Wet van 13 december 2017 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht van klein pensioen en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is afkoop van kleine pensioenaanspraken te vervangen door waardeoverdracht zodat de pensioenbestemming behouden blijft en enige andere wijzigingen inzake waardeoverdracht door te voeren;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de definitie van afkoop «artikel 134 of» vervangen door: de artikelen 55, zesde lid, 134 of 220b of van.

B

In artikel 4 wordt «zijn de artikelen 58, 61, 71 tot en met 74, 78 tot en met 80, 85 tot en met 89 niet van overeenkomstige toepassing» vervangen door: zijn de artikelen 58 en 61 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 71 tot en met 74, 78 tot en met 80 en 85 tot en met 89 van overeenkomstige toepassing indien de pensioenregeling daarin voorziet.

C

Aan artikel 46a, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Een pensioenuitvoerder neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen, bedoeld in artikel 55, zesde lid.

D

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met tiende lid tot het derde tot en met elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het pensioenregister heeft mede tot doel op verzoek de pensioenuitvoerder te informeren bij welke andere pensioenuitvoerder een gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt ten behoeve van de toepassing van artikel 70a.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door «het derde en vierde lid» en wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en tweede lid».

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het derde en vierde lid.

4. In het zevende en tiende lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.

5. In het achtste lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door «het zesde lid» en wordt «als bedoeld in het zesde lid» vervangen door «als bedoeld in het zevende lid».

E

Aan artikel 55 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid en artikel 134 vervallen de pensioenaanspraken van een deelnemer bij beëindiging van de deelneming, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. De eerste zin is niet van toepassing indien de deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en hij de pensioenuitvoerder daarover bij beëindiging van de deelneming heeft geïnformeerd.

F

Artikel 66 komt te luiden:

Artikel 66. Afkoop klein ouderdomspensioen

  • 1. De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:

    • a. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 467,89 per jaar; en

    • b. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gepensioneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007.

  • 2. De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien:

    • a. op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag;

    • b. de gewezen deelnemer geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gewezen deelnemer instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007; en

    • c. de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en de pensioenuitvoerder na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 70a en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.

  • 3. De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gepensioneerde over zijn besluit hierover voor de ingang van het pensioen en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen zes maanden na de ingang van het pensioen.

  • 4. De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de gepensioneerde dan wel de gewezen deelnemer, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 5. De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

  • 6. Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 7. De pensioenuitvoerder waarborgt met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2005 bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 8. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 9. Indien de pensioenuitvoerder wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de betrokkene het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 62, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het vaststellen van de afkoopwaarde.

G

In artikel 67, vierde lid, en artikel 68, vierde lid, wordt «Artikel 66, zesde en negende tot en met elfde lid» vervangen door: Artikel 66, vijfde, zevende, achtste en tiende lid.

H

In artikel 70, eerste, derde en vierde lid, wordt «71» vervangen door: 70a.

I

Na artikel 70 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 70a. Recht op waardeoverdracht klein ouderdomspensioen

  • 1. De pensioenuitvoerder heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen indien:

    • a. op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag;

    • b. de pensioenuitvoerder bij de toepassing van dit lid niet een lager maximum hanteert dan het in onderdeel a bedoelde bedrag;

    • c. de opgebouwde aanspraak geen nettopensioen betreft; en

    • d. de waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling.

  • 2. De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer.

  • 3. De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

  • 4. De overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 5. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel onder meer over de berekening van de overdrachtswaarde.

J

In artikel 71, eerste lid, wordt «tenzij sprake is van een van de in de artikelen 72, 72a en 73 omschreven situaties» vervangen door: tenzij sprake is van een van de in de artikelen 72, 72a en 73 omschreven situaties of het pensioenaanspraken betreft waarvoor de pensioenuitvoerder artikel 70a toepast.

K

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt «op verzoek werkgever».

2. In de aanhef van het eerste lid wordt na «op verzoek van de werkgever» ingevoegd: of, bij bedrijfstakpensioenfondsen, de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen.

3. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot het vierde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het tweede lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing voor zover de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, inhoudt dat de pensioenaanspraken worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op basis van een hogere pensioenrichtleeftijd en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a. de nieuwe pensioenrichtleeftijd betreft een pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op enig moment luidt of luidde;

    • b. de pensioenregeling voorziet in de mogelijkheid de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen naar de ingangsdatum voor de wijziging; en

    • c. bij de vervroeging worden in de flexibiliseringfactoren naar de ingangsdatum van het pensioen voor de wijziging geen selectiefactoren in aanmerking genomen.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

L

Artikel 85, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «met dien verstande dat» vervangen door: met dien verstande dat de in artikel 72 gestelde eis inzake de ontvangende pensioenuitvoerder niet van toepassing is, en mits.

2. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en.

M

Artikel 86, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «; en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt.

N

Artikel 87, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt «; en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door «; en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt.

O

Aan artikel 88 wordt na «opgenomen voorwaarden» toegevoegd: , en mits:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

  • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

P

Aan artikel 89 wordt na «opgenomen voorwaarden» toegevoegd: , en mits:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

  • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Q

In artikel 176, eerste lid, wordt «69, derde, vierde en zevende lid, 71» vervangen door «69, derde, vierde en zevende lid, 70a, tweede, derde, vierde en zesde lid, 71» en wordt «83, tweede en zevende lid» vervangen door «83, tweede en achtste lid».

R

Na artikel 220a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 220b. Overgangsrecht Wet waardeoverdracht klein pensioen

  • 1. Artikel 55, zesde lid, is van toepassing indien de deelneming eindigt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Wet waardeoverdracht klein pensioen.

  • 2. Indien de deelneming is geëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Wet waardeoverdracht klein pensioen heeft de pensioenuitvoerder het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer te laten vervallen indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste zin, informeert de gewezen deelnemers hierover.

  • 3. Artikel 70a is van toepassing indien de deelneming is geëindigd of eindigt vanaf 1 januari 2018.

  • 4. Indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2018:

    • a. is artikel 70a van toepassing indien voldaan wordt aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden; en

    • b. geldt de in artikel 71, eerste lid, opgenomen uitzondering voor de toepassing van artikel 70a niet.

  • 5. Indien de deelneming is geëindigd in het jaar 2017 heeft de pensioenuitvoerder op zijn vroegst twee jaar nadat de deelneming is geëindigd het recht op afkoop, bedoeld in artikel 66, tweede lid.

ARTIKEL II

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de definitie van afkoop «artikel 129 of» vervangen door: de artikelen 66, zesde lid, 129 of 214a of van.

B

In artikel 4a, eerste lid, en artikel 7, eerste en tweede lid, wordt «214» vervangen door: 214a.

C

Aan artikel 57a, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Een pensioenuitvoerder neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen, bedoeld in artikel 66, zesde lid.

D

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met tiende lid tot het derde tot en met elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het pensioenregister heeft mede tot doel op verzoek de pensioenuitvoerder te informeren bij welke andere pensioenuitvoerder een gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt ten behoeve van de toepassing van artikel 81a.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door «het derde en vierde lid» en wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en tweede lid».

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het derde en vierde lid.

4. In het zevende en tiende lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.

5. In het achtste lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» vervangen door «het zesde lid» en wordt «als bedoeld in het zesde lid» vervangen door «als bedoeld in het zevende lid».

E

Aan artikel 66 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid en artikel 129 vervallen de pensioenaanspraken van een deelnemer bij beëindiging van de deelneming, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. De eerste zin is niet van toepassing indien de deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en hij de pensioenuitvoerder daarover bij beëindiging van de deelneming heeft geïnformeerd.

F

In artikel 71 wordt «zijn de artikelen 69, 73, 82 tot en met 85, 87, 88 en 93 tot en met 97 niet van overeenkomstige toepassing» vervangen door: zijn de artikelen 69 en 73 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 82 tot en met 85, 87, 88 en 93 tot en met 97 van overeenkomstige toepassing indien de beroepspensioenregeling daarin voorziet.

G

Artikel 78 komt te luiden:

Artikel 78. Afkoop klein ouderdomspensioen

  • 1. De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:

    • a. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 467,89 per jaar; en

    • b. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gepensioneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007.

  • 2. De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien:

    • a. op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag;

    • b. de gewezen deelnemer geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gewezen deelnemer instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007; en

    • c. de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en de pensioenuitvoerder na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 81a en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.

  • 3. De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gepensioneerde over zijn besluit hierover voor de ingang van het pensioen en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen zes maanden na de ingang van het pensioen.

  • 4. De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de gepensioneerde dan wel de gewezen deelnemer, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 5. De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

  • 6. Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 7. De pensioenuitvoerder waarborgt met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2007 bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 8. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 9. Indien de pensioenuitvoerder wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de betrokkene het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het vaststellen van de afkoopwaarde.

H

In artikel 79, vierde lid, en artikel 80, vierde lid, wordt «Artikel 78, zesde en negende tot en met elfde lid» vervangen door: Artikel 78, vijfde, zevende, achtste en tiende lid.

I

In artikel 81, eerste, derde en vierde lid, wordt «82» vervangen door: 81a.

J

Na artikel 81 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 81a. Recht op waardeoverdracht klein ouderdomspensioen

  • 1. De pensioenuitvoerder heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen indien:

    • a. op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag;

    • b. de pensioenuitvoerder bij de toepassing van dit lid niet een lager maximum hanteert dan het in onderdeel a bedoelde bedrag;

    • c. de opgebouwde aanspraak geen nettopensioen betreft; en

    • d. de waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe beroepspensioenregeling of de werkgever.

  • 2. De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer.

  • 3. De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

  • 4. De overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 5. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel onder meer over de berekening van de overdrachtswaarde.

K

In artikel 82, eerste lid, wordt «tenzij sprake is van een van de in de artikelen 83, 83a en 84 omschreven situaties» vervangen door: tenzij sprake is van een van de in de artikelen 83, 83a en 84 omschreven situaties of het pensioenaanspraken betreft waarvoor de pensioenuitvoerder artikel 81a toepast.

L

Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot het vierde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Het tweede lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing voor zover de wijziging van de beroepspensioenregeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, inhoudt dat de pensioenaanspraken worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op basis van een hogere pensioenrichtleeftijd en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a. de nieuwe pensioenrichtleeftijd betreft een pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op enig moment luidt of luidde;

    • b. de beroepspensioenregeling voorziet in de mogelijkheid de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen naar de ingangsdatum voor de wijziging; en

    • c. bij de vervroeging worden in de flexibiliseringfactoren naar de ingangsdatum van het pensioen voor de wijziging geen selectiefactoren in aanmerking genomen.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

M

Artikel 93, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «met dien verstande dat» vervangen door «met dien verstande dat de in artikel 83 gestelde eis inzake de ontvangende pensioenuitvoerder niet van toepassing is, en mits».

2. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en.

N

Artikel 94, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «; en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt.

O

Artikel 95, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt «; en» vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door «; en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt.

P

Aan artikel 96 wordt na «opgenomen voorwaarden» toegevoegd: , en mits:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

  • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Q

Aan artikel 97 wordt na «opgenomen voorwaarden» toegevoegd: , en mits:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

  • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

R

In artikel 171, eerste lid, wordt «80a, derde, vierde en zevende lid, 82» vervangen door «80a, derde, vierde en zevende lid, 81a, tweede, derde, vierde en zesde lid, 82» en wordt «92, tweede en zevende lid» vervangen door «92, tweede en achtste lid».

S

Na artikel 214 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 214a. Overgangsrecht Wet waardeoverdracht klein pensioen

  • 1. Artikel 66, zesde lid, is van toepassing indien de deelneming eindigt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel E, van de Wet waardeoverdracht klein pensioen.

  • 2. Indien de deelneming is geëindigd voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel E, van de Wet waardeoverdracht klein pensioen heeft de pensioenuitvoerder het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer te laten vervallen indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het recht, bedoeld in de eerste zin, informeert de gewezen deelnemers hierover.

  • 3. Artikel 81a is van toepassing indien de deelneming is geëindigd of eindigt vanaf 1 januari 2018.

  • 4. Indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2018:

    • a. is artikel 81a van toepassing indien voldaan wordt aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden; en

    • b. geldt de in artikel 82, eerste lid, opgenomen uitzondering voor de toepassing van artikel 81a niet.

  • 5. Indien de deelneming is geëindigd in het jaar 2017 heeft de pensioenuitvoerder op zijn vroegst twee jaar nadat de deelneming is geëindigd het recht op afkoop, bedoeld in artikel 78, tweede lid.

ARTIKEL III

De Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «26, eerste lid, 28, eerste, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: 26, eerste lid.

2. In het derde lid wordt «26, tweede lid, 28, vijfde, zesde, zevende en achtste lid,» vervangen door: 26, tweede lid.

B

Artikel 28 vervalt.

ARTIKEL IIIA

Indien artikel I, onderdeel F, en artikel II, onderdeel G, in werking treden wordt het bedrag, genoemd in artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Pensioenwet en artikel 78, eerste lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling vervangen door het bedrag, genoemd in artikel 66, eerste en tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 78, eerste en tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zoals deze luiden met ingang van 1 januari 2018.

ARTIKEL IV

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, en artikel II, onderdeel J, van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet waardeoverdracht klein pensioen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Wassenaar, 13 december 2017

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 765

Naar boven