Besluit van 17 februari 2007 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning en het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen in verband met het verhogen van de leeftijd waarop deze ambtsdragers worden ontslagen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 november 2006, nr. 2006-0000395543, CZW/WSG, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 73, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 72, eerste lid, van de Provinciewet en artikel 49, eerste lid, van de Waterschapswet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 december 2006, nr. W04.06.0534/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 februari 2007, nr. 2007-0000001685, CZW/WSG, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit burgemeesters wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 28, tweede lid, en 29, tweede lid, wordt «65e levensjaar» vervangen door: 70e levensjaar.

B

In artikel 43 wordt «65 jaar» vervangen door: 70 jaar.

ARTIKEL II

Het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, tweede lid, wordt «65e levensjaar» vervangen door: 70e levensjaar.

B

In artikel 19, vierde lid, wordt «vijfenzestig jaar» vervangen door: 70 jaar.

ARTIKEL III

Het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Ontslag op 70-jarige leeftijd

Aan de voorzitter wordt bij koninklijk besluit met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin hij de leeftijd van zeventig jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

Lech, 17 februari 2007

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de twintigste maart 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge het huidige Rechtspositiebesluit burgemeesters wordt aan de burgemeester met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend. Ten aanzien van de commissarissen van de Koningin is in het Rechtspositiebesluit commissaris van de Koning hetzelfde bepaald. Deze wijziging brengt daar verandering in en verhoogt voor deze ambtsdragers de ontslagleeftijd tot 70 jaar.

De verhoging van deze leeftijdsgrens past in een tijd waarin mensen tot op hogere leeftijd vitaal zijn en een actieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Dit wordt ook verwoord in het kabinetsstandpunt Wegnemen belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar.1 In zijn algemeenheid geldt dat een groeiende groep ouderen behoefte heeft aan actieve deelname aan de samenleving via arbeid. Zij ervaren een gedwongen beëindiging vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd als een belemmering van hun ontplooiingsmogelijkheden. Verwacht mag worden dat de belangstelling voor doorwerken na 65 jaar in de toekomst verder zal toenemen. De hogere levensverwachting en de daarmee samenhangende verlenging van de fase van de gezonde, actieve ouderdom leidt er naar verwachting toe dat een groeiende groep ouderen in de toekomst langer bereid en in staat zal zijn om maatschappelijk te participeren.

Het is in deze kaders dat de ontslagleeftijd voor burgemeesters en commissarissen van de Koningin wordt verhoogd. Daarbij geldt in het bijzonder dat voor de overige politieke ambtsdragers in het geheel geen maximale leeftijdsgrenzen zijn gesteld. Gekozen politieke ambtsdragers (raadsleden, statenleden en leden van de Eerste en Tweede Kamer) kennen een minimum leeftijdsgrens van 18 jaar, maar geen maximum. Ook voor benoemde politieke ambtsdragers als ministers, staatssecretarissen, wethouders en gedeputeerden is geen maximum leeftijdsgrens vastgelegd.

Er is van afgezien om voor burgemeesters en commissarissen van de Koningin leeftijd als ontslaggrond geheel te schrappen. Overweging daarbij is dat dit er mogelijk toe zou leiden dat leeftijd – al dan niet impliciet – betrokken zou worden bij de procedure voor herbenoeming van een burgemeester of commissaris van de Koningin en de beoordeling door gemeenteraden respectievelijk provinciale staten van de geschiktheid van betrokkene voor de ambtsvervulling. Dit zou ongewenst zijn ook gelet op het karakter van deze ambten.

Het is om deze redenen dat het leeftijdsontslag op zich gehandhaafd blijft, maar gesteld op 70 jaar. Daarmee wordt ook aangesloten bij de systematiek zoals deze geldt en zal gelden voor de rechterlijke macht en de Hoge Colleges van Staat.

In lijn met de regeling voor burgemeesters en commissarissen van de Koningin wordt ook de ontslagleeftijd van voorzitters van waterschappen verhoogd tot zeventig jaar. Ook zij behoren tot de politieke ambtsdragers en hun rechtspositie is geënt op die van burgemeesters. De benodigde wijziging van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen is, in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat, in artikel III van deze algemene maatregel van bestuur opgenomen.

De commissaris van de Koningin, de burgemeester en de voorzitter van een waterschap houden de mogelijkheid om te allen tijde om ontslag te verzoeken op een door hen gewenst tijdstip. Indien men besluit om bij 65 jaar met pensioen te gaan, heeft men uiteraard de pensioenaanspraken zoals die ook nu gelden. Indien in de nieuwe systematiek een commissaris van de Koningin, een burgemeester of een voorzitter van een waterschap besluit om door te werken na 65 jaar, behoudt hij uiteraard zijn bezoldiging. Ingevolge het pensioenreglement van het ABP ontvangt men pensioen nadat het ontslag is ingegaan. Indien men bij 65-jarige leeftijd tot doorwerken zou besluiten, ontvangt men salaris en bouwt men ook verder Abp-pensioen op. Bovendien wordt het pensioen actuarieel herrekend (opgehoogd) tot het moment waarop betrokkene is ontslagen. Het doorwerken na 65 jaar heeft geen invloed op de aanspraak op AOW. Deze aanspraak staat immers los van de vraag of men werk verricht en wordt ook niet beïnvloed door (bij)verdiensten. Op een werkloosheidsuitkering en de daarbij voorziene aanvullende uitkeringen bestaat na 65-jarige leeftijd geen aanspraak meer.

De voorgestelde wijzigingen hebben de instemming van het Georganiseerd overleg burgemeesters, het overleg van commissarissen en Vereniging Belangenbehartiging Voorzitters van waterschappen.

Het besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

De wijziging van de ontslagleeftijd heeft geen noemenswaardige financiële gevolgen. Indien bijvoorbeeld een burgemeester besluit om na 65 jaar nog door te werken, blijven de kosten van de bezoldiging ongewijzigd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Deze wijziging leidt ertoe dat de regelingen rondom dienst- en ambtsjubileum worden aangepast aan de nieuwe ontslagleeftijd van 70 jaar. Een burgemeester die gebruik maakt van de regeling voor vervroegd pensioen en die daardoor zijn dienstjubileum misloopt, waarvoor hij anders nog voor het bereiken van de ontslagleeftijd een gratificatie zou hebben gekregen, behoudt recht op een evenredig deel van die gratificatie. Dit geldt ook voor de burgemeester die nog voor het bereiken van de ontslagleeftijd een ambtsjubileum zou hebben gevierd, maar die daar door gemeentelijke herindeling niet aan toekomt.

Onderdeel B

Deze wijziging verhoogt de leeftijd waarop een burgemeester verplicht ontslagen wordt van 65 naar 70 jaar.

Artikel II

Onderdeel A

Zie de toelichting bij artikel I, onderdeel A, met dien verstande dat voor commissarissen van de Koningin de regeling inzake herindeling niet van toepassing is.

Onderdeel B

Zie artikel I, onderdeel B.

Artikel III

Deze wijziging verhoogt de leeftijd waarop een voorzitter van een waterschap verplicht ontslagen wordt van 65 naar 70 jaar.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de redactie van artikel 7 in overeenstemming te brengen met het corresponderende artikel 43 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters. Dit betekent dat de mogelijkheid om op grond van bijzondere omstandigheden af te wijken van de ontslagleeftijd komt te vervallen. Deze afwijkingsmogelijkheid kan zonder bezwaar worden geschrapt omdat sedert de totstandkoming van het rechtspositiebesluit in 1991 slechts een enkele keer van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt.

Ook uit een oogpunt van rechtsgelijkheid met burgemeesters, commissarissen van de Koningin en de rechterlijke macht is het niet wenselijk de afwijkingsmogelijkheid na verhoging van de ontslagleeftijd tot zeventig jaar te handhaven.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 10 april 2007, nr. 69.

XNoot
1

Kamerstukken 28 170, nr 47.

Naar boven