Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 november 2014, nummer 586876;

Gelet op de artikelen 17c, 18, vijfde lid, 18d, 19e, achtste lid, 19h, derde lid, 20d, en 24b, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 december 2014, nr. W03.14.0429/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014, nr. 594820;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit burgerlijke stand 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van Hoofdstuk 1 wordt na «de in verband met het opmaken van bepaalde akten» ingevoegd: te verstrekken gegevens en.

B

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

  • 1. De registers van de burgerlijke stand kunnen ook elektronisch zijn.

  • 2. Op de elektronische registers zijn de artikelen 6 tot en met 10 van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van het elektronische register zich daartegen niet verzet.

C

In artikel 11 wordt na «ingeschreven in de» ingevoegd: losbladige.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De in elektronische vorm opgemaakte akten worden op zodanige wijze opgeslagen dat deze op grond van de in artikel 13 onder a tot en met e opgenomen gegevens terug te vinden zijn.

E

In artikel 16 wordt na het vierde lid een vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Is de akte in elektronische vorm opgemaakt en opgeslagen, dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand aanvullingen op zodanige wijze bij de akte op dat dit blijvend achteraf is vast te stellen.

F

In artikel 17 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede lid en derde lid.

G

Artikel 20, eerste lid, komt te luiden: Met uitzondering van de akte van geboorte en de akte van overlijden ondertekenen de verschijnende partijen en de ambtenaar van de burgerlijke stand achtereenvolgens de akte in elkaars bijzijn.

H

Artikel 23, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De verklaring als bedoeld in artikel 44, respectievelijk artikel 80a, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt vernietigd nadat achttien maanden zijn verstreken sinds het opmaken van de huwelijksakte respectievelijk de akte van geregistreerd partnerschap.

I

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «eerste» ingevoegd: of vierde lid.

2. In het derde lid vervalt: en voorzien van zijn dienststempel.

J

In het opschrift van de zesde afdeling van Hoofdstuk 1 wordt «over te leggen» vervangen door: te verstrekken.

K

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «over te leggen» vervangen door: te verstrekken.

2. In het eerste lid, onderdeel h, wordt «aanwezig» vervangen door: betrokken.

3. In het tweede lid wordt na «de geboorte» ingevoegd «in persoon» en wordt «overgelegd» vervangen door: overhandigd.

4. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de aangifte van de geboorte elektronisch wordt gedaan, verstrekt de arts of de verloskundige de in het eerste lid bedoelde gegevens aan de ambtenaar van de burgerlijke stand via een daartoe bestemd formulier.

5. In het vierde lid (nieuw) wordt na «het eerste» ingevoegd: en derde.

L

Het opschrift van de zevende afdeling van Hoofdstuk 1 komt te luiden: De in verband met de kennisgeving van het huwelijk en de registratie van een partnerschap af te leggen verklaring en de stuiting van het huwelijk en van de registratie van een partnerschap.

M

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

  • 1. De verklaring als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder j, respectievelijk artikel 80a, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vermeldt voor zover van toepassing, de volgende gegevens betreffende de persoon op wie de verklaring betrekking heeft:

    • 1°. zijn nationaliteit;

    • 2°. een omschrijving van zijn identiteitsbewijs, met vermelding van het nummer, de plaats en de datum van afgifte;

    • 3°. een omschrijving van het bewijsstuk van permanent verblijf in het buitenland;

    • 4°. de volgende gegevens over de kinderen tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat: geslachtsnaam, voornamen, datum, plaats en land van geboorte, nationaliteit, woon- of verblijfplaats, alsmede de geslachtsnaam en voornamen van de andere ouder, die tot de kinderen in familierechtelijke betrekking staat;

    • 5°. de volgende gegevens over zijn eerdere echtgenoot of echtgenoten of eerdere geregistreerde partner of geregistreerde partners, zijn echtgenoot of geregistreerde partner: geslachtsnaam, voornamen, datum, plaats en land van geboorte, nationaliteit, plaats, land en datum van de voltrekking van het huwelijk of van de huwelijken of van registratie van het partnerschap of van de partnerschappen, plaats, land, datum en grond van de ontbinding van het eerdere huwelijk of van de eerdere huwelijken en van de beëindiging van het eerdere partnerschap of van de eerdere partnerschappen;

    • 6°. de gegevens over de duur van zijn verblijf in Nederland;

    • 7°. andere relevante gegevens;

    • 8°. de ondertekende verklaring dat de gegevens onder 1° tot en met 7° naar waarheid zijn verstrekt, met vermelding van plaats en datum;

  • 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand bewaart de in het eerste lid bedoelde verklaring gedurende twaalf jaar ten behoeve van verificatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

N

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

Indien een verklaring is afgelegd overeenkomstig artikel 55, onder b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand waar het huwelijk zou worden voltrokken, dan wel het geregistreerd partnerschap zou worden aangegaan hiervan een akte op, welke door hem en degene die de verklaring heeft afgelegd wordt ondertekend.

O

In artikel 40, eerste lid, onderdeel c, wordt na «de ambtenaar van de burgerlijke stand en» ingevoegd: , voor zover van toepassing,.

P

In artikel 49, eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 4, eerste of tweede lid, van de Wet conflictenrecht afstamming» vervangen door: artikel 95, eerste of tweede lid, van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.

Q

De zesde en zevende afdeling van Hoofdstuk 2 vervallen.

R

In artikel 57a, vierde lid, wordt «artikel 80a, vijfde lid» vervangen door: artikel 80a, derde lid.

S

In de artikelen 61, derde lid, onder a, en 62, derde lid, onder a, vervalt telkens het laatste woord «was».

T

Na artikel 67 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

Elfde afdeling. De elektronische kennisgeving van een huwelijk en geregistreerd partnerschap en de elektronische aangifte van overlijden

Artikel 67a
  • 1. Indien de kennisgeving van een huwelijk of geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 44 respectievelijk artikel 80a, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek langs elektronische weg wordt gedaan, verstrekken de aanstaande echtgenoten respectievelijk aanstaande partners aan de ambtenaar van de burgerlijke stand tevens hun burgerservicenummer.

  • 2. Indien de aangifte van overlijden langs elektronische weg wordt gedaan, verstrekt de persoon die de aangifte doet aan de ambtenaar van de burgerlijke stand tevens het burgerservicenummer van de overledene alsmede een verklaring van de arts die het overlijden heeft vastgesteld.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Bij koninklijk besluit kan voor iedere gemeente worden bepaald dat de aangifte voor geboorte of overlijden of de melding van een voorgenomen huwelijk of voorgenomen geregistreerd partnerschap in elektronische vorm kan worden gedaan, alsmede dat akten van de burgerlijke stand elektronisch kunnen worden opgemaakt en uittreksels of afschriften daarvan elektronisch kunnen worden verstrekt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 17 december 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de dertigste december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit burgerlijke stand 1994 (hierna: het Besluit) in verband met de aanstaande inwerkingtreding van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Stb. 2014, 380). Deze wet voorziet in een vereenvoudiging voor de burger van bepaalde procedures inzake de burgerlijke stand alsmede in de invoering van elektronische dienstverlening. Voor de burger wordt het mogelijk om langs elektronische weg aangifte te doen van geboorte en melding te maken van een voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap, en voor uitvaartondernemers om elektronisch aangifte te doen van overlijden. Tevens wordt een wettelijk kader geschapen voor de elektronische opmaak en opslag van de akten van geboorte, huwelijk, registratie van een partnerschap en overlijden alsmede voor de elektronische verstrekking van uittreksels en afschriften daarvan.

De in het Besluit opgenomen aanpassingen zijn vrijwel uitsluitend gericht op en beperkt tot wat uit het door deze wet gewijzigde Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voortvloeit.

Vereenvoudiging van bepaalde procedures

De procedure voor het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap wordt aanzienlijk vereenvoudigd. De verplichting tot het doen van aangifte van een voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap onder overlegging van bepaalde stukken komt te vervallen. De aanstaande echtgenoten of partners kunnen ingevolge artikel 1:44 BW (nieuw) volstaan met een kennisgeving van hun voornemen, waarbij zij via een eigen verklaring de benodigde gegevens aan de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten verstrekken. Daarbij kunnen de aanstaande echtgenoten of partners zich rechtstreeks tot de door hen gekozen trouwgemeente wenden en hoeven zij niet eerst langs de gemeente van de woonplaats van een van de aanstaande echtgenoten of partners.

De vereenvoudigde procedure leidt tot schrapping van enkele bepalingen in het Besluit. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt geen akte van de huwelijksaangifte of van de aangifte van een geregistreerd partnerschap meer op. De daarop betrekking hebbende bepalingen in het Besluit (de artikelen 55 en 55a) hebben om die reden geen betekenis meer. Dit geldt eveneens voor de akten van huwelijkstoestemming en van toestemming tot registratie van een partnerschap (de artikelen 56 en 56a). Deze akte wordt vervangen door de verstrekking van gegevens van degenen wier toestemming is vereist dan wel een bewijs van toestemming (artikel 1:44 lid 1, onder b, BW (nieuw)). Ook de geboorteakte en, indien van toepassing, de verklaring van de korpschef hoeven niet meer te worden overgelegd. Daarvoor komt een eigen verklaring in de plaats (artikel 1:44 lid 1, onder a respectievelijk onder j, BW (nieuw)). Artikel 28 van het Besluit is hierop aangepast. De mogelijkheid om zich rechtstreeks tot de gekozen trouwgemeente te wenden leidt er voorts toe dat een eventuele stuiting en de opheffing daarvan ook bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gekozen trouwgemeente kunnen plaatsvinden. Artikel 29 van het Besluit is in verband hiermee aangepast.

Elektronische dienstverlening

Gemeenten krijgen de mogelijkheid om bij de burgerlijke stand over te gaan tot elektronische dienstverlening jegens de burger; zij worden daartoe niet verplicht.1 Ook de burger is niet verplicht tot elektronisch verkeer met de ambtenaar van de burgerlijke stand als de gemeente de elektronische weg heeft opengesteld. Het blijft onverminderd mogelijk om de geboorte- en overlijdensaangifte of de kennisgeving van het voornemen tot het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap op de gebruikelijke wijze in persoon te doen, en om afschriften en uittreksels op papier te ontvangen. Dit strookt met het beginsel van nevenschikking dat ook bij andere wetgevingstrajecten tot uitgangspunt is genomen. De ambtenaar van de burgerlijke stand zal voorts de voor het opmaken van de akte verstrekte gegevens elektronisch verwerken en de akte van geboorte, overlijden, huwelijk en geregistreerd partnerschap in elektronische vorm kunnen opmaken en digitaal opslaan. Daartoe dienen gemeenten over adequate systemen van gegevensverwerking als bedoeld in artikel 1:18b BW (nieuw) te beschikken. In een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur zullen hiervoor nadere technische randvoorwaarden worden geformuleerd. Na een eerste evaluatie van de wet – uiterlijk medio 2018 – zal worden besloten over de wijze van invoering van de elektronische opmaak en opslag van akten van de burgerlijke stand. In de hiertoe benodigde (lagere) wetgeving wordt nu alvast voorzien.

De elektronische dienstverlening kan tot de totstandkoming van een digitaal register leiden naast – en niet in plaats van – het klassieke losbladige register. In het Besluit is hierin alvast met een nieuw artikel 10a voorzien. Daarbij zijn de bepalingen met betrekking tot het losbladige register en de dubbelen van akten zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op de digitale registers. Ook digitale registers zijn immers registers van de burgerlijke stand als bedoeld in artikel 1:17 BW.2 Voor de latere vermeldingen op de akten die in elektronische vorm worden opgemaakt, is een aanvullende bepaling ingevoerd (artikel 16).

Ten behoeve van de betrouwbaarheid van de aangifte of kennisgeving langs elektronische weg zijn in het Besluit voorts per categorie – geboorte, huwelijk, registratie van een partnerschap en overlijden – aanvullende voorzieningen getroffen ter voorkoming van fraude. Het gaat om de rechtstreekse verstrekking van de verklaring van de geboorte door de arts of verloskundige (artikel 27), de opgave van het burgerservicenummer van de aanstaande echtgenoten of partners bij de kennisgeving van hun voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap (artikel 67a) en het bewaren van de eigen verklaring ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in het geval een van de aanstaande echtgenoten of partners niet de Nederlandse nationaliteit bezit of niet rechtmatig in Nederland verblijft (artikel 28). Bij de elektronische aangifte van overlijden wordt opgave van het burgerservicenummer van de overledene verplicht gesteld alsmede de verstrekking van een doktersverklaring (artikel 67a).

Consultatie

De Nederlandse Vereniging van Burgerzaken (NVvB) is betrokken geweest bij de aanpassing van het Besluit. Het ontwerpbesluit is aan hen voorgelegd en met suggesties van de NVvB is rekening gehouden.

Lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven

Het Besluit betreft een wetstechnische aanpassing aan de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand en heeft als zodanig dus geen zelfstandige lastenimplicaties voor burgers en het bedrijfsleven.

Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Het opschrift van Hoofdstuk 1 is in verband met het gewijzigde artikel 1:18 leden 2 en 3 BW aangepast. Aan het overleggen van bepaalde bescheiden door de burger gaat het verstrekken van gegevens vooraf. De woorden «over te leggen bescheiden» kunnen niet worden vervangen door «te verstrekken gegevens», omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand op grond van artikel 18 lid 3 BW de bevoegdheid behoudt na de ontvangst van de benodigde gegevens zich alsnog bescheiden te doen vertonen indien hij dat voor het opmaken van de akte noodzakelijk acht.

Onderdeel B

Het eerste lid van artikel 6 bepaalt dat de registers van de burgerlijke stand losbladig zijn. De bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand om akten van geboorten, overlijden, huwelijk en geregistreerd partnerschap in elektronische vorm op te maken (artikel 1:18 lid 4 BW (nieuw)) heeft tot gevolg dat er naast de beschreven losse bladen, in de toekomst een andersoortig elektronisch register kan komen. Artikel 6 lid 1 staat hieraan in de weg. Om die reden is aan het slot van de tweede afdeling van het eerste hoofdstuk een nieuw artikel 10a ingevoegd dat betrekking heeft op de akten die in elektronische vorm worden opgemaakt en die worden ondergebracht en opgeslagen in een nieuw, elektronisch register.

Het naast elkaar bestaan van twee registers – het huidige losbladige en een toekomstig elektronisch register – is onvermijdelijk. Omwille van de rechtszekerheid en de uniformiteit van de registers is bepaald dat de bepalingen met betrekking tot de losbladige registers (de artikelen 6 t/m 10) zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn op de elektronische registers.

Onderdeel C

Artikel 11 bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand jaarlijks klappers samenstelt van de akten die gedurende het afgelopen jaar zijn ingeschreven in de registers van geboorten, huwelijken, geregistreerde partnerschappen en van overlijden. In een digitale omgeving hebben klappers geen zelfstandige functie meer, omdat in het digitale systeem zelf een zoekfunctionaliteit ligt besloten. Niettemin blijven de bepalingen ter zake van de klappers gehandhaafd in verband met de zoekfunctionaliteiten van de bestaande, losbladige registers. Om te verduidelijken dat de bepalingen inzake de klappers alleen betrekking (kunnen) hebben op de in papieren vorm opgemaakte akten die worden ingeschreven en samengevoegd in het losbladige register, is het woord «losbladige» in artikel 11 toegevoegd.

Onderdeel D

Aan de delegatiebepaling in artikel 14 is ter zake van de inrichting van de klappers en de daarbij te hanteren middelen een nieuw lid toegevoegd voor de in een toekomstig elektronisch register ondergebrachte en opgeslagen akten. De in elektronische vorm opgemaakte akten dienen op zodanige wijze te worden opgeslagen dat deze op grond van de in artikel 13 opgesomde gegevens eenvoudig zijn terug te vinden. Hiermee wordt de digitale duurzaamheid en toegankelijkheid alsmede een ongewijzigde reproductie van akten als bedoeld in artikel 1:18b lid 1 onder c BW, geconcretiseerd.

Onderdeel E

Artikel 16 bepaalt in het tweede, derde en vierde lid op welke wijze de ambtenaar van de burgerlijke stand latere vermeldingen opneemt. Het derde en vierde lid hebben betrekking op latere vermeldingen op akten die in papieren vorm zijn opgemaakt en die zich (al) bevinden in een ingebonden register, en zijn daarmee alleen van toepassing op de losbladige registers. In het nieuwe, vijfde lid is daarom al een voorziening getroffen voor de akten die in elektronische vorm worden opgemaakt. De ambtenaar van de burgerlijke stand dient latere vermeldingen en andere wijzigingen – in de tekst van het besluit samengevoegd tot: aanvullingen – op zodanige wijze bij de akte op te nemen dat de aanvullingen kenbaar en duidelijk zichtbaar blijven voor een ieder die kennisneemt van de akte. Deze aanvullingen zullen, net zoals in de papieren akte, in het vijfde gedeelte van de akte worden opgenomen (zie artikel 36).

Onderdeel F

Het tweede lid van artikel 17 is geschrapt, omdat in de praktijk en in elk geval bij akten die in elektronische vorm worden opgemaakt, geen sprake meer is van een voorgedrukte tekst. Ook het waarmerken van de doorhalingen is bij akten die in elektronische vorm worden opgemaakt niet aan de orde. Voor de in papieren vorm opgemaakte akten is het waarmerken van de doorhalingen ook geen essentieel vereiste meer.

Onderdeel G

Artikel 20 is aangepast in verband met de mogelijkheid langs elektronische weg aangifte te doen van geboorte en van overlijden. De elektronische dienstverlening zou aan waarde verliezen als de burger, en bij overlijden de uitvaartondernemer, na de aangifte alsnog bij het gemeentehuis moet langskomen om de door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte te ondertekenen. Om die reden zijn de akten van geboorte en van overlijden uitgezonderd van de vereiste ondertekening door partijen. Ten behoeve van de uniformiteit van de akten van geboorte en overlijden geldt dit voor alle akten, dus ongeacht of de aangifte in persoon dan wel langs elektronische weg is gedaan.

Overwogen is om te bepalen dat slechts de ambtenaar van de burgerlijke stand de akte ondertekent en het vereiste van ondertekening door de verschijnende partijen te schrappen. Om twee redenen is daarvan afgezien. Ten eerste gaat de aan de aanpassing van artikel 20 ten grondslag liggende gedachte – het niet meer hoeven te verschijnen in verband met de mogelijkheid tot het doen van aangifte langs elektronische weg – niet op ten aanzien van andere akten, zoals de huwelijksakte en de akte van geregistreerd partnerschap, maar bijvoorbeeld ook de akte van erkenning. Uit de aard der zaak worden de huwelijksakte en de akte van geregistreerd partnerschap in het bijzijn van partijen en getuigen opgemaakt, waarna deze ingevolge artikel 20 op de gebruikelijke wijze door hen kan worden ondertekend. Voor het opmaken van andere akten kan de burger geen gebruik maken van de elektronische weg. In de tweede plaats bestaat geen behoefte aan een bepaling in artikel 20 dat alleen de ambtenaar van de burgerlijke stand de akte ondertekent, omdat artikel 17 hierin al voorziet (zie het vierde lid dat is vernummerd tot derde lid).

Onderdeel H

Het vierde lid van artikel 23 is aangepast naar aanleiding van het geschrapte artikel 1:43 BW en het gewijzigde artikel 1:44 lid 1 BW. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt geen akten van huwelijksaangifte en van de registratie van een partnerschap alsmede van huwelijkstoestemming en van toestemming tot registratie van een partnerschap meer op. Hiervoor is de eigen verklaring van de aanstaande echtgenoten of partners in de plaats gekomen. Aan de hand van deze verklaring, waarin de benodigde gegevens zijn vervat, toetst de ambtenaar van de burgerlijke stand of het huwelijk of geregistreerd partnerschap kan worden aangegaan en maakt hij vervolgens de huwelijksakte of de akte van geregistreerd partnerschap op. Voor de vernietiging van de verklaring is aangesloten bij het oorspronkelijke vierde lid van artikel 23. De eigen verklaring als bedoeld in artikel 1:44 lid 1 BW (nieuw) wordt achttien maanden na het opmaken van de huwelijksakte of de akte van geregistreerd partnerschap, waarvoor de verklaring is verstrekt, vernietigd.

Onderdeel I

Artikel 1:23b lid 1 BW, waarnaar artikel 26 lid 2 verwijst, bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand een uittreksel van de geboorte, huwelijks- of overlijdensakte aan een ieder kan doen afgeven. Het nieuwe, vierde lid van artikel 1:23b BW bepaalt dat deze uittreksels ook in elektronische vorm kunnen worden verstrekt. De aanvulling in het vierde lid van artikel 1:23 BW is in artikel 26 doorgevoerd.

In het derde lid vervalt het vereiste dat afschriften en uittreksels door de bewaarder van het register moeten zijn voorzien van zijn dienststempel. In het overleg met de NVvB is gebleken dat de dienststempel geen meerwaarde meer heeft om de authenticiteit van afschriften en uittreksels te waarborgen. De dagtekening en ondertekening door de bewaarder van het register bieden hiertoe voldoende waarborgen.

Onderdeel J

De wijziging in het opschrift van de zesde afdeling van Hoofdstuk 1 houdt verband met de elektronische dienstverlening. De term «overleggen» duidt meer dan de term «verstrekken» op een in persoon overhandigen van de verklaring.3 Duidelijk moet zijn dat de verklaring ook langs elektronische weg kan worden afgegeven.

Onderdeel K

De aanpassingen in de aanhef van artikel 27 en onderdeel h van het eerste lid vloeien rechtstreeks voort uit de wet (zie de toelichting hiervoor in onderdeel J en voor de notie «betrokken» kan worden verwezen naar artikel 1:19 lid 10 BW (nieuw) en de artikelsgewijze toelichting daarop4).

Naar de kern genomen betreft de aanpassing van artikel 27 een uitwerking van de mogelijkheid om de geboorteaangifte langs elektronische weg te doen. Bij de geboorteaangifte in persoon heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de bevoegdheid om een verklaring van de betrokken arts of verloskundige te vragen; bij de elektronische aangifte wordt de verstrekking van deze verklaring verplicht gesteld om frauduleuze geboorteaangiften te voorkomen. Het tweede lid van artikel 27 heeft betrekking op de geboorteaangifte in persoon. De verklaring wordt alsdan en conform de huidige praktijk in een gesloten enveloppe aan de ambtenaar van de burgerlijke stand overhandigd. Deze praktijk leent zich niet voor de aangifte langs elektronische weg. Om die reden is een nieuw derde lid ingevoegd. Indien de moeder en/of de vader gebruik willen maken van de elektronische dienstverlening, dienen zij de geboorte van hun kind te laten bevestigen door de betrokken arts of verloskundige. De moeder en/of de vader zullen de arts of verloskundige dan moeten vragen om de verklaring met de daarin op grond van artikel 1:19e lid 10 BW vereiste gegevens op te stellen. De arts of verloskundige zal de verklaring vervolgens rechtstreeks aan de ambtenaar van de burgerlijke stand doen toekomen via een daartoe bestemd formulier. Overwogen is om te bepalen dat de moeder en/of de vader zelf de vereiste verklaring van de arts of verloskundige aan de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen verstrekken. Om frauduleuze geboorteaangiften tegen te gaan en te voorkomen dat fictieve geboorteverklaringen worden opgesteld, is daarvan echter afgezien. De rechtstreekse verstrekking van de vereiste verklaring door een betrokken onafhankelijke derde biedt meer waarborgen dan wanneer de moeder en/of de vader daarvoor zelf zorgdragen.

Onderdeel L

Het opschrift van de zevende afdeling van Hoofdstuk 1 is aangepast in verband met de vereenvoudiging van de procedure tot het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Daarbij kunnen partijen volstaan met een kennisgeving van hun voornemen onder verstrekking van de benodigde gegevens, waaronder de verklaring als bedoeld in artikel 1:44 lid 1 onder j BW (nieuw) ingeval een van de aanstaande echtgenoten of partners niet de Nederlandse nationaliteit bezit of niet rechtmatig in Nederland verblijft.

Onderdeel M

In verband met het gewijzigde artikel 1:44 lid 1 onder a BW zijn het eerste en tweede lid van artikel 28 geschrapt. De geboorteakte en een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen hoeven niet meer te worden overgelegd. Ook de verklaring van de korpschef in het geval een van de aanstaande echtgenoten niet de Nederlandse nationaliteit bezit, is vervallen. Daarvoor is een eigen verklaring in de plaats gekomen (zie artikel 1:44 lid 1 onder j BW (nieuw)). In de wet wordt niet nader geregeld welke gegevens deze eigen verklaring moet bevatten, anders dan dat het een verklaring moet zijn die inhoudt dat het voornemen om in het huwelijk te treden of een geregistreerd partnerschap aan te gaan, niet wordt aangegaan met het oogmerk om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen en die gegevens bevat over het verblijfsrecht van de aanstaande echtgenoot die niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Om hierin te voorzien is aangesloten bij deel A van het formulier van de verklaring van de korpschef dat is opgenomen in onderdeel a van het derde lid van artikel 28, voor zover de daarin genoemde gegevens niet bij de melding van het voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap dienen te worden verstrekt. De overige delen B t/m D van het formulier worden niet verder overgenomen en de leden 3, onderdeel b, en 4 van artikel 28, waarin deze delen zijn opgenomen, zijn dan ook geschrapt.

De eigen verklaring van de aanstaande echtgenoten of partners wordt ten behoeve van de verificatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bewaard. De IND heeft dan een extra instrument bij het voorkomen en bestrijden van schijnhuwelijken en -relaties en kan de verklaring aan de betrokken partijen zo nodig tegenwerpen en hieraan consequenties verbinden.5 Valse opgave is strafbaar en levert valsheid in geschrifte op. Op dit misdrijf rust een verjaringstermijn van twaalf jaar (artikel 70 juncto artikel 225 Wetboek van Strafrecht). Daarom wordt tevens in het Besluit vastgelegd dat de verklaring gedurende twaalf jaar door de ambtenaar van de burgerlijke stand zal worden bewaard.

Onderdeel N

De wijziging in het eerste lid van artikel 29 vloeit rechtstreeks voort uit de gewijzigde artikelen 1:54 en 55 BW. Daarin is een plaatsonafhankelijke toegang tot de burgerlijke stand verankerd, waardoor de aanstaande echtgenoten of partners zich rechtstreeks tot de ambtenaar van de burgerlijke stand van de door hen gekozen trouwgemeente kunnen wenden. Het tweede lid is geschrapt, omdat de akten van huwelijksaangifte en van een registratie van een partnerschap zijn vervallen en daarmee ook artikel 1:20a lid 4 BW, waarnaar in artikel 29 wordt verwezen.

Onderdeel O

De wijziging in artikel 40 houdt verband met het gewijzigde artikel 20 (zie onderdeel G).

Onderdeel P

De verwijzing in artikel 49 lid 1 onder f is aangepast aan de invoering van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek.

Onderdeel Q

De zesde en zevende afdeling van Hoofdstuk 2 alsmede de daarin ondergebrachte artikelen zijn geschrapt, omdat geen akte van huwelijksaangifte of van de aangifte van een geregistreerd partnerschap meer wordt opgemaakt. Ook de akte van huwelijkstoestemming is vervallen ingevolge het gewijzigde artikel 1:44 lid 1 onder b BW (nieuw).

Onderdeel R

De aanpassing in artikel 57a lid 4 betreft een technische verbetering. Daarin werd verwezen naar het vijfde lid van artikel 1:80a BW. Deze bepaling heeft echter betrekking op de stuiting van een partnerschap, terwijl het vierde lid van artikel 57a daar niet opziet. Artikel 57a lid 4 bepaalt dat de ambtenaar ten overstaan van wie de registratie van een partnerschap is aangegaan, de ambtenaar van de burgerlijke stand als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onder a is. Het vijfde lid is daarom vervangen door het derde lid van 1:80a BW. Artikel 1:80a BW lid 3 bepaalt namelijk dat registratie van een partnerschap bij een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte geschiedt.

Onderdeel S

In (het derde lid onder a van) de artikelen 61 en 62 is het abusievelijk twee keer voorkomende woordje «was» geschrapt.

Onderdeel T

Dit nieuwe artikel strekt ter uitvoering van de mogelijkheid langs elektronische weg aangifte te doen van geboorte of overlijden en kennis te geven van een voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap.

Ten aanzien van de elektronische geboorteaangifte zijn in het Besluit geen aanvullende eisen opgenomen ter versterking van deze procedure. In artikel 1:19e BW is al geregeld dat bij een aangifte langs elektronische weg – waartoe uitsluitend de moeder en de vader bevoegd zijn – aanvullende gegevens dienen te worden verstrekt ter ondersteuning van de vaststelling van de identiteit van de moeder en de vader alsmede van het bestaan van de afstammingsrelatie tussen hen en het kind. Zo moeten het woonadres en het BSN van de moeder worden opgegeven alsmede een verklaring van de betrokken arts of verloskundige ter bevestiging van de geboorte.6 Artikel 27 van het Besluit is hierop aangepast.

Wat betreft de kennisgeving van het voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap dienen de in artikel 1:44 BW opgenomen gegevens te worden verstrekt. De waarborg om eventueel misbruik te voorkomen bestaat in de verplichting zich uiterlijk voorafgaand aan de huwelijksplechtigheid of registratie van het partnerschap te legitimeren tegenover de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 1:63 BW (nieuw)). Ter bestrijding van het aangaan van schijnhuwelijken is een stelsel van dubbele controle ingevoerd: een toets van de eigen verklaring van de verblijfsrechtelijke status van de aanstaande niet-Nederlandse echtgenoot of partner bij de melding van het voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap en ingevolge artikel 1:58 BW voorafgaand aan de huwelijksvoltrekking of registratie van het partnerschap. In het Besluit is in aanvulling op de identificatieplicht geregeld dat de aanstaande echtgenoten respectievelijk partners bij elektronische kennisgeving van hun voornemen tot het aangaan van het huwelijk of geregistreerd partnerschap hun burgerservicenummer dienen te verstrekken.

Met betrekking tot de aangifte van overlijden langs elektronische weg is in aanvulling op artikel 1:19h BW (nieuw) en ter waarborging van deze procedure bepaald dat de uitvaartondernemer – die daartoe uitsluitend bevoegd is verklaard – ook het burgerservicenummer van de overledene moet verstrekken alsmede een verklaring van de arts die het overlijden heeft vastgesteld.

Artikel II

Met betrekking tot de inwerkingtreding van het Besluit is aangesloten bij de inwerkingtredingsbepaling van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand. Daarmee wordt rekening gehouden met de voor de elektronische dienstverlening aangekondigde gefaseerde invoering.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstukken II, 2009/10, 32 444, nr. 3, par. 3.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2009/10, 32 444, nr. 3, p. 18.

X Noot
3

Vgl. Kamerstukken II, 2009/10, 32 444, nr. 3, p. 34.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2009/10, 32 444, nr. 3, p. 21.

X Noot
5

Zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2009/10, 32 444, nr. 3, p. 29.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2009/10, 32 444, nr. 3, p. 8 en 19.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven