Wet van 23 april 2012 tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot een evenwichtige samenstelling van en de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele wijzigingen in de Pensioenwet aan te brengen met name om een evenwichtige samenstelling van de besturen van pensioenfondsen te bevorderen en daartoe de medezeggenschap van de belanghebbenden in de pensioenfondsbesturen beter te regelen alsmede voor de toekenning van een beroepsrecht aan minderheden van deelnemersraden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioenwet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds zijn de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat:

    • a. de vertegenwoordigers van werknemersverenigingen ten minste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van werkgeversverenigingen in de betrokken bedrijfstak of bedrijfstakken; of

    • b. indien vertegenwoordigers van pensioengerechtigden zetels bezetten, zij tezamen met de vertegenwoordigers van werknemersverenigingen ten minste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van de werkgeversverenigingen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In het bestuur van een ondernemingspensioenfonds zijn de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat:

    • a. de werknemersvertegenwoordigers ten minste evenveel zetels bezetten als de werkgeversvertegenwoordigers; of

    • b. indien vertegenwoordigers van pensioengerechtigden zetels bezetten, zij tezamen met werknemersvertegenwoordigers ten minste evenveel zetels bezetten als de werkgeversvertegenwoordigers.

3. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. na verkiezing van de vertegenwoordigers door de deelnemers;.

B

Artikel 100 komt te luiden:

Artikel 100. Keuze medezeggenschap in pensioenfondsbesturen

  • 1. In het bestuur van een pensioenfonds zijn de pensioengerechtigden vertegenwoordigd wanneer:

    • a. het bestuur hiertoe op eigen initiatief besluit; of

    • b. een meerderheid van de responderende pensioengerechtigden hiervoor kiest bij een schriftelijke raadpleging waarbij ten minste 10% van het aantal pensioengerechtigden zijn voorkeur kenbaar heeft gemaakt.

  • 2. Een pensioenfonds waarvan:

    • a. het aantal pensioengerechtigden ten minste 10% bedraagt van de som van het aantal deelnemers en het aantal pensioengerechtigden en waarvan het aantal pensioengerechtigden ten minste 25 personen bedraagt; of

    • b. het aantal pensioengerechtigden ten minste 1000 personen bedraagt;

    houdt de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde raadpleging tenzij het bestuur op eigen initiatief heeft besloten tot opname van vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het bestuur.

  • 3. Eens in de vijf jaar herhaalt het pensioenfonds de raadpleging indien dit wordt verzocht door tenminste 5% van de pensioengerechtigden tenzij de pensioengerechtigden reeds in het bestuur zijn vertegenwoordigd.

C

Artikel 101 komt te luiden:

Artikel 101. Vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in pensioenfondsbesturen

  • 1. In het bestuur van een pensioenfonds zijn de belanghebbenden op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd met dien verstande dat de verdeling van de zetels van vertegenwoordigers van werknemersverenigingen of werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden plaats vindt op basis van de onderlinge getalsverhoudingen. Van deze verdeling kan worden afgeweken indien de betrokken partijen daarmee akkoord zijn.

  • 2. De benoeming van de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een pensioenfonds vindt plaats na verkiezing van de vertegenwoordigers door de pensioengerechtigden. Artikel 109, vierde, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds en artikel 110, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur van een ondernemingspensioenfonds.

D

Aan artikel 109 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Het bedrijfstakpensioenfonds is gehouden om op verzoek van werknemers of een werknemersvereniging mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de werknemers van het fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een werknemersvereniging. Het bedrijfstakpensioenfonds is tevens gehouden om op verzoek van pensioengerechtigden of een vereniging van pensioengerechtigden mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de pensioengerechtigden van een fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een vereniging van pensioengerechtigden.

E

Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds gaat over tot het instellen van een deelnemersraad:

    • a. op eigen initiatief van het ondernemingspensioenfonds; of

    • b. indien dit wordt verzocht door ten minste 5% van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.

2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 7. Het ondernemingspensioenfonds is gehouden om op verzoek van werknemers of een werknemersvereniging mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de werknemers van het fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een werknemersvereniging. Het ondernemingspensioenfonds is tevens gehouden om op verzoek van pensioengerechtigden of een vereniging van pensioengerechtigden mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de pensioengerechtigden van het fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een vereniging van pensioengerechtigden.

F

Artikel 218 komt te luiden:

Artikel 218. Beroep minderheid deelnemersraad bij ondernemingskamer

  • 1. Een gedeelte van de deelnemersraad dat ten minste 30% van de leden omvat kan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam beroep instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 111, tweede lid, indien:

    • a. de deelnemersraad met betrekking tot dat besluit niet voorafgaand in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen;

    • b. dat besluit niet in overeenstemming is met het advies van de deelnemersraad;

    • c. feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan de deelnemersraad bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van zijn advies, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht; of

    • d. dat besluit niet in overeenstemming is met het eerder uitgebrachte advies van deze minderheid.

  • 2. Artikel 217, tweede tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

De statuten, reglementen en overeenkomsten van pensioenfondsen voldoen binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet aan het bepaalde in deze wet.

ARTIKEL III

  • 1. Indien een ondernemingspensioenfonds een schriftelijke raadpleging heeft gehouden als bedoeld in artikel 100, tweede lid, van de Pensioenwet, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, en dit heeft niet geleid tot vertegenwoordiging van pensioengerechtigden in het bestuur, past het fonds na de inwerkingtreding van deze wet artikel 100, tweede lid, van de Pensioenwet toe.

  • 2. Indien de termijn voor het indienen van beroep door een deelnemersraad, bedoeld in artikel 217, tweede lid, van de Pensioenwet, is aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft ten aanzien van de mogelijkheid om beroep in te stellen het recht, zoals dat gold vóór dat tijdstip, van toepassing.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 23 april 2012

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Uitgegeven de negende mei 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 537

Naar boven