Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
STB10411
Jaargang 2006
2006
415
Wet van 7 juli 2006, houdende regels inzake marktordening, doelmatigheid en
beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen,
die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen
hebben, dat het wenselijk is regels te stellen inzake de ontwikkeling
en ordening van markten op het gebied van de gezondheidszorg en het
toezicht daarop, mede met het oog op een doelmatig en doeltreffend
stelsel van de zorg en de beheersing van de kostenontwikkeling van de
zorg, en dat het tevens wenselijk is in verband met de
informatieachterstand van de consument en het machtsverschil tussen
partijen in de zorg, de positie van de consument te beschermen en te
bevorderen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
HOOFDSTUK 1.
INLEIDENDE
BEPALINGEN
Artikel 1
In deze wet
en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport;
b. zorg:
1°. zorg of dienst als omschreven bij of
krachtens de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten;
2°. handelingen op
het gebied van de gezondheidszorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover
uitgevoerd, al dan niet onder eigen verantwoordelijkheid, door
personen, ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3 van die
wet of door personen als bedoeld in artikel 34 van die wet en voor
zover die handelingen niet zijn begrepen onder
1°;
c. zorgaanbieder:
1°. de natuurlijke persoon of rechtspersoon
die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent;
2°. de natuurlijke persoon of rechtspersoon
voor zover deze tarieven in rekening brengt namens, ten behoeve van of
in verband met het verlenen van zorg door een zorgaanbieder als bedoeld
onder 1°;
d. zorgverzekeraar: een zorgverzekeraar als bedoeld
in de Zorgverzekeringswet;
e. AWBZ-verzekeraar: een zorgverzekeraar die zich
overeenkomstig artikel 33 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
als zodanig heeft aangemeld voor de uitvoering van die
wet;
f. ziektekostenverzekeraar:
1°. een zorgverzekeraar;
2°. een AWBZ-verzekeraar;
3°. een particuliere ziektekostenverzekeraar,
zijnde een verzekeraar die in het bezit is van de ingevolge artikel 24,
eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste
vergunning, of die heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38
van die wet vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in
Nederland;
g. verzekerde:
degene die een verzekeringsovereenkomst betreffende het risico van
ziektekosten heeft gesloten met een ziektekostenverzekeraar dan wel van
rechtswege verzekerd is op grond van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten;
h. verzekeringsplichtige:
degene die op grond van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht
is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten
verzekeren;
i. consument:
verzekeringsplichtige, verzekerde of patiënt;
j. prestatie: de levering van zorg door een
zorgaanbieder als bedoeld in onderdeel c, onder
1°;
k. tarief: prijs voor een
prestatie, een deel van een prestatie of geheel van prestaties van een
zorgaanbieder;
l. zorgautoriteit: de
Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3;
m. College zorgverzekeringen: het College voor
zorgverzekeringen, genoemd in de Zorgverzekeringswet;
n. College bouw: het College bouw zorginstellingen,
genoemd in de Wet toelating zorginstellingen;
o. College sanering: het College sanering
zorginstellingen, genoemd in de Wet toelating
zorginstellingen;
p. FIOD-ECD: de
Belastingdienst/Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst en
Economische Controledienst van het Ministerie van
Financiën;
q. Zorgverzekeringsfonds: het fonds, genoemd in
artikel 39 van de
Zorgverzekeringswet.
Artikel 2
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen,
indien dat voor een goede uitvoering van deze wet nodig is,
werkzaamheden die geheel of gedeeltelijk liggen op het gebied van de
gezondheidszorg of geheel of gedeeltelijk ten behoeve van de
gezondheidszorg worden verricht, worden aangewezen als zorg in de zin
van deze wet.
2.
Bij algemene
maatregel van bestuur kan een vorm van zorg worden uitgezonderd van
deze wet of een deel daarvan.
HOOFDSTUK 2.
DE
NEDERLANDSE ZORGAUTORITEIT
Paragraaf 2.1.
Algemene
bepalingen
Artikel 3
1.
Er is een Nederlandse Zorgautoriteit, die
rechtspersoonlijkheid bezit.
2.
De
zorgautoriteit is gevestigd in een door Onze Minister te bepalen
plaats.
3.
De zorgautoriteit is
belast met de taken die haar bij of krachtens wet zijn
opgedragen.
4.
De zorgautoriteit
stelt bij de uitoefening van haar taken het algemeen consumentenbelang
voorop.
5.
De zorgautoriteit wordt in
en buiten rechte vertegenwoordigd door de
voorzitter.
Artikel 4
1.
De zorgautoriteit bestaat uit ten hoogste
drie leden, onder wie de voorzitter.
2.
Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de
voorzitter en de overige leden.
3.
Benoeming vindt plaats op grond van de
deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van de
zorgautoriteit alsmede op grond van maatschappelijke kennis en
ervaring.
4.
De leden worden benoemd
voor ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor
ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
5.
Een lid van de zorgautoriteit vervult geen
nevenfuncties die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling
van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het
vertrouwen daarin.
6.
Het
lidmaatschap van de zorgautoriteit is onverenigbaar
met:
a. het lidmaatschap van het College
zorgverzekeringen;
b. het bestuur van
De Nederlandsche Bank N.V.;
c. het
bestuur van de Stichting Autoriteit Financiële
Markten;
d. de raad van bestuur van de
Nederlandse Mededingingsautoriteit;
e. het hebben van zodanige financiële of
andere belangen bij instellingen of bedrijven, dat de onpartijdigheid
van het betrokken lid in het geding kan
zijn.
7.
Bij
ministeriële regeling kunnen andere functies of werkzaamheden
dan die, genoemd in het zesde lid, worden aangewezen, die niet
verenigbaar zijn met het lidmaatschap van de
zorgautoriteit.
8.
Het lidmaatschap
eindigt tussentijds door overlijden, ontslag op eigen verzoek of
ontslag om zwaarwichtige redenen door Onze Minister. Van een besluit
tot benoeming, schorsing of ontslag wordt mededeling gedaan in de
Staatscourant.
9.
Onze Minister stelt
de bezoldiging en de regels ten aanzien van de rechtspositie van de
leden van de zorgautoriteit vast.
Artikel 5
1.
De zorgautoriteit stelt een bestuursreglement
vast.
2.
Vergaderingen van de
zorgautoriteit zijn niet openbaar, behoudens voor zover in het
bestuursreglement anders is bepaald.
3.
In het bestuursreglement legt de zorgautoriteit in
ieder geval vast hoe zij voldoet aan de verplichting ingevolge artikel
3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.
Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van
Onze Minister.
Artikel 6
1.
Op de rechtspositie van het personeel van de
zorgautoriteit zijn de regels die gelden voor ambtenaren die zijn
aangesteld bij ministeries van toepassing, met dien verstande dat waar
in die regels een bevoegdheid is toegekend aan een andere minister dan
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, deze
bevoegdheid wordt uitgeoefend door de zorgautoriteit.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden
afgeweken van de in het eerste lid bedoelde
regels.
Artikel 7
1.
Onze Minister kan de zorgautoriteit een
algemene aanwijzing geven met betrekking
tot:
a. de werkwijze en de uitoefening van de taken van de
zorgautoriteit;
b. de onderwerpen
waaromtrent de zorgautoriteit ingevolge deze wet regels heeft
vastgesteld of kan vaststellen;
c. de
onderwerpen waaromtrent de zorgautoriteit ingevolge deze wet
beleidsregels heeft vastgesteld of kan
vaststellen.
2.
Onze
Minister kan in een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, onder c,
bepalen dat de zorgautoriteit ambtshalve een tarief als bedoeld in
artikel 57, vierde lid, onder a of b, of een prestatiebeschrijving
vaststelt.
3.
Een aanwijzing heeft
geen betrekking op een individuele zorgaanbieder,
ziektekostenverzekeraar of
consument.
Artikel 8
Alvorens
Onze Minister overeenkomstig artikel 7, eerste lid, onder c, een
aanwijzing vaststelt, deelt hij de zakelijke inhoud van het voorgenomen
besluit schriftelijk mede aan de beide kamers der Staten-Generaal. Hij
stelt het besluit niet eerder vast dan nadat 30 dagen zijn verstreken
na die mededeling. Van de vaststelling doet Onze Minister mededeling
door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 9
1.
Een besluit van algemene strekking van de
zorgautoriteit kan bij koninklijk besluit worden vernietigd wegens
strijd met het recht of het belang van de
volksgezondheid.
2.
Een besluit tot
vernietiging wordt genomen binnen acht weken na bekendmaking van het te
vernietigen besluit. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden
verlengd.
3.
De rechtsgevolgen van
het vernietigde besluit die zijn ingetreden voor de vernietiging,
blijven in stand tenzij het besluit tot vernietiging anders
bepaalt.
4.
Van een besluit tot
vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in de
Staatscourant.
Artikel 10
Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen, zonodig in afwijking van deze
wet, tijdelijke voorzieningen worden getroffen voor het geval de
zorgautoriteit haar uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet naar
behoren nakomt.
Paragraaf 2.2.
Planning,
verslaglegging en financiering
Artikel 11
1.
De zorgautoriteit zendt jaarlijks voor
1 oktober aan Onze Minister een jaarplan voor het volgende
kalenderjaar.
2.
Het jaarplan
omvat:
a. een werkprogramma met een beschrijving van de
activiteiten die de zorgautoriteit voornemens is ter uitvoering van
haar taken te verrichten;
b. een
begroting van de beheerskosten voor de uitvoering van de voorgenomen
activiteiten; en
c. een meerjarenraming
voor de vier kalenderjaren volgend op het
begrotingsjaar.
Artikel 12
1.
Onze Minister stelt jaarlijks voor
1 december het budget voor de beheerskosten van de
zorgautoriteit voor het volgende kalenderjaar vast.
2.
Onze Minister kan besluiten het budget voor de
beheerskosten van de zorgautoriteit te wijzigen.
3.
Indien gedurende het jaar aanmerkelijke
verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de
begrote baten en lasten, doet de zorgautoriteit daarvan onverwijld
mededeling aan Onze Minister, onder vermelding van de oorzaak van de
verschillen.
4.
De zorgautoriteit
gaat met betrekking tot de beheerskosten geen verplichtingen aan en
doet geen uitgaven die leiden tot overschrijding van het vastgestelde
budget voor de beheerskosten.
5.
Indien het budget voor de beheerskosten niet is
vastgesteld voor 1 januari van het kalenderjaar waarop de
begroting betrekking heeft, is de zorgautoriteit bevoegd, teneinde haar
activiteiten gaande te houden, te beschikken over ten hoogste een derde
gedeelte van het budget dat laatstelijk voor haar voor een geheel jaar
is vastgesteld.
6.
Onze Minister kan
besluiten dat de zorgautoriteit in een geval als bedoeld in het vijfde
lid, kan beschikken over meer dan een derde gedeelte van het budget dat
laatstelijk voor haar voor een geheel jaar is
vastgesteld.
7.
Het door Onze
Minister vastgestelde budget voor de beheerskosten van de
zorgautoriteit wordt gedekt uit ’s Rijks
kas.
Artikel 13
1.
De zorgautoriteit zendt jaarlijks voor
15 maart aan Onze Minister een jaarverantwoording over het
afgelopen kalenderjaar, alsmede het verslag van bevindingen, bedoeld in
het zesde lid.
2.
De
jaarverantwoording
omvat:
a. een jaarrekening;
b. een jaarverslag omtrent het door de zorgautoriteit
gevoerde beleid, de doeltreffendheid van dat beleid, de bedrijfsvoering
en de uitvoering van het werkprogramma in het afgelopen kalenderjaar;
en
c. een overzicht van de door de
zorgautoriteit veroorzaakte administratieve lasten, berekend volgens de
definities van de Interdepartementale Projectdirectie Administratieve
Lasten (IPAL).
3.
De
zorgautoriteit legt in haar jaarrekening, die zoveel mogelijk met
overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek wordt ingericht, rekening en verantwoording af over haar
beheerskosten en over de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beheer
in het afgelopen kalenderjaar.
4.
De
jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid,
afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, die Onze Minister desgevraagd inzicht geeft in
zijn controlewerkzaamheden.
5.
De
verklaring heeft mede betrekking op de rechtmatige verkrijging en
besteding van de middelen door de zorgautoriteit.
6.
De accountant voegt bij de verklaring een verslag
van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie
voldoen aan eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid, controleerbaarheid
en doelmatigheid.
Artikel 14
1.
De onderdelen «werkprogramma»
en «begroting» van het jaarplan, bedoeld in artikel 11,
en het onderdeel «jaarrekening» van de
jaarverantwoording, bedoeld in artikel 13, behoeven de goedkeuring van
Onze Minister.
2.
Het eerste lid
geldt niet voor wijzigingen in een goedgekeurde begroting,
mits:
a. de totale omvang van de begroting geen wijziging
ondergaat, en
b. de wijziging per groep
van kostensoorten en baten, gerekend over het desbetreffende
begrotingsjaar, een bedrag van vijf procent van het in artikel 12
bedoelde budget niet te boven gaat.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels
worden gesteld over de inhoud en de inrichting
van:
a. het jaarplan, bedoeld in artikel 11;
b. de jaarverantwoording, bedoeld in artikel
13;
c. de verklaring, bedoeld in
artikel 13, vierde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel
13, zesde lid, alsmede het aan die verklaring en dat verslag ten
grondslag liggende onderzoek.
4.
Bij ministeriële regeling worden regels
gesteld over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het budget,
bedoeld in artikel 12 wordt vastgesteld.
5.
De zorgautoriteit voegt in overeenstemming met
Onze Minister aan het jaarverslag een plan toe met de strekking, de
administratieve lasten bedoeld in artikel 13, tweede lid, onder c, elk
jaar te beperken; het plan bevat tevens het resultaat van de uitvoering
hiervan over het voorafgaande jaar.
Artikel 15
1.
Na de goedkeuring, bedoeld in artikel 14,
eerste lid, stelt de zorgautoriteit het jaarplan en de
jaarverantwoording algemeen verkrijgbaar.
2.
Onze Minister brengt zijn oordeel over het
functioneren van de zorgautoriteit ter kennis van beide kamers der
Staten-Generaal.
HOOFDSTUK 3.
TAKEN EN
BEVOEGDHEDEN NEDERLANDSE ZORGAUTORITEIT
Paragraaf 3.1.
Algemeen
Artikel 16
De
zorgautoriteit is belast
met:
a. markttoezicht, marktontwikkeling en tarief- en
prestatieregulering, op het terrein van de
gezondheidszorg;
b. toezicht op de
rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van hetgeen bij of
krachtens de Zorgverzekeringswet is geregeld;
c. toezicht op de rechtmatige afrekening van de
bijdragen, bedoeld in de artikelen 32 tot en met 34 van de
Zorgverzekeringswet, nadat een verzekeraar opgehouden is
zorgverzekeringen uit te voeren;
d. toezicht op de rechtmatige en doelmatige
uitvoering door de AWBZ-verzekeraars en de rechtspersonen, bedoeld in
artikel 40 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, van hetgeen bij
of krachtens die wet en de artikelen 91, tweede lid, tweede volzin, 123
en 124 van de Wet financiering sociale verzekeringen is
geregeld;
e. toezicht op de uitvoering
van de artikelen 41, 42 en
43.
Artikel 17
1.
Met het oog op een effectieve en
efficiënte besluitvorming over de wijze van behandeling van
aangelegenheden van wederzijds belang en het verzamelen van informatie
ten behoeve daarvan worden daarover afspraken gemaakt tussen de
zorgautoriteit
en:
a. de Nederlandse
Mededingingsautoriteit;
b. het
Staatstoezicht op de volksgezondheid;
c. De Nederlandsche Bank;
d. de Stichting Autoriteit Financiële
Markten;
e. het College
zorgverzekeringen;
f. het College
bouw;
g. het College
sanering;
h. de FIOD-ECD;
i. het College van procureurs-generaal van het
Openbaar Ministerie en
j. het College
bescherming persoonsgegevens.
2.
De afspraken houden in ieder geval in dat een
bestuursorgaan aan derden geen informatie vraagt indien een van de
andere genoemde bestuursorganen de benodigde informatie kan
verstrekken.
Artikel 18
1.
De zorgautoriteit en de Nederlandse
Mededingingsautoriteit, verder in dit artikel te noemen de
mededingingsautoriteit, bevorderen dat belanghebbenden zich bij
aangelegenheden waarbij mogelijk sprake is van samenloop van
bevoegdheden eerst wenden tot de zorgautoriteit.
2.
Van samenloop van bevoegdheden als bedoeld in het
eerste lid is sprake in een situatie waarin de mogelijke uitoefening
van bevoegdheden van de zorgautoriteit op grond van artikel 48 van deze
wet en de mogelijke uitoefening van bevoegdheden van de
Mededingingsautoriteit op grond van de Mededingingswet of Europese wet-
en regelgeving samenvallen dan wel kunnen samenvallen.
3.
De zorgautoriteit past bij mogelijke samenloop van
bevoegdheden voor zover mogelijk eerst de bevoegdheden toe die zij op
grond van deze wet heeft, alvorens de mededingingsautoriteit de haar
ten dienste staande bevoegdheden op grond van de Mededingingswet
toepast.
4.
De zorgautoriteit richt
zich naar de uitleg van begrippen die de mededingingsautoriteit
hanteert in het kader van de toepassing van het
mededingingsrecht.
5.
Van hetgeen
bepaald is in het derde lid kan worden afgeweken indien de
zorgautoriteit en de mededingingsautoriteit in gezamenlijk overleg tot
het oordeel komen dat een aangelegenheid op basis van effectiviteit van
het wettelijke instrumentarium of uit efficiëntie of andere
overwegingen beter door de mededingingsautoriteit of door de
mededingingsautoriteit en de zorgautoriteit gezamenlijk kan worden
behandeld.
Artikel 19
De
zorgautoriteit volgt het oordeel van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid over de kwaliteit van het handelen van
zorgaanbieders.
Artikel 20
1.
De
zorgautoriteit:
a. geeft voorlichting omtrent de inhoud van haar
regels, beleidsregels, beschikkingen en besluiten en ten algemene over
de uitvoering van haar taken;
b. stelt
alle naar haar oordeel relevante informatie over regels, beleidsregels,
beschikkingen en besluiten beschikbaar op internet;
c. legt haar regels, beleidsregels, beschikkingen en
besluiten voor een ieder ter inzage.
2.
De zorgautoriteit doet mededeling in de
Staatscourant, onder vermelding dat deze bij haar ter inzage liggen,
van:
a. de vaststelling van regels door plaatsing van die
regels;
b. de vaststelling van
beleidsregels als bedoeld in artikel 57;
c. de beschikkingen met betrekking tot aanmerkelijke
marktmacht onder vermelding van de opgelegde verplichting en de
tijdsduur van de verplichting;
d. de
beschikkingen met betrekking tot tarieven en
prestatiebeschrijvingen.
3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing
op besluiten en beschikkingen van de zorgautoriteit ter uitvoering van
hoofdstuk 6.
Artikel 21
1.
De zorgautoriteit rapporteert desgevraagd aan
Onze Minister omtrent de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en
doelmatigheid van voorgenomen beleid in verband met de uitoefening van
haar taken, genoemd in artikel 16.
2.
De zorgautoriteit signaleert gevraagd en
ongevraagd aan Onze Minister feitelijke ontwikkelingen inzake markten
op het gebied van de zorg.
3.
De
rapportages en signaleringen bevatten geen medische persoonsgegevens
als bedoeld in artikel 60.
Artikel 22
1.
De zorgautoriteit verstrekt desgevraagd aan
Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde gegevens
en inlichtingen. De zorgautoriteit verleent aan door Onze Minister
aangewezen personen toegang tot en inzage in alle zakelijke gegevens en
bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van diens taak
redelijkerwijs nodig is.
2.
Onze
Minister verstrekt desgevraagd aan de zorgautoriteit de voor de
uitoefening van haar taak benodigde gegevens en
inlichtingen.
3.
Onze Minister en de
zorgautoriteit stellen gezamenlijk een informatiestatuut vast. Het
informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele afspraken met
betrekking tot de verstrekking van informatie, bedoeld in het eerste en
tweede lid.
4.
De gegevens en
inlichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, hebben geen
betrekking op medische persoonsgegevens als bedoeld in artikel
60.
Artikel 23
1.
Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
voorzien in hun reglementen en voorwaarden in de mogelijkheid tot het
doen van beklag over door partijen gebruikte
formulieren.
2.
Het beklag wordt
gedaan bij de zorgautoriteit. Reglementen en voorwaarden dienen een
bepaling te bevatten er toe strekkende dat uitspraken door de
zorgautoriteit de zorgaanbieders, ziektekostenverzekeraars en
consumenten strekken tot bindend advies.
3.
Het bindend advies wordt gegeven na ontvangst van
het beklag en kan er toe strekken dat het
formulier:
a. overbodig of te ingewikkeld is en niet behoeft te
worden ingevuld;
b. ingewikkeld is en
een volgende keer zal worden beoordeeld als een formulier als bedoeld
in onderdeel a, indien het niet binnen twee weken na het advies is
aangepast;
c. geen aanleiding geeft het
beklag gegrond te
verklaren.
Paragraaf 3.2.
Toezicht
Zorgverzekeringswet
Artikel 24
1.
De zorgautoriteit zendt voor
1 november aan Onze Minister en aan het College
zorgverzekeringen een samenvattend rapport over de rechtmatigheid van
de uitvoering van de Zorgverzekeringswet en de daarop gebaseerde
regelgeving door de zorgverzekeraars in het voorafgaande
kalenderjaar.
2.
Onze Minister zendt
het rapport aan beide kamers der Staten-Generaal.
3.
De zorgautoriteit stelt het rapport algemeen
verkrijgbaar.
4.
Bij
ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inhoud en inrichting van het
rapport.
Artikel 25
1.
De zorgautoriteit maakt, onverminderd haar
bevoegdheid tot eigen onderzoek, bij de uitoefening van haar taken,
genoemd in artikel 16, onder b en c, zoveel mogelijk gebruik van de
resultaten van door anderen verrichte controles.
2.
De zorgverzekeraars verstrekken desgevraagd aan de
zorgautoriteit de informatie over de uitgevoerde werkzaamheden van hen
die met de controle zijn belast en lichten haar volledig in over de
resultaten van de controle door overlegging van rapporten of op andere
door de zorgautoriteit aan te geven
wijze.
Artikel 26
1.
De zorgautoriteit stelt op verzoek van Onze
Minister onderzoek in bij zorgverzekeraars.
2.
De zorgautoriteit kan tevens op verzoek van het
College zorgverzekeringen onderzoek bij zorgverzekeraars
instellen.
Artikel 27
De
zorgautoriteit kan regels stellen met betrekking
tot:
a. de controle door zorgverzekeraars;
b. de inhoud en inrichting van het
accountantsverslag, bedoeld in artikel 38 van de Zorgverzekeringswet,
en van het aan dat verslag ten grondslag liggende
onderzoek.
Paragraaf 3.3.
Toezicht
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Artikel 28
1.
De zorgautoriteit zendt voor
1 december aan Onze Minister en aan het College
zorgverzekeringen een samenvattend rapport over de rechtmatigheid en de
doelmatigheid van de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten en de daarop gebaseerde regelgeving door de
AWBZ-verzekeraars en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 40 van die
wet, in het voorafgaande kalenderjaar.
2.
Onze Minister zendt het rapport aan beide kamers
der Staten-Generaal.
3.
De
zorgautoriteit stelt het rapport algemeen verkrijgbaar.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels
worden gesteld over de inhoud en inrichting van het
rapport.
Artikel 29
1.
De zorgautoriteit maakt, onverminderd haar
bevoegdheid tot eigen onderzoek, bij de uitoefening van haar taak,
genoemd in artikel 16, onder d, zoveel mogelijk gebruik van de
resultaten van door anderen verrichte controles.
2.
De AWBZ-verzekeraars verstrekken desgevraagd aan
de zorgautoriteit de informatie over de uitgevoerde werkzaamheden van
hen die met de controle zijn belast en lichten haar volledig in over de
resultaten van de controle door overlegging van rapporten of op andere
door de zorgautoriteit aan te geven
wijze.
Artikel 30
1.
De zorgautoriteit stelt op verzoek van Onze
Minister onderzoek in bij AWBZ-verzekeraars en rechtspersonen als
bedoeld in artikel 40 van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten.
2.
De zorgautoriteit
kan tevens op verzoek van het College zorgverzekeringen onderzoek bij
de AWBZ-verzekeraars instellen.
Artikel 31
De
zorgautoriteit kan regels stellen met betrekking
tot:
a. de controle door de
AWBZ-verzekeraars;
b. de inhoud en
inrichting van het accountantsverslag, bedoeld in artikel 36, tweede
lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en van het aan dat
verslag ten grondslag liggende
onderzoek.
HOOFDSTUK 4.
MARKTONTWIKKELING
EN -ORDENING
Paragraaf 4.1.
Marktonderzoek
Artikel 32
1.
De zorgautoriteit onderzoekt, met
inachtneming van artikel 65, de concurrentieverhoudingen en het
marktgedrag op het gebied van de zorg.
2.
Het onderzoek kan zich onder meer richten
op:
a. de totstandkoming van overeenkomsten met
betrekking tot zorg, tarieven of ziektekostenverzekeringen, naar de
voorwaarden in die overeenkomsten en naar de resultaten
daarvan;
b. de marktwerking in de
markten voor zorgverlening, zorginkoop en
ziektekostenverzekeringen;
c. de
informatieverstrekking door zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
aan de consumenten en de doeltreffendheid, juistheid, inzichtelijkheid
en vergelijkbaarheid van die informatie;
d. het presteren van zorgaanbieders en van
ziektekostenverzekeraars, mede met het oog op de onderlinge
vergelijking daarvan;
e. de
onderbouwing en ontwikkeling van kosten en prijzen, mede in relatie tot
de kwaliteit, van zorgverlening en
ziektekostenverzekering.
Artikel 33
De
zorgautoriteit kan haar bevindingen op grond van het onderzoek, bedoeld
in artikel 32, openbaar maken, met uitzondering van gegevens en
inlichtingen die naar hun aard vertrouwelijk
zijn.
Paragraaf 4.2.
Algemene
verplichtingen van zorgaanbieders en
ziektekostenverzekeraars
Artikel 34
1.
Een procedure die een ziektekostenverzekeraar
of zorgaanbieder hanteert als voorwaarde voor het verlenen van diensten
of zorg aan een andere zorgaanbieder of aan een consument mag
uitsluitend informatie verlangen die van rechtstreeks belang is voor
het onderwerp waarop die procedure betrekking heeft.
2.
Bij verandering van ziektekostenverzekeraar
blijven alle met betrekking tot de betrokken verzekerde gehanteerde
procedures geldig.
3.
De
zorgautoriteit kan regels stellen
over:
a. verrichtingen waarvoor geen procedure mag worden
opgelegd;
b. de geldigheid van
eenzelfde procedure voor een aantal handelingen;
c. de eenvormige invulling van procedures, waarbij
kan worden voorgeschreven dat deze uitsluitend langs elektronische weg
worden toegepast.
Artikel 35
1.
Het is een zorgaanbieder verboden een tarief
in rekening te
brengen:
a. voor een prestatie waarvoor geen
prestatiebeschrijving op grond van artikel 56 is
vastgesteld;
b. voor een prestatie
waarvoor een andere prestatiebeschrijving wordt gehanteerd dan op grond
van artikel 56 is vastgesteld;
c. dat
niet overeenkomt met het tarief dat voor de betrokken prestatie op
grond van artikel 50 of 52 is vastgesteld;
d. dat niet ligt binnen de tariefruimte die op grond
van artikel 54 voor de betrokken prestatie is
vastgesteld;
e. anders dan op de wijze
die overeenkomstig deze wet is
vastgesteld.
2.
Het is
een zorgaanbieder verboden een tarief als bedoeld in het eerste lid, te
betalen aan een andere zorgaanbieder of aan derden te
vergoeden.
3.
Het is een
ziektekostenverzekeraar verboden een tarief als bedoeld in het eerste
lid, te betalen of aan derden te vergoeden.
4.
Een zorgaanbieder en een ziektekostenverzekeraar
kunnen aan het aanbieden, overeenkomen of leveren van een prestatie als
bedoeld in het eerste lid, onder a of b, dan wel aan het in rekening
brengen, betalen of aan een derde vergoeden van een tarief als bedoeld
in het eerste lid, geen rechten ontlenen.
5.
Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige
toepassing op een verzekeraar als bedoeld in de Wet toezicht
verzekeringsbedrijf 1993, voor zover niet begrepen onder artikel 1,
onder f, sub 3, van deze wet.
Artikel 36
1.
Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
voeren een administratie waaruit in ieder geval de overeengekomen en
geleverde prestaties blijken, alsmede wanneer die prestaties zijn
geleverd, aan welke patiënt onderscheidenlijk aan welke
verzekerde die prestaties door een zorgaanbieder zijn geleverd, de
daarvoor in rekening gebrachte tarieven en de in verband daarmee
ontvangen of verrichte betalingen of vergoedingen aan
derden.
2.
Zorgaanbieders en
ziektekostenverzekeraars voeren op zodanige wijze een administratie dat
te allen tijde mogelijk is elk tarief dat overeenkomstig artikel 50 of
52 is vastgesteld of dat ligt binnen de tariefruimte die op grond van
artikel 54 is vastgesteld, in rekening te brengen, te betalen of aan
derden te vergoeden.
3.
De
zorgautoriteit kan, ten behoeve van de vergelijkbaarheid van gegevens,
toepassing van uniforme principes bij de toerekening van kosten en
opbrengsten en bij het registreren van gegevens over kwaliteit en
opbrengsten, nadere regels stellen betreffende de administratie
van:
a. zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars met het
oog op de bevordering van concurrentie, het voorkomen van fraude, de
inzichtelijkheid en toegankelijkheid van die administratie alsmede het
vaststellen van tarieven, en
b. zorgverzekeraars en AWBZ-verzekeraars met het oog
op de bevordering van een goede uitvoering van de Zorgverzekeringswet
onderscheidenlijk de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten.
4.
De in
het derde lid bedoelde regels worden ten aanzien van zorgverzekeraars,
AWBZ-verzekeraars of de rechtspersonen, bedoeld in artikel 40 van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, gesteld in overeenstemming met
het College zorgverzekeringen.
Artikel 37
De
zorgautoriteit kan regels vaststellen, inhoudende aan wie, door wie of
op welke wijze, onder welke voorwaarden of met inachtneming van welke
voorschriften of beperkingen een tarief in rekening wordt
gebracht.
Artikel 38
1.
Zorgaanbieders informeren hun
patiënten tijdig en zorgvuldig omtrent het voor de prestatie in
rekening te brengen tarief.
2.
Zorgaanbieders brengen een tarief in rekening
onder vermelding van de daarbijbehorende
prestatiebeschrijving.
3.
De
zorgautoriteit kan nadere regels stellen betreffende het door
zorgaanbieders:
a. bekendmaken van tarieven;
b. specificeren van op verrichte prestaties
betrekking hebbende rekeningen.
4.
Zorgaanbieders maken informatie openbaar over de
eigenschappen van aangeboden prestaties en diensten, op een zodanige
wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar
zijn. Deze informatie betreft in ieder geval de tarieven en de
kwaliteit van de aangeboden prestaties en diensten.
5.
De zorgautoriteit kan, onverminderd de
informatieverplichting die op grond van het vierde lid rust op
zorgaanbieders, ten behoeve van de inzichtelijkheid van de markt
periodiek informatie als bedoeld in het vierde lid openbaar
maken.
6.
Het vijfde lid geldt niet
indien anderen reeds in voldoende mate in openbaarmaking van de daar
bedoelde informatie voorzien.
7.
De
zorgautoriteit kan regels stellen betreffende de informatievoorziening,
bedoeld in het vierde lid, met het oog op de doeltreffendheid,
juistheid, inzichtelijkheid en vergelijkbaarheid
daarvan.
Artikel 39
1.
Zorgaanbieders dragen er zorg voor dat de
door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie
terzake van een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen
afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, de
Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en niet
misleidend is.
2.
De zorgautoriteit
kan regels stellen betreffende de informatievoorziening, bedoeld in het
eerste lid, met het oog op de doeltreffendheid, juistheid,
inzichtelijkheid en vergelijkbaarheid daarvan.
3.
De in het tweede lid bedoelde regels worden
gesteld in overeenstemming met het Staatstoezicht op de
volksgezondheid.
Artikel 40
1.
Ziektekostenverzekeraars maken informatie
openbaar over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op
zodanige wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk
vergelijkbaar zijn. Deze informatie betreft in ieder geval de premies
en de kwaliteit van de aangeboden producten en
diensten.
2.
Zorgverzekeraars maken
ten behoeve van de inzichtelijkheid, voor verzekeringsplichtigen, van
de zorgverzekeringsmarkt informatie openbaar met betrekking
tot:
a. de inhoud van de
modelovereenkomsten;
b. de wijze van
dienstverlening aan verzekerden.
3.
Ziektekostenverzekeraars dragen er zorg voor dat
de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie ter
zake van een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen
afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, de
Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en niet
misleidend is.
4.
Artikel 38, vijfde
tot en met zevende lid, is ten aanzien van de informatieverstrekking
door ziektekostenverzekeraars van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 41
1.
In dit artikel en in de artikelen 42 en 43
wordt verstaan
onder:
a. overeenkomst op afstand: een
verzekeringsovereenkomst betreffende het risico van ziektekosten tussen
een ziektekostenverzekeraar en een consument, die wordt gesloten in het
kader van een door de ziektekostenverzekeraar georganiseerd systeem van
verkoop of dienstverrichting op afstand, waarbij tot en met de
totstandkoming van die overeenkomst uitsluitend gebruik gemaakt wordt
van een of meer technieken van communicatie op afstand;
b. techniek voor communicatie op afstand: ieder
middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van
ziektekostenverzekeraar en consument, kan worden gebruikt voor het
sluiten van een verzekeringsovereenkomst betreffende het risico van
ziektekosten tussen die partijen.
2.
Een verzekerde kan een overeenkomst op afstand
zonder een boete verschuldigd te zijn en zonder opgave van redenen
ontbinden gedurende veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop die
overeenkomst is aangegaan, dan wel, indien dit later is, gedurende
veertien kalenderdagen vanaf de dag waarop de informatie die de
ziektekostenverzekeraar hem krachtens artikel 43, tweede lid, dient te
verstrekken, door hem is ontvangen.
3.
Indien een verzekerde gebruik wenst te maken van
het in het tweede lid bedoelde recht, geeft hij daarvan voor het
verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kennis aan de
ziektekostenverzekeraar volgens de instructies voor de uitoefening van
dat recht, die hem krachtens artikel 43, tweede lid, zijn gegeven. De
kennisgeving wordt als tijdig aangemerkt indien zij schriftelijk of op
een voor de ontvanger beschikbare en toegankelijke duurzame drager is
verzonden voor het verstrijken van de termijn.
4.
Indien aan een overeenkomst op afstand een andere
overeenkomst verbonden is ten aanzien van een zaak of dienst die door
de ziektekostenverzekeraar wordt geleverd of door een derde op grond
van een overeenkomst tussen de ziektekostenverzekeraar en deze derde,
brengt de ontbinding van de overeenkomst op afstand overeenkomstig het
tweede lid, van rechtswege en zonder dat de verzekerde een boete
verschuldigd is, de ontbinding mee van die verbonden
overeenkomst.
Artikel 42
1.
Met de uitvoering van een overeenkomst op
afstand wordt pas na toestemming van de verzekerde een begin
gemaakt.
2.
Indien de verzekerde
gebruik maakt van zijn in artikel 41, tweede lid, bedoelde recht, kan
de ziektekostenverzekeraar uitsluitend een vergoeding vragen voor het
product dat of dienst die krachtens de overeenkomst op afstand is
geleverd. Deze vergoeding
is:
a. niet hoger dan een bedrag dat evenredig is aan de
verhouding tussen het reeds geleverde product of dienst en de volledige
uitvoering van de overeenkomst op afstand; en
b. in geen geval zo hoog dat deze als een boete kan
worden opgevat.
3.
De
ziektekostenverzekeraar kan slechts betaling van de in het tweede lid
bedoelde vergoeding verlangen indien
hij:
a. kan aantonen dat de verzekerde overeenkomstig het
bepaalde krachtens artikel 43, tweede lid, is geïnformeerd over
de in het tweede lid bedoelde vergoeding; en
b. op uitdrukkelijk verzoek van de verzekerde met de
uitvoering van de overeenkomst is begonnen voor het verstrijken van de
in artikel 41, tweede of derde lid, genoemde
ontbindingstermijn.
4.
De ziektekostenverzekeraar betaalt de consument zo
spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 30 kalenderdagen nadat hij de
kennisgeving van de in artikel 41 bedoelde ontbinding heeft ontvangen,
al hetgeen hij krachtens de overeenkomst op afstand van hem ontvangen
heeft terug, verminderd met het in het tweede lid bedoelde
bedrag.
5.
De consument geeft de
ziektekostenverzekeraar onverwijld, en uiterlijk binnen 30
kalenderdagen nadat hij de kennisgeving van de in artikel 41 bedoelde
ontbinding heeft verzonden, alle zaken terug die hij van de
ziektekostenverzekeraar heeft
ontvangen.
Artikel 43
1.
Van hetgeen bij of krachtens de artikelen 41
en 42 is bepaald, kan niet ten nadele van de verzekerde worden
afgeweken.
2.
Ten aanzien van de
informatieverstrekking door ziektekostenverzekeraars met betrekking tot
de overeenkomst op afstand is het ter zake bepaalde krachtens de
artikelen 31, eerste lid, juncto 100, 31, tweede lid, en 35 van de Wet
financiële dienstverlening van
toepassing.
Artikel 44
Het
bepaalde bij of krachtens de artikelen 36 en 38 tot en met 43 is mede
van toepassing ten aanzien van degene die voor een zorgaanbieder of
ziektekostenverzekeraar een administratie voert alsmede ten aanzien van
degene die een administratie voert ten behoeve van of in verband met
het aanbieden, overeenkomen, leveren, in rekening brengen, betalen of
vergoeden aan derden van een prestatie of een tarief of het ontvangen
van een betaling.
Artikel 45
De
zorgautoriteit kan, met het oog op de inzichtelijkheid van de
zorgmarkten of de bevordering van de concurrentie, regels stellen
betreffende de wijze van totstandkoming van overeenkomsten met
betrekking tot zorg of tarieven en betreffende de voorwaarden in die
overeenkomsten.
Paragraaf 4.3.
Ontwikkeling
zorgverzekeringsmarkt, zorgverleningsmarkt en
zorginkoopmarkt
Artikel 46
Deze
paragraaf is van toepassing op de zorgverzekeringsmarkt, de
zorgverleningsmarkt en de zorginkoopmarkt.
Artikel 47
In deze
paragraaf wordt onder aanmerkelijke marktmacht verstaan de positie van
een of meer zorgaanbieders of ziektekostenverzekeraars om alleen dan
wel gezamenlijk de ontwikkeling van daadwerkelijke concurrentie op de
Nederlandse markt of een deel daarvan te kunnen belemmeren door de
mogelijkheid zich in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen
van:
a. zijn concurrenten;
b. ziektekostenverzekeraars, indien het een
zorgaanbieder betreft;
c. zorgaanbieders, indien het een
ziektekostenverzekeraar betreft, of
d. consumenten.
Artikel 48
1.
Indien de zorgautoriteit van oordeel is dat
een of meer zorgaanbieders of een of meer ziektekostenverzekeraars
alleen dan wel gezamenlijk beschikt onderscheidenlijk beschikken over
aanmerkelijke marktmacht op een door de zorgautoriteit volgens de
beginselen van het algemeen mededingingsrecht afgebakende markt, kan de
zorgautoriteit die zorgaanbieder of zorgaanbieders dan wel die
ziektekostenverzekeraar of ziektekostenverzekeraars een of meer van de
volgende verplichtingen
opleggen:
a. de verplichting om door de zorgautoriteit te
bepalen categorieën van informatie aan door de zorgautoriteit te
bepalen categorieën van belanghebbenden op een door de
zorgautoriteit te bepalen wijze bekend te maken;
b. de verplichting om bij de levering van door de
zorgautoriteit te bepalen diensten, de afnemers van die diensten in
gelijke gevallen gelijk te behandelen;
c. de verplichting om een door de zorgautoriteit te
bepalen dienst los te leveren van andere diensten;
d. de verplichting om de kosten en opbrengsten van
door de zorgautoriteit te bepalen diensten die de zorgaanbieder of
ziektekostenverzekeraar aan zichzelf of aan zijn afnemers aanbiedt, te
scheiden van die van de overige door de zorgaanbieder of
ziektekostenverzekeraar verrichte activiteiten en daartoe een
gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig door de zorgautoriteit
gegeven aanwijzingen;
e. de
verplichting om onder redelijke voorwaarden te voldoen aan elk redelijk
verzoek van een zorgaanbieder of ziektekostenverzekeraar tot het
sluiten van een overeenkomst op of ten behoeve van de
zorginkoopmarkt;
f. de verplichting
voor een ziektekostenverzekeraar om in zijn overeenkomsten met
zorgaanbieders niet een onredelijk hoge capaciteit overeen te komen in
relatie tot de capaciteit die de verzekeraar naar verwachting voor zijn
verzekerden nodig heeft;
g. de
verplichting om voor het medegebruik van door de zorgautoriteit aan te
wijzen categorieën van zorg, diensten of faciliteiten een
openbaar aanbod te doen en in stand te houden;
h. de verplichting om het onder g bedoelde openbare
aanbod overeenkomstig door de zorgautoriteit gegeven aanwijzingen te
wijzigen;
i. de verplichting om de
tarieven van door de zorgautoriteit aan te wijzen diensten of
leveringen vast te stellen overeenkomstig een door de zorgautoriteit te
bepalen berekeningsmethode;
j. de
verplichting om ten behoeve van de vaststelling als bedoeld onder i een
kostentoerekeningssysteem te hanteren dat voldoet aan door de
zorgautoriteit te bepalen toerekeningsprincipes;
k. de verplichting om op door de zorgautoriteit te
bepalen wijze door middel van een accountantsverklaring of anderszins,
eenmalig of periodiek aan te tonen dat aan de onder i en j bedoelde
verplichting is voldaan;
l. andere, bij
ministeriële regeling aangewezen
verplichtingen.
2.
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is
van toepassing.
3.
De zorgautoriteit
neemt bij het opleggen van verplichtingen als bedoeld in het eerste lid
de eisen van proportionaliteit in acht.
4.
De zorgautoriteit kan aan de verplichtingen,
bedoeld in het eerste lid, voorschriften en beperkingen verbinden die
nodig zijn voor een goede uitvoering van de
verplichtingen.
5.
Een verplichting
als bedoeld in het eerste lid geldt voor een periode van ten hoogste
drie jaar na de datum waarop deze ingaat. De zorgautoriteit kan binnen
die periode beslissen tot intrekking indien de verplichting naar haar
oordeel niet meer noodzakelijk is. Voorts kan de zorgautoriteit binnen
die periode beslissen tot wijziging of verlenging van de verplichting,
telkens voor een periode van ten hoogste drie
jaar.
Artikel 49
1.
Indien de zorgautoriteit een redelijk
vermoeden heeft dat zij tot een oordeel als bedoeld in het eerste lid
van artikel 48 zal komen, kan zij in spoedeisende gevallen vooruitlopen
op de toepassing van dat artikel en de desbetreffende zorgaanbieder of
zorgaanbieders dan wel ziektekostenverzekeraar of
ziektekostenverzekeraars een of meer van de verplichtingen opleggen,
genoemd in het eerste lid van artikel 48.
2.
Artikel 48, derde en vierde lid, is van
overeenkomstige toepassing op de verplichting, bedoeld in het eerste
lid.
3.
Artikel 48, vijfde lid, is
van overeenkomstige toepassing op de verplichting, bedoeld in het
eerste lid, met dien verstande dat de verplichting geldt voor een
periode van ten hoogste zes maanden en dat deze eenmaal met een periode
van ten hoogste zes maanden kan worden
verlengd.
Paragraaf 4.4.
Tariefregulering
van vormen van zorg
Artikel 50
1.
Indien een zorgaanbieder met een
ziektekostenverzekeraar een tarief is overeengekomen, vragen zij de
zorgautoriteit dat tarief vast te stellen.
2.
Een op een in het eerste lid bedoelde aanvraag
gedane vaststelling geldt voor alle gevallen waarin de zorgaanbieder
het tarief in rekening brengt aan de ziektekostenverzekeraar of aan
degene die bij deze voor de prestatie waarop het tarief van toepassing
is, is verzekerd.
Artikel 51
1.
Een aanvraag als bedoeld artikel 50, eerste
lid, bevat een voorstel
voor:
a. de toe te passen
prestatiebeschrijving;
b. het voor de
prestatie in rekening te brengen tarief.
2.
Indien de zorgautoriteit geen regels heeft
vastgesteld als bedoeld in artikel 37 bevat de aanvraag voorts een
voorstel
voor:
a. degene aan wie het tarief in rekening wordt
gebracht;
b. degene door wie het tarief
in rekening wordt gebracht;
c. de wijze
waarop het tarief in rekening wordt
gebracht.
Artikel 52
1.
Indien de zorgautoriteit op een ingevolge
artikel 50 gedane aanvraag afwijzend beslist, stelt zij op aanvraag van
partijen of van een van hen dan wel ambtshalve een tarief vast. Artikel
50, tweede lid, is met betrekking tot dat tarief van overeenkomstige
toepassing.
2.
Op aanvraag van een
zorgaanbieder of van een ziektekostenverzekeraar stelt de
zorgautoriteit voorts een tarief vast, indien een overeenkomst als
bedoeld in artikel 50 niet tot stand komt. Daarbij wordt bepaald in
welke gevallen het vastgestelde tarief geldt.
3.
Op aanvraag van een zorgaanbieder dan wel
ambtshalve stelt de zorgautoriteit een tarief vast voor alle gevallen
waarin het in rekening wordt gebracht aan iemand die voor de prestatie
waarop het tarief van toepassing is, niet is verzekerd bij een
ziektekostenverzekeraar. Daarbij kunnen met betrekking tot de kring van
hen aan wie het tarief rechtsgeldig in rekening kan worden gebracht,
beperkingen worden gesteld.
4.
Indien
een aanvraag als bedoeld in artikel 50 of het eerste tot en met derde
lid van het onderhavige artikel, niet voldoet aan het bij of krachtens
deze paragraaf bepaalde kan de zorgautoriteit ambtshalve een tarief
vaststellen.
5.
In gevallen waarin
een beleidsregel als bedoeld in artikel 57 dat vordert, stelt de
zorgautoriteit ambtshalve een tarief vast.
6.
Een beschikking op grond van dit artikel bevat in
ieder geval de onderwerpen, genoemd in artikel 51, voor zover van
toepassing.
7.
De zorgautoriteit kan
aan een beschikking voorschriften of beperkingen
verbinden.
Artikel 53
1.
De zorgautoriteit beslist afwijzend op een
aanvraag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, indien de daarbij
voorgestelde prestatiebeschrijving, bedoeld in artikel 51, eerste lid,
onder a, in strijd is met het recht of met het belang van de
volksgezondheid.
2.
Indien de
zorgautoriteit op een ingevolge artikel 50 gedane aanvraag op grond van
het eerste lid van dit artikel afwijzend beslist, stelt zij op aanvraag
van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve een
prestatiebeschrijving en een tarief vast. Artikel 50, tweede lid, is
met betrekking tot die prestatiebeschrijving en dat tarief van
overeenkomstige toepassing.
3.
Op
aanvraag van een zorgaanbieder of van een ziektekostenverzekeraar stelt
de zorgautoriteit voorts een prestatiebeschrijving en een tarief vast,
indien een overeenkomst als bedoeld in artikel 50 niet tot stand komt.
Daarbij wordt bepaald in welke gevallen de vastgestelde
prestatiebeschrijving en het vastgestelde tarief geldt.
4.
Op aanvraag van een zorgaanbieder dan wel
ambtshalve stelt de zorgautoriteit een prestatiebeschrijving en een
tarief vast voor alle gevallen waarin het in rekening wordt gebracht
aan iemand die voor de prestatie waarop het tarief van toepassing is,
niet is verzekerd bij een ziektekostenverzekeraar. Daarbij kunnen met
betrekking tot de kring van hen aan wie het tarief rechtsgeldig in
rekening kan worden gebracht, beperkingen worden
gesteld.
5.
Indien een aanvraag als
bedoeld in artikel 50 of in het tweede tot en met vierde lid van het
onderhavige artikel, niet voldoet aan het bij of krachtens deze
paragraaf bepaalde kan de zorgautoriteit ambtshalve een
prestatiebeschrijving en een tarief vaststellen.
6.
In gevallen waarin een beleidsregel als bedoeld in
artikel 57 dat vordert, stelt de zorgautoriteit ambtshalve een tarief
vast.
7.
Een beschikking op grond van
dit artikel bevat in ieder geval de onderwerpen, genoemd in artikel 51,
voor zover van toepassing.
8.
De
zorgautoriteit kan aan een beschikking voorschriften of beperkingen
verbinden.
Artikel 54
1.
In afwijking van de artikelen 50 en 51,
eerste lid, onder b, kan een aanvraag als in die artikelen bedoeld, de
vaststelling betreffen van het bedrag dat ten minste of ten hoogste als
tarief voor de prestatie in rekening wordt gebracht.
2.
Artikel 52, eerste, vierde, zesde en zevende lid,
en artikel 53 zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als
bedoeld in het eerste lid.
3.
Een
aanvraag of een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het tweede,
derde en vijfde lid van artikel 52 of in het derde, vierde en zesde lid
van artikel 53 kan ook de vaststelling betreffen van het bedrag dat ten
minste of ten hoogste als tarief voor een prestatie in rekening wordt
gebracht.
4.
Bij toepassing van het
derde lid bevat de beschikking van de zorgautoriteit, in afwijking van
artikel 52, zesde lid, juncto artikel 51, eerste lid, onder b, of
artikel 53, zevende lid, juncto artikel 51, aanhef en onder b, het
bedrag dat ten minste of ten hoogste als tarief voor de prestatie in
rekening wordt gebracht.
Artikel 55
1.
Voordat de zorgautoriteit een beschikking
neemt op een aanvraag tot vaststelling van een tarief, stelt zij de
naar haar oordeel betrokken zorgaanbieder en betrokken
ziektekostenverzekeraar in de gelegenheid te worden gehoord, indien
dezen of een van hen daarom hebben verzocht.
2.
De zorgautoriteit doet van haar voornemen een
aanvraag in behandeling te nemen tijdig mededeling aan de in het eerste
lid bedoelde betrokkenen.
3.
Het
eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de vaststelling van
een tarief op grond van artikel 52, eerste lid, en artikel 53, tweede
lid.
Paragraaf 4.5.
Prestatieregulering
van vormen van zorg
Artikel 56
1.
Een zorgaanbieder of een
ziektekostenverzekeraar kan de zorgautoriteit vragen een
prestatiebeschrijving vast te stellen met betrekking tot een prestatie
waarvoor de zorgautoriteit op grond van het bepaalde bij of krachtens
artikel 2, tweede lid, artikel 57, vierde lid, onder c, dan wel artikel
58, vierde lid, geen tarief behoeft vast te stellen.
2.
Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid bevat
een voorstel voor de toe te passen
prestatiebeschrijving.
3.
Indien de
zorgautoriteit geen regels heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 37
bevat de aanvraag voorts een voorstel
voor:
a. degene aan wie het tarief voor de prestatie in
rekening wordt gebracht;
b. degene door
wie het tarief voor die prestatie in rekening wordt gebracht
en
c. de wijze waarop het tarief in
rekening wordt gebracht.
4.
De artikelen 52, derde tot en met vijfde lid en
zevende lid, en 53, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op
de vaststelling van een prestatiebeschrijving. Bij zodanige
vaststelling bevat een beschikking in ieder geval de onderwerpen,
genoemd in het tweede en derde lid, voor zover van
toepassing.
Paragraaf 4.6.
Beleidsregels
Artikel 57
1.
De zorgautoriteit stelt beleidsregels vast
met betrekking
tot:
a. het uitoefenen van de bevoegdheid om
verplichtingen op te leggen op grond van de artikelen 48 en
49;
b. het uitoefenen van de
bevoegdheid om tarieven vast te stellen op grond van de artikelen 50 en
52;
c. het uitoefenen van de
bevoegdheid tot het vaststellen van prestatiebeschrijvingen op grond
van artikel 56.
2.
De
beleidsregels, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, kunnen inhouden
op welke wijze, waaronder schriftelijk of elektronisch, onder welke
voorwaarden of met inachtneming van welke voorschriften of beperkingen
een aanvraag als bedoeld in die artikelen moet worden ingediend. De
beperkingen kunnen mede inhouden dat de aanvraag alleen gedaan kan
worden door een zorgaanbieder met een ziektekostenverzekeraar
gezamenlijk of dat een aanvraag moet worden gedaan binnen een bepaalde
termijn.
3.
De beleidsregels kunnen
inhouden welke prestatiebeschrijving moet worden gehanteerd bij het in
rekening brengen van een tarief.
4.
De beleidsregels kunnen inhouden dat met
betrekking tot het in rekening te brengen tarief sprake is
van:
a. een vast tarief;
b. een bedrag dat ten minste of ten hoogste als
tarief in rekening wordt gebracht;
c. een tarief waarop de artikelen 35, eerste lid,
onder c en d, en 50 tot en met 55 niet van toepassing
zijn.
5.
De
beleidsregels kunnen inhouden dat de zorgautoriteit ambtshalve een
tarief danwel een bedrag dat ten minste of ten hoogste als tarief in
rekening wordt gebracht of een prestatiebeschrijving
vaststelt.
6.
De beleidsregels kunnen
inhouden onder welke voorwaarden of met inachtneming van welke
voorschriften en beperkingen voor in die regel te onderscheiden delen
van een prestatie of geheel van prestaties daarbij nader aangegeven
beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 58
1.
Indien de zorgautoriteit in een beleidsregel
als bedoeld in artikel 57 de mogelijkheid opneemt van een experiment,
neemt zij de in dit artikel bedoelde bepalingen in
acht.
2.
In de beleidsregel kan de
zorgautoriteit opnemen onder welke voorwaarden of met inachtneming van
welke in die beleidsregel aangegeven voorschriften of beperkingen kan
worden afgeweken van andere, in die beleidsregel genoemde beleidsregels
als bedoeld in artikel 57, of van in die beleidsregel genoemde, door
haar gestelde algemeen verbindende regels.
3.
De beperkingen, bedoeld in het tweede lid, kunnen
inhouden dat de werking van de desbetreffende beleidsregel is beperkt
tot een bepaald gebied, tot een bepaalde categorie of een deel van een
categorie van zorgaanbieders, van ziektekostenverzekeraars, van
patiënten of van prestaties, of tot een beperkt aantal
zorgaanbieders, ziektekostenverzekeraars, patiënten of
prestaties.
4.
De beleidsregel kan
inhouden dat onder in die beleidsregel gestelde voorwaarden of met
inachtneming van in die beleidsregel aangegeven voorschriften of
beperkingen:
a. artikel 35 niet van toepassing is op het tarief
voor de bij het experiment betrokken prestaties;
b. artikel 35, eerste lid, onder a en b, niet van
toepassing is op de prestatiebeschrijving van de bij het experiment
betrokken prestaties;
c. artikel 12,
eerste lid, van de Zorgverzekeringswet of artikel 15 van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten niet van toepassing is op het tarief voor
de bij het experiment betrokken prestaties;
d. artikel 12, tweede of derde lid, van de
Zorgverzekeringswet dan wel artikel 16b, eerste lid, of 16c, eerste
lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten niet van toepassing is
op het tarief voor de bij het experiment betrokken
prestaties.
5.
Een
beleidsregel als bedoeld in het eerste lid bepaalt de maximale duur van
het experiment, die ten hoogste vijf jaren bedraagt. De zorgautoriteit
kan besluiten de gevolgen van het experiment geheel of gedeeltelijk in
stand te laten tot het einde van het boekjaar volgend op het boekjaar
waarin het experiment is geëindigd.
6.
De zorgautoriteit evalueert het experiment tijdig
en tijdens zijn uitvoering.
7.
De
zorgautoriteit rapporteert over de uitslag van een experiment aan Onze
Minister in ieder geval binnen drie maanden na afloop van het
experiment.
Artikel 59
1.
De zorgautoriteit stelt met betrekking tot
een vorm van zorg waarvoor nog geen beleidsregel geldt als bedoeld in
artikel 57, vierde lid, zo’n beleidsregel niet vast dan na een
aanwijzing van Onze Minister op grond van artikel 7.
2.
De zorgautoriteit wijzigt een beleidsregel als
bedoeld in onderdeel a, b of c, van artikel 57, vierde lid, niet in die
zin dat het bij die beleidsregel betrokken tarief onder een ander
onderdeel van dat lid komt te vallen, dan na een aanwijzing van Onze
Minister op grond van artikel 7.
3.
De zorgautoriteit stelt met betrekking tot een
experiment als bedoeld in artikel 58 een beleidsregel niet vast dan na
een aanwijzing van Onze Minister op grond van artikel
7.
HOOFDSTUK 5.
INFORMATIE
Artikel 60
1.
In dit hoofdstuk worden persoonsgegevens
onderscheiden
in:
a. identificerende persoonsgegevens,
b. medische persoonsgegevens,
c. strafrechtelijke
persoonsgegevens.
2.
Onder identificerende persoonsgegevens wordt
verstaan:
a. naam, adres, woonplaats, postadres;
b. geboortedatum en geslacht;
c. administratieve gegevens, zoals nummers van bank-,
giro- en creditcard, inschrijvingsgegevens van de gemeentelijke
basisadministratie en registratie ingevolge de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg.
3.
Onder medische persoonsgegevens wordt in het kader
van deze wet verstaan de persoonsgegevens betreffende de gezondheid als
bedoeld in artikel 21 van de Wet bescherming
persoonsgegevens.
4.
Onder
strafrechtelijke persoonsgegevens wordt verstaan persoonsgegevens als
bedoeld in artikel 22 van de Wet bescherming persoonsgegevens en
persoonsgegevens betreffende onrechtmatig of hinderlijk gedrag in
verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat
gedrag.
Artikel 61
1.
Een ieder is gehouden desgevraagd aan de
zorgautoriteit of aan een daartoe door deze aangewezen persoon, verder
in dit artikel aan te duiden als vrager, kosteloos en met inachtneming
van het bepaalde krachtens artikel
65:
a. de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke
redelijkerwijs voor de uitvoering van deze wet van belang kunnen
zijn;
b. de boeken, bescheiden en
andere gegevensdragers of de inhoud daarvan – zulks ter
keuze van de vrager – waarvan de raadpleging
redelijkerwijs van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten
welke invloed kunnen uitoefenen op de uitvoering van deze wet, voor dit
doel beschikbaar te stellen.
2.
Ingeval deze wet aangelegenheden van een derde
aanmerkt als aangelegenheden van degene die op grond van het eerste lid
inlichtingenplichtig is, gelden, voor zover het deze aangelegenheden
betreft, gelijke verplichtingen voor de derde.
3.
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde
verplichting geldt onverminderd voor een derde bij wie zich
gegevensdragers bevinden van degene die gehouden is deze, of de inhoud
daarvan, aan de vrager voor raadpleging beschikbaar te
stellen.
4.
De vrager stelt degene
wiens gegevensdragers hij bij een derde voor raadpleging vordert,
gelijktijdig hiervan in kennis.
5.
De
gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud
te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze
– zulks ter keuze van de vrager – en binnen
een door de vrager te stellen termijn.
6.
Toegelaten moet worden dat kopieën,
leesbare afdrukken of uittreksels worden gemaakt van de voor
raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdragers of de inhoud
daarvan.
7.
De verplichting van het
eerste of tweede lid geldt niet indien de betrokkene de gevraagde
gegevens of inlichtingen reeds aan een ander bestuursorgaan heeft
verstrekt en zij door dat bestuursorgaan aan de zorgautoriteit
verstrekt kunnen worden.
Artikel 62
1.
De zorgautoriteit kan, met inachtneming van
het bepaalde krachtens artikel 65, regels stellen, inhoudende welke
gegevens en inlichtingen regelmatig moeten worden verstrekt door de
zorgaanbieders, ziektekostenverzekeraars en degenen, bedoeld in artikel
44.
2.
Het eerste lid is mede van
toepassing ten aanzien van degene die gegevens verzamelt, bewaart en
bewerkt ten behoeve van zorgaanbieders of ziektekostenverzekeraars,
alsmede ten aanzien van de groep in de zin van artikel 24b van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek, indien zorgaanbieders of
ziektekostenverzekeraars daartoe
behoren.
Artikel 63
De in dit
hoofdstuk bedoelde gegevens en inlichtingen dienen volledig en naar
waarheid te worden verstrekt.
Artikel 64
Op het
opvragen van gegevens en inlichtingen, bedoeld in de artikelen 61 en
62, is afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 5:11,
5:12 en 5:20.
Artikel 65
Onze
Minister geeft bij ministeriële regeling
aan:
a. welke van de in artikel 60 onderscheiden
categorieën van persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de
uitoefening van de in die regeling aangewezen taken en bevoegdheden van
de zorgautoriteit;
b. welke van de in
artikel 60 onderscheiden categorieën van persoonsgegevens de
zorgautoriteit mag verstrekken aan de in artikel 70 genoemde instanties
ten behoeve van de uitoefening van hun taken en
bevoegdheden.
Artikel 66
1.
Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
zijn verplicht henzelf betreffende identificerende gegevens alsmede,
met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 65, de in artikel
60 bedoelde identificerende persoonsgegevens en medische
persoonsgegevens aan de zorgautoriteit en de FIOD-ECD te verstrekken
ten behoeve van het toezicht op de naleving en de handhaving van de
artikelen 35, 36 en 38, waaronder begrepen de uitvoering van de Wet op
de economische delicten.
2.
Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars zijn
niet verplicht medische persoonsgegevens te verstrekken ten behoeve van
de uitvoering van een verplichting die het eerste lid oplegt aan
anderen.
3.
Het eerste lid is mede
van toepassing op degene bedoeld in artikel
44.
Artikel 67
1.
Voor degene die op grond van deze wet
gegevens en inlichtingen ontvangt, gelden dezelfde wettelijke
voorschriften inzake geheimhouding van die gegevens en inlichtingen als
voor degene die ze heeft verstrekt.
2.
De gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel
70, tweede lid, worden door de zorgautoriteit verstrekt
mits:
a. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen
in voldoende mate is gewaarborgd, en
b. voldoende is gewaarborgd dat de gegevens of
inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan
waarvoor zij worden verstrekt.
3.
Het eerste lid laat onverlet de bevoegdheden van
de Algemene Rekenkamer ingevolge artikel 91 van de Comptabiliteitswet
2001. De Algemene Rekenkamer is bij het doen van mededelingen als
bedoeld in artikel 91, elfde tot en met veertiende lid, van die wet
verplicht tot geheimhouding voorzover het betreft gegevens en
inlichtingen die haar ingevolge de eerste volzin bekend zijn
geworden.
Artikel 68
1.
De zorgautoriteit kan, met inachtneming van
het bepaalde krachtens artikel 65, regels stellen, inhoudende aan wie
daarbij te bepalen gegevens en inlichtingen als bedoeld in de artikelen
61 en 62, moeten worden verstrekt, het tijdstip en de wijze waarop en
de vorm waarin de gegevens en inlichtingen moeten worden verstrekt of
door wie en de wijze waarop de gegevens moeten worden bewerkt of door
wie en de wijze waarop de gegevens dan wel de bewerkingen van die
gegevens moeten worden bekendgemaakt, alsmede dat een accountant als
bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de
juistheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen
bevestigt.
2.
De regels, bedoeld in
het eerste lid, kunnen ook inhouden de wijze waarop, de vorm waarin of
door wie daarbij te bepalen gegevens en inlichtingen, waaronder
medische persoonsgegevens, moeten worden bewerkt alvorens de bewerking
moet worden verstrekt.
Artikel 69
1.
Onverminderd de verplichting van
zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars om gegevens en inlichtingen
te verstrekken als bedoeld in de artikelen 61 en 62, kan de
zorgautoriteit bij het uitoefenen van aan haar opgedragen taken eigen
informatie gebruiken indien de in die artikelen bedoelde gegevens en
inlichtingen niet of niet volledig worden verstrekt.
2.
De zorgautoriteit is bevoegd alle gegevens en
inlichtingen, die zij heeft verzameld op grond van alle haar daartoe
ten dienste staande wettelijke bevoegdheden, te gebruiken voor alle aan
haar opgedragen taken.
3.
Bij het
gebruik door de zorgautoriteit van informatie, gegevens en inlichtingen
als bedoeld in het eerste en tweede lid, is het bepaalde krachtens
artikel 65 met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 70
1.
De zorgautoriteit, het College
zorgverzekeringen, het College bouw, het College sanering en het
Staatstoezicht op de volksgezondheid verstrekken elkaar die gegevens en
inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van hun
wettelijke taken.
2.
De
zorgautoriteit verstrekt desgevraagd aan de Nederlandse
Mededingingsautoriteit, De Nederlandsche Bank, de Stichting Autoriteit
Financiële Markten, het College bescherming persoonsgegevens en
de FIOD-ECD die gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn
voor de uitoefening van hun wettelijke taken.
3.
De zorgautoriteit verstrekt desgevraagd aan de
Gezondheidsraad, het Rijksinstituut voor de volksgezondheid en milieu,
de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, de Raad voor
gezondheidsonderzoek, het Centraal Planbureau, het Centraal Bureau voor
de Statistiek en het Sociaal Cultureel Planbureau in verband met de
beperking van administratieve lasten die gegevens en inlichtingen die
van belang kunnen zijn voor de uitoefening van hun wettelijke
taken.
4.
Bij de verstrekkingen als
bedoeld in het eerste tot en met derde lid wordt het bepaalde krachtens
artikel 65 in acht genomen.
5.
De
zorgautoriteit maakt bij de toepassing van het eerste tot en met derde
lid geen gebruik van haar bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 61 en
64.
Artikel 71
De
griffiers of secretarissen van de in de Wet op de rechterlijke
organisatie bedoelde gerechten, van de Centrale Raad van Beroep, van
het College van Beroep voor het bedrijfsleven en van de tuchtcolleges,
bedoeld in artikel 47, derde lid, van de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg, verstrekken aan Onze Minister, aan de
zorgautoriteit, aan de FIOD-ECD of aan een krachtens artikel 72
aangewezen persoon vrij van alle kosten alle gegevens en uittreksels
uit of afschriften van vonnissen, arresten, uitspraken, registers, en
andere stukken, die ten behoeve van de uitvoering van deze wet van hen
worden verlangd.
HOOFDSTUK 6.
HANDHAVING
Paragraaf 6.1.
Algemeen
Artikel 72
1.
Met het toezicht op de naleving van het
bepaalde bij of krachtens deze wet zijn
belast:
a. de bij besluit van Onze Minister aangewezen
ambtenaren;
b. de bij besluit van de
zorgautoriteit aangewezen medewerkers van de
zorgautoriteit;
c. de ambtenaren van
het Staatstoezicht op de volksgezondheid; en
d. de medewerkers van de
FIOD-ECD.
2.
Van een
besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, wordt mededeling
gedaan door plaatsing in de
Staatscourant.
Artikel 73
Degenen die
ingevolge artikel 72 belast zijn met toezicht op de naleving en degenen
die ingevolge artikel 17 van de Wet op de economische delicten belast
zijn met de opsporing van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald
of strafbaar is gesteld, verstrekken elkaar alle gegevens en
inlichtingen voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun
taak.
Artikel 74
De
zorgautoriteit heeft een meldpunt voor het ontvangen van gegevens en
inlichtingen omtrent feiten en omstandigheden die mogelijk niet in
overeenstemming zijn met het bij of krachtens de wet
bepaalde.
Artikel 75
De
zorgautoriteit maakt openbaar op welke wijze zij van plan is uitvoering
te geven aan de in dit hoofdstuk aan haar toegekende taken en
bevoegdheden.
Paragraaf 6.2.
Aanwijzingen
Artikel 76
De
zorgautoriteit is bevoegd ter handhaving van het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 23, 25, tweede lid, 27, 34, 35 tot en met 45,
48, 49, 61, 62 en 68 een aanwijzing te geven, erop gericht dat aan het
bepaalde bij of krachtens die artikelen wordt
voldaan.
Artikel 77
De
zorgautoriteit kan uit hoofde van haar taak, bedoeld in artikel 16,
onder b en c, een aanwijzing geven aan een zorgverzekeraar, dan wel aan
een verzekeraar die verzekeringen als zorgverzekering aanbiedt of
uitvoert die niet aan het bepaalde bij of krachtens de
Zorgverzekeringswet voldoen.
Artikel 78
De
zorgautoriteit kan uit hoofde van haar taak, bedoeld in artikel 16,
onder d, een aanwijzing geven aan een AWBZ-verzekeraar of een
rechtspersoon als bedoeld in artikel 40 van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten, die niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens die
wet.
Artikel 79
1.
De zorgautoriteit geeft geen aanwijzing als
bedoeld in artikel 76, 77 of 78 omtrent de beoordeling of behandeling
van individuele gevallen door degene tot wie de aanwijzing is
gericht.
2.
Bij de aanwijzing stelt
de zorgautoriteit een termijn waarbinnen de betrokkene aan de
aanwijzing voldoet.
Artikel 80
1.
Indien een zorgverzekeraar of een verzekeraar
als bedoeld in artikel 77, dan wel een AWBZ-verzekeraar, hierna te
noemen: betrokkene, niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 79,
tweede lid, aan een krachtens artikel 77 onderscheidenlijk 78 gegeven
aanwijzing voldoet, is de zorgautoriteit
bevoegd:
a. bestuursdwang toe te passen, of
b. ter openbare kennis te brengen, zo nodig onder
vermelding van de overwegingen die tot die kennisgeving hebben
geleid:
1°. dat de betrokkene verzekeringen als
zorgverzekering aanbiedt of uitvoert die niet aan het bij of krachtens
de Zorgverzekeringswet geregelde voldoen;
2°. dat de zorgverzekeraar in strijd handelt
met een of meer door de zorgautoriteit genoemde, bij of krachtens de
Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
geregelde bepalingen;
3°. dat
aan de betrokkene een aanwijzing is gegeven dan wel een last onder
dwangsom of een bestuurlijke boete is
opgelegd.
2.
De zorgautoriteit stelt, indien zij voornemens is
een feit ter openbare kennis te brengen, de betrokkene daarvan in
kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen
berust.
3.
In afwijking van artikel
4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is de zorgautoriteit niet
gehouden de betrokkene in de gelegenheid te stellen om zijn zienswijze
naar voren te brengen, indien van de betrokkene geen adres bekend is en
het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden
verkregen.
4.
De beschikking om een
feit ter openbare kennis te brengen, vermeldt in ieder geval het feit
dat ter openbare kennis wordt gebracht alsmede de wijze en de termijn
waarop dit zal geschieden.
5.
Het ter
openbare kennis brengen geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen
zijn verstreken na de bekendmaking, bedoeld in het tweede lid, aan de
betrokkene.
6.
Indien de betrokkene
verzoekt een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de
Algemene wet bestuursrecht te treffen, wordt de werking van de
beschikking opgeschort totdat er een uitspraak is van de
voorzieningenrechter.
7.
Indien het
adequaat functioneren van de verzekeringsmarkt of de positie van de
verzekeraars op die markt geen uitstel toelaat, kan de zorgautoriteit,
in afwijking van het tweede tot en met zesde lid, het feit onverwijld
ter openbare kennis brengen.
8.
Indien de betrokkene na een publicatie als bedoeld
in het eerste lid, onderdeel b, alsnog voldoet aan de aanwijzing, doet
de zorgautoriteit hiervan op dezelfde wijze mededeling als bij de
voorafgaande publicatie.
Artikel 81
1.
Indien een zorgaanbieder of een
ziektekostenverzekeraar, voorzover niet bedoeld in artikel 80, eerste
lid, hierna te noemen: betrokkene, niet binnen de termijn, bedoeld in
artikel 79, aan een krachtens artikel 76 gegeven aanwijzing voldoet, is
de zorgautoriteit
bevoegd:
a. bestuursdwang toe te passen, of
b. ter openbare kennis te brengen, zo nodig onder
vermelding van de overwegingen die tot die kennisgeving hebben
geleid:
1°. dat de betrokkene in strijd handelt met
een of meer door de zorgautoriteit genoemde, bij of krachtens deze wet
geregelde bepalingen;
2°. dat
aan de betrokkene een aanwijzing is gegeven dan wel een last onder
dwangsom of een bestuurlijke boete is
opgelegd.
2.
Indien het adequaat functioneren van de
zorgverlenings- of zorginkoopmarkt of de positie van zorgaanbieders op
die markt geen uitstel toelaat, kan de zorgautoriteit het feit
onverwijld ter openbare kennis brengen.
3.
Het tweede tot en met achtste lid van artikel 80
zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het eerste en
tweede lid.
Paragraaf 6.3.
Bestuursdwang
en last onder dwangsom
Artikel 82
De
zorgautoriteit is ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 25, tweede lid, 35 tot en met 45, 48, 49, 61, 62, 68 en 79,
tweede lid, bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang dan wel het
opleggen van een last onder dwangsom.
Artikel 83
1.
De zorgautoriteit kan een zorgverzekeraar een
last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van de
voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 3, 4, tweede tot en
met vijfde lid, 5, derde lid, 9, 25, derde lid, 28, 29, eerste en
tweede lid, 35, tweede lid, 37, 38, eerste en vierde lid, 64, tweede
lid, 68, tweede lid, 81, tweede lid, 86, 87, vijfde of zesde lid, 89,
eerste, tweede en vijfde lid, 90, 92, 96, vijfde lid, of 114 van de
Zorgverzekeringswet.
2.
De
zorgautoriteit kan een verzekeraar onderscheidenlijk rechtspersoon een
last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van de artikelen
25, eerste en tweede lid, respectievelijk 30 van de
Zorgverzekeringswet.
3.
De
zorgautoriteit kan een verzekeraar die verzekeringen als
zorgverzekering aanbiedt of uitvoert die niet aan het bij of krachtens
de Zorgverzekeringswet geregelde voldoen, een last onder dwangsom
opleggen.
4.
De artikelen 5:32,
tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene
wet bestuursrecht zijn van
toepassing.
Artikel 84
1.
De zorgautoriteit kan een AWBZ-verzekeraar
onderscheidenlijk een rechtspersoon als bedoeld in artikel 40 van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een last onder dwangsom opleggen
ter zake van overtreding van de voorschriften, gesteld bij of krachtens
die wet of de Wet financiering sociale verzekeringen.
2.
De artikelen 5:32, tweede tot en met vijfde lid,
en 5:33 tot en met 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van
toepassing.
Paragraaf 6.4.
Bestuurlijke
boete
AFDELING 6.4.1.
OVERTREDINGEN
Artikel 85
1.
De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete
opleggen aan degene die het bepaalde bij of krachtens de artikelen 23,
34 tot en met 45, 48, eerste lid, 49, 61, 62 of 68
overtreedt.
2.
De boete voor een
afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste € 500 000
of, indien dat meer is, tien procent van de omzet van de onderneming in
Nederland.
3.
De berekening van de
omzet, bedoeld in het tweede lid, geschiedt op de voet van hetgeen
artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt
voor de netto-omzet.
Artikel 86
1.
De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete
opleggen aan een zorgverzekeraar die het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 3, 25, derde lid, 28, of 29, eerste en tweede lid, van de
Zorgverzekeringswet overtreedt.
2.
De
zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete opleggen aan een verzekeraar
of rechtspersoon die niet voldoet of niet heeft voldaan aan de
voorschriften, gesteld bij de artikelen 25, eerste en tweede lid, of 30
van de Zorgverzekeringswet.
3.
De
boete voor een afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste
€ 500 000.
Artikel 87
1.
De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete
opleggen aan een zorgverzekeraar die het College zorgverzekeringen of
een door hem aangewezen persoon onjuiste of onvolledige informatie
verschaft met betrekking tot de aantallen bij hem verzekerde
verzekeringsplichtigen, hun verzekerdenkenmerken of zijn zorgkosten,
noodzakelijk voor de vaststelling van de bijdragen, bedoeld in de
artikelen 32 tot en met 34 van de Zorgverzekeringswet.
2.
De boete voor een afzonderlijke overtreding
bedraagt ten hoogste € 10 000
000.
Artikel 88
1.
De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete
opleggen aan een zorgverzekeraar die niet voldoet aan de voorschriften
gesteld bij of krachtens de artikelen 4, tweede tot en met vijfde lid,
5, derde lid, 9, 35, tweede lid, 37, 38, eerste en vierde lid, 64,
tweede lid, 68, tweede lid, 86, 90, 92 of 114 van de
Zorgverzekeringswet.
2.
De boete voor
een afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste € 100
000.
Artikel 89
1.
De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete
opleggen aan degene die niet voldoet aan een hem ingevolge artikel 87,
vijfde of zesde lid, 88 of 89 van de Zorgverzekeringswet opgelegde
verplichting.
2.
De boete voor een
afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste € 2
250.
AFDELING 6.4.2.
PROCEDURE
Artikel 90
1.
In de artikelen 91 tot en met 102 wordt
verstaan
onder:
a. overtreding: een gedraging die in strijd is met
het bepaalde bij of krachtens een wettelijk voorschrift;
b. overtreder: degene die de overtreding pleegt of
medepleegt.
2.
Artikel
51 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 91
1.
Degene die wordt verhoord met het oog op het
opleggen van een bestuurlijke boete, is niet verplicht ten behoeve
daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te
leggen.
2.
De betrokkene wordt hierop
gewezen alvorens hem mondeling wordt gevraagd verklaringen af te
leggen, en in ieder geval wanneer hij in de gelegenheid wordt gesteld
over het voornemen tot oplegging van de bestuurlijke boete zijn
zienswijze naar voren te brengen.
Artikel 92
1.
De zorgautoriteit maakt van de overtreding
een rapport op.
2.
Het rapport is
gedagtekend en vermeldt in ieder
geval:
a. de naam van de overtreder;
b. de overtreding alsmede het overtreden
voorschrift;
c. zo nodig een aanduiding
van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is
geconstateerd.
3.
Indien
van de overtreding een proces-verbaal als bedoeld in artikel 152 van
het Wetboek van Strafvordering is opgemaakt, treedt dit in de plaats
van het rapport.
Artikel 93
1.
De zorgautoriteit stelt de overtreder
desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de
bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in te zien
en daarvan afschriften te vervaardigen.
2.
Voor zover blijkt dat de verdediging van de
overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt de zorgautoriteit er zoveel
mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan de overtreder worden
medegedeeld in een voor hem begrijpelijke
taal.
Artikel 94
1.
In afwijking van afdeling 4.1.2 van de
Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder in de gelegenheid
gesteld zijn zienswijze over het voornemen tot het opleggen van een
bestuurlijke boete naar voren te brengen.
2.
Bij de uitnodiging tot het naar voren brengen van
zijn zienswijze wordt het rapport, bedoeld in artikel 92, aan de
overtreder toegezonden of uitgereikt.
3.
De zorgautoriteit zorgt voor bijstand door een
tolk, indien naar haar oordeel de verdediging van de overtreder dit
redelijkerwijs vergt.
4.
De
overtreder ontvangt een schriftelijke mededeling indien de
zorgautoriteit, nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren heeft
gebracht, heeft beslist
dat:
a. voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal
worden opgelegd; of
b. de overtreding
alsnog aan de officier van justitie zal worden
voorgelegd.
Artikel 95
1.
De zorgautoriteit legt geen bestuurlijke
boete
op:
a. voor zover de overtreding niet aan de overtreder
kan worden verweten;
b. voor zover voor
de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond;
c. indien aan de overtreder wegens dezelfde
overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel
een kennisgeving als bedoeld in artikel 94, vierde lid, aanhef en
onderdeel a, is gedaan;
d. indien tegen
de overtreder wegens dezelfde
gedraging:
1°. een strafvervolging is ingesteld en het
onderzoek ter terechtzitting is begonnen; of
2°. het recht tot strafvordering is vervallen
ingevolge artikel 74 of 74c van het Wetboek van Strafrecht, dan wel
ingevolge artikel 76 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen.
2.
Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is,
wordt zij aan de officier van justitie voorgelegd, tenzij bij wettelijk
voorschrift is bepaald, dan wel met het openbaar ministerie is
overeengekomen, dat daarvan kan worden afgezien.
3.
Voor een gedraging die aan de officier van
justitie moet worden voorgelegd, legt de zorgautoriteit slechts een
bestuurlijke boete op
indien:
a. de officier van justitie haar heeft medegedeeld
ten aanzien van de overtreder zowel van strafvervolging als van
toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht af te zien;
of
b. zij niet binnen dertien weken een
reactie van de officier van justitie heeft
ontvangen.
Artikel 96
1.
De zorgautoriteit legt geen bestuurlijke
boete op indien de overtreder is overleden.
2.
Een bestuurlijke boete vervalt indien zij op het
tijdstip van het overlijden van de overtreder niet onherroepelijk
is.
3.
Een onherroepelijke
bestuurlijke boete vervalt voor zover zij op het in het tweede lid
bedoelde tijdstip nog niet is
betaald.
Artikel 97
1.
Een bestuurlijke boete wordt afgestemd op de
ernst, de duur en de frequentie van overtredingen en de mate waarin
deze aan de overtreder kunnen worden verweten, waarbij zo nodig
rekening wordt gehouden met de omstandigheden waaronder de
overtredingen zijn gepleegd.
2.
Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van
Strafrecht is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 98
Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete
wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of
proces-verbaal heeft opgemaakt.
Artikel 99
1.
De zorgautoriteit beslist omtrent het
opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de
dagtekening van het rapport.
2.
De
beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de
gedraging aan het openbaar ministerie is voorgelegd, tot de dag waarop
de zorgautoriteit weer bevoegd wordt een bestuurlijke boete op te
leggen.
Artikel 100
De beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete
vermeldt in ieder
geval:
a. de naam van de overtreder;
b. de overtreding alsmede het overtreden
voorschrift;
c. zo nodig een aanduiding
van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is
geconstateerd;
d. het bedrag van de
boete;
e. de termijn waarbinnen de
boete betaald moet worden.
Artikel 101
1.
De bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft
plaatsgevonden.
2.
Indien tegen de
bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld,
wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of
beroep is beslist.
Artikel 102
Een bestuurlijke boete die is opgelegd wegens een
gedraging die tevens een strafbaar feit is, vervalt indien het
gerechtshof met toepassing van artikel 12i van het Wetboek van
Strafvordering de vervolging van de overtreder voor dat feit beveelt.
Artikel 74b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 103
1.
Een boete wordt betaald binnen zes weken na
inwerkingtreding van de beschikking waarbij de boete is
opgelegd.
2.
De boete wordt
vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop
sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn
verstreken.
3.
Indien niet is betaald
binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene aan wie de
boete is opgelegd schriftelijk bevolen binnen twee weken het bedrag van
de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te
betalen.
4.
Bij gebreke van betaling
binnen de in het derde lid genoemde termijn, kan de zorgautoriteit de
verschuldigde boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de
invordering, bij dwangbevel invorderen.
5.
Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de
boete verschuldigd is, bij deurwaardersexploot betekend en levert een
executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering.
6.
Gedurende zes weken na de dag van betekening staat
verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de
zorgautoriteit.
7.
Het verzet schorst
de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de
rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.
8.
Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling
dat de boete ten onrechte of voor een te hoog bedrag is
vastgesteld.
9.
De bevoegdheid tot
invordering vervalt twee jaar nadat de beschikking inzake oplegging van
de boete onherroepelijk is
geworden.
Paragraaf 6.5.
Afdracht
dwangsommen en boetes
Artikel 104
1.
De zorgautoriteit draagt de op grond van de
artikelen 82 en 85 ingevorderde dwangsommen en bestuurlijke boetes af
aan ’s Rijks kas.
2.
De
zorgautoriteit draagt de op grond van de artikelen 83 en 86 tot en met
89 ingevorderde dwangsommen en bestuurlijke boetes af aan het
Zorgverzekeringsfonds.
3.
De
zorgautoriteit draagt de op grond van artikel 84 ingevorderde
dwangsommen af aan het Algemeen Fonds Bijzondere
Ziektekosten.
Paragraaf 6.6.
Rechtsbescherming
Artikel 105
1.
Tegen een op grond van deze wet genomen
besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van
Beroep voor het bedrijfsleven.
2.
Met
betrekking tot besluiten waarbij consumenten of patiënten
belanghebbend kunnen zijn, worden voor de toepassing van het eerste lid
op landelijk niveau werkzaam zijnde consumenten- en
patiëntenorganisaties als belanghebbenden
aangemerkt.
Artikel 106
In
afwijking van artikel 105 van deze wet en van artikel 8:7, tweede lid,
van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen beschikkingen
van de zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van dit hoofdstuk de
rechtbank te Rotterdam bevoegd.
Artikel 107
In
afwijking van artikel 45 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie
neemt de Rechtbank te Rotterdam in eerste aanleg kennis van strafzaken
en economische delicten in de zin van deze
wet.
HOOFDSTUK 7.
WIJZIGINGEN
IN ANDERE WETTEN
Artikel 108
De
Zorgverzekeringswet wordt
gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1,
onderdeel n, komt te luiden:
n.
zorgautoriteit: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet
marktordening
gezondheidszorg.
B
In de artikelen 25, 26, 30, 37 en 38 wordt
«het College toezicht» en «Het College
toezicht» telkens vervangen door: «de
zorgautoriteit» onderscheidenlijk «De
zorgautoriteit».
C
Artikel 39, tweede lid, onder h, komt te
luiden:
h. de door de zorgautoriteit
van verzekeraars op grond van artikel 83 van de Wet marktordening
gezondheidszorg geïnde dwangsommen, de ingevorderde boeten als
bedoeld in de artikelen 86 tot en met 89 van die wet, alsmede de
ingevorderde boeten als bedoeld in artikel 96 van deze wet, nadat deze
zijn verminderd met de in het zesde lid van dat artikel bedoelde
vergoeding.
D
In artikel 59, zesde lid, wordt «het
College toezicht» vervangen door: de
zorgautoriteit.
E
Hoofdstuk 7
vervalt.
F
Artikel 87
wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het
vijfde lid wordt de zinsnede «behoudens voor zover enig
wettelijk voorschrift hen tot die mededeling verplicht»
vervangen door: behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen
mededeling toestaat.
2.
Het
zesde lid komt te luiden:
6.
Bij of krachtens ministeriële regeling kan
worden
bepaald:
a. tot welke gegevens de verplichting, bedoeld in het
eerste of tweede lid, zich in ieder geval uitstrekt;
b. op welke wijze gegevens, bedoeld in het eerste of
tweede lid, worden verwerkt;
c. volgens
welke technische standaarden gegevensverwerking
plaatsvindt;
d. aan welke
beveiligingseisen gegevensverwerking voldoet;
e. in welke gevallen gegevens, bedoeld in het eerste
of tweede lid, verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van
de zorgverzekering of een aanvullende ziektekostenverzekering, voor
zover deze gegevens niet worden gebruikt voor het beoordelen en
accepteren van een aspirant-verzekerde voor een aanvullende verzekering
en bovendien noodzakelijk zijn
voor:
1°. de betaling aan een zorgaanbieder of de
vergoeding van zorgkosten aan een verzekerde;
2°. de vaststelling van eigen bijdragen, nog
openstaande eigen risico of een no-claimteruggave aan de
verzekerde;
3°. het uitoefenen
van het verhaalsrecht; of
4°. het verrichten van controle of
fraudeonderzoek.
G
In artikel 88 wordt «het College
toezicht» vervangen door: de
zorgautoriteit.
H
In
artikel 89, tweede en vierde lid, wordt «het College
toezicht» telkens vervangen door: «de
zorgautoriteit» en wordt «het desbetreffende
college» telkens vervangen door: het desbetreffende
bestuursorgaan.
I
In
artikel 90, eerste lid, worden «Het College toezicht» en
«het College toezicht» vervangen door: «De
zorgautoriteit» onderscheidenlijk «de
zorgautoriteit».
J
Artikel 91 wordt gewijzigd als
volgt:
1.
In het eerste lid wordt
«het College toezicht» vervangen door: de
zorgautoriteit.
2.
In het
tweede lid wordt «het College toezicht» vervangen door:
«de zorgautoriteit» en vervalt de zinsnede «aan
het College tarieven gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven
gezondheidszorg,».
3.
In
het derde lid wordt «het College toezicht» vervangen
door: de zorgautoriteit.
K
In artikel 93, tweede en derde lid, wordt
«het College toezicht» telkens vervangen door: de
zorgautoriteit.
L
De
artikelen 94 en 95 vervallen.
M
De artikelen 97 tot en met 100
vervallen.
N
Artikel
101, eerste lid, komt te
luiden:
1.
In de
artikelen 102 tot en met 112 wordt verstaan
onder:
a. overtreding: een gedraging of het nalaten van een
gedraging, die onderscheidenlijk dat kan leiden tot een oplegging van
een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 69 of 96;
b. overtreder: degene die de overtreding pleegt of
medepleegt.
O
Artikel 103 wordt gewijzigd als
volgt:
1.
In het eerste lid vervalt
«dan wel het College
toezicht».
2.
Het derde
lid
vervalt.
P
In
artikel 104, eerste en tweede lid, vervalt telkens «dan wel het
College toezicht».
Q
Artikel 105 wordt gewijzigd als
volgt:
1.
In het derde lid vervalt
«dan wel het College
toezicht».
2.
Het
vierde lid komt te luiden:
4.
De overtreder ontvangt een schriftelijke
mededeling indien het College zorgverzekeringen, nadat de overtreder
zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, heeft beslist dat voor de
overtreding geen bestuurlijke boete zal worden
opgelegd.
R
Artikel 106 wordt gewijzigd als
volgt:
1.
de aanduiding «1»
voor het eerste lid alsmede de leden 2 tot en met 4
vervallen.
2.
In de aanhef
vervalt «dan wel het College
toezicht».
3.
In
onderdeel c vervalt «aanhef en onderdeel
a,».
4.
Onder
vervanging van het leesteken aan het slot van onderdeel c door een punt
vervalt onderdeel d.
S
In artikel 107, eerste lid, vervalt «dan
wel het College
toezicht».
T
In
artikel 108 vervalt het tweede lid; het derde lid wordt vernummerd tot
tweede lid.
U
Artikel
110 wordt gewijzigd als volgt:
1.
De
aanduiding «1» alsmede het tweede lid
vervallen.
2.
In de
overblijvende tekst vervalt «dan wel het College
toezicht».
V
In artikel 113, vierde en zesde lid, vervalt
telkens «dan wel het College
toezicht».
W
Artikel
115 vervalt.
X
Artikel
116 wordt gewijzigd als volgt:
1.
In het
eerste lid wordt «, van het College zorgverzekeringen of van het
College toezicht» vervangen door: of van het College
zorgverzekeringen.
2.
Het
tweede lid, onder b, komt te luiden:
b. voor een
beschikking, genomen jegens een persoon die behoort tot het personeel
van het College
zorgverzekeringen.
3.
Het
tweede lid, onder c,
vervalt.
Y
In artikel 123 wordt «het College
toezicht» vervangen door: de
zorgautoriteit.
Artikel 109
De Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten wordt gewijzigd als
volgt:
A
Artikel 1, eerste lid,
onderdeel g, komt te luiden:
g.
zorgautoriteit: de zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening
gezondheidszorg.
B
In de artikelen 12a, 33, 54, 55, 56 en 57b wordt
«het College toezicht» en «Het College
toezicht» telkens vervangen door: «de
zorgautoriteit» onderscheidenlijk «De
zorgautoriteit». In artikel 36, zesde lid, wordt bovendien
«zijn» vervangen door:
haar.
C
Artikel 36
wordt gewijzigd als volgt:
1.
Het vierde
lid vervalt.
2.
In het vijfde
lid, vernummerd tot vierde lid, wordt «Het College
toezicht» vervangen door: De
zorgautoriteit.
3.
In het
zesde lid, vernummerd tot vijfde lid, wordt «is het College
toezicht bevoegd voor in zijn besluit» vervangen door: is de
zorgautoriteit bevoegd voor in haar
besluit.
D
Artikel 37 wordt gewijzigd als
volgt:
1.
In het eerste lid wordt
«het College toezicht» vervangen door: de
zorgautoriteit.
2.
Het derde
lid vervalt.
3.
Het vierde en
vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde
lid.
4.
In het vierde lid
wordt «Artikel 36, vijfde lid» vervangen door: Artikel
36, vierde lid.
E
Hoofdstuk VII
vervalt
F
Artikel 57
wordt gewijzigd als volgt:
1.
In het
eerste lid wordt «het College toezicht» vervangen door:
«de zorgautoriteit» en vervalt de zinsnede «aan
het College tarieven gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven
gezondheidszorg,».
2.
In
het tweede lid wordt «het College toezicht» vervangen
door: de zorgautoriteit.
G
Hoofdstuk VIIIA
vervalt.
H
Artikel 62
vervalt.
I
Artikel 63
wordt gewijzigd als volgt:
1.
In het
eerste lid wordt «, van het College zorgverzekeringen of van het
College toezicht» vervangen door: of van het College
zorgverzekeringen.
2.
Het
tweede lid komt te luiden:
2.
Het eerste lid geldt niet voor een beschikking,
genomen jegens een persoon die behoort tot het personeel van het
College
zorgverzekeringen.
Artikel 110
Artikel 1 van de
Wet op de economische delicten
wordt gewijzigd als volgt:
1.
In
onderdeel 2° vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet
tarieven
gezondheidszorg.
2.
In
onderdeel 2° wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: de Wet
marktordening gezondheidszorg, de artikelen 25, tweede lid, 35, 36,
eerste en tweede lid, 38, eerste, tweede en vierde lid, 40, eerste,
tweede en derde lid, 60, 63 en 66, eerste lid, alsmede de regels,
vastgesteld krachtens de artikelen 36, derde lid, 38, zevende lid, 40,
vierde lid, en 45.
Artikel 111
De Wet financiering
sociale verzekeringen wordt gewijzigd als volgt:
1.
Artikel 1, onder e, komt te
luiden:
e. zorgautoriteit: de Nederlandse
Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening
gezondheidszorg.
2.
In de artikelen 91, tweede lid, 92, 123 en
124 wordt «Het College toezicht» en «het College
toezicht» telkens vervangen door: «De
zorgautoriteit» onderscheidenlijk «de
zorgautoriteit».
Artikel 112
In de artikelen 45, eerste lid, onder d, en 48,
eerste lid, onder d, van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen wordt «het College toezicht, genoemd in
artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet» telkens
vervangen door: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet
marktordening gezondheidszorg.
Artikel 113
In de artikelen 45, eerste lid, onder d, en 48,
eerste lid, onder d, van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers wordt «het College toezicht, genoemd in
artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet» telkens
vervangen door: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet
marktordening gezondheidszorg.
Artikel 114
In de artikelen 64, eerste lid, onder d, en 67,
eerste lid, onder d, van de Wet werk en
bijstand wordt «het College toezicht, genoemd in
artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet» telkens
vervangen door: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet
marktordening gezondheidszorg.
Artikel 115
In de artikelen 40, eerste lid, onder d, en 43,
eerste lid, onder d, van de Wet werk en
inkomen kunstenaars wordt «het College toezicht,
genoemd in artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet»
telkens vervangen door: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de
Wet marktordening gezondheidszorg.
Artikel 116
Artikel 2, eerste lid, van de
Ambtenarenwet wordt gewijzigd
als volgt:
1.
Het onderdeel dat luidt
«de voorzitter en de leden van het College tarieven
gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg»
wordt vervangen door: de voorzitter en de leden van de Nederlandse
Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening
gezondheidszorg.
2.
Het
onderdeel dat aanvangt met «de voorzitter en de leden van het
College voor zorgverzekeringen» komt te luiden: de voorzitter en
de leden van het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58,
eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, en het personeel van het
bedoelde college.
Artikel 117
De Wet toelating
zorginstellingen wordt gewijzigd als volgt:
1.
In artikel 2, eerste lid, wordt «het
College tarieven gezondheidszorg op grond van artikel 15 van de Wet
tarieven gezondheidszorg» vervangen door: de Nederlandse
Zorgautoriteit op grond van artikel 57 van de Wet marktordening
gezondheidszorg.
2.
In artikel
33 wordt «het College van toezicht op de zorgverzekeringen,
genoemd in artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet en aan
het College tarieven gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven
gezondheidszorg» vervangen door: de Nederlandse Zorgautoriteit,
bedoeld in de Wet marktordening
gezondheidszorg.
Artikel 118
In artikel 13 van de
Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg wordt na «Noodwet
geneeskundigen» ingevoegd: , de Wet marktordening
gezondheidszorg.
Artikel 119
De Invoerings- en
aanpassingswet Zorgverzekeringswet wordt gewijzigd als
volgt:
1.
In artikel 2.1.8 wordt
«het College toezicht» telkens vervangen door: de
zorgautoriteit.
2.
In artikel
2.1.9, eerste lid, wordt «het College toezicht» telkens
vervangen door: «de zorgautoriteit». Aan het artikel
wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4.
In geval van bedrijfsbeëindiging van de
zorgverzekeraar wordt de vordering van het College zorgverzekeringen,
bedoeld in het derde lid, voldaan, nadat de vorderingen van alle andere
schuldeisers van de zorgverzekeraar in overeenstemming met hun
wettelijke rangorde zijn voldaan.
3.
In artikel 4.1, eerste lid, wordt «de
artikelen 61 juncto 78, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet, artikel
21 van de Wet tarieven gezondheidszorg» vervangen door: artikel
61 van de
Zorgverzekeringswet.
4.
In
artikel 4.1, eerste en tweede lid, wordt «, het College
toezicht, het College tarieven gezondheidszorg,» telkens
vervangen door: en.
Artikel 120
Onderdeel 17 van de bijlage bij de
Wet bestuursrechtspraak
bedrijfsorganisatie komt te luiden:
17. de Wet marktordening gezondheidszorg,
voor zover het betreft beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit
als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6 van die
wet.
Artikel 121
Aan artikel 29 van de
Mededingingswet wordt een lid
toegevoegd, luidende:
3.
Bij algemene
maatregel van bestuur kunnen de in het eerste lid bedoelde bedragen
voor een bij die algemene maatregel van bestuur te bepalen categorie
van ondernemingen voor een periode van ten hoogste vijf jaar worden
verlaagd. Deze periode kan telkens bij algemene maatregel van bestuur
worden
verlengd.
HOOFDSTUK 8.
OVERGANGS- EN
SLOTBEPALINGEN
Artikel 122
In
afwijking van artikel 4 kan de zorgautoriteit gedurende vier jaar, te
rekenen vanaf de inwerkingtreding van artikel 4 van deze wet, uit ten
hoogste vier leden bestaan.
Artikel 123
1.
De Wet tarieven gezondheidszorg wordt
ingetrokken.
2.
Een tarief dat
onmiddellijk voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt,
rechtsgeldig in rekening placht te worden gebracht aan
ziektekostenverzekeraars of aan degenen die bij deze voor de prestatie
waarop het tarief van toepassing is, zijn verzekerd of niet zijn
verzekerd, wordt in alle gevallen waarin het aan degene die tot die
zelfde groep behoort, of aan een derde in rekening wordt gebracht,
aangemerkt als een tarief dat ingevolge deze wet is tot stand
gekomen.
3.
Een ingevolge de Wet
tarieven gezondheidszorg gedaan verzoek om goedkeuring of vaststelling
van een tarief door een orgaan voor gezondheidszorg of een
ziektekostenverzekeraar wordt gelijkgesteld met een ingevolge deze wet
gedane aanvraag tot vaststelling van een tarief.
4.
Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige
toepassing op een prestatiebeschrijving van een vorm van zorg waarvoor
een tarief in rekening wordt gebracht.
5.
Een ingevolge de Wet tarieven gezondheidszorg
goedgekeurde beleidsregel wordt gelijkgesteld met een ingevolge deze
wet vastgestelde beleidsregel.
6.
Een
ingevolge de Wet tarieven gezondheidszorg door het College tarieven
gezondheidszorg vastgestelde regel wordt gelijkgesteld met een
ingevolge deze wet door de zorgautoriteit vastgestelde
regel.
7.
Een ingevolge de Wet
tarieven gezondheidszorg goedgekeurde beleidsregel inhoudende aan wie,
door wie en op welke wijze en met inachtneming van welke voorwaarden,
voorschriften of beperkingen een tarief in rekening wordt gebracht,
wordt gelijkgesteld met een ingevolge deze wet door de zorgautoriteit
vastgestelde regel als bedoeld in artikel 37.
8.
Een beleidsregel als bedoeld in artikel 13 van de
Wet tarieven gezondheidszorg zoals die wet luidde onmiddellijk voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijkgesteld met een
aanwijzing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder
c.
Artikel 124
1.
Het College tarieven gezondheidszorg, genoemd
in artikel 18 van de Wet tarieven gezondheidszorg, en het College van
toezicht op de zorgverzekeringen, genoemd in artikel 77, eerste lid,
van de Zorgverzekeringswet, zoals die wetten luidden onmiddellijk voor
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, vormen gezamenlijk
één rechtspersoon, en wel de zorgautoriteit. Besluiten
krachtens delegatie genomen door een orgaan van het College tarieven
gezondheidszorg of het College van toezicht op de zorgverzekeringen
worden na inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als besluiten van de
zorgautoriteit.
2.
De vaststelling
door de zorgautoriteit van een bestuursreglement als bedoeld in artikel
5 onderscheidenlijk een «werkprogramma» en een
«begroting» als bedoeld in artikel 11, vindt plaats zo
spoedig mogelijk onderscheidenlijk vindt voor het eerst plaats ten
aanzien van het kalenderjaar na dat waarin deze wet in het Staatsblad
is geplaatst.
3.
Onze Minister stelt
voor de zorgautoriteit een voorlopig bestuursreglement vast. Het
voorlopig reglement geldt totdat het bestuursreglement van de
zorgautoriteit de goedkeuring van Onze Minister heeft
verkregen.
4.
Voor zover het eerste
tot en met derde lid daarin niet voorzien, stelt Onze Minister regels
met betrekking tot de gevolgen van de inwerkingtreding van deze wet.
Deze regels gelden tot en met 31 december van het kalenderjaar
na dat waarin zij in werking zijn getreden. Van het vaststellen van
deze regels wordt kennis gegeven aan de beide kamers der
Staten-Generaal.
5.
Voorzover de
regels, bedoeld in het vierde lid betrekking hebben op onderwerpen
waarover de zorgautoriteit regels kan stellen, gelden zij tot
inwerkingtreding van die regels van de zorgautoriteit.
6.
In afwijking van artikel 6 van deze wet zijn de
regels voor ambtenaren die zijn aangesteld bij ministeries gedurende
een periode van vier jaren, te rekenen vanaf de datum waarop de
Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet in werking is
getreden, niet van toepassing op de rechtspositie van het personeel van
de zorgautoriteit. Gedurende die periode wordt de rechtspositie van dat
personeel geregeld door de zorgautoriteit.
7.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van
deze wet zijn de personeelsleden van het College tarieven
gezondheidszorg en het College van toezicht op de zorgverzekeringen in
dienst van de zorgautoriteit aangesteld. Daarbij worden hun
arbeidsvoorwaarden als geheel zoveel mogelijk op een gelijk niveau
gesteld met de arbeidsvoorwaarden die verbonden waren aan hun
dienstbetrekking bij het College tarieven gezondheidszorg,
onderscheidenlijk het College van toezicht op de zorgverzekeringen. Bij
ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het
in dit lid bepaalde.
Artikel 125
Indien
deze wet in werking treedt vóór het tijdstip waarop het
bij koninklijke boodschap van 8 april 2005 ingediende voorstel
van wet houdende wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de
evaluatie van die wet (Kamerstukken II, 2005/06, 30 071, nr. 2) tot wet
is verheven en in werking treedt, vervalt artikel 29, derde lid, van de
Mededingingswet op het tijdstip waarop genoemd wetsvoorstel in werking
treedt.
Artikel 126
Indien
deze wet in werking treedt op dan wel na het tijdstip waarop het bij
koninklijke boodschap van 8 april 2005 ingediende voorstel van
wet houdende wijziging van de Mededingingswet als gevolg van de
evaluatie van die wet (Kamerstukken II, 2005/06, 30 071, nr. 2) tot wet
is verheven en in werking treedt, vervalt artikel 121 op het tijdstip
waarop deze wet in werking treedt.
Artikel 127
1.
Onze Minister zendt voor 1 januari
2009 een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de
effecten van deze wet in de praktijk. Hierin wordt in ieder geval
aandacht besteed
aan:
a. de manier waarop de beslissingen van de
zorgautoriteit hebben bijgedragen aan het bereiken van de doelstelling
van de wet;
b. het vaststellen van de
aanmerkelijke marktmacht;
c. de mate
waarin de wet heeft bijgedragen aan het terugdringen van de
bureaucratie;
d. de effectiviteit en
wenselijkheid van tariefsregulering;
e. de taken die betrekking hebben op het
mededingingsrecht.
2.
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de
inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan de
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid
van het functioneren van de zorgautoriteit. De zorgautoriteit is
gehouden aan deze evaluatie medewerking te
verlenen.
Artikel 128
De
artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen
daarvan verschillend kan worden
vastgesteld.
Artikel 129
Deze wet
wordt aangehaald als: Wet marktordening
gezondheidszorg.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Kamerstuk
30 186
Gegeven te
’s-Gravenhage,
7
juli
2006
Beatrix
De
Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
J.
F. Hoogervorst
Uitgegeven de eenentwintigste september 2006
eenentwintigste
september
2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner