL VIIC

In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2020 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «7%» vervangen door: 8%.

2. In onderdeel b wordt «€ 175,20» vervangen door «€ 180,32» en wordt «€ 191,28» vervangen door: € 196,99.

3. In onderdeel c wordt «€ 108,94» vervangen door: € 114,65.

ARTIKEL VIID

In de Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2021 artikel 35, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «8%» vervangen door: 9%.

2. In onderdeel b wordt «€ 180,32» vervangen door «€ 184,90» en wordt «€ 196,99» vervangen door: € 201,93.

3. In onderdeel c wordt «€ 114,65» vervangen door: € 119,59.

ARTIKEL VIII

De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «tweede en derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

B

Artikel 13a, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het kentekenregister niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, is op dat moment de belasting verschuldigd als ware er sprake van een registratie van die bestelauto als bedoeld in artikel 1, tweede lid. In afwijking van artikel 5, eerste lid, wordt de belasting geheven van de ondernemer, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL IX

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de overbrenging van afvalstoffen uit Nederland om deze buiten Nederland te verwijderen of te laten verwijderen met toepassing van een ingevolge de EVOA bij beschikking verleende toestemming tot overbrenging, met uitzondering van afvalstoffen waarvan uit boeken en bescheiden blijkt dat zij naar Nederland zijn overgebracht in de zin van de EVOA.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De aan een inrichting afgegeven afvalstoffen en de uit Nederland overgebrachte afvalstoffen worden geacht alle ter verwijdering te zijn afgegeven, onderscheidenlijk overgebracht.

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt «De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uitzondering voor afvalstoffen die naar Nederland zijn overgebracht» vervangen door: De uitzondering voor afvalstoffen die naar Nederland zijn overgebracht, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c.

B

Artikel 23a vervalt.

C

In artikel 24, onderdeel b, wordt «degene aan wie ingevolge de EVOA toestemming is verleend de afvalstoffen uit Nederland over te brengen» vervangen door: de kennisgever, bedoeld in artikel 2, vijftiende lid, van de EVOA, aan wie de toestemming is verleend.

D

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. bij toepassing van artikel 23, eerste lid, onderdeel c: over het gewicht van de afvalstoffen die uit Nederland worden overgebracht ter verwijdering buiten Nederland, gemeten in kilogrammen.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot zesde lid worden na het eerste lid vier leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Wanneer de afvalstoffen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, in het buitenland op een zodanige wijze zijn gestort of verbrand dat bij een vergelijkbare verwerking in Nederland geen of minder belasting verschuldigd zou zijn, wordt ook voor de heffing ten aanzien van de uit Nederland overgebrachte afvalstoffen dit lagere belastingbedrag in aanmerking genomen.

  • 3. Het gewicht van de uit Nederland overgebrachte afvalstoffen, alsmede, indien van toepassing, de vergelijkbare verwerking in het buitenland, bedoeld in het tweede lid, blijkt uit een beschikking van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu. Op deze beschikking is de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing.

  • 4. De kennisgever, bedoeld in artikel 24, onderdeel b, verzoekt Onze Minister van Infrastructuur en Milieu om de beschikking, bedoeld in het derde lid, binnen vier weken nadat de verklaring, bedoeld in artikel 16, onderdeel e, van de EVOA, is ontvangen, dan wel ontvangen had moeten zijn, voor alle afvalstoffen die zijn overgebracht uit Nederland met toepassing van de toestemming, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel c.

  • 5. Bij of krachtens op voordracht van Onze Ministers vast te stellen algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

    • a. de wijze van indiening van het verzoek om de beschikking, bedoeld in het derde en vierde lid, waarbij in afwijking van de artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden bepaald dat het verzoek geheel of gedeeltelijk elektronisch wordt ingediend of in ontvangst wordt genomen;

    • b. de gegevens die de kennisgever verstrekt bij het verzoek om de beschikking;

    • c. de inhoud van de beschikking.

E

In artikel 26, onderdeel c, wordt «is verlopen» vervangen door: is verlopen, en zes kalendermaanden zijn verstreken sinds de maand waarin de verklaring, bedoeld in artikel 16, onderdeel e, van de EVOA, is ontvangen, dan wel ontvangen had moeten zijn, voor alle afvalstoffen die met toepassing van de beschikking zijn overgebracht uit Nederland.

F

In artikel 27, eerste lid, wordt «de verschuldigde belasting» vervangen door: de ingevolge artikel 23, eerste lid, onderdeel a of b, verschuldigde belasting.

G

In artikel 27a, eerste lid, wordt «de verschuldigde belasting» vervangen door: de ingevolge artikel 23, eerste lid, onderdeel a of b, verschuldigde belasting.

H

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. de overbrenging van afvalstoffen: € 13,11 per 1.000 kilogram.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Wanneer in geval van overbrenging van afvalstoffen op het tijdstip van aanvang van de fysieke overbrenging een lager tarief geldt dan het tarief, genoemd in het eerste lid onderdeel d, dat geldt op het tijdstip waarop de belasting is verschuldigd, is voor die afvalstoffen dat lagere tarief van toepassing. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld voor de aldus te berekenen belasting.

I

Artikel 29, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Vrijgesteld is de afgifte ter verwijdering of overbrenging ter verwijdering van baggerspecie.

J

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00555.

2. Het in het eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00199.

3. Het in het eerste lid, onderdeel a, derde aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00072.

4. Het in het eerste lid, onderdeel a, vierde aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00039.

5. Het in het eerste lid, onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00247.

6. Het in het eerste lid, onderdeel c, tweede aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00334.

7. Het in het eerste lid, onderdeel c, derde aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00089.

8. Het in het eerste lid, onderdeel c, vierde aandachtsstreepje, als eerste opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00008 en het als tweede opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00004.

9. Het in het derde lid opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00555. Voorts wordt «restwarmte» vervangen door: restwarmte, aardwarmte of warmte opgewekt met vaste of vloeibare biomassa.

K

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het bij het eerste aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00089.

2. Het bij het tweede aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00075.

3. Het bij het derde aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00072.

4. Het bij het vierde aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verhoogd met € 0,00039.

ARTIKEL X

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00531.

2. Het in het eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00199.

3. Het in het eerste lid, onderdeel a, derde aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00072.

4. Het in het eerste lid, onderdeel a, vierde aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00039.

5. Het in het eerste lid, onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00247.

6. Het in het eerste lid, onderdeel c, tweede aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00334.

7. Het in het eerste lid, onderdeel c, derde aandachtsstreepje, opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00089.

8. Het in het eerste lid, onderdeel c, vierde aandachtsstreepje, als eerste opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00008 en het als tweede opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00004.

9. Het in het derde lid opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00531.

B

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het bij het eerste aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00085.

2. Het bij het tweede aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00075.

3. Het bij het derde aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00072.

4. Het bij het vierde aandachtsstreepje opgenomen tarief wordt verlaagd met € 0,00039.

ARTIKEL XI

In de Invorderingswet 1990 wordt na artikel 42c een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 42d

Hoofdelijk aansprakelijk is voor de omzetbelasting die verschuldigd is ter zake van de levering van een zaak: de pandhouder, de hypotheekhouder of de executant die zich heeft verhaald op het door de koper betaalde bedrag, voor zover dat betrekking heeft op de ter zake van de levering verschuldigde omzetbelasting. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval de pandhouder, onderscheidenlijk de hypotheekhouder, onderscheidenlijk de executant, niet wist en ook niet behoorde te weten dat de omzetbelasting niet of niet volledig door de belastingschuldige is of zal worden voldaan.

ARTIKEL XII

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt in artikel 7.48, zesde lid, «artikel 8, eerste tot en met vierde lid» vervangen door: artikel 8, eerste tot en met zesde lid.

ARTIKEL XIIA

Het Belastingplan 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel V vervalt.

B

Artikel VI vervalt.

C

Artikel VII vervalt.

ARTIKEL XIII

In de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt in hoofdstuk III, artikel II, vierde lid, «zeven jaar» vervangen door: acht jaar.

ARTIKEL XIV

Ingeval de samenloop van wetten die in 2017 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

ARTIKEL XV

  • 1. Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat:

    • a. artikel I, onderdelen Abis tot en met D, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2018 is toegepast;

    • b. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2019 wordt toegepast: artikel IA, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;

    • c. artikel III, onderdelen A tot en met C, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2018 is toegepast;

    • d. indien artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2019 wordt toegepast: artikel IIIA eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;

    • e. indien artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van het kalenderjaar 2018 wordt toegepast, artikel IX, onderdelen J en K, eerst toepassing vindt nadat artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;

    • f. artikel XIIA, onderdeel A, toepassing vindt voordat artikel V van het Belastingplan 2017 wordt toegepast;

    • g. artikel XIII toepassing vindt voordat hoofdstuk III, artikel II, vierde lid, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt toegepast.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IX, onderdelen A tot en met I, in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat artikel IX, onderdelen A tot en met I, geen toepassing vindt ten aanzien van de overbrenging van afvalstoffen uit Nederland binnen een daarbij te bepalen aantal maanden na het tijdstip van inwerkingtreding, met toepassing van een ingevolge Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190) bij beschikking verleende toestemming tot overbrenging van afvalstoffen uit Nederland die is verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VII, onderdelen A en C, in werking met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL XVI

Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2018.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 20 december 2017

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Uitgegeven de achtentwintigste december 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 785

Naar boven