Staatsbladvan het Koninkrijk der NederlandenWet
van 3 juli 2008 tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet en
enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere regels over
uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke
uitkeringenWij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Allen,
die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:Alzo Wij in overweging genomen
hebben, dat het wenselijk is nadere regels te stellen over de
integratie- en decentralisatie-uitkeringen en over de wijze van
verantwoorden van de specifieke
uitkeringen;Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en
met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:IDe
Financiële-verhoudingswet wordt als volgt
gewijzigd:AArtikel 1 wordt als volgt
gewijzigd:1.In onderdeel a wordt na
«Onze Minister van Binnenlandse Zaken» ingevoegd: en
Koninkrijksrelaties.2.Onder
vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma
worden een onderdeel toegevoegd,
luidende:
c.Onze Minister wie het aangaat:
Onze Minister die een specifieke uitkering heeft
verstrekt.BIn artikel 5, tweede lid, wordt
«tijdelijk bedragen» vervangen door:
decentralisatie-uitkeringen en
integratie-uitkeringen.CArtikel 13 komt te
luiden:131.De
verdeling van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde uitkeringen wordt
bij algemene maatregel van bestuur geregeld. Krachtens de maatregel
kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van verdeling en de
wijze van vaststellen van het volume.2.De
uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, komen ten goede aan de algemene
middelen van de provincie of gemeente.3.Integratie-uitkeringen
worden binnen een bij de maatregel te bepalen termijn in de algemene
uitkering opgenomen.4.Een
decentralisatie-uitkering is een uitkering waarbij geen termijn van de
overgang van de uitkering naar de algemene uitkering is
vastgesteld.5.Jaarlijks
bezien Onze Ministers na overleg met Onze Ministers wie het aangaat of
een decentralisatie-uitkering kan worden gewijzigd in een
integratie-uitkering of een algemene uitkering en doen daarvan verslag
in de toelichting op de begrotingen van het provinciefonds en van het
gemeentefonds.DNa het opschrift van hoofdstuk
3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:15a1.Elke
bijdrage uit ‘s Rijks kas die door of vanwege Onze Minister wie
het aangaat onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar
belang aan provincies en gemeenten wordt verstrekt, is een
specifieke uitkering.2.Indien
provincies of gemeenten optreden als marktpartij of werkgever, of als
eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak, en onder
dezelfde voorwaarden als andere natuurlijke personen en
rechtspersonen, niet zijnde medeoverheden, voor een bijdrage uit
‘s Rijks kas in aanmerking komen, is die bijdrage geen
specifieke uitkering.3.Bijdragen
uit ‘s Rijks kas aan provincies en gemeenten ten behoeve van een
bepaald openbaar belang waarvoor een bedrag beschikbaar is, dat lager
is dan een bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld
bedrag, kunnen slechts worden verstrekt als onderdeel van een
verzameluitkering.EHet eerste lid van artikel 16
komt te luiden:1.Specifieke
uitkeringen kunnen worden verstrekt voor de bestrijding van in de
regeling van de uitkering aangeduide kosten van de
ontvangers.FNa artikel 16 wordt een artikel
ingevoegd, luidende:16a1.Een
verzameluitkering is een specifieke uitkering aan provincies en
gemeenten per ministerie waarin bedragen voor beleidsthema’s
zijn opgenomen.2.Bedragen
ten behoeve van een verzameluitkering worden opgenomen in het
begrotingsartikel, genoemd in artikel 6, eerste lid, onder a, van de
Comptabiliteitswet 2001.3.Een
begroting als bedoeld in artikel 1, onderdelen a en b, van de
Comptabiliteitswet 2001 bevat niet meer dan één
verzameluitkering.4.Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de
verstrekking, de verlening, de vaststelling en de terugvordering van de
verzameluitkeringen. Bij de verstrekking van een verzameluitkering
wordt vermeld ter zake van welke beleidsthema’s de uitkering
wordt verstrekt, en wat de verdeling is per beleidsthema.5.Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan bij
ministeriële regeling nadere regels stellen over de verstrekking,
de verlening, waaronder de bevoorschotting, de vaststelling en de
terugvordering van de verzameluitkeringen.6.De
verzameluitkering wordt besteed binnen de doelstellingen van het
ministerie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, van de
Comptabiliteitswet 2001. De informatie ten behoeve van de
verantwoording betreft het totaal bestede bedrag per
verzameluitkering.GNa artikel 17 worden twee
artikelen ingevoegd, luidende:17a1.Gedeputeerde
staten en het college van burgemeester en wethouders zenden de
informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de
regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar
volgend op het begrotingsjaar aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties in de vorm
van:
a.de jaarrekening en het
jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet,
onderscheidenlijk artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet,
en
b.de
accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in
artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet,
onderscheidenlijk artikel 213, derde en vierde lid, van de
Gemeentewet.2.Indien
provincies en gemeenten van elkaar middelen ontvangen die afkomstig
zijn uit een specifieke uitkering, verstrekken zij de informatie,
bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties.3.Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij
ministeriële regeling nadere regels over het verstrekken van de in
het eerste lid bedoelde informatie.4.Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties brengt de
informatie betreffende de specifieke uitkeringen onverwijld ter kennis
van Onze Ministers en de bestuursorganen wie het aangaat.5.Gedeputeerde
staten en het college van burgemeester en wethouders verstrekken
desgevraagd inlichtingen over de besteding van een specifieke uitkering
aan de door Onze Minister wie het aangaat daartoe aangewezen ambtenaren
van de accountantsdienst, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de
Comptabiliteitswet 2001. De ambtenaren van de accountantsdienst kunnen
tevens informatie inwinnen bij de in artikel 217, tweede lid, van de
Provinciewet onderscheidenlijk artikel 213, tweede lid, van de
Gemeentewet bedoelde accountants.6.Dit
artikel is niet van
toepassing:
a.indien de voorwaarden aan de
EG-subsidies als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht
Europese subsidies anders verplichten, voor zover die subsidies door
tussenkomst van ’s Rijks kas worden verstrekt;
b.indien de specifieke uitkering is
verstrekt aan een gemeente in de hoedanigheid van bevoegd gezag van een
openbare school;
c.op
het investeringsbudget, bedoeld in de Wet inrichting landelijk
gebied.17b1.Indien
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vaststelt
dat de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, niet is
verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven op grond van het derde lid
van artikel 17a, doet hij daarvan mededeling aan gedeputeerde staten of
het college van burgemeester en wethouders.2.Gedeputeerde
staten en het college van burgemeester en wethouders kunnen voor 1 juli
van het jaar volgend op het begrotingsjaar, schriftelijk en met redenen
omkleed aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
verzoeken om uitstel van de toezending van de in artikel 17a, eerste
lid, bedoelde informatie. Hij beslist binnen twee weken op dat verzoek,
na overleg met Onze Ministers wie het aangaat.3.Onze
Ministers kunnen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, aan
de betreffende provincie of gemeente geheel of gedeeltelijk opschorten
gedurende ten hoogste zesentwintig weken
indien:
a.gedeputeerde staten en het
college van burgemeester en wethouders nalaten de informatie, bedoeld
in artikel 17a, eerste lid, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties te zenden binnen de in dat artikellid genoemde
termijn, dan wel, als uitstel is verleend, binnen de termijn waarvoor
uitstel is verleend, of
b.de informatie, bedoeld in artikel
17a, eerste lid, na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, niet
is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het tweede lid
van dat artikel.4.Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet terstond
mededeling aan het desbetreffende bestuursorgaan van een besluit als
bedoeld in het derde lid, met vermelding van de mate waarin en de
periode waarvoor de betalingen ten hoogste geschorst worden. De
betalingen worden hervat in de week nadat de informatie is verstrekt op
de wijze zoals voorgeschreven krachtens het derde lid van artikel
17a.5.Gedeputeerde
staten en het college van burgemeester en wethouders kunnen na een
besluit als bedoeld in het derde lid, indien bijzondere omstandigheden
daartoe aanleiding geven, schriftelijk en met redenen omkleed aan Onze
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken om de
opschorting ongedaan te maken. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties beslist binnen twee weken op dat verzoek, na
overleg met Onze Ministers wie het aangaat.6.Als
gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders de
gevraagde informatie binnen de in het vierde lid bedoelde periode niet
hebben verstrekt of niet op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het
derde lid van artikel 17a, doet Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties daarvan mededeling aan Onze Minister wie het
aangaat.HArtikel 18 komt te
luiden:181.Over een
voorstel tot regeling van een specifieke uitkering, niet zijnde een
verzameluitkering als bedoeld in artikel 16a, vindt tijdig overleg
plaats met Onze Ministers.2.Onze
Ministers wie het aangaat melden zo nodig ter voorbereiding van de
indiening van de ontwerp-begrotingen en de wijzigingen, bedoeld in
artikel 15, eerste tot en met derde lid, van de Comptabiliteitswet
2001, aan Onze Ministers welke beleidsthema’s door middel van
een verzameluitkering worden
bekostigd.IArtikel 19 wordt als volgt
gewijzigd:1.Voor de tekst wordt de
aanduiding «1.» geplaatst.2.Er worden twee leden toegevoegd,
luidende:2.Onze
Minister wie het aangaat kan ten behoeve van de uitvoering van zijn
beleid beleidsinformatie aan de ontvangers van bijdragen uit een
verzameluitkering
vragen:
a.voor een meerjarige periode, van
alle ontvangers of een selectie van de ontvangers;
b.jaarlijks van een selectie van de
ontvangers of
c.na
afloop van de looptijd van de regeling op grond waarvan de bijdrage
voor het betreffende beleidsthema in de verzameluitkering is opgenomen
van alle ontvangers of een selectie van de
ontvangers.3.Over de
beleidsinformatie, bedoeld in het tweede lid, wordt geen verklaring of
verslag van bevindingen van een accountant als bedoeld in artikel 393,
eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
overgelegd.JArtikel 20 komt te
luiden:20Uiterlijk op de derde woensdag van mei publiceren
Onze Ministers een onderhoudsrapport over de specifieke uitkeringen
over het voorafgaande
jaar.KArtikel 22 wordt als volgt
gewijzigd:1.De onderdelen c en d worden
geletterd d en e.2.Er wordt
een onderdeel ingevoegd,
luidende:
c.de betalingen, bedoeld in artikel
15 en de opschorting daarvan, bedoeld in artikel 17b, derde, vierde en
vijfde
lid;.LNa artikel 24 wordt een artikel
ingevoegd, luidende:24aMet ingang van een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip, komt het zesde lid van artikel 17a te luiden:6.Dit
artikel is niet van toepassing voor zover de voorwaarden aan de
EG-subsidies als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht
Europese subsidies anders verplichten, voor zover die subsidies door
tussenkomst van ’s Rijks kas worden
verstrekt.IIArtikel 186, tweede
tot en met vierde lid, van de Gemeentewet wordt vervangen door:2.Bij
of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste
lid, kunnen tevens regels gesteld worden ten aanzien
van:
a.door het college vast te stellen
documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de
jaarrekening;
b.door
het college aan derden te verstrekken informatie op basis van de
begroting en de jaarrekening en de controle van deze
informatie.3.Bij of
krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid,
kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek
verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze
Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie
voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de
Statistiek.4.De
informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt
gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen
191, tweede lid, en 200. Artikel 17a, vierde lid, van de
Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige
toepassing.5.Indien
Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid,
onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die
verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt
verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet
hij daarvan mededeling aan het betrokken
college.6.Het
college kan tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen,
bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan
Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de
informatie. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat
verzoek.7.Indien
de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie,
bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze
Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van
die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan
het college om binnen een maand alsnog informatie van voldoende
kwaliteit te
leveren.8.Indien
het college nalaat de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te
volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op
grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet
aan de betreffende gemeente geheel of gedeeltelijk op te schorten
gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde
en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van
overeenkomstige
toepassing.IIIArtikel 190, tweede
tot en met vierde lid, van de Provinciewet wordt vervangen door:2.Bij
of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste
lid, worden tevens regels gesteld ten aanzien
van:
a.door gedeputeerde staten vast te
stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de
jaarrekening;
b.door
gedeputeerde staten aan derden te verstrekken informatie op basis van
de begroting en de jaarrekening en de controle van deze
informatie.3.Bij of
krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid,
kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek
verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze
Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie
voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de
Statistiek.4.De
informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt
gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen
195, tweede lid, en 204. Artikel 17a, vierde lid, van de
Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige
toepassing.5.Indien
Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid,
onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die
verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt
verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet
hij daarvan mededeling aan gedeputeerde
staten.6.Gedeputeerde
staten kunnen tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen,
bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan
Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de
informatie, tot uiterlijk een in dat verzoek te noemen datum. Onze
Minister beslist binnen twee weken op dat
verzoek.7.Indien
de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie,
bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze
Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van
die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan
gedeputeerde staten om binnen een maand alsnog informatie van voldoende
kwaliteit te
leveren.8.Indien
gedeputeerde staten nalaten de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid,
op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op
grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet
aan de betreffende provincie geheel of gedeeltelijk op te schorten
gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde
en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van
overeenkomstige
toepassing.IVDe Comptabiliteitswet
2001 wordt als volgt gewijzigd:AAan artikel 54 worden twee
leden toegevoegd, luidende:5.Indien
een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet wordt gevormd door bijdragen uit
verschillende begrotingen als bedoeld in artikel 1, dan wordt de
informatie, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, opgenomen
in de toelichting bij het betrokken beleidsartikel in het jaarverslag
van Onze Minister die als eerste verantwoordelijk is voor die
uitkering.6.Onze
Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking
tot de informatie die Onze overige verantwoordelijke Minister(s) in hun
jaarverslag
opnemen.BNa artikel 55 wordt een artikel
ingevoegd, luidende:55a1.Indien
voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a, eerste en
derde lid, van de Financiële-verhoudingswet geen jaarlijkse
verantwoording verplicht is gesteld aan de ontvanger van de uitkering,
volstaat Onze Minister wie het aangaat met het opnemen in het
jaarverslag, bedoeld in artikel 51, van die verantwoordingsinformatie,
die volgens het wettelijk voorschrift aan Onze Minister moet worden
verstrekt.2.Onze
Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking
tot de
verantwoordingsinformatie.IVADe Wet
gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:ANa
artikel 34 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:34a1. Indien
het openbaar lichaam een specifieke uitkering als bedoeld in artikel
15a van de Financiële-verhoudingswet ontvangt van het Rijk of
middelen ontvangt van de deelnemende gemeenten, die afkomstig
zijn uit een specifieke uitkering, zijn de artikelen, 17a en 17b
van de Financiële-verhoudingswet op de informatie ten behoeve van
de verantwoording over deze middelen, van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande
dat:
a.voor gedeputeerde staten en het
college van burgemeester en wethouders wordt gelezen: het dagelijks
bestuur van het openbaar lichaam;
b.voor de in artikel 17b, derde
lid, genoemde betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet aan de betreffende provincie of gemeente
wordt gelezen: de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van
de Financiële-verhoudingswet aan de gemeenten die het openbaar
lichaam hebben ingesteld.2.De
ingevolge artikel 186, tweede lid, aanhef en onder b, van de
Gemeentewet gestelde regels, alsmede het derde en vierde lid van dat
artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam,
met dien verstande dat voor het college wordt gelezen: het dagelijks
bestuur van het openbaar
lichaam.BNa artikel 47 wordt een nieuw
artikel ingevoegd, luidende:47a1. Indien
het openbaar lichaam een specifieke uitkering als bedoeld in artikel
15a van de Financiële-verhoudingswet, ontvangt van het Rijk of
middelen ontvangt van de deelnemende provincies, die afkomstig
zijn uit een specifieke uitkering, zijn de artikelen 17a en 17b
van de Financiële-verhoudingswet op de informatie ten behoeve van
de verantwoording over deze middelen, van overeenkomstige toepassing op
het openbaar lichaam, met dien verstande
dat:
a.voor gedeputeerde staten en het
college van burgemeester en wethouders wordt gelezen: het dagelijks
bestuur van het openbaar lichaam;
b.voor de in artikel 17b, derde
lid, genoemde betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet aan de betreffende provincie of gemeente
wordt gelezen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet aan de provincies die het openbaar
lichaam hebben ingesteld.2.De
ingevolge artikel 190, tweede lid, aanhef en onder b, van de
Provinciewet gestelde regels, alsmede het derde en vierde lid van dat
artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam,
met dien verstande dat voor gedeputeerde staten wordt gelezen: het
dagelijks bestuur van het openbaar
lichaam.CNa artikel 58 wordt een nieuw
artikel ingevoegd, luidende:58a1. Indien
het openbaar lichaam een specifieke uitkering als bedoeld in artikel
15a van de Financiële-verhoudingswet ontvangt van het Rijk of
middelen ontvangt van de deelnemende provincies en gemeenten, die
afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, zijn de artikelen 17a
en 17b van de Financiële-verhoudingswet op de informatie ten
behoeve van de verantwoording over deze middelen, van overeenkomstige
toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande
dat:
a.voor gedeputeerde staten en het
college van burgemeester en wethouders wordt gelezen: het dagelijks
bestuur van het openbaar lichaam;
b.voor de in artikel 17b, derde
lid, genoemde betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet aan de betreffende provincie of gemeente
wordt gelezen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet aan de provincies en gemeenten die het
openbaar lichaam hebben ingesteld.2.De
ingevolge artikel 186, tweede lid, aanhef en onder b, van de
Gemeentewet gestelde regels, alsmede het derde en vierde lid van dat
artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam,
met dien verstande dat voor het college wordt gelezen: het dagelijks
bestuur van het openbaar
lichaam.VDe Wet educatie en
beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 2.5.9a komt te
luiden:2.5.9aVerantwoording
gemeenten over inzet educatiemiddelen1.Het
college van burgemeester en wethouders legt verantwoording af over de
besteding van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.3.4, eerste lid,
op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.2.Indien
activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.4, derde lid, onder a, waarvoor
het college van burgemeester en wethouders zich heeft verplicht, niet
of niet volledig zijn verricht en het college van burgemeester en
wethouders uit dien hoofde in enig jaar aanspraken heeft jegens de
instelling, besteedt het college van burgemeester en wethouders de uit
die aanspraken voortvloeiende middelen uiterlijk in het jaar volgend op
het jaar waarin die middelen zijn terugontvangen, en verantwoordt het
college van burgemeester en wethouders die middelen in het jaar volgend
op het jaar waarin de middelen zijn
besteed.BArtikel 8.3.2, negende lid,
komt te luiden:9.Onze
Minister kan de in het vijfde lid bedoelde uitkering geheel of
gedeeltelijk terugvorderen indien uit de informatie, bedoeld in artikel
17a van de Financiële-verhoudingswet, niet blijkt dat de uitkering
is besteed in overeenstemming met dit
artikel.VIArtikel 162b, negende
lid, van de Wet op de expertisecentra komt te luiden:9.Onze
minister kan de in het vijfde lid bedoelde uitkering geheel of
gedeeltelijk terugvorderen indien uit de informatie, bedoeld in artikel
17a van de Financiële-verhoudingswet, niet blijkt dat de uitkering
is besteed in overeenstemming met dit
artikel.VIIDe Wet op het
specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 1 wordt als volgt
gewijzigd:1.Onderdeel c
vervalt.2.De onderdelen d
tot en met g worden verletterd tot de onderdelen c tot en met
f.BIn artikel 5, tweede en derde
lid, wordt «Subsidies» telkens vervangen door: Specifieke
uitkeringen.CArtikel 13
vervalt.DArtikel 15
vervalt.VIIIArtikel 118h,
negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs komt te
luiden:9.Onze
Minister kan de in het vijfde lid bedoelde uitkering geheel of
gedeeltelijk terugvorderen indien niet uit de informatie, bedoeld in
artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de
uitkering is besteed in overeenstemming met dit
artikel.IXArtikel 76g, tweede
lid, van de Wet bodembescherming komt te luiden:2.Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gegeven omtrent deze aanvraag en de in verband daarmee te verstrekken
informatie.XArtikel 13 van de Wet
sociale werkvoorziening wordt als volgt gewijzigd:1.In het vierde lid wordt «artikel 186
van de Gemeentewet» vervangen door: artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.2.Het zesde lid
vervalt.XIDe Wet werk en
bijstand wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 70 wordt als volgt
gewijzigd:1.Het eerste lid komt te
luiden:1.Indien
uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid,
van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld
in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, niet volledig of onrechtmatig
is besteed, wordt de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig
bestede deel teruggevorderd. Onze Minister doet binnen een jaar na
ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie mededeling van
terugvordering aan het college.2.In het tweede lid wordt «Indien het
verslag niet volledig is ontvangen binnen achttien maanden na het jaar
waarop het betrekking heeft of niet is voorzien van de verklaring van
de accountant, bedoeld in artikel 77, eerste lid,» vervangen door:
Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste
lid, van de Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig door
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is
ontvangen binnen achttien maanden na het jaar waarop het betrekking
heeft,.BArtikel 77 komt te
luiden:77Verantwoording
gemeenten en uitvoeringsbeeld1.Het
college legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van
deze wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.2.Het
college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering
in.3.Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van
de
uitvoering.CIn artikel 78, vierde lid,
wordt «en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de
uitvoering,.XIIDe Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 54 komt te
luiden:541.Het
college legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van
deze wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.2.Het
college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering
in.3.Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van
de
uitvoering.BIn artikel 55, derde lid, wordt
«en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de
uitvoering,.CArtikel 59c wordt als volgt
gewijzigd:1.In het eerste lid wordt
«ontvangst van het verslag en de daarop betrekking hebbende
verklaring bedoeld in artikel 54, eerste lid» vervangen door:
ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in
artikel 17a, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet.2.Het tweede lid komt te
luiden:2.Indien de
verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig is ontvangen door
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen 18
maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden de ten
laste van de gemeente gebleven kosten ambtshalve
vastgesteld.DIn artikel 59d, derde lid,
wordt onderdeel a vervangen door:
a.de
tekortkomingen van bijzondere aard
zijn;.XIIIDe Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 54 komt te
luiden:541.Het
college legt verantwoording af aan Onze Minister over de uitvoering van
deze wet, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet.2.Het
college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering
in.3.Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van
de
uitvoering.BIn artikel 55, derde lid, wordt
«en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de
uitvoering,.CArtikel 59c wordt als volgt
gewijzigd:1.In het eerste lid wordt
«ontvangst van het verslag en de daarop betrekking hebbende
verklaring bedoeld in artikel 54, eerste lid» vervangen door:
ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in
artikel 17a, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet.2.Het tweede lid komt te
luiden:2.Indien de
verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig is ontvangen door
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen 18
maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden de ten
laste van de gemeente gebleven kosten ambtshalve
vastgesteld.DIn artikel 59d, derde lid,
wordt onderdeel a, vervangen door:
a.de
tekortkomingen van bijzondere aard
zijn;.XIVDe Wet werk en
inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 46 komt te
luiden:46.Uitvoeringsbeeld1.Het
college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering
in.2.Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van
de uitvoering.3.Het
college verstrekt kosteloos het beeld van de
uitvoering.BArtikel 48, tweede en derde
lid, komen te luiden:2.Het
college declareert de in een kalenderjaar gemaakte kosten, bedoeld in
het eerste lid, door middel van een opgave van de door het college
gemaakte kosten in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel
17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.3.Bij
ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de vergoeding
van gemaakte
uitvoeringskosten.CArtikel 50, eerste en tweede
lid, komen te luiden:1.Onze
Minister stelt de vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 48, vast
binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in
artikel 48, tweede
lid.2.Indien
de verantwoordingsinformatie bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de
Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig is ontvangen door
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen 18
maanden na het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft, wordt de
vergoeding, bedoeld in het eerste lid, over dat jaar ambtshalve
vastgesteld.XVDe Wet
werkloosheidsvoorziening wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 41
vervalt.BArtikel 42 komt te
luiden:421.Indien
uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid,
van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat uitgaven hetzij met
de bepalingen van deze wet of de voor haar uitvoering gestelde regelen
in strijd zijn, hetzij door het college van burgemeester en wethouders
niet op bevredigende wijze zijn verantwoord, kan Onze Minister een
vergoeding geheel of gedeeltelijk weigeren en een reeds uitbetaalde
vergoeding geheel of gedeeltelijk terugvorderen dan wel
verrekenen.2.Onze
Minister doet binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de
verantwoordingsinformatie mededeling van terugvordering aan het college
van burgemeester en
wethouders.XVI[Vervallen]XVIIDeze wet treedt in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Het via artikel I, onderdeel G, ingevoerde nieuwe artikel 17a van de
Financiële-verhoudingswet, alsmede de door de artikelen V tot en
met XV gewijzigde bepalingen, worden voor het eerst toegepast ten
aanzien van de jaarstukken en de controle van de jaarrekening over het
begrotingsjaar 2008.Lasten en bevelen
dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle
ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen
houden.Kamerstuk 31
327’s-Gravenhage,3
juli 2008BeatrixDe Staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,A. Th.
B.Bijleveld-SchoutenDe Minister van
Financiën,W.
J.BosUitgegeven
de eenendertigste
juli 2008De Minister van
Justitie,E.
M. H.Hirsch
Ballin