Besluit van 6 juni 2017 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector in verband met de implementatie van richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257) (Implementatiebesluit richtlijn betaalrekeningen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 7 april 2017, 2017-0000070739, directie Financiële Markten;

Gelet op richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257), alsmede de artikelen 1:80, tweede lid, 1:81, 4:20, eerste en vierde lid, en 4:25, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2017, nr. W06.17.0101/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 30 mei 2017, 2017-0000093551;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 59d, eerste en vierde lid, wordt «artikel 59d» steeds vervangen door: artikel 59e.

B

Artikel 59e wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid vervalt.

2. Aan het slot van de onderdelen g, n, t, w en y vervalt telkens: en.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel z door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • aa. indien de betaaldienstgebruiker een consument is, de informatie, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de richtlijn betaalrekeningen, op de in dat artikel omschreven wijze en met inachtneming van de artikelen 6 en 8 van die richtlijn.

C

Aan artikel 59e wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aa door een puntkomma , een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • ab. indien de betaaldienstgebruiker een consument is, het informatiedocument bedoeld in artikel 4 van de richtlijn betaalrekeningen, op de in dat artikel omschreven wijze en met inachtneming van de artikelen 6 en 8 van die richtlijn.

D

In het opschrift van paragraaf 8.1.6. wordt de zinsnede «4:22, tweede lid, van de wet» vervangen door: 4:22, eerste en tweede lid, van de wet.

E

In artikel 71h wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Een betaaldienstverlener verstrekt de consument ten minste jaarlijks een vergoedingenstaat als bedoeld in artikel 5 van de richtlijn betaalrekeningen, op de in dat artikel omschreven wijze en met inachtneming van artikel 6 van die richtlijn.

F

Na artikel 86i wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 86ia

  • 1. Een betaaldienstverlener met vestiging in Nederland biedt aan consumenten die een betaalrekening aanhouden bij een betaaldienstverlener met vestiging in Nederland en die een overstap maken naar een andere betaalrekening in dezelfde munteenheid bij een betaaldienstverlener met vestiging in Nederland, een overstapdienst aan als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van de richtlijn betaalrekeningen. Daarbij worden de artikelen 10, tweede tot en met vierde lid, vijfde lid, onderdelen b tot en met e, en zesde lid, 12, 13, eerste en tweede lid, en 14 van die richtlijn in acht genomen. Op verzoek van de consument initieert de ontvangende betaaldienstverlener de overstapdienst en verleent hij de consument bijstand bij het instellen van doorlopende overboekingen vanaf de in de door de consument aan de ontvangende betaaldienstverlener verleende toestemming bepaalde datum.

  • 2. Een betaaldienstverlener met vestiging in Nederland faciliteert op verzoek van een consument met inachtneming van artikel 11 van de richtlijn betaalrekeningen een overstap van een betaalrekening die door de betreffende consument wordt aangehouden bij die betaaldienstverlener naar een betaalrekening bij een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde betaaldienstverlener.

G

Na artikel 176 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 176a

Een wijziging van de richtlijn betaalrekeningen gaat voor de toepassing van de artikelen 59e, onderdelen aa en ab, 71h, tweede lid, en 86ia gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

ARTIKEL II

Het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming van artikelen uit de Wet op het financieel toezicht onder het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelnummers met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:

4:71f

2

4:71g, eerste lid

2

4:71h, eerste en tweede lid

2

4:71h, derde lid

1

4:71i, tweede en derde lid

2

4:71i, vierde lid

1

2. In de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt «59e, eerste lid» vervangen door «59e» en wordt in de numerieke volgorde het volgende artikelnummer met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:

86ia

2

B

In artikel 10, eerste lid, wordt in de opsomming van artikelen uit het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen in de numerieke volgorde het volgende artikelnummer met bijbehorende boetecategorie ingevoegd:

71h, tweede lid

2

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip met uitzondering van de artikelen I, onderdeel F, en II, onderdeel A, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.

ARTIKEL IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Implementatiebesluit richtlijn betaalrekeningen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 juni 2017

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de vijftiende juni 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Dit besluit strekt tot implementatie van richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257), hierna genoemd de richtlijn betaalrekeningen. De richtlijn betaalrekeningen bevat drie onderdelen: a) het beter vergelijkbaar maken van de tarieven die verband houden met betaalrekeningen en de daaraan gekoppelde diensten, b) het verplicht stellen van een overstapdienst om het overstappen naar een andere betaaldienstverlener te vergemakkelijken en c) de toegang tot een basisbetaalrekening. De verplichting tot het hebben van een vergelijkingswebsite voor betaalrekeningen en de basisbetaalrekening worden opgenomen in de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening. De overige verplichtingen uit de richtlijn betaalrekeningen die verband houden met de vergelijkbaarheid van betaalrekeningen en de overstapdienst worden in dit besluit geïmplementeerd. De richtlijn betaalrekeningen diende uiterlijk op 18 september 2016 te zijn geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de implementatie van de genoemde onderdelen a en b van de richtlijn betaalrekeningen.

§ 2. Inhoud van het besluit

a. vergelijking tarieven betaalrekeningen

Het beter vergelijkbaar maken van de vergoedingen voor betaalrekeningen en de daaraan verbonden betaaldiensten vindt plaats op drie manieren. In de eerste plaats worden op Europees niveau standaarddefinities vastgesteld van de meest gebruikte betaaldiensten waarvoor normaal gesproken een vergoeding is verschuldigd (artikel 3 van de richtlijn betaalrekeningen). In de tweede plaats stelt de richtlijn betaalrekeningen een aantal informatieverplichtingen voor betaaldienstverleners om de vergoedingen die zij in rekening brengen conform de Europese standaarddefinities kenbaar te maken (artikelen 4, 5 en 20, tweede lid, van de richtlijn betaalrekeningen), waarbij de artikelen 6 en 8 van de richtlijn betaalrekeningen in acht genomen moeten worden. De in de artikelen 4, 5 en 20, tweede lid, van de richtlijn betaalrekeningen genoemde verplichtingen worden in dit besluit geïmplementeerd op grond van artikel 4:22 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Verder moeten de lidstaten van de EU ervoor zorgen dat iedere lidstaat tenminste één vergelijkingswebsite heeft, waarop consumenten de tarieven van de verschillende betaaldienstverleners kunnen vergelijken aan de hand van de standaarddefinities (artikel 7 van de richtlijn betaalrekeningen). Deze verplichting is opgenomen in de Implementatiewet toegang betaalrekeningen.

b. overstapdienst

De verplichting tot het aanbieden van een overstapdienst heeft tot doel om consumenten die naar een andere betaalrekening willen overstappen bij de overstap te ondersteunen. Het aanbieden van een overstapdienst moet worden gezien als een aspect van de verplichting voor financiële ondernemingen om consumenten zorgvuldig te behandelen bij het verlenen van financiële diensten (artikel 4:25 Wft). Daar moet immers ook onder worden verstaan het ordentelijk afwikkelen van een relatie die de consument wenst te beëindigen en het aangaan van een nieuwe relatie. Bij het aanbieden van een overstapdienst, waarmee de overstap van een consument van de ene naar de andere betaaldienstverlener wordt gefaciliteerd, kunnen enerzijds verplichtingen worden onderscheiden voor de betaaldienstverlener waar de consument vandaan komt (de overdragende betaaldienstverlener) en anderzijds verplichtingen voor de betaaldienstverlener waar de consument naartoe wil (de ontvangende betaaldienstverlener). Aangezien de verplichting om een consument zorgvuldig te behandelen betrekking heeft op zowel het afwikkelen van een bestaande relatie als het aangaan van een nieuwe, kan de verplichting voor betaaldienstverleners om een overstapdienst aan te bieden worden geïmplementeerd op basis van artikel 4:25 Wft. De in het derde lid van dat artikel genoemde voorhangprocedure is in dit geval niet van toepassing op de hiermee samenhangende aanpassing van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (artikel I, onderdeel E), aangezien het onderhavige besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van de richtlijn betaalrekeningen. Op grond van artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geldt de voorhangprocedure in dat geval niet.

Banken in Nederland bieden al sinds 2002 een overstapdienst (de Overstapservice) aan die grotendeels voldoet aan de in de richtlijn gestelde eisen. De bestaande overstapdienst voldoet op dit moment (nog) niet aan de in artikel 10, vijfde lid, onderdeel a, van de richtlijn, genoemde voorwaarde betreffende periodieke overboekingen voldoet, aangezien het geautomatiseerd instellen van periodieke overboekingen binnen de bestaande Overstapservice door een ontvangende betaaldienstverlener een aantal operationale problemen met zich meebrengt. Zo kunnen de overdragende en de ontvangende betaaldienstverlener verschillende tijdseenheden hanteren voor periodieke overboekingen (bij de overdragende betaaldienstverlener zijn bijvoorbeeld tweemaandelijkse periodieke overboekingen mogelijk, terwijl bij de ontvangende betaaldienstverlener alleen wekelijkse en maandelijkse periodieke overboekingen mogelijk zijn). Ook leidt het geautomatiseerd instellen van veel voorkomende periodieke overboekingen van een betaalrekening naar een spaarrekening die niet in de overstap is betrokken tot problemen. Gelet op deze operationele problemen is in het belang van de consument gekozen voor een eenvoudigere en effectievere manier voor het instellen van periodieke overboekingen bij een overstap en op dit punt gebruik te maken van de in de richtlijn geboden lidstaatoptie om alternatieve maatregelen vast te stellen of in stand te houden. De alternatieve maatregelen moeten volgens de richtlijn duidelijk in het belang zijn van de consument, geen extra lasten voor de consument met zich meebrengen en de overstap moet binnen eenzelfde globaal tijdsbestek, te weten 12 werkdagen, worden afgewikkeld. Door de aan de bestaande Overstapservice deelnemende betaaldienstverleners (in Nederland zijn dat alle banken die betaalrekeningen aanbieden) wordt het punt betreffende de periodieke overboekingen thans vormgegeven door het bieden van begeleiding door de ontvangende bank aan de overstapper bij het instellen van periodieke overboekingen in de internetbankieromgeving, indien de overstapper daarom verzoekt. Aangezien deze alternatieve maatregel aan de in de richtlijn gestelde voorwaarden voldoet, wordt de in Nederland reeds bestaande overstapdienst op dit punt aangemerkt als een alternatieve maatregel als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de richtlijn.

§ 3. Gevolgen

De bepalingen in dit besluit betreffende de vergelijking van tarieven van betaalrekeningen (artikel I, onderdelen B en D) hebben tot doel het beter vergelijkbaar maken voor consumenten van de tarieven die verband houden met betaalrekeningen en de daaraan gekoppelde diensten. De kosten die betaaldienstverleners moeten maken om deze verplichtingen na te leven bedragen voor wat betreft artikel 4 van de richtlijn (informatiedocument betreffende de vergoedingen en verklarende woordenlijst) naar voorlopige schatting 2,5 miljoen euro aan eenmalige implementatiekosten (250.000 euro aan geschatte eenmalige (gemiddelde) implementatiekosten per bank x 10 (geschatte aantal banken in Nederland dat consumentenbetaalrekeningen uitgeeft)). De jaarlijks terugkerende kosten om te voldoen aan artikel 4 bedragen 3,5 miljoen euro (geschatte jaarlijkse kosten per betaalrekening met toegang tot internetbankieren ad € 0,01 x 16.171.002 door consumenten in Nederland aangehouden betaalrekeningen met toegang tot internetbankieren + geschatte jaarlijkse kosten per betaalrekening zonder toegang tot internetbankieren ad € 1 x 3.415.968 door consumenten in Nederland aangehouden betaalrekeningen zonder toegang tot internetbankieren + geschatte jaarlijkse kosten per betaalrekening als gevolg van betaalrekening-overstappers) ad € 0,01 x 783.479 (geschatte aantal overstappers van betaalrekening aangehouden bij de ene bank naar die bij een andere bank op jaarbasis)). Voor artikel 5 van de richtlijn (vergoedingenstaat) zijn de eenmalige implementatiekosten naar schatting 5 miljoen euro (geschatte eenmalige (gemiddelde) implementatiekosten per bank ad 500.000 euro x 10 (geschatte aantal banken in Nederland dat consumentenbetaalrekeningen uitgeeft)). De jaarlijks terugkerende kosten om te voldoen aan artikel 5 bedragen 3,5 miljoen euro (geschatte jaarlijkse kosten per betaalrekening met toegang tot internetbankieren ad € 0,01 x 16.171.002 door consumenten aangehouden betaalrekeningen in Nederland met toegang tot internetbankieren + geschatte jaarlijkse kosten per betaalrekening zonder toegang tot internetbankieren ad € 1 x 3.415.968 door consumenten aangehouden betaalrekeningen in Nederland zonder toegang tot internetbankieren + geschatte jaarlijkse kosten per betaalrekening als gevolg van betaalrekening-overstappers ad € 0,01 x 783.479 (geschatte aantal overstappers van betaalrekening aangehouden bij de ene bank naar die bij een andere bank op jaarbasis)). De eenmalige implementatiekosten om te voldoen aan artikel 20, tweede lid, van de richtlijn (algemene informatie betreffende betaalrekeningen met basisfuncties) bedragen naar schatting 500.000 euro (geschatte eenmalige implementatiekosten per bank ad 50.000 x 10 (geschatte aantal banken in Nederland dat consumentenbetaalrekeningen uitgeeft)). De jaarlijks terugkerende kosten om te voldoen aan artikel 20, tweede lid, bedragen naar schatting 64.000 euro.

In Nederland boden banken reeds vóór de inwerkingtreding van de richtlijn betaalrekeningen een Overstapservice aan voor zowel consumenten als bedrijven. Deze Overstapservice voldoet al grotendeels aan de verplichtingen die de richtlijn betaalrekeningen stelt aan een overstapdienst. De kosten van aanpassing van de bestaande Overstapservice aan de richtlijneisen worden voorlopig geschat op 4 miljoen euro aan eenmalige implementatiekosten (geschatte eenmalige gemiddelde implementatiekosten per bank ad 400.000 x 10 (geschatte aantal banken in Nederland dat consumentenbetaalrekeningen uitgeeft)) en 1,5 miljoen euro aan jaarlijks terugkerende kosten (75% x (geschatte jaarlijkse extra kosten t.o.v. huidige situatie per overstapper die gebruik maakt van de Overstapservice ad € 2,50 x 783.479 (geschatte aantal overstappers van betaalrekening aangehouden bij de ene bank naar die bij een andere bank op jaarbasis)). Hierbij is ervan uitgegaan dat 75% van het geschatte aantal overstappers (4% van het totale aantal betaalrekeningen) daadwerkelijk van de Overstapservice gebruik zal maken.

Bovengenoemde bedragen zijn voorlopige schattingen van de Betaalvereniging Nederland (verder: de Betaalvereniging). De Betaalvereniging hanteert voor deze kosten een bandbreedte van plus of min 25% van genoemde bedragen.

§ 4. Toezicht en handhaving

De verplichtingen uit hoofde van dit besluit zijn gegrond op het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de Wft. Dit deel is gericht op ordelijke en transparante marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is in Nederland belast met het toezicht op de naleving en de handhaving van deze verplichtingen. De implementatie van de richtlijn betaalrekeningen brengt enkele extra taken met zich mee voor de AFM. Zoals reeds in de memorie van toelichting bij de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening is vermeld zullen de kosten daarvan – op grond van de Wet bekostiging financieel toezicht – door de financiële sector moet worden gedragen. De hoogte van deze kosten wordt geraamd op in totaal 150.000 euro per jaar.

§ 5. Consultatie

Op 28 september 2016 is het ontwerp Implementatiebesluit richtlijn betaalrekeningen gedurende vier weken ter consultatie aangeboden op de website www.internetconsultatie.nl. Gedurende de consultatie is één reactie ontvangen, te weten van de Betaalvereniging. Naar aanleiding van de consultatiereactie van de Betaalvereniging is, naast een aantal tekstuele verduidelijkingen, in de nota van toelichting expliciet verwezen naar het gebruik van de lidstaatoptie van artikel 10, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen met betrekking tot het in stand houden van alternatieve maatregelen voor de overstapdienst. Het voorstel van de Betaalvereniging om de verplichting betreffende de vergelijkingswebsite op te nemen in het besluit in plaats van in de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening is niet overgenomen. Gelet op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 29 januari 2016 op dit punt is ervoor gekozen om deze verplichting op te nemen in de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening. Het voorstel om in de nota van toelichting van het ontwerp besluit expliciet te vermelden dat aan de eisen in bepaalde onderdelen van de richtlijn betaalrekeningen pas op een later moment hoeft te worden voldaan, is deels overgenomen. Hierbij wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen B en C. Verder volgt een en ander ook uit de tekst van de richtlijn zelf en uit artikel III van het besluit, dat het mogelijk maakt om bepaalde artikelen of onderdelen daarvan op verschillende tijdstippen in werking te laten treden. Om ervoor te zorgen dat ook de bepalingen ter implementatie van de artikelen 4 en 20, tweede lid, van de richtlijn betaalrekeningen op verschillende tijdstippen in werking kunnen treden, is het besluit ten opzichte van de consultatieversie gewijzigd in de zin dat artikel 4 van de richtlijn betaalrekeningen in een afzonderlijk onderdeel wordt geïmplementeerd, te weten in een nieuw toe te voegen onderdeel ab van artikel 59e van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.

§ 6. Implementatietermijn

De Europese Commissie heeft Nederland op 24 november 2016 in gebreke gesteld vanwege overschrijding van de implementatietermijn van de richtlijn betaalrekeningen. Op 28 april 2017 is door de Europese Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht met het verzoek om de verplichtingen krachtens artikel 29 van de richtlijn betaalrekeningen na te komen. Volgens artikel 29, eerste lid, van die richtlijn moeten lidstaten uiterlijk op 18 september 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen die nodig zijn om aan de richtlijn te voldoen. Ingevolge het tweede lid moeten deze bepalingen ook vanaf die datum worden toegepast. In afwijking daarvan gelden voor enkele bepalingen, alsmede voor door de Europese Bankautoriteit vast te stellen nadere voorschriften, andere regels. Een deel van de richtlijn betaalrekeningen, te weten de bepalingen betreffende de verplichting tot het hebben van een vergelijkingswebsite voor betaalrekeningen en de bepalingen betreffende de basisbetaalrekening, is geïmplementeerd in de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening, welke op 11 november 2016 in werking is getreden. Feitelijk werd op 18 september 2016 reeds aan de verplichtingen ten aanzien van die onderdelen voldaan, aangezien op die datum reeds ten minste één vergelijkingswebsite voor betaalrekeningen operationeel was, die aan de eisen van de richtlijn betaalrekening voldeed. Ook was op 18 september 2016 reeds een basisbetaalrekening beschikbaar. Met de Implementatiewet toegang basisbetaalrekening werd deze ook wettelijk geregeld. In het onderhavige besluit wordt onder meer de verplichting betreffende een overstapdienst geregeld. Aangezien banken in Nederland al sinds 2002 een overstapdienst aanbieden die grotendeels voldoet aan de eisen die de richtlijn betaalrekeningen hieraan stelt, is ook op dit punt feitelijk geen sprake van een grote verandering. De richtlijn betaalrekeningen werd derhalve op 18 september 2016 in de praktijk al grotendeels toegepast. De overschrijding van de implementatietermijn heeft dan ook tot nu toe geen noemenswaardige gevolgen gehad voor de praktijk.

Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

A

Dit onderdeel betreft een correctie in de tekst: artikel 59d verwijst op dit moment naar zichzelf, terwijl dit naar artikel 59e moet verwijzen.

B en C

In deze onderdelen worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd aan artikel 59e, ter implementatie van de artikelen 4 en 20, tweede lid, van de richtlijn betaalrekeningen. Op grond van deze nieuwe onderdelen moeten betaaldienstverleners de tarieven die zij in rekening brengen voor de op Europees niveau gedefinieerde diensten kenbaar maken voordat zij met de consument een overeenkomst met betrekking tot een betaalrekening aangaan. Onderdeel ab zal, gelet op het bepaalde in artikel 29, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn (betreffende afwijking van de ingangsdatum van 18 september 2016), pas inwerking treden vanaf negen maanden na de inwerkingtreding van de betreffende gedelegeerde handeling.

D

Aangezien de implementatie van artikel 5 van de richtlijn betaalrekeningen plaatsvindt op grond van artikel 4:22, eerste lid, Wft, heeft paragraaf 8.1.6 ook betrekking op dat artikellid, zodra dat wordt toegevoegd.

E

Dit onderdeel strekt ter implementatie van artikel 5 van de richtlijn betaalrekeningen, waarin wordt voorgeschreven dat een betaaldienstverlener aan de consument-rekeninghouder tenminste jaarlijks een vergoedingenstaat dient te verstrekken waarin staat gespecificeerd voor welke betaaldiensten kosten in rekening zijn gebracht. Artikel 71h ziet op het verstekken van informatie over betalingstransacties gedurende de looptijd van een overeenkomst. In dit artikel wordt een lid ingevoegd dat ziet op tenminste jaarlijks te verstrekken informatie, namelijk een vergoedingenstaat als bedoeld in artikel 5 van de richtlijn betaalrekeningen.

F

Dit onderdeel implementeert de verplichting voor lidstaten om ervoor te zorgen dat betaaldienstverleners een overstapdienst aanbieden aan consumenten om hun overstap naar een betaalrekening bij een andere betaaldienstverlener te faciliteren (artikelen 9 tot en met 14 van de richtlijn betaalrekeningen). Deze verplichting geldt voor alle in Nederland gevestigde betaaldienstverleners. Het voorgestelde artikel is daarom zowel gericht tot ontvangende betaaldienstverleners als overdragende betaaldienstverleners. In de richtlijn betaalrekeningen staat uitputtend beschreven aan welke eisen de overstapdienst dient te voldoen, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar een overstap naar een andere in Nederland gevestigde betaaldienstverlener respectievelijk naar een betaaldienstverlener die is gevestigde in een andere EU-lidstaat.

Met de in de laatste volzin van het eerste lid van het nieuwe artikel 86ia opgenomen zinsnede «en verleent hij de consument bijstand bij het instellen van doorlopende overboekingen vanaf een in de toestemming bepaalde datum» wordt ten aanzien van de periodieke overboekingen (artikel 10, vijfde lid, onderdeel a, van de richtlijn) gebruik gemaakt van de in artikel 10, eerste lid, van de richtlijn geboden lidstaatoptie om een alternatieve maatregel in stand te houden. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2, onderdeel b, van het algemeen deel van deze toelichting.

G

Dit artikel regelt het moment van doorwerking van een wijziging van de richtlijn betaalrekeningen in de artikelen 59e, onderdelen aa en ab, 71h, tweede lid, en 86ia.

Artikel II (Besluit bestuurlijke boetes financiële sector)

Met dit artikel wordt de (maximale) hoogte vastgelegd van de bestuurlijke boetes die kunnen worden opgelegd bij overtreding van de diverse bepalingen ter implementatie van de richtlijn betaalrekeningen. Bij de bepaling van de toepasselijke boetecategorieën is zoveel mogelijk aangesloten bij de categorieën zoals die nu zijn bepaald voor het aanbieden van een basisbankrekening en het verstrekken van informatie omtrent financiële producten. Met betrekking tot de verplichting tot het verstrekken van informatie omtrent de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de AFM en/of het Kifid, is gekozen voor de laagste categorie (1), aangezien dit als een relatief lichte overtreding kan worden aangemerkt. Het niet verstrekken van deze informatie doet immers niets af aan het recht van de consument om alsnog een klacht in te dienen bij de genoemde instanties, van wie de contactgegevens gemakkelijk zijn te achterhalen via andere bronnen.

Artikel III (Inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het besluit. Aangezien de inwerkingtreding van de onderdelen van de artikelen I en II afhankelijk is van de inwerkingtreding van gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie, is bepaald dat de inwerkingtreding van die artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Bijlage. Transponeringstabel

Afkortingen

Bgfo

Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

PAD

Payment Accounts Directive – Richtlijn betaalrekeningen

Wft

Wet op het financieel toezicht

PAD artikel (lid)

Implementatie

Toelichting

Vergelijkbaarheid van tarieven van betaalrekeningen

4

59e, onderdeel aa, Bgfo

 

5

71h, tweede lid, Bgfo

 

6

59e, onderdeel aa, en 71h, tweede lid, Bgfo

 

8

59e, onderdeel aa, Bgfo

 

20(2)

59e, onderdeel aa, Bgfo

 

Vergelijkingswebsites

7

4:71j Wft

 

Overstapdienst

9, 10, 11, 12, 13 en 14

86ia Bgfo

Gebruik gemaakt van lidstaatoptie in artikel 10, eerste lid, richtlijn voor wat betreft periodieke overboekingen

Sancties

26

10, eerste lid, Besluit bestuurlijke boetes financiële sector

 

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven