Besluit van 14 mei 2013, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit modern migratiebeleid in verband met de aanpassing van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 maart 2013, nr. 363361;

Gelet op artikel 14, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 april 2013, nr. W03.13.0066/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2013, nr. 381922;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt, onder verlettering van onderdeel y tot en met cc tot x tot en met bb, onderdeel x.

2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «y tot en met cc» vervangen door: x tot en met bb.

B

Onder verlettering van onderdeel r tot en met t tot q tot en met s, vervalt artikel 3.5, tweede lid, onderdeel q.

C

Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b vervalt artikel 3.6, eerste lid, onderdeel b.

D

Artikel 3.51, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt de puntkomma vervangen door: ; of.

2. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c vervalt onderdeel c.

E

Artikel 3.56 komt te luiden:

Artikel 3.56

  • 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan worden verleend aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling onder een beperking verband houdend met verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken aan de alleenstaande minderjarige vreemdeling:

    • a. die jonger was dan vijftien jaar ten tijde van de eerste verblijfsaanvraag in Nederland, en

    • b. voor wie naar het oordeel van Onze Minister, naar plaatselijke maatstaven gemeten, adequate opvang ontbreekt in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan, dan wel deze adequate opvang buiten zijn schuld niet gerealiseerd kan worden binnen drie jaar na de eerste verblijfsaanvraag.

F

In artikel 8.25 wordt na «rechtmatig verblijf» ingevoegd: geweigerd, dan wel.

ARTIKEL II

Artikel I van het Besluit modern migratiebeleid wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel B wordt in artikel 1.11, onder c, «de Nederlandse Onderzoek Databank» vervangen door: het National Academic Research and Collaborations Information System.

B

In onderdeel T, onder 5, wordt in artikel 3.23a, derde lid, aanhef, «In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder d» vervangen door: In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder e.

C

In onderdeel EE, onder 2, wordt in artikel 3.30, zesde lid, «artikel 16, eerste lid, onder i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder k.

D

In onderdeel HH wordt «artikel 16, eerste lid, onder c, e en i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder c, e en k.

E

In onderdeel MM, onder 3, wordt in artikel 3.40, tweede lid, «artikel 16, eerste lid, onderdeel i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder k.

F

In onderdeel PP wordt in artikel 3.42, vierde lid, «artikel 16, eerste lid, onder i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder k.

G

In onderdeel SS, onder 3, wordt in artikel 3.46, vierde lid, «artikel 16, eerste lid, onder i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder k.

H

In onderdeel UU wordt in artikel 3.48, derde lid, «artikel 16, eerste lid, onder c of i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder c of k.

I

In onderdeel VV wordt «artikel 16, eerste lid, onder b, c en i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder b, c en k.

J

In onderdeel XX wordt in artikel 3.51, vierde lid, «artikel 16, eerste lid, onder c en i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder c en k.

K

In onderdeel III wordt in artikel 3.79a, tweede lid, «artikel 16, eerste lid, onder i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder k.

L

In onderdeel QQQ wordt in artikel 3.89c, tweede lid, «artikel 16, eerste lid, onder i» vervangen door: artikel 16, eerste lid, onder k.

M

In onderdeel ZZ, wordt na artikel 3.58, tiende lid, een lid toegevoegd, luidende:

  • 11. In afwijking van het zesde lid kan de verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend voor de duur van vijf jaar aan de alleenstaande minderjarige vreemdeling:

    • a. die jonger was dan vijftien jaar ten tijde van de eerste verblijfsaanvraag in Nederland, en

    • b. voor wie naar het oordeel van Onze Minister, naar plaatselijke maatstaven gemeten, adequate opvang ontbreekt in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan, dan wel deze adequate opvang buiten zijn schuld niet gerealiseerd kan worden binnen drie jaar na de eerste verblijfsaanvraag.

ARTIKEL III

  • 1. Dit besluit blijft buiten toepassing op ambtshalve verlening van de vergunning, bedoeld in artikel 3.56 (oud) in geval de aanvraag tot een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet voor inwerkingtreding van dit besluit is ingediend tenzij het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven voor de vreemdeling gunstiger is.

  • 2. Dit besluit blijft buiten toepassing ten aanzien van vreemdelingen die ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit een vergunning op grond van artikel 3.56 (oud) bezitten, dan wel na inwerkingtreding van dit besluit deze vergunning verleend krijgen, tenzij het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven voor de vreemdeling gunstiger is.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 14 mei 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit is een onderdeel van de herijking van het amv-beleid. De uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn eerder aan de Tweede Kamer meegedeeld bij brief van 22 juni 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 27 062, nr. 75). Het nieuwe beleid is erop gericht om zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren voor de alleenstaande minderjarige vreemdeling en medewerking van de minderjarige aan zijn terugkeer prominenter als voorwaarde te stellen bij het verlenen van een verblijfsvergunning buiten schuld. Voor minderjarige vreemdelingen die buiten hun schuld niet terug kunnen keren, zal een specifiek buitenschuldbeleid worden toegepast.

Omdat in het Besluit modern migratiebeleid de specifieke verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen reeds is komen te vervallen, maar dit besluit nog niet in werking is getreden, worden zowel het huidige Vreemdelingenbesluit 2000 als het Besluit modern migratiebeleid gewijzigd. De wijzigingen ten aanzien van het amv-beleid in Vreemdelingenbesluit zullen gelden gedurende een overgangsperiode. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om enkele technische aanpassingen aan deze besluiten te verrichten.

In het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt de amv-vergunning afgeschaft, en er wordt een grondslag gecreëerd voor verlening van een buitenschuldvergunning. Deze verlening is aan enkele specifieke voorwaarden gekoppeld, waarvoor ik verwijs naar de artikelsgewijze toelichting.

In het Besluit modern migratiebeleid wordt een grondslag gecreëerd voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor de duur van vijf jaar aan alleenstaande minderjarige vreemdelingen, die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken. De voorwaarden voor verlening zullen dezelfde zijn als onder de bovengenoemde buitenschuldvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Alleen de naam van de vergunning zal na de inwerkingtreding van het Besluit modern migratiebeleid wijzigen. Voor het overige betreft de aanpassing van het Besluit modern migratiebeleid enkele technische wijzigingen. Hiervoor verwijs ik naar de artikelsgewijze toelichting.

Consultatie

In het kader van de consultatie naar aanleiding van een ontwerp van dit besluit is een reactie ontvangen van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). De ACVZ merkt terecht op dat het besluit modern migratiebeleid reeds de afschaffing van de amv-vergunning heeft bewerkstelligd, en dat het hier gaat om de nadere invulling van het buitenschuldbeleid. Het opschrift van het besluit is hierop aangepast. Voorts beveelt de ACVZ aan in het besluit en de toelichting op te nemen dat de beslistermijn drie jaren bedraagt vanaf het moment van indiening van de asielaanvraag. Deze aanbeveling is overgenomen door het moment van indiening van de verblijfsaanvraag op te nemen als startpunt voor het bepalen van de driejaarstermijn. Er is voor de meer generieke term verblijfsaanvraag gekozen, omdat niet uitgesloten hoeft te worden dat iemand direct een reguliere vergunningsaanvraag doet.

De ACVZ beveelt tevens aan om te bewerkstelligen dat amv’s die onrechtmatig in Nederland verblijven zich kunnen identificeren. Over deze aanbeveling wil ik opmerken dat het voorzien in identificatiedocumenten niet altijd primair een verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid is. De betreffende vreemdeling zal allereerst zelf, indien noodzakelijk onder begeleiding, bij de autoriteiten van het land van herkomst de identiteitsdocumenten moeten aanvragen. Het creëren van een grondslag voor het zonder meer verstrekken van een Nederlands identiteitsdocument is ongewenst. Allereerst geeft een door de Nederlandse overheid verstrekt document aan deze specifieke groep amv’s een tegenstrijdig signaal. Daarnaast zal het de prikkel tot vertrek naar verwachting doen afnemen, hetgeen strijdig is met de doelstelling van het beleid.

Minderjarigen krijgen alle noodzakelijke begeleiding bij de terugkeer naar het land van herkomst of een ander land waarnaar terugkeer mogelijk is. Dat betekent overigens niet dat niets van henzelf verwacht kan of mag worden. De aanbeveling van de ACVZ, die strekt tot het neerleggen van dit uitgangspunt in het Vb, wordt niet overgenomen. Een dergelijk uitgangspunt wordt geacht vanzelfsprekend te zijn voor het voeren van een effectief terugkeerbeleid.

Het overgangsrecht zoals geschetst in de brief van 22 juni 2012 is opgenomen in het besluit. Uitgangspunt is dat degenen die nu in procedure zijn of reeds een amv-vergunning hebben, niet in een slechtere rechtspositie mogen komen door deze wijziging. De precieze invulling is nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

Voor wat betreft de opmerkingen van de ACVZ die betrekking hebben op het Besluit stroomlijning toelatingsprocedures, merk ik op dat de precieze verhouding tussen beide besluiten nog aandacht behoeft. Dit zal nader worden toegelicht bij het besluit stroomlijning toelatingsprocedures, dat naar verwachting later in werking zal treden dan het onderhavige besluit.

De overige redactionele opmerkingen zijn overgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdelen A tot en met D

Deze wijzigingen zijn technische wijzigingen die voortvloeien uit de afschaffing van de amv-vergunning.

Onderdeel E

Voorwaarden voor verlening van een vergunning op grond van artikel 3.56 zijn:

  • 1. de vreemdeling is minderjarig;

  • 2. de vreemdeling is alleenstaand;

  • 3. de vreemdeling is ten tijde van de eerste aanvraag jonger dan 15 jaar;

  • 4. voor de vreemdeling ontbreekt naar het oordeel van de Minister, naar plaatselijke maatstaven gemeten, adequate opvang in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs geacht kan worden naar toe te gaan, danwel deze adequate opvang kan buiten zijn schuld niet gerealiseerd worden.

De eerste twee voorwaarden spreken voor zich, en golden reeds onder het oude beleid. De derde voorwaarde is aangekondigd in de hiervoor al genoemde brief van 22 juni 2012 aan de Tweede Kamer en sluit aan bij de huidige praktijk.

De vierde voorwaarde, die in dezelfde brief is aangekondigd, bevat de kern van het specifieke buitenschuldbeleid. Wanneer het niet binnen een redelijke termijn lukt om, ondanks de medewerking van de vreemdeling, de vreemdeling te laten terugkeren naar het land van herkomst, kan een vergunning op grond van buitenschuld worden verleend. In het kader van het terugkeerproces zullen afspraken worden gemaakt met de vreemdeling over de te nemen stappen in het kader van terugkeer. Zo kan worden verlangd dat de vreemdeling zich tot de autoriteiten van het land van herkomst wendt, of ter vaststelling van de identiteit de juiste gegevens overlegt.

Onderdeel F

In artikel 8.25 was ten onrechte alleen de bevoegdheid tot beëindiging van het verblijf geregeld, en was de bevoegdheid tot weigering van eerste verblijf niet expliciet geregeld. Deze omissie is met deze aanpassing verholpen.

Artikel II

Onderdeel A

Onderdeel A bevat een actualisering van terminologie. Per 1 mei 2011 is de Nederlandse Onderzoek Databank geïntegreerd in de National Academic Research and Collaborations Information System (NARCIS).

Onderdelen B tot en met L

Deze onderdelen herstellen onjuiste verwijzing naar artikel 16, eerste lid, onder k, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze onjuiste verwijzingen waren het gevolg van het bestaan van een dubbel onderdeel i in artikel 16. Met wetsvoorstel 33286, artikel II, wordt het onderdeel i (oud) dat betrekking heeft op modern migratiebeleid, verletterd tot onderdeel k. Dit werkt door in het Besluit modern migratiebeleid.

Onderdeel M

De amv-vergunning is afgeschaft onder het Besluit modern migratiebeleidmigratiebeleid. In het elfde lid van artikel 3.58 Vreemdelingenbesluit 2000 wordt de grondslag gecreëerd om alleenstaande minderjarige vreemdelingen die niet kunnen terugkeren, ondanks inspanningen hiertoe, een vergunning onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden te verlenen voor de duur van vijf jaar. De voorwaarden voor verlening zijn dezelfde als onder het voorgestelde verruimde buitenschuldbeleid in artikel 3.56. Ik verwijs voor toelichting hierop naar de toelichting op artikel I, onderdeel E.

Artikel III

De amv-vergunning kan ambtshalve worden verstrekt in het kader van een asielaanvraag. Wanneer de asielaanvraag is gedaan voor inwerkingtreding van dit besluit, kan in het kader van dit besluit een ambtshalve een amv-vergunning worden verleend. Dit is gunstiger voor de vreemdeling, indien deze wel voldoet aan de voorwaarden voor verlening van een amv-vergunning, maar niet aan de voorwaarden voor de verruimde buitenschuldvergunning. Uitzondering is de situatie waarin de vreemdeling aan alle voorwaarden voor de buitenschuldvergunning voldoet.

Indien er sprake is van een aanvraag voor een amv-vergunning, die gedaan is voor inwerkingtreding van dit besluit, dan wordt ingevolge artikel 3.103 Vb getoetst aan het recht dat gold op het tijdstip van de aanvraag, tenzij het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven voor de vreemdeling gunstiger is. Dit laatste is het geval wanneer de vreemdeling aan alle voorwaarden voor de buitenschuldvergunning voldoet.

Ten aanzien van de houders van een amv-vergunning wordt bepaald dat dit besluit buiten toepassing blijft. Zij kunnen, mits zij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoen, hun amv-vergunning verlengen tot aan de meerderjarigheid, of tot zij drie jaar een amv-vergunning hebben bezeten. Ook voor hen geldt de uitzondering dat nieuw recht wordt toegepast wanneer dit voor hen gunstiger is. Dit is het geval wanneer de vreemdeling aan alle voorwaarden voor de buitenschuldvergunning voldoet.

Artikel IV

Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van dit besluit op 1 juni 2013. Er wordt afgeweken van het vaste verandermoment, omdat wordt gehecht aan snelle inwerkingtreding van het besluit. Voorts heeft het besluit geen gevolgen voor bedrijfsleven of burgers, waardoor er naar verwachting geen bezwaren zullen zijn tegen afwijking van het vaste verandermoment.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven