Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptie-procedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht tezamen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen teneinde verkorting van de procedure in geval van adoptie door één adoptant of door de partner van een ouder mogelijk te maken en voorts de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie te wijzigen teneinde het voor echtgenoten van gelijk geslacht mogelijk te maken dat dezen tezamen een buitenlands kind ter adoptie kunnen opnemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 227 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De in de tweede zin bedoelde voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder en het kind door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd, wordt het verzoek toegewezen, tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is, of niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228.

B

Artikel 228 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder f, komt te luiden:

  • f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onder f, geldt niet indien het kind wordt geboren binnen de relatie van de moeder met een levensgezel van gelijk geslacht.

C

Aan artikel 230 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien het kind is geboren binnen de relatie van de ouder en de adoptant en de adoptie voor de geboorte van het kind is verzocht, werkt deze terug tot het tijdstip van geboorte van het kind; indien de adoptie uiterlijk zes maanden na de geboorte van het kind is verzocht, werkt deze terug tot het tijdstip van indiening van het verzoek. Het bepaalde in de eerste volzin is niet van toepassing indien voor de adoptie familierechtelijke betrekkingen waren gevestigd tussen het kind en een andere ouder en deze door de adoptie zijn verbroken. De adoptie kan in het geval, bedoeld in de eerste volzin, ook worden uitgesproken indien de adoptant na indiening van het verzoek is overleden.

ARTIKEL II

Na artikel 3 van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Op verzoek van de ouder van het kind dat door en tengevolge van kunstmatige donorbevruchting is verwekt, verstrekt de Stichting een verklaring als bedoeld in artikel 227, vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de persoonsidentificerende gegevens van de donor niet worden opgenomen.

ARTIKEL III

De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «echtgenoten van verschillend geslacht» telkens vervangen door: echtgenoten.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, eerste zin komt te luiden: De beginseltoestemming geldt voor een periode van vier jaren en kan telkens voor een periode van vier jaren worden verlengd. De periode waarvoor zij wordt verleend of verlengd, overschrijdt evenwel niet het tijdstip waarop een van de aspirant-adoptiefouders de leeftijd van zesenveertig jaren zal hebben bereikt, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een beginseltoestemming betreft de opneming van een buitenlands kind of in het geval van broers en zussen, dan wel van kinderen die op andere wijze zodanig aan elkaar gehecht zijn dat zij bezwaarlijk van elkaar gescheiden kunnen worden, van twee buitenlandse kinderen tegelijk. Onze Minister kan in verband met bijzondere omstandigheden toestemming verlenen tot opneming van meer kinderen tegelijk.

C

In artikel 4, onderdeel a, wordt de tweede zin vervangen door: Is de aspirant-adoptiefouder die het verzoek alleen indient, gehuwd of heeft deze een geregistreerde partner of andere levensgezel, dan kan het verzoek slechts met instemming van diens echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel worden ingediend.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister beslist op het verzoek tot verlening van een beginseltoestemming of tot verlenging van de geldigheidsduur ervan eerst nadat de raad voor de kinderbescherming een onderzoek heeft ingesteld naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind of, indien de aspirant-adoptiefouders hierom hebben verzocht, van twee buitenlandse kinderen tegelijk.

2. In het vijfde lid, onder b, vervalt de tweede volzin.

E

Artikel 7, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing:

    • a. indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit tot afwijzing van het verzoek tot verlening van een beginseltoestemming op grond van artikel 5, vijfde lid, onderdeel b, en de aspirant-adoptiefouders zich bij het bezwaar niet op bijzondere omstandigheden hebben beroepen;

    • b. indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit tot verlenging van de geldigheidsduur van de beginseltoestemming voor een duur korter dan vier jaren en artikel 3, eerste lid, tweede volzin, van toepassing is, en de aspirant-adoptiefouders zich bij het bezwaar niet op bijzondere omstandigheden hebben beroepen.

ARTIKEL IIIa

Artikel 3 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op beginseltoestemmingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn verleend, maar geldt niet voor verzoeken tot verlenging van de geldigheidsduur daarvan die op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn of worden ingediend.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 24 oktober 2008

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vierde november 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 30 551

Naar boven