Besluit van 25 februari 2008, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een deel van paragraaf 3.3.5 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 februari 2008, nr. DJZ2008012322, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 6.44 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig Artikel

Paragraaf 3.3.5 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer treedt, voor zover het de opslag van afgewerkte olie in ondergrondse tanks betreft, ten aanzien van inrichtingen waar geen gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen, in werking met ingang van 17 maart 2008.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 februari 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de elfde maart 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

De wet van 22 november 2006, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en enige andere daarmee verband houdende wetten (modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen) (Stb. 606) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zijn met ingang van 1 januari 2008 in werking getreden.

Dat is geregeld in het inwerkingtredingsbesluit van 26 november 2007 (Stb. 2007, 472).

In artikel 2 van dat inwerkingtredingsbesluit is voor een aantal artikelen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer een uitzondering gemaakt ten aanzien van de inwerkingtreding op 1 januari 2008.

Ten aanzien van één van die uitzonderingen is echter gebleken dat die te ruim was geformuleerd. Het gaat om de uitzondering zoals die is opgenomen in artikel 2, eerste lid, onder e, van het inwerkingtredingsbesluit, ten aanzien van de inwerkingtreding van paragraaf 3.3.5. Deze paragraaf is deels in werking getreden. De uitzondering houdt in dat paragraaf 3.3.5, voor zover het de opslag van bilgewater en afgewerkte olie in ondergrondse tanks betreft, niet per 1 januari 2008 in werking is getreden. Die uitzondering had echter beperkt moeten worden tot «de opslag van bilgewater en afgewerkte olie in ondergrondse tanks ten aanzien van inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen».

Deze omissie wordt met het onderhavige besluit opgeheven.

Aangezien binnen de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer opslag van bilgewater alleen voor kan komen bij inrichtingen waar gelegenheid wordt geboden voor het afmeren van pleziervaartuigen, richt de opheffing van de omissie zich alleen tot afgewerkte olie.

Ten aanzien van paragraaf 3.3.4 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer doet zich dezelfde omissie voor als hierboven voor paragraaf 3.3.5 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer is beschreven. Deze regeling is voor zover het paragraaf 3.3.4 betreft, gebaseerd op artikel 3.30 van het besluit. Dat artikel is onderdeel van paragraaf 3.3.5 van het besluit. Ook de omissie in de regeling wordt hersteld.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven