Besluit van 28 oktober 2014, houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 17 oktober 2014, nr. 575016;

Gelet op artikel 16c, zesde lid, van de Auteurswet, en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2014, nr. W03.14.0380/II;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 oktober 2014, nr. 577624,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit van 23 oktober 2012, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Artikel 1 en de bijlage bij dit besluit vervallen met ingang van 1 januari 2018.

B

De bijlage komt te luiden:

Bijlage bij het Besluit van 23 oktober 2012 houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet

Op de volgende voorwerpen, bestemd om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, rust de volgende vergoeding, als bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet:

CD-r

€ 0,02

   

DVD

€ 0,02

   

E-reader

€ 0,70

   

Externe HDD-drive

€ 0,70

   

Portable audio-/videospeler

€ 1,40

   

HDD recorder

€ 3,50

   

Smartphone/telefoon met MP3-functie

€ 3,50

   

Tablet

€ 3,50

   

Desktop PC/notebook/server/mediacenter

€ 3,50

   

Settopbox met harde schijf

€ 3,50

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Aan het besluit kan terugwerkende kracht worden verleend tot 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad worden geplaatst.histnoot

Narita, 28 oktober 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Op 10 april 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie arrest gewezen in de zaak ACI Adam B.V. e.a. tegen Stichting de Thuiskopie en Stichting Onderhandelingen Thuiskopie vergoeding. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het Unierecht, met name artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (hierna: de auteursrechtrichtlijn) juncto artikel 5, vijfde lid, van de auteursrechtrichtlijn, in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die het maken van een privékopie van een op grond van de Auteurswet beschermd werk of ander op grond van de Wet naburige rechten beschermd materiaal voor eigen oefening, studie of gebruik uit een ongeoorloofde bron toestaat. Het Hof heeft ook geoordeeld dat het Unierecht er evenzeer aan in de weg staat dat rechthebbenden voor privé-kopiëren uit ongeoorloofde bron via de thuiskopievergoedingen worden gecompenseerd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de Stichting onderhandelingen thuiskopievergoedingen (Sont) onverwijld gevraagd welke tarieven passend zijn na het arrest. Op 7 oktober 2014 heeft de Sont advies uitgebracht over de aanwijzing van de vergoedingsplichtige voorwerpen, de vaststelling van de bijbehorende vergoedingen en de voorziene looptijd. Dat advies is in deze Algemene maatregel van bestuur verwerkt. Er worden vier inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de vigerende situatie doorgevoerd, die hieronder achtereenvolgens nader worden geduid.

De Sont heeft een generieke verlaging van alle tarieven met 30% geadviseerd. De Sont heeft daarbij rekening gehouden met het hiervoor reeds genoemde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 april 2014 (ACI Adam B.V. e.a. tegen Stichting de Thuiskopie). Verder heeft de Sont rekening gehouden met de in de praktijk geconstateerde sterk verminderde ontduiking, en met de omstandigheid dat minder aanvragen zijn gedaan voor teruggave in verband met professioneel gebruik. Het advies van de Sont de tarieven over de volle breedte met 30% te verlagen, wordt overgenomen. De thuiskopievergoeding voor bijvoorbeeld een tablet komt dan op € 3,50.

De Sont had 11 juli 2013 al geadviseerd e-readers vergoedingsplichtig te maken. Daarbij was een tarief van € 1,– in overweging gegeven. Het voorstel is vorig jaar niet overgenomen in afwachting van de uitkomst van nieuw gebruikersonderzoek door Bureau Veldkamp in opdracht van de Sont. Dat onderzoek is inmiddels beschikbaar en daaruit blijkt niet alleen dat de markt voor e-readers substantieel is, maar ook dat deze voorwerpen in belangrijke mate worden gebruikt voor het maken van onder artikel 16c van de Auteurswet ressorterend privé-kopieën. Het advies van de Sont e-readers dientengevolge vergoedingsplichtig te maken wordt daarom overgenomen. Bij de huidige berekeningswijze komt de vergoeding op (€ 1,– minus 30%=) € 0,70.

Het voorstel van de Sont om een mediacenter, conform aard en gebruik, niet langer als audio-/videospeler, maar als een PC/laptop te kwalificeren met bijbehorend tarief, wordt overgenomen.

Ten slotte gaat voor audio-/videospelers, HDD recorders, settopboxen met harde schijf, smartphones/telefoons met MP3-functie alsmede tablets, ongeacht de opslagcapaciteit, een enkel tarief gelden (vroeger: het basistarief). De Sont heeft er terecht op gewezen dat het belang van het lage tarief (naast het basistarief) alleen maar afneemt vanwege de alsmaar oplopende geheugencapaciteit (Moore’s Law). Verder wordt een nodeloze discussie vermeden over de capaciteit van voorwerpen inclusief dan wel exclusief uitbreidbaar geheugen, aldus – terecht – de Sont.

Dit Besluit behelst een bestendiging van het thuiskopiestelsel zoals dat sinds 1 januari 2013 geldt. De enkele aanpassing van tarieven brengt daarom geen nieuwe administratieve lasten of nalevingskosten met zich mee. De bestaande lasten en kosten dalen enigszins, omdat voortaan bij alle categorieën vergoedingsplichtige voorwerpen nog maar een enkel tarief wordt gewerkt. Deze lastenvermindering weegt op tegen de lasten die gepaard gaan met de introductie van nieuwe vergoedingsplichtige voorwerpen (e-readers).

Met dit Besluit wordt zeker gesteld dat rechthebbenden in het voetspoor van de auteursrechtrichtlijn billijk worden gecompenseerd voor de schade die zij lijden ten gevolge van de invoering van een uitzondering op het reproductierecht voor privé-kopiëren. Het niveau van de billijke compensatie is niet geharmoniseerd. Het Hof van Justitie van het Europese Unie heeft in rechtsoverweging 37 van het arrest van 21 oktober 2010 inzake Padawan tegen SGAE niet alleen geoordeeld dat billijke compensatie in de zin van artikel 5, tweede lid, onderdeel b, van de auteursrechtrichtlijn een autonoom unierechtelijk begrip is dat uniform moet worden uitgelegd in alle lidstaten die een uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik hebben ingevoerd. Het Hof van Justitie heeft in dezelfde rechtsoverweging ook geoordeeld dat de lidstaten de bevoegdheid behouden om binnen de door het Unierecht en in het bijzonder door de auteursrechtrichtlijn gestelde grenzen de vorm, de wijze van financiering en inning en het niveau van deze billijke compensatie te bepalen. Uit het Sont-advies van 7 oktober 2014 kan worden afgeleid dat de totale opbrengst naar verwachting bijna € 30 miljoen per jaar bedraagt. Per hoofd van de bevolking ligt dat bedrag in de buurt van het op dit moment beschikbare gewogen Europese gemiddelde (2011 en 2012).

Artikelen

Artikel I

Artikel 4, tweede lid, van dit Besluit regelt de verlenging van de aanwijzing van de vergoedingsplichtige voorwerpen en de vaststelling van de bijbehorende thuiskopievergoedingen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, voor een periode van drie jaar tot 1 januari 2018. De huidige thuiskopieheffingen, zoals vervat in de bijlage bij het Besluit van 23 oktober 2012 (Stb. 2012, 505), vervallen op 1 januari 2016.

In de bijlage worden de vergoedingsplichtige voorwerpen aangewezen en worden de bijbehorende vergoedingen vastgesteld. De vier inhoudelijke wijzigingen die worden voorgesteld, zijn hiervoor al toegelicht. Om duidelijk in de bijlage tot uitdrukking te brengen dat een mediacenter als een PC/laptop kwalificeert, wordt gelijk het Sont-advies voorgesteld een mediacenter daaraan met zoveel woorden toe te voegen. Om duidelijk te maken dat een non-portable mediacenter niet meer als een audio-/videospeler kwalificeert, wordt gelijk het Sont-advies voorgesteld aan die categorie vergoedingsplichtige voorwerpen toe te voegen: portable.

Met de toevoeging «met harde schijf» aan settopbox is niet meer beoogd dan tot uitdrukking te brengen dat een TV-kastje zonder harde schijf niet vergoedingsplichtig is; niettegenstaande het feit dat zo’n kastje in het dagelijks spraakgebruik ook settopbox wordt genoemd. Dit is geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de geldende situatie, maar een verduidelijking. In het Sont-advies wordt dezelfde terminologie gebezigd.

Ten slotte is, geheel in lijn met het advies van de Sont, van de gelegenheid gebruik gemaakt de onder de huidige categorie PC/Laptop ressorterende voorwerpen verder te verduidelijken door te spreken over: Desktop PC/notebook/server en (zoals hiervoor al toegelicht:) mediacenter. Een inhoudelijke wijziging is daarmee (met uitzondering van mediacenter) niet beoogd.

Artikel II

Overeenkomstig Aanwijzing voor de regelgeving nr. 168 voorziet artikel II in de mogelijkheid om terugwerkende kracht aan deze algemene maatregel van bestuur te geven tot 1 januari 2015. Dit houdt verband met de in artikel 17d Auteurswet geregelde nahangprocedure, op grond waarvan een wijziging van een krachtens artikel 16c, zesde lid, Auteurswet vastgestelde algemene maatregel van bestuur niet eerder in werking treedt dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Bij publicatie in het Staatsblad na 1 november 2014 kan zich de noodzaak voordoen aan het besluit een beperkte terugwerkende kracht te verlenen tot 1 januari 2015. Omdat dit besluit en de publicatie voor 1 januari 2015 in het Staatsblad als vooraankondiging kan gelden, behoeft daartegen geen bezwaar te bestaan.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven