Wet van 18 april 2017 tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om aanvullende maatregelen te nemen om te voorkomen dat grote ondernemingen onredelijk lange betaaltermijnen afdwingen en dat daartoe een uiterste betaaltermijn van zestig dagen gaat gelden voor grote ondernemingen die een handelsovereenkomst sluiten met zelfstandig ondernemers of kleine of middelgrote ondernemingen en dat daartoe artikel 119a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden aangepast;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 119a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde tot en met achtste lid worden vernummerd tot zevende tot en met negende lid.

2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van lid 5 kunnen partijen geen uiterste dag van betaling overeenkomen van meer dan zestig dagen indien de schuldenaar een rechtspersoon is die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten, bedoeld in artikel 397, leden 1 en 2 van Boek 2, en de schuldeiser een natuurlijk persoon is die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf of een rechtspersoon, die gedurende die periode aan ten minste twee van die vereisten heeft voldaan. Een beding in een overeenkomst in strijd met de vorige zin is nietig.

ARTIKEL II

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 183a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 183b

Artikel 119a, lid 6, van Boek 6, zoals gewijzigd door de wet van 18 april 2017 tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen (Stb. 170), wordt één jaar na het tijdstip van het in werking treden van die wet van toepassing op overeenkomsten die op dat tijdstip bestaan. In afwijking van artikel 79 geldt de nietigheid van een beding in de overeenkomst, na het verstrijken van het in de vorige zin bedoelde tijdvak; deze nietigheid heeft evenwel geen werking over het tijdvak voordat dat lid van toepassing is geworden, tenzij het beding toen reeds nietig was.

ARTIKEL IIA

Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 18 april 2017

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Uitgegeven de zesentwintigste april 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 559

Naar boven