Besluit van 12 juli 2012, houdende regels ten uitvoering van de implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas (Besluit uitvoering onafhankelijkheidseisen energierichtlijnen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 12 april 2012, nr. WJZ / 12047118);

Gelet op artikel 9 van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en artikel 9 van richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en de artikelen 10Aa, zevende lid, en 10b, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998, en 2b, zesde lid, 2c, vijfde lid, en 9b, tweede lid, van de Gaswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2012, nr. W15.12.0120/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 9 juli 2012, nr. WJZ / 12062418);

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a. interconnector-beheerder elektriciteit of gas:

    een interconnector-beheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder at, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 2b van de Gaswet;

    b. zeggenschap:

    rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

    • 1°. eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;

    • rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.

  • 2. In dit besluit wordt onder enig recht in ieder geval verstaan het recht om stemrechten uit te oefenen, de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de Raad van Bestuur, de raad van toezicht of een rechtspersoon die het bedrijf juridisch vertegenwoordigt of het hebben van een meerderheidsaandeel.

§ 2. Onafhankelijkheidseisen landelijke netbeheerders en interconnector-beheerders

Artikel 2

  • 1. Natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen oefenen geen directe of indirecte zeggenschap uit over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt en, gelijktijdig, directe of indirecte zeggenschap of enig recht uit over de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, een interconnector-beheerder elektriciteit of gas, of diens netten.

  • 2. Natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen oefenen geen directe of indirecte zeggenschap uit over de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, een interconnector-beheerder elektriciteit of gas, of diens netten en, gelijktijdig, directe of indirecte zeggenschap of enig recht uit over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt.

Artikel 3

Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een interconnector-beheerder, deelneemt aan een gemeenschappelijke onderneming, waaraan ook een of meer buitenlandse instellingen deelnemen die op grond van nationale wettelijke regels zijn belast met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van de richtlijnen, dan is het niet noodzakelijk dat die gemeenschappelijke onderneming beschikt over de eigendom van het landelijk hoogspanningsnet of het landelijk gastransportnet.

§ 3. Onafhankelijkheidseisen gasopslagbedrijf

Artikel 4

  • 1. Indien een gasopslagbedrijf voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, onderdelen a en b, van de Gaswet, dan dient dit bedrijf eveneens te voldoen aan de volgende eisen:

    • a. de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het gasopslagbedrijf nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde gasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie en levering van aardgas;

    • b. er moeten passende maatregelen worden genomen zodat personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het gasopslagbedrijf onafhankelijk kunnen functioneren;

    • c. het gasopslagbedrijf heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde gasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van de opslaginstallaties;

    • d. het gasopslagbedrijf heeft een nalevingprogramma met maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen.

  • 2. Een gasbedrijf overlegt een verslag over de uitvoering van het nalevingsprogramma, bedoeld in het eerste lid, onder d, jaarlijks aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit en publiceert dit verslag jaarlijks op geschikte wijze.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering onafhankelijkheidseisen energierichtlijnen.

Artikel 6

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 12 juli 2012

Beatrix

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de negentiende juli 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en inhoud

Deze algemene maatregel van bestuur strekt tot uitvoering van enkele artikelen in de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet ten aanzien van de onafhankelijkheidsvereisten van landelijke netbeheerders, interconnector-beheerders en gasopslagbedrijven. Deze algemene maatregel van bestuur maakt onderdeel uit van de implementatie van Europese richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas (Kamerstukken II 2010/11, 32 814, nr. 2). Het betreft richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas.

De richtlijnbepalingen bevatten als onderdeel van de ontvlechtingvereisten voorschriften aan de onafhankelijkheid van de landelijk netbeheerders, interconnector-beheerders en gasopslagbedrijven. Deze zijn in onderhavige AMvB opgenomen en deze beperkt zich daartoe. Op basis van de richtlijn kan de Europese Commissie ook bindende richtsnoeren uitwerken ten behoeve van de naleving van de onafhankelijkheid van de gasrichtlijn. Deze zijn vooralsnog niet vastgesteld en maken daarom op dit moment geen onderdeel uit van deze AMvB.

Naast de reeds in de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet opgenomen eisen voor ontvlechting, zullen de landelijke netbeheerders, interconnector-beheerders en gasopslagbedrijven op basis van de eisen in deze algemene maatregel van bestuur worden gecertificeerd door de NMa.

2. Uitvoering en handhaving NMa

De NMa heeft in haar advies geen inhoudelijke voorstellen gedaan voor aanpassing van onderhavige algemene maatregel van bestuur. Door middel van de internetconsultatie zijn enkele zienswijzen ingediend die grotendeels in dit besluit zijn verwerkt. Het besluit is ook op enkele andere kleine punten aangepast te opzichte van de geconsulteerde versie om daarmee dichter bij de richtlijntekst aan te sluiten.

3. Regeldruk

De bepalingen van deze algemene maatregel van bestuur bestaan uit verboden en geboden voor de inrichting van de organisaties van de landelijke netbeheerders, interconnector-beheerders en gasopslagbedrijven. De procedure ter certificering van deze bedrijven door de NMa maakt reeds onderdeel uit van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet ter implementatie van het derde energiepakket en maakt op basis daarvan geen onderdeel uit van deze AMvB. De in deze AMvB opgenomen bepalingen hebben voor Nederlandse bedrijven geen regeldruk gevolgen. Gelet op het feit dat het hier implementatie betreft zonder nadere nationale invulling zal het besluit zo spoedig mogelijk in werking treden en niet op een moment dat wordt voorgeschreven door beleid aangaande vaste verandermomenten.

II. Artikelen

Artikel 1

Voor de definities van enig recht en zeggenschap is aansluiting gezocht bij de definitie die is opgenomen in de Richtlijnen (2009/72/EG en 2009/73/EG).

Artikel 2

Samengevat bepalen de richtlijnen dat dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om: direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Daarnaast werkt de bepaling ook andersom, waarbij dezelfde personen niet het recht hebben om: direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering uitvoert. Hierbij wordt onder «zeggenschap» verstaan beslissende invloed en onder «enig recht» wordt in ieder geval de bevoegdheid om stemrecht uit te oefenen begrepen, de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de Raad van Bestuur, de raad van toezicht of een rechtspersoon die het bedrijf juridisch vertegenwoordigt en het hebben van een meerderheidsaandeel.

Dit impliceert drie zaken:

  • een (investerings-)groep die beslissende invloed heeft in een productie- en leveringsbedrijf (hierna: PLB) of waarin een PLB is ondergebracht, mag geen zeggenschap of zelfs maar één stemrecht hebben in een TSO;

  • een (investerings-)groep waar geen PLB of TSO is ondergebracht, mag aandelen houden in zowel een TSO als een PLB, zolang hij door het eigendom van de aandelen maar geen zeggenschap (in de zin van beslissende invloed) in één van twee verkrijgt;

  • een (investerings-)groep die beslissende invloed heeft in een TSO, of waarin een TSO is ondergebracht, mag geen zeggenschap of zelfs maar één stemrecht hebben in een PLB.

Artikel 3

Het vijfde lid van artikel 9 van de beide Richtlijnen bepaalt dat de eis van het eigendom van het net geacht wordt te zijn vervuld als de bedrijven die samenwerken voldoen aan de nationale eisen die gelden ter implementatie van de richtlijnen. Dit artikel strekt tot implementatie daarvan. De tweede volzin van het vijfde lid wordt geïmplementeerd door te bepalen dat een gemeenschappelijke onderneming alleen kan worden opgericht door samenwerking met een of meer buitenlandse instellingen die op grond van nationale wettelijke regels zijn belast met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van de richtlijnen. Dit kunnen dus eveneens onafhankelijke systeembeheerders of onafhankelijke transmissiebeheerders zijn.

Artikel 4

In de derde gasrichtlijn zijn in artikel 15 eisen neergelegd voor de onafhankelijkheid van een opslagsysteembeheerder, in de terminologie van de Gaswet is dit een gasopslagbedrijf. Deze eisen in de derde gasrichtlijn voor onafhankelijkheid gelden alleen als aan twee voorwaarden is voldaan: er moet sprake zijn van een gasopslagbedrijf dat deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf en de toegang tot de gasopslaginstallatie moet in technische of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan netgebruikers. Het gaat, kort samengevat, om verticaal geïntegreerde gasopslagbedrijven waarop de verplichting te onderhandelen, opgenomen in artikel 18g, eerste lid van de Gaswet rust.

In artikel 15, tweede lid, van de derde gasrichtlijn is een nadere uitwerking opgenomen van deze onafhankelijkheid van een gasopslagbedrijf. De Europese Commissie kan hier een nadere uitwerking aan geven in richtsnoeren.

De betreffende bepalingen zijn opgenomen in artikel 4 van deze algemene maatregel van bestuur. Ten aanzien van het eerste lid, onder c, moet worden opgemerkt, zoals aangegeven in artikel 15, tweede lid, onder c, van deze richtlijn, dat de bepaling geen beletsel vormt voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering in een dochtermaatschappij beschermd worden. Hierdoor wordt de moedermaatschappij met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van het gasopslagbedrijf goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochtermaatschappij vast te stellen.

Het moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verdergaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven