28 286 Dierenwelzijn

Nr. 540 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2011

Naar aanleiding van de Algemene Overleggen Dierhouderij van 2 februari jl. en 1 juni jl. (kamerstuk 28 286, nr. 492 en 28 973, nr. 72) en de Verslagen Algemeen Overleg van 15 februari jl. en 22 juni jl. (Handelingen II, vergaderjaar 2010/11, nr. 52, item 21 en nr. 96, item 14) zijn verscheidene moties aangenomen en heb ik enkele toezeggingen gedaan. Over verschillende moties en toezeggingen heb ik u al geïnformeerd. In deze brief informeer ik u over enkele nog openstaande moties en toezeggingen.

Motie Ouwehand 28 973, nr. 72

De motie verzoekt het kabinet verbetervoorstellen te doen voor de opslag van in beslag genomen dieren. Voorts wordt uitgesproken dat in beslag genomen dieren nooit terug de handel in mogen gaan als (slangen)voer.

In het hierna volgende zet ik uiteen op welke wijze de opslag, en in het bijzonder de herplaatsing van dieren, wordt verbeterd.

Verwaarloosde en mishandelde dieren die in bewaring of in beslag zijn genomen, worden opgevangen bij opslaghouders, die door Dienst Regelingen (DR) zijn gecontracteerd. Voor de opvang van deze dieren gelden de wettelijke eisen voor het houden van dieren en voor hun welzijn. Daarnaast zijn er aanvullende contractuele afspraken gemaakt tussen DR en deze opslaghouders. Ik verwijs in dit kader ook naar mijn recente brief terzake van 7 december jl. De herplaatsing van dieren maakt onderdeel uit van deze afspraken. Zodra de dieren zijn vrijgegeven en herplaatsing van dieren bij een nieuwe eigenaar mogelijk is, worden de werkzaamheden in gang gezet om de herplaatsing te realiseren.

Het is niet altijd eenvoudig om voor de door DR op te vangen dieren een nieuwe plek te vinden. In beslag en in bewaring genomen dieren hebben veelal een complexe achtergrond, wat herplaatsing extra moeilijk maakt.

Ook leeftijd, gedrag en gezondheidstoestand van de dieren zijn van invloed op de plaatsingskansen van een dier. Indien nodig worden operaties in het belang van het welzijn en de gezondheid van de dieren bij de opslaghouders uitgevoerd.

Om veiligheidsredenen voor de opslaghouders is ervoor gekozen dat opslag¬houders niet altijd zelf dieren bemiddelen naar een nieuwe eigenaar. DR werkt daarvoor samen met opvanghuizen en vaste handelaren waarmee goede ervaringen zijn.

Gezelschapsdieren komen in nagenoeg alle gevallen bij particulieren en asielen terecht. Voor de herplaatsing van landbouwhuisdieren en paarden worden meestal vaste handelaren ingeschakeld. Voor deze dieren is het moeilijk een plek bij particulieren of opvangcentra te vinden. Voorts zijn de herplaatsingsmogelijk¬heden van hele grote groepen dieren beperkter. Voor gezelschapsdieren is met de opslaghouders afgesproken dat de opslaghouder een termijn van twee weken krijgt voor de herplaatsing van deze dieren. In een enkel geval wordt de termijn verlengd waardoor er meer tijd is om een geschikte plek te vinden voor de dieren. Paarden en landbouwhuisdieren worden door DR verkocht aan een handelaar.

Om de plaatsingsmogelijkheden van gezelschapsdieren te verbeteren zal ik in de toekomst in specifieke gevallen ook operaties laten uitvoeren, zoals een castratie of sterilisatie. Verder zal ik in het vervolg vaker de termijn voor de herplaatsing van deze dieren verlengen om, indien mogelijk, de kansen op een goede plek voor de dieren te vergroten. Contacten met opvangcentra voor gezelschapsdieren zullen waar nodig nog beter in beeld worden gebracht en er zal meer samenwerking worden gezocht met deze organisaties. De inzet is erop gericht de dieren de best mogelijke herplaatsingkansen te bieden. Daarbij wordt getracht te voorkomen dat konijnen en knaagdieren als (slangen)voer worden verkocht. Hiervoor een garantie afgeven is echter niet mogelijk.

Toezegging contract Nederlandse Opvang Papegaaien

Tijdens het VAO Dierhouderij op 22 juni 2011 heb ik toegezegd dat ik Dienst Regelingen zou vragen om het contract met het Nederlandse Opvang Papegaaien (NOP) te bezien en te bekijken hoe deze dienst functioneert met betrekking tot in beslag genomen dieren. In het kader van de Europese aanbesteding voor de opslag van dieren is inmiddels met het NOP een nieuw contract afgesloten. In dit verband is het NOP op 15 juni 2011 door de nVWA gecontroleerd. Geconstateerd is dat aan de gestelde eisen wordt voldaan.

Motie Ouwehand, 28 286, nr. 477

De motie verzoekt het kabinet om een plan van aanpak voor de opvang van gezelschapsdieren en het terugdringen van de toestroom van zwervend aangetroffen dieren.

Hieronder treft u de maatregelen waaraan op dit moment wordt gewerkt en welke mijns inziens op termijn een goede invulling geven aan deze motie.

Het besluit gezelschapsdieren

Er is een Besluit gezelschapsdieren in voorbereiding, waarbij regels zullen worden gesteld voor de handel in alle gezelschapsdieren, en niet langer alleen voor honden en katten. Ik ben voornemens in dit besluit een plicht op te nemen tot voorlichting aan de (potentiële) koper van een dier. Met deze verplichte voorlichting beoog ik impulsaankopen te verminderen. Daarnaast ben ik voornemens eisen te stellen aan het fokken en de socialisatie van jonge dieren. Met de aandacht voor socialisatie beoog ik de kans op gedragsproblemen bij het dier tijdens het latere leven bij de particuliere houder te beperken. Met beide elementen beoog ik een afname van het aantal dieren dat in een asiel belandt omdat de houder niet meer in staat of bereid is nog langer voor het dier te zorgen.

I&R verplichting voor honden

Met de verplichte identificatie en registratie van honden kunnen vermiste honden direct worden herenigd met hun eigenaar. Het aantal dagen dat een hond gemiddeld in een asiel verblijft, neemt hiermee naar verwachting af. Ook zal de chip een extra drempel vormen om een hond achter te laten omdat de eigenaar eenvoudiger te traceren is.

Convenant dierennoodhulp

In het kader van de inwerkingtreding van het meldnummer 144 Red een Dier wordt het komende jaar gewerkt aan een goed georganiseerde integrale hulpketen voor dieren door de overheid, de Dierenbescherming, de dierenambulances en de opvangcentra/asielen gezamenlijk. In het convenant dierennoodhulp (bijlage bij kamerstuk TK 2011/12, 29 628, nr. 275) zijn gedetailleerde afspraken gemaakt over de werkzaamheden die ter verbetering van deze keten zullen worden opgepakt. Met deze afspraken worden de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen in deze keten verduidelijkt.

Ik verwacht hierdoor een aanzienlijke verbetering in de gehele keten van de dierennoodhulp, inclusief de asielen.

Wet Dieren uitvoeringsregels

In het Besluit houders van dieren ben ik voornemens een aantal gedragingen aan te wijzen die in ieder geval zijn aan te merken als dierenmishandeling. Een van deze gedragingen zal zijn «het zich ontdoen van een dier». Ik geef hiermee een duidelijk signaal dat het achterlaten van een dier een strafbaar feit betreft en als strafbaar feit kan worden vervolgd.

Voorlichting

Tot slot blijf ik mij inzetten voor een goede voorlichting aan (potentiële) houders via mijn ondersteuning van onder andere het Landelijk Informatiecentrum voor Gezelschapsdieren (LICG). Hiermee probeer ik «miskopen» te voorkomen.

Toezegging welzijnsindicatoren dierentuindieren

Wageningen Universiteit en Researchcenter (WUR) onderzoekt of het mogelijk is om welzijnsindicatoren te ontwikkelen voor bepaalde diersoorten in dierentuinen. Daarbij dienen, zoals ik in het debat heb aangegeven de kosten en het nut in beschouwing te worden genomen. Ik heb u toegezegd mijn afweging over deze welzijnsindicatoren voor het einde van dit jaar sturen. Het onderzoek is ver gevorderd, maar vraagt nog wat meer tijd. Ik verwacht u de resultaten en mijn afweging begin 2012 te kunnen toesturen.

Toezegging voortgang I&R-paard

In mijn brief over de toekomst van I&R-paard van 25 mei jl. (TK 28 286, nr. 511) heb ik toegezegd uw Kamer na de zomer te informeren over de voortgang. Zoals destijds ook aangegeven ligt er een taak voor zowel de stamboeken, die als gemandateerde organisatie paspoorten mogen uitgeven, als voor de overheid.

De gemandateerde organisaties werken aan het opschonen van de identificatiegegevens in de door hen bijgehouden databanken. De relevante gegevens uit deze databanken worden toegevoegd aan de bestaande I&R databank van het productschap Vee & Vlees zodat ze centraal beschikbaar zijn bijvoorbeeld bij de bestrijding van een besmettelijke dierziekte. Ik ben in goed overleg met de Sectorraad Paarden (SRP) en het Productschap over de invulling van de databank.

Ik zal de Sectorraad Paarden verzoeken mij in januari 2012 te rapporteren over de stand van zaken van de actualisatie van huidige databanken bij de stamboeken en over het verdere traject.

Daarnaast werk ik de kaders uit voor een wettelijke verplichting voor de registratie van de houder en de locatie in een centrale database in beheer bij het productschap, waarbij gebruik wordt gemaakt van de databanken van gemandateerde organisaties. Als bouwsteen hiervoor zal in 2012 door de nVWA een nul-meting van de naleving van de huidige verordening I&R paard worden uitgevoerd.

Toezegging bedwelmen van paling

In mijn brief van 16 juni jl. heb ik toegezegd uw Kamer na overleg met de palingkweeksector en de wildvangstsector nader te informeren over de invulling van de regelgeving met betrekking tot het bedwelmen van paling.

Allereerst wil ik benadrukken dat momenteel al 30 tot 40% van de paling op een goede manier wordt bedwelmd. Ter uitvoering van de motie Ouwehand (TK 32 658, nr. 14) zal ik bedwelming van paling voorafgaand aan het doden verplicht stellen. De regelgeving zal eisen bevatten voor de bedwelmingsmethode die toegepast mag worden. De sector heeft aangegeven de stap naar nationale regels te onderschrijven.

De bedwelmingsapparaten die nu in de praktijk getest zijn betreffen de bedwelming van grotere hoeveelheden paling. Het «mobiel» apparaat dat momenteel in de praktijk getest wordt kan ca. 50 kilogram paling per dag bedwelmen. Dit mobiel apparaat kan ook voor kleinere hoeveelheden gebruikt worden al dan niet in collectief verband. Omdat ook dit apparaat voor individueel gebruik relatief duur is (ca. 30 000 Euro) heb ik de mogelijkheid om collectief een apparaat aan te schaffen en te gebruiken nadrukkelijk bij de sector onder de aandacht gebracht. De sector heeft aangegeven dat de mogelijkheid van collectief gebruik voor veel palingrokers geen uitkomst biedt. Er is grote behoefte aan een apparaat voor de bedwelming van hele kleine hoeveelheden paling (ca. 5 kg) dat bovendien goedkoper is. Een dergelijk apparaat is nog niet beschikbaar. Het staat de sector uiteraard vrij om op zoek te gaan naar een eenvoudiger en goedkoper bedwelmingsapparaat mits het voldoet aan de eisen in de regelgeving. De eisen voor de bedwelmingsmethode zoals die opgenomen zullen worden in de regelgeving zullen zo spoedig mogelijk aan de sector worden gecommuniceerd opdat de sector op zoek kan gaan naar een bedwelmingsapparaat dat geschikt is.

De sector (zowel de kweek als de wildvangst) geeft aan dat er veel onzekerheid bestaat over de toekomst mede vanwege mogelijke aanscherping van de maatregelen in het kader van het Europees aalbeheerplan. De Europese Commissie heeft aangegeven het bestaand Europees aalbeheerplan in 2013 te evalueren. Het evaluatierapport wordt in januari 2014 verwacht. Dan zal er iets meer duidelijkheid zijn over de toekomst van de sector.

Met het oog op de datum waarop het evaluatierapport beschikbaar zal zijn en het feit dat een bedwelmingsapparaat voor kleine hoeveelheden paling nog niet beschikbaar is, heb ik gemeend dat 1 januari 2015 een realistische ingangsdatum is. Ik zal de regelgeving dan ook per 1 januari 2015 in werking laten treden.

Toezegging gesprek circussector

Ik heb u in het AO Dierhouderij van 2 februari 2011 en het VAO Dierhouderij van 15 februari 2011 toegezegd om met de circussector te spreken over wat de sector kan doen om het welzijn van de dieren te verbeteren.

Het gesprek met een delegatie van de Vereniging van Nederlandse Circus¬ondernemingen (VNCO) heeft plaatsgevonden op 5 september 2011 en op 13 oktober 2011. Bij die gelegenheden heeft de VNCO toegezegd de eigen richtlijnen «Welzijn circusdieren, richtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen», te willen verbeteren aan de hand van het circusrapport, «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland, circuspraktijk in 2008», van Wageningen Universiteit en Researchcenter (WUR). In de loop van 2012 verwacht ik de verbeterde richtlijnen te ontvangen. Deze zal ik laten toetsen door deskundigen. Tevens zal ik de mogelijkheden laten onderzoeken om de richtlijnen eventueel op te laten nemen in een Gids voor Goede Praktijk. Op 1 november 2011 heb ik ook gesproken met vertegenwoordigers van Wilde Dieren de Tent Uit.

Op 3 oktober 2011 heb ik de Europese Commissie een brief (bijlage bij TK 28 286, nr. 526) gestuurd waarin ik mijn verzoek om regelgeving voor circussen nogmaals onder de aandacht heb gebracht. Eind 2011 zal de Commissie haar Mededeling Strategie Dierenwelzijn (2011–2015) uitbrengen. Dan verwacht ik meer te horen over de strategie van de Europese Commissie inzake het welzijn van dieren.

Toezegging Algemene voorschriften voor kleine sectoren

Ik heb u in het AO Dierhouderij van 2 februari toegezegd de Kamer voor 1 januari 2012 te informeren over het al dan niet instellen van algemene voorschriften voor de kleine sectoren (waterbuffels, herten, struisvogels). In mijn brief van 1 februari jl. (TK 28 286, nr. 468) heb ik aangegeven dat ik voor herten en struisvogels op dat moment geen aanleiding zag om aanvullende regels te stellen naast de algemeen geldende welzijnswetgeving. Daarin is tot op heden geen verandering gekomen.

Voor wat betreft de waterbuffels is het in die brief genoemde onderzoek nog niet afgerond, dus daarover zal ik een besluit nemen nadat de resultaten bekend zijn gemaakt.

Bruikbare oppervlakte vleeskuikenstallen

Na overleg met het pluimveebedrijfsleven heb ik besloten de berekening van de bruikbare oppervlakte in de vleeskuikenstallen aan te passen. Dit begrip komt voor in het Vleeskuikenbesluit 2010 en de Regeling Vleeskuikens en is nodig voor het berekenen van de bezettingsdichtheid in deze stallen. De forfaitaire aftrek van 1,7% op de totale oppervlakte van de vleeskuikenstal is sinds juli 2011 uitsluitend van toepassing voor stallen zonder oplierbare voersystemen.

De oppervlakte onder «vaste» voersystemen is namelijk niet toegankelijk voor vleeskuikens en kan daarom niet worden meegerekend als bruikbare oppervlakte. De Regeling vleeskuikens wordt op dit punt aangepast.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven