Besluit van 12 april 2017, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van de Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen (Stb. 2017, 24)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 april 2017, nr. 2017-0000037239;

Gelet op artikel XIX van de Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen (Stb. 2017, 24);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen (Stb. 2017, 24) treedt in werking met ingang van 1 juli 2017, met uitzondering van:

  • a. de artikelen I, onderdelen A, D, E, Ea, G, voor zover het betreft artikel 13a, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, J, K en Ka, en XIV tot en met XVII die in werking treden met ingang van 1 januari 2018; en

  • b. artikel I, onderdeel G, voor zover het betreft artikel 13a, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2019.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 12 april 2017

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de twaalfde mei 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel XIX van de Wet van 25 januari 2017, houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon, in verband met stukloon en meerwerk en enige andere wijzigingen (Stb. 2017, 24), hierna: de wet, voorziet in de mogelijkheid om de artikelen van die wet of onderdelen daarvan op een verschillend tijdstip bij koninklijk besluit in werking te laten treden.

Gestreefd werd naar inwerkingtreding van de wet per 1 juli 2017.1 Gezien de publicatie van de wet op 8 februari 2017 is inwerkingtreding van de onderdelen van de wet die zien op de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassen minimumloon per 1 juli 2017 haalbaar en is bij dit besluit hierin voorzien.

De onderdelen van de wet die zien op stukloon en meerwerk treden per 1 januari 2018 in werking, om werkgevers, werknemers en sociale partners de tijd te geven om hun werkwijze aan te passen aan de onderdelen van deze wet.

De artikelen XIV tot en met XVII treden zoals aangekondigd2 in werking met ingang van 1 januari 2018, aangezien het minimumjeugdloonvoordeel per kalenderjaar wordt uitgevoerd en dat vanaf dat tijdstip werkgevers met werknemers die voldoen aan de voorwaarden recht hebben op minimumjeugdloonvoordeel. Zoals gesteld is het afhankelijk van de omstandigheid of een algemene maatregel van bestuur is getroffen voor afwijkende jeugdlonen voor werknemers die de beroepsbegeleidende leerweg volgen (zogenoemde BBL’ers) of de artikelen XVI en XVII gelden. Deze artikelen zullen wel per 1 januari 2018 in werking treden, maar de inhoud er van is afhankelijk van het feit of voornoemde algemene maatregel van bestuur dan tot stand is gekomen.

Om cao-partijen de mogelijkheid te bieden om cao’s aan te passen aan de regeling voor meewerk, dan wel nieuwe cao’s te sluiten voor zover daarvan op dit moment geen sprake is, zal het vereiste dat compensatie in betaalde vrije tijd alleen kan als deze mogelijkheid in een cao is opgenomen (artikel 13a, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel G van deze wet), een jaar later in werking treden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken II, 2016/17, 34 573, nr. 3, p. 52.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2016/17, 34 573, nr. 5, p. 8.

Naar boven