Besluit van 17 maart 2010, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief (Stb. 541)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 11 maart 2010, nr. WJZ / 10027328;

Gelet op artikel II, eerste lid, van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief (Stb. 541);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief (Stb. 541) treedt in werking met ingang van 15 april 2010.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 maart 2010

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de wet van 3 december 2009 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief (Stb. 2009, 541). De inwerkingtreding geschiedt niet op een vast verandermoment. Van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten wordt namelijk afgeweken vanwege het reparatiekarakter van de wet. Voor een toelichting hierop zij ook verwezen naar paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2008/09, 32 035, nr. 3).

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven