Besluit van 17 november 2017, houdende wijziging van het Mediabesluit 2008 in verband met wijziging van de verdeling van het totaalbudget voor de regionale publieke media-instellingen, alsmede een verduidelijking ten aanzien van toegestane vermijdbare uitingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 9 oktober 2017, nr. WJZ/1261492(8643), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 2.89, tweede lid, en 2.170, vijfde lid, van de Mediawet 2008;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 oktober 2017, nr. W05.17.0341/I);

Gezien het nader rapport van onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 15 november 2017, nr. WJZ/1268183(8643), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Mediabesluit 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4a komt de tabel te luiden:

Regionale publieke media-instelling

Percentage

Stichting RTV Noord

6,350

Stichting Omrop Fryslân

7,000

Stichting RTV Drenthe

6,363

Stichting RTV Oost

7,360

Stichting Omroep Gelderland

11,239

Stichting Regionale Omroep Flevoland

5,510

Stichting Samenwerkende Publieke Omroepen Midden Nederland

6,580

Stichting RTV NH

9,739

Stichting Regionale Omroep West

7,040

Stichting Regionale Omroep Rotterdam-Rijnmond en Omgeving

7,190

Stichting Omroep Zeeland

6,000

Stichting Regionale Omroep Brabant

11,739

Stichting Omroep Limburg

7,890

B

In artikel 14a wordt «de vermelding» telkens vervangen door: de vertoning of vermelding.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 december 2017.

  • 2. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2017, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, waarbij artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 december 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 17 november 2017

Willem-Alexander

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Uitgegeven de achtentwintigste november 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Mediabesluit 2008 (hierna: het Mediabesluit).Ten eerste bevat dit besluit een wijziging van de tabel voor de verdeling van het totaalbudget over de regionale publieke media-instellingen. Ten tweede bevat dit besluit een technische verbetering ten aanzien van toegestane vermijdbare uitingen.

2. Wijziging van de verdeling van het budget voor de regionale publieke media-instellingen

Op 1 januari 2017 is een wijziging van het Mediabesluit in werking getreden, waarin de verdeling van het totaalbudget over de verschillende regionale publieke media-instellingen werd aangepast (Stb. 2016, 488). Deze aanpassing was onder andere noodzakelijk vanwege de taakstelling op het totale budget voor de regionale publieke mediasector van 17 miljoen euro per 1 januari 2017.1 Ter voorbereiding op deze bezuiniging hebben de regionale publieke media-instellingen met elkaar afgesproken dat de drie grootste instellingen genoegen zouden nemen met een lagere financiële bijdrage, zodat dit bedrag gebruikt zou kunnen worden om de financiële bijdrage van drie kleine instellingen te vergroten. Dit om de overgang naar 2017 voor de kleinere instellingen makkelijker te maken.

De regionale publieke media-instellingen hebben aangegeven dat zij het niet wenselijk vinden dat de hiervoor genoemde bijstelling van de verdeling van het totaalbudget na 2017 wordt doorgezet. Dit is de reden dat de verdeling van het budget opnieuw wordt aangepast en dat het noodzakelijk is om deze wijziging van het Mediabesluit op 1 december 2017 in werking te laten treden (zie hierna de artikelsgewijze toelichting bij de inwerkingtredingsbepaling, artikel II).

Bovengenoemde wijziging heeft de steun van alle regionale publieke media-instellingen, die via de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO) bij brief van 11 juli 2017 uitdrukkelijk hebben verzocht om deze aanpassing van de verdeling van het totaalbudget.

3. Vermijdbare uitingen

De artikelen 9 tot en met 14 van het Mediabesluit geven een regeling voor situaties waarin vermijdbare uitingen in het media-aanbod van de publieke mediadienst zijn toegestaan. Op grond van artikel 14a van het Mediabesluit kan het Commissariaat voor de Media aanvullend in een aantal in dat artikel genoemde situaties bij regeling bepalen dat vermijdbare uitingen in het media-aanbod van de publieke mediadienst zijn toegestaan. In artikel 14a is abusievelijk de term vermelding gebruikt voor situaties waarin zowel de vertoning als vermelding door het Commissariaat kan worden aangemerkt als een toegestane vermijdbare uiting. In dit besluit wordt dit technische gebrek hersteld.

4. Financiële gevolgen

Het besluit heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

5. Administratieve lasten

Het besluit heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Een concept van het besluit is voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat heeft laten weten het besluit als uitvoerbaar en handhaafbaar te beoordelen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 4a Mediabesluit)

Artikel I, onderdeel A, stelt in artikel 4a van het Mediabesluit de nieuwe verdelingstabel vast voor de verdeling van het totaalbudget over de regionale publieke media-instellingen (zie nader hierboven).

Artikel I, onderdeel B (artikel 14a Mediabesluit)

Met artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 14a, onderdelen, b, d en e, vermelding vervangen door vertoning of vermelding. Met deze aanpassing wordt een technisch gebrek hersteld.

Artikel II

Artikel II geeft een regeling voor de inwerkingtreding. Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, dat terugwerkt tot en met 1 december 2017. Indien het besluit na 31 december 2017 wordt gepubliceerd, treedt het besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. In die situatie werkt artikel I, onderdeel A, terug tot en met 1 december 2017.

Bij de inwerkingtreding van dit besluit wordt terugwerkende kracht toegepast. Tevens wordt afgeweken van het kabinetsbeleid met betrekking tot de vaste verandermomenten.

Bovenstaande is noodzakelijk om buiten twijfel te stellen dat de gewijzigde budgetverdeling al geldt voor de kostenbijdragen die door het Commissariaat voor de Media in december 2017 voor het jaar 2018 worden vastgesteld.2 Van belang hierbij is dat de wijziging op verzoek en met instemming van alle regionale media-instellingen tot stand is gekomen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 34 000 VIII, nr. 61.

X Noot
2

Ingevolge artikel 2.170, tweede lid, van de Mediawet 2008, wordt op de aanvragen van de regionale publieke media-instellingen vóór 1 januari beslist.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven