Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
STB10006
Jaargang 2006
2006
15
Wet van 22 december 2005 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2002/47/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 6 juni 2002 betreffende
financiëlezekerheidsovereenkomsten
Wij
Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen,
die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen
hebben, dat richtlijn nr. 2002/47/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 6 juni 2002 betreffende
financiëlezekerheidsovereenkomsten (PbEG L 168) moet worden
uitgevoerd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
ARTIKEL I
In Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek wordt na
Titel 1 een nieuwe titel ingevoegd die luidt:
TITEL 2
FINANCIËLEZEKERHEIDSOVEREENKOMSTEN
Artikel 51
In deze
titel wordt verstaan
onder:
a. financiëlezekerheidsovereenkomst: een
financiëlezekerheidsovereenkomst tot overdracht of een
financiëlezekerheidsovereenkomst tot vestiging van een
pandrecht;
b. financiëlezekerheidsovereenkomst tot
overdracht: een overeenkomst op grond waarvan de onder d of e bedoelde
goederen worden overgedragen als waarborg voor een
verplichting;
c. financiëlezekerheidsovereenkomst tot
vestiging van een pandrecht: een overeenkomst op grond waarvan een
pandrecht wordt verschaft op de onder d of e bedoelde
goederen;
d. geld: op een rekening of
deposito gecrediteerd tegoed in geld;
e. effecten: aandelen en andere met aandelen gelijk
te stellen effecten, obligaties en andere schuldinstrumenten indien
deze op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, en alle andere gewoonlijk
verhandelde effecten waarmee die aandelen, obligaties of andere
effecten via inschrijving, koop of omruiling kunnen worden verkregen of
die aanleiding kunnen geven tot afwikkeling in geld met uitsluiting van
waardepapieren die een betalingsopdracht belichamen, inclusief rechten
van deelneming in instellingen voor collectieve belegging,
geldmarktinstrumenten en vorderingen op of rechten ten aanzien van een
van de voornoemde instrumenten;
f. gelijkwaardige
goederen:
1. wanneer het betreft geld: hetzelfde bedrag in
dezelfde valuta;
2. wanneer het betreft
effecten: effecten van dezelfde uitgevende instelling of debiteur,
behorende tot dezelfde emissie of categorie, ter waarde van hetzelfde
nominale bedrag, luidende in dezelfde valuta en van dezelfde soort,
onderscheidenlijk andere goederen indien de
financiëlezekerheidsoverkomst voorziet in de overdracht daarvan
na het plaatsvinden van een gebeurtenis die betrekking heeft op of
gevolgen heeft voor de effecten waarop de schuldenaar een pandrecht
heeft gevestigd;
g. executiegrond: verzuim of een andere omstandigheid
op grond waarvan de zekerheidsnemer krachtens een
financiëlezekerheidsovereenkomst of de wet gerechtigd is
verpande goederen te verkopen of zich toe te eigenen dan wel gebruik te
maken van een verrekenbeding;
h. verrekenbeding: een beding in een
financiëlezekerheidsovereenkomst of een overeenkomst waarvan een
financiëlezekerheidsovereenkomst deel uitmaakt, of een wettelijk
voorschrift, op grond waarvan bij het voldoen aan de voorwaarden van
een
executiegrond:
– de verplichtingen van partijen onmiddellijk
opeisbaar worden, alsmede omgezet in een verplichting tot het betalen
van een bedrag dat hun geschatte actuele waarde vertegenwoordigt, dan
wel de verplichtingen vervallen en worden vervangen door een
verplichting tot het betalen van het voornoemde bedrag,
of
– de verplichtingen van
partijen worden verrekend en alleen het saldo verschuldigd
is.
Artikel 52
1.
Deze titel is van toepassing op
financiëlezekerheidsovereenkomsten waarbij ten minste een van de
partijen
is:
a. een overheidsinstantie, met inbegrip
van:
– instellingen behorend tot de overheidssector
van de lidstaten van de Europese Unie die belast zijn met of een rol
spelen bij het beheer van de overheidsschuld en;
– instellingen behorend tot de overheidssector
van de lidstaten van de Europese Unie die zijn gemachtigd om voor
klanten rekeningen aan te houden.
b. een centrale bank, de Europese Centrale Bank, de
Bank voor Internationale Betalingen, een multilaterale
ontwikkelingsbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Europese
Investeringsbank.
c. een
financiële instelling onder financieel toezicht, met inbegrip
van:
– een kredietinstelling als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietwezen
1992;
– een financiële
instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de
Wet toezicht kredietwezen 1992;
– een effecteninstelling als bedoeld in
artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer
1995;
– een verzekeraar als
bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet toezicht
verzekeringsbedrijf 1993;
– een
beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet
toezicht beleggingsinstellingen;
– een beheerder als bedoeld in artikel 1,
onderdeel e, van de Wet toezicht
beleggingsinstellingen.
d. een centrale tegenpartij, een afwikkelende
instantie of een verrekeningsinstituut als bedoeld in artikel 212a,
onderdeel c, d en e, van de Faillissementswet, inclusief onder het
nationale recht van de lidstaten van de Europese Unie vallende
gereglementeerde instellingen die actief zijn op de markten voor
rechten op overdracht op termijn van goederen, opties en derivaten, en
een andere dan een natuurlijke persoon die optreedt als trustee of in
een vertegenwoordigende hoedanigheid namens een of meer personen
waaronder enigerlei obligatiehouders of houders van andere
schuldinstrumenten of enige instelling als omschreven in onderdeel a,
b, c of dit onderdeel.
2.
Deze titel is niet van toepassing indien een van
de partijen bij een financiëlezekerheidsovereenkomst een
natuurlijke persoon is die niet handelt in de uitoefening van een
beroep of bedrijf.
Artikel 53
1.
Bij een
financiëlezekerheidsovereenkomst tot vestiging van een pandrecht
kan worden bedongen dat de zekerheidsnemer de verpande goederen kan
gebruiken of verkopen en de opbrengst behouden.
2.
Uitoefening van het recht tot gebruik of verkoop
brengt van rechtswege een verplichting van de zekerheidsnemer mee tot
overdracht van gelijkwaardige goederen aan de zekerheidsgever,
uiterlijk op het tijdstip waarop moet worden voldaan aan de vordering
waarvoor het verpande tot zekerheid strekt.
3.
In afwijking van lid 2 kan in de
financiëlezekerheidsovereenkomst worden bepaald dat de
zekerheidsnemer de vordering waarvoor het verpande tot zekerheid strekt
verrekent met de waarde van gelijkwaardige goederen, op het tijdstip
waarop de vordering moet worden voldaan of zoveel eerder als zich een
executiegrond voordoet.
4.
Het
pandrecht strekt zich van rechtswege uit over de goederen die als
gevolg van dit artikel in de plaats worden gesteld van de verbonden
goederen.
Artikel 54
1.
Tenzij anders is bedongen in een
financiëlezekerheidsovereenkomst tot de vestiging van een
pandrecht, is de zekerheidsnemer, wanneer aan de voorwaarden van een
executiegrond wordt voldaan,
bevoegd:
a. effecten waarop het pandrecht rust te verkopen en
het hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen onderscheidenlijk
deze effecten zich toe te eigenen en de waarde van de effecten te
verrekenen met het hem verschuldigde;
b. geld waarop het pandrecht rust te verrekenen met
het hem verschuldigde.
2.
De verkoop van effecten geschiedt op een markt
door tussenkomst van een tussenpersoon in het vak of ter beurze door
die van een bevoegde tussenpersoon overeenkomstig de regels en
gebruiken die aldaar voor een gewone verkoop gelden.
3.
De zekerheidsnemer kan zich effecten toe-eigenen
indien dit in de financiëlezekerheidsovereenkomst tot de
vestiging van een pandrecht is bedongen en de waardering van de
effecten is gebaseerd op de waarde op een markt of ter
beurze.
4.
In afwijking van lid 2 en
lid 3 kan in een financiëlezekerheidsovereenkomst worden
bedongen dat de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek van de
zekerheidsnemer of de zekerheidsgever kan bepalen dat effecten worden
verkocht op een afwijkende wijze, of dat de voorzieningenrechter op
verzoek van de zekerheidsnemer kan bepalen dat effecten voor een door
de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag bij wege van
toe-eigening aan de zekerheidsnemer zullen verblijven.
5.
De artikelen 235, 248 leden 1 en 2, 249, 250, 251
en 252 van Boek 3 zijn niet van
toepassing.
Artikel 55
Een
overdracht ter nakoming van een financiëlezekerheidsovereenkomst
tot overdracht is geen overdracht tot zekerheid of een overdracht die
de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de
verkrijger te doen vallen in de zin van artikel 84 lid 3 van Boek 3. De
regels betreffende pandrecht zijn op een zodanige overeenkomst en de
uitvoering daarvan niet van toepassing of overeenkomstige
toepassing.
Artikel 56
1.
Indien een
financiëlezekerheidsovereenkomst betrekking heeft op giraal
overdraagbare effecten, wordt het goederenrechtelijke regime met
betrekking tot die effecten beheerst door het recht van de staat op
welks grondgebied de rekening waarin de effecten worden
geadministreerd, wordt gehouden. De verwijzing naar dat recht omvat
niet mede een verwijzing naar het internationaal privaatrecht van die
staat.
2.
Het in lid 1 bedoelde recht
bepaalt:
a. welke rechten op de effecten kunnen rusten en
welke de aard en de inhoud van deze rechten zijn;
b. welke vereisten aan de overdracht of de vestiging
van de onder a bedoelde rechten worden gesteld;
c. wie gerechtigd is tot de uitoefening van de in de
effecten besloten rechten;
d. op welke
wijze de onder a bedoelde rechten zich wijzigen, overgaan en tenietgaan
en welke hun onderlinge verhouding is;
e. de
executie.
ARTIKEL II
De
Faillissementswet wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 14
wordt als volgt gewijzigd:
Aan het eerste lid
wordt een zin toegevoegd, die luidt: De rechtbank vermeldt op het
vonnis het tijdstip van de faillietverklaring tot op de minuut
nauwkeurig.
B
Na artikel 63c worden twee nieuwe artikelen
ingevoegd die luiden:
Artikel 63d
Van de goederen als bedoeld in artikel 63a, eerste lid, zijn
uitgezonderd de goederen die uit hoofde van een
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn
verpand.
Artikel 63e
1.
In afwijking van de artikelen 23 en 35 werkt
de faillietverklaring van een schuldenaar uit hoofde van een
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet terug tot aan het begin van de
dag waarop zij wordt uitgesproken, ten aanzien van een door de
schuldenaar voor het tijdstip van faillietverklaring gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst of een overdracht, vestiging
van een pandrecht of een opdracht tot verrekening op grond
daarvan.
2.
De artikelen 23, 24, 35,
53, eerste lid, 54, tweede lid, van deze wet, alsmede artikel 72,
aanhef en onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen niet
aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een
schuldenaar na het tijdstip van faillietverklaring gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, een overdracht of vestiging van een
pandrecht op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst,
alsmede elke rechtshandeling op grond van een
financiëlezekerheidsovereenkomst vanwege verbintenissen van de
schuldenaar die na het tijdstip van faillietverklaring zijn ontstaan,
mits de betreffende rechtshandeling plaatsvindt op de dag van
faillietverklaring en de wederpartij kan aantonen dat deze ten tijde
van de rechtshandeling de faillietverklaring niet kende of behoorde te
kennen.
C
Artikel 212b wordt als volgt
gewijzigd:
Het vijfde lid
vervalt.
D
Artikel 216 wordt als volgt
gewijzigd:
Na de woorden «De griffier doet
van de indiening van het verzoek, van de voorlopige verlening van
surséance» wordt ingevoegd: en het tijdstip daarvan tot
op de minuut nauwkeurig.
E
Na artikel 241c worden twee nieuwe artikelen
ingevoegd die luiden:
Artikel 241d
Van de goederen als bedoeld in artikel 241a, eerste lid, zijn
uitgezonderd de goederen die uit hoofde van een
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn
verpand.
Artikel 241e
1.
In afwijking van artikel 217 werkt het
verlenen van surseance aan een schuldenaar uit hoofde van een
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet terug tot aan het begin van de
dag waarop zij voorlopig is verleend, ten aanzien van een door de
schuldenaar voor het tijdstip van het verlenen van surseance gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst of een overdracht, vestiging
van een pandrecht of een opdracht tot verrekening op grond
daarvan.
2.
De artikelen 217, 228,
tweede lid, 234, eerste lid, 235, tweede lid, van deze wet, kunnen niet
aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een
schuldenaar na het tijdstip van het verlenen van surseance gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, een overdracht of vestiging van een
pandrecht op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst,
alsmede elke rechtshandeling op grond van een
financiëlezekerheidsovereenkomst vanwege verbintenissen van de
schuldenaar die na het tijdstip van het verlenen van surseance zijn
ontstaan, mits de betreffende rechtshandeling plaatsvindt op de dag van
het verlenen van surseance en de wederpartij kan aantonen dat deze ten
tijde van de rechtshandeling het verlenen van surseance niet kende of
behoorde te
kennen.
F
Na artikel 309 wordt een nieuw artikel ingevoegd
dat luidt:
Artikel 309a
Van de goederen als bedoeld in artikel 309, eerste lid, zijn
uitgezonderd de goederen die uit hoofde van een
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn
verpand.
ARTIKEL III
De Wet giraal
effectenverkeer wordt als volgt
gewijzigd:
In artikel 22 komt de aanhef van het
eerste lid te luiden:
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 54 van Boek 7
van het Burgerlijk Wetboek, is de pandhouder in geval van verzuim van
de schuldenaar
bevoegd:
ARTIKEL IV
De Wet toezicht
effectenverkeer 1995 wordt als volgt
gewijzigd:
Artikel 2a
vervalt.
ARTIKEL V
De Wet toezicht
kredietwezen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 71 wordt als volgt
gewijzigd:
Het negende lid komt te
luiden:
9.
In afwijking van
de laatste volzin van het achtste lid, werkt de beschikking, bedoeld in
het eerste of het tweede lid, niet terug ten aanzien van een door een
kredietinstelling voor het tijdstip waarop de rechtbank de beschikking
heeft
gegeven:
a. gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot
verrekening, of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende
betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd
is om de opdracht volledig uit te voeren in een systeem als bedoeld in
artikel 212a, onderdeel b van de Faillissementswet;
b. gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst
als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een
overdracht of vestiging van een pandrecht op grond daarvan, of enige
uit een dergelijke overeenkomst voortvloeiende betaling, levering,
verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om die
overeenkomst volledig uit te
voeren.
2.
Het tiende lid komt te
luiden:
10.
De laatste
volzin van het achtste lid en artikel 72, eerste lid, kunnen niet aan
derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een
kredietinstelling, na het tijdstip waarop de rechtbank de in het eerste
of het tweede lid bedoelde beschikking heeft
gegeven:
a. gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot
verrekening, of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende
betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd
is om de opdracht volledig uit te voeren, indien de opdracht in een
systeem als bedoeld in artikel 212a, onder b, van de Faillissementswet,
wordt uitgevoerd op de dag waarop de rechtbank de beschikking heeft
gegeven en de centrale tegenpartij, de afwikkelende instantie of het
verrekeningsinstituut, bedoeld in artikel 212a van de
Faillissementswet, kan aantonen dat deze ten tijde van de uitvoering
van de opdracht niet op de hoogte was of op de hoogte behoorde te zijn
van de door de rechtbank gegeven beschikking;
b. gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst
als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of
enige uit een dergelijke overeenkomst voortvloeiende betaling,
levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om die
overeenkomst volledig uit te voeren, indien de zekerheidsnemer kan
aantonen dat deze ten tijde van het sluiten van die overeenkomst niet
op de hoogte was of op de hoogte behoorde te zijn van de door de
rechtbank gegeven
beschikking.
B
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het tweede lid komt te
luiden:
2.
Onverminderd het
bepaalde in artikel 76 geldt het bij het eerste lid bepaalde niet ten
aanzien van vorderingen welke voortvloeien uit handelingen, met de
kredietinstelling dan wel het bijkantoor na de verklaring verricht,
noch voor vorderingen als bedoeld in artikel 232 van de
Faillissementswet, noch voor vorderingen tot nakoming van
financiëlezekerheidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek.
2.
Het derde lid komt te
luiden:
3.
Overigens zijn de
artikelen 234 tot en met 241e van de Faillissementswet van
overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL VI
De Wet toezicht
verzekeringsbedrijf 1993 wordt als volgt
gewijzigd:
Artikel 163 wordt als volgt
gewijzigd:
1. In het derde lid wordt de punt
aan het slot van onderdeel b vervangen door:
puntkomma.
2. Aan het derde lid wordt
toegevoegd:
c. vorderingen voortvloeiend uit een
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek.
ARTIKEL VII
De Wet toezicht
natura-uitvaartverzekeringsbedrijf wordt als volgt
gewijzigd:
A
Aan artikel 66 worden
twee nieuwe leden toegevoegd, die komen te luiden:
13.
In afwijking van
het tiende lid werkt de beschikking niet terug ten aanzien van een door
een verzekeraar voor het tijdstip waarop de rechtbank de beschikking
heeft gegeven gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een
overdracht of vestiging van een pandrecht op grond daarvan, of enige
uit een dergelijke overeenkomst voortvloeiende betaling, levering,
verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om die
overeenkomst volledig uit te
voeren.
14.
Het tiende lid kan niet
aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een
verzekeraar, na het tijdstip waarop de rechtbank de in het eerste of
het tweede lid genoemde beschikking heeft gegeven, gesloten
financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of enige uit een dergelijke
overeenkomst voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere
rechtshandeling die benodigd is om die overeenkomst volledig uit te
voeren, indien de zekerheidsnemer kan aantonen dat deze niet op de
hoogte was of behoorde te zijn van de door de rechtbank gegeven
beschikking.
B
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het derde lid wordt de punt aan het slot
van onderdeel b vervangen door: puntkomma.
2.
Aan het derde lid wordt
toegevoegd:
c. vorderingen voortvloeiend uit
een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51
van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek.
ARTIKEL VIII
Deze wet treedt in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Kamerstuk
30 138
Gegeven te
’s-Gravenhage,
22
december 2005
Beatrix
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
De
Minister van
Financiën,
G. Zalm
Uitgegeven de twaalfde januari 2006
twaalfde
januari
2006
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner