Besluit van 18 december 2012, houdende wijziging van lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op deze lijst van het middel Qat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 22 november 2012, kenmerk DWJZ/G&E-3141113, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 3a, tweede lid, van de Opiumwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2012, no. W13.12.0473/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 december 2012, DWJZ-3147149, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Lijst II, behorende bij de Opiumwet, wordt als volgt gewijzigd:

Na de tekst die betrekking heeft op het middel pyrovaleron wordt ingevoegd:

a. in de kolom International Non-proprietary Name: –

b. in de kolom Andere benamingen: Qat.

c. in de kolom Nadere omschrijving: de bladeren en takjes van de plant Catha Edulis Forsk.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 december 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. J. van Rijn

Uitgegeven de vierde januari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Het middel Qat is ook wel bekend als khat of miraa. Het zijn de bladeren en takjes van de plant Catha Edulis Forsk. De belangrijkste psychoactieve stoffen in Qat zijn de alkaloïden cathinon en cathine. Het middel cathinon staat op lijst I van de Opiumwet en heeft amfetamineachtige eigenschappen. Het middel cathine staat op lijst II van de Opiumwet en heeft efedrineachtige eigenschappen.

Het kauwen van Qat wekt tot enkele uren erna euforie op met een energiek gevoel met verhoogde alertheid en opwinding. Symptomen nadat het middel is uitgewerkt zijn concentratieverlies, depressieve gevoelens, geïrriteerdheid, anorexia en slaapproblemen. De volgende ochtend is er sprake van lethargie en slaperigheid, hetgeen leidt tot laat opstaan en slecht presteren. Frequent kauwen van Qat heeft een milde, maar dikwijls langer durende psychologische afhankelijkheid tot gevolg.

Het middel Qat wordt in Nederland voornamelijk gebruikt door Somaliërs en door Nederlanders van Somalische herkomst. Uit onderzoek is gebleken dat zo’n 11% van de gebruikers van Qat als probleemgebruiker kan worden getypeerd. Dat wil zeggen dat zij Qat op zo’n manier gebruiken dat daardoor lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan. De gezondheidsklachten betreffen stemmingswisselingen, hartkloppingen, paniekaanvallen, slaapgebrek, gebrek aan eetlust.

Naast schade voor de gezondheid veroorzaakt Qat ook sociale en maatschappelijke schade. De sociale schade bestaat uit spanningen en conflicten met andere qatkauwers, ruzies, te weinig tijd/aandacht voor het gezin, integratieproblemen, moeite met het volgen van een opleiding of het vinden van werk. Ook leidt het tot financiële problemen, zoals te weinig geld voor Qat, huishouden en andere zaken.

De maatschappelijke schade manifesteert zich binnen Nederland vooral in problemen rond de openbare orde en veiligheid. Er is sprake van overlast rond het gebruik en de verkoop van Qat. Daarnaast wordt schade geleden door invoer, uitvoer en distributie van Qat. Omdat Nederland een van de EU-lidstaten is waar het middel niet is verboden, lijkt deze uitzonderingspositie extra druk te leggen op Nederland als doorvoerland. In meer dan de helft van de landen binnen de EU is het importeren van Qat strafbaar gesteld.

Door het middel Qat op lijst II te plaatsen geeft het onderhavige besluit uitvoering aan artikel 3a, tweede lid, van de Opiumwet. Dit heeft tot gevolg dat de invoer- en uitvoer, de verkoop en het vervoer van Qat worden verboden, alsmede alle andere handelingen, als genoemd in van artikel 3 van de Opiumwet.

De handhaving zal zich voornamelijk richten op het tegengaan van de invoer en uitvoer, de handel en de distributie van Qat en zal binnen de bestaande kaders worden meegenomen.

Plaatsing op lijst II van de Opiumwet betekent niet dat de (BI)AHOJG-criteria op enigerlei wijze op Qat van toepassing zullen zijn.

Ten aanzien van het middel Qat verwacht de Inspectie voor de Gezondheidszorg enkele aanvragen voor een ontheffing als bedoeld in artikel 6 van de Opiumwet, in verband met analytisch onderzoek voor controle doeleinden.

Voorhang

In artikel 3a, vierde lid, van de Opiumwet is bepaald dat een besluit als het onderhavige niet wordt vastgesteld dan nadat vier weken zijn verstreken sinds het ontwerp van dit besluit is overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

In dat kader is het ontwerpbesluit op 8 mei 2012 aan beide Kamers gezonden. Naar aanleiding daarvan zijn schriftelijke vragen gesteld door de Tweede Kamer. Deze vragen zijn beantwoord door de regering. In reactie daarop heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarin de regering wordt verzocht het verbod op Qat na twee jaar te evalueren, waarbij vooral aandacht moet zijn voor de effectiviteit en de neveneffecten van het verbod (Kamerstukken II 2012–2013, 33 255, nr. 3).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. J. van Rijn


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven