Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
STB9402
Jaargang 2005
2005
224
Besluit van 12 april 2005, houdende vaststelling van regels met betrekking tot
de inkomsten van burgerlijke ambtenaren bij het Ministerie van Defensie
(Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie) en tot wijziging van
enkele besluiten in verband met technische
wijzigingen
Wij Beatrix, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.
enz. enz.
Op de voordracht van de
Staatssecretaris van Defensie van 19 januari 2005, nr.
P/2004013819;
Gelet
op artikel 12 van de Militaire
Ambtenarenwet 1931 en de
artikelen 125, 125c en 134, eerste lid,
van de Ambtenarenwet;
De Raad van State gehoord (advies van
17 maart 2005, nr. W07.05.0014/II);
Gezien het nader rapport van de
Staatssecretaris van Defensie van 5 april 2005, nr.
P/2005005542;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
HOOFDSTUK 1.
ALGEMENE
BEPALINGEN
Artikel 1.
Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt
verstaan onder:
a. ambtenaar: degene die bij het Ministerie van Defensie in burgerlijke openbare
dienst is
aangesteld;
b. Onze
Minister: Onze Minister van
Defensie;
c. hoofd
defensieonderdeel:
1°. de secretaris-generaal, voor zover het
betreft de Bestuursstaf;
2°. de
bevelhebber van het krijgsmachtdeel of de commandant van het wapen der
Koninklijke Marechaussee, voor zover het betreft het desbetreffende
krijgsmachtdeel of wapen;
3°. de
directeur Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de
Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel
ondergebracht in de Bestuursstaf;
4°. de commandant Commando DienstenCentra,
voor zover het betreft het Commando
DienstenCentra;
d. commandant: een bij ministeriële regeling aangewezen
autoriteit;
e. salaris: het bedrag, dat in de bijlage A wordt gevonden in de voor de
ambtenaar geldende salarisschaal en salarisnummer, in voorkomend geval
verhoogd met de aanvulling op het salaris, bedoeld in artikel 4 van het
Besluit personenchauffeurs
defensie;
f. salaris
per uur: 1/165 deel van het salaris bij een
voltijdaanstelling;
g. salarisschaal: een als zodanig in de bijlage A vermelde reeks van genummerde
salarissen;
h. salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een
getal, dat in een salarisschaal voor een salaris is
vermeld;
i. maximumsalaris: het hoogste bedrag van een
salarisschaal;
j. bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen waarop de ambtenaar ingevolge
hoofdstuk 3 van dit besluit aanspraak heeft, in voorkomend geval
vermeerderd
met:
1°. aanspraken op grond van artikel 62, indien
en voor zover de minister dit bepaalt,
2°. aanspraken op grond van artikel 51 voor
zover deze tot de bezoldiging worden gerekend, en
3°. de vaste toelage onregelmatige dienst en
de consignatietoelage, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het Besluit
personenchauffeurs defensie;
k. inkomsten: alle bedragen waarop de ambtenaar aanspraak maakt bij of krachtens
dit
besluit;
l. functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten
krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door de autoriteit, bedoeld in
artikel 8 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, is
opgedragen;
m. voltijdaanstelling: een
aanstelling met een arbeidsduur van achtendertig uur per
week;
n. deeltijdaanstelling: een
aanstelling met een arbeidsduur van minder dan achtendertig uur per
week;
o. arbeidsduur: de arbeidsduur,
bedoeld in artikel 30a, onderdeel d, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement
defensie;
p. rooster: het rooster, bedoeld in artikel 30a, onderdeel c, van het
Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie.
Artikel 2.
Toepasselijkheid van dit
besluit
1.
Dit besluit is niet van
toepassing op de
ambtenaar:
a. wiens bezoldiging is geregeld bij wet of bij een
algemene maatregel van bestuur tot regeling van de bezoldiging van
leden van raden, besturen en commissies;
b. die in burgerlijke openbare dienst is aangesteld
om als geestelijk verzorger bij de krijgsmacht werkzaam te
zijn;
c. die ingevolge artikel 125c,
eerste lid, van de Ambtenarenwet in verband met de werkzaamheden die
voortvloeien uit een functie in een publiekrechtelijk college, waarin
hij is benoemd of verkozen, tijdelijk is ontheven van de waarneming van
zijn ambt, met uitzondering van artikel 32;
d. die op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel
g, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie is aangesteld voor
het verrichten van enkele diensten, met uitzondering van artikel
34;
e. indien hem buitengewoon verlof
zonder behoud van bezoldiging is verleend.
2.
Op de ambtenaar die is aangesteld in de functie
van tandarts en die hoofdzakelijk is belast met de curatieve
tandheelkundige zorg, zijn uitsluitend van
toepassing:
a. de hoofdstukken 1, 4, 5, 7, 8 en 9;
b. uit hoofdstuk 2: het salaris burgertandarts,
bedoeld in artikel 13, 14 en 15;
c. uit
hoofdstuk 3: de toelage hoofd tandheelkundig centrum;
d. hoofdstuk 6, met uitzondering van artikel 49 en
50.
Artikel 3.
Buitengewone
omstandigheden
Onze Minister kan in geval van
buitengewone omstandigheden, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van
de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, tijdelijk afwijken
van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien en voor
zolang dit met het oog op de goede uitvoering van de operationele taken
van de krijgsmacht noodzakelijk wordt
geacht.
Artikel 4.
Toekenningsautoriteit
1.
Tenzij anders bepaald, berust de
bevoegdheid tot het toekennen van een aanspraak bij Onze
Minister.
2.
Indien de bevoegdheid
tot het toekennen van een aanspraak berust bij de commandant, worden
aanspraken die de commandant betreffen, toegekend door het hoofd
defensieonderdeel.
Artikel 5.
Beëindiging van
aanspraken
1.
De aanspraak op
bezoldiging vervalt met ingang van de dag na het ontslag of het
overlijden van de ambtenaar.
2.
Een
toegekende aanspraak wordt beëindigd, zodra de gronden, waarop
deze werd toegekend niet meer aanwezig
zijn.
Artikel 6.
Vaststelling en uitbetaling van
inkomsten
1.
Indien het salaris,
een maandelijkse toelage, toeslag of vergoeding dan wel een maandelijks
verschuldigd bedrag moet worden berekend over een gedeelte van een
kalendermaand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door een
maandbedrag te delen door dertig.
2.
Tenzij anders vermeld, worden de inkomsten
maandelijks uitbetaald.
Artikel 7.
Berekening pensioengevend
inkomen
Voor de berekening van het pensioengevend
inkomen worden aanspraken op grond van dit besluit vermenigvuldigd met
een factor 1/1,019 met inachtneming van een maximale vermindering van
het pensioengevend inkomen van € 65,92 per
maand.
HOOFDSTUK 2.
SALARIS
Artikel 8.
Salarisschaal
1.
Het hoofd defensieonderdeel bepaalt de
salarisschaal die voor de ambtenaar van toepassing is, welke, tenzij
zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet, wordt bepaald
met in achtneming van de zwaarte van zijn functie en van bijzondere
regelingen als bedoeld in artikel 18 van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie.
2.
De
zwaarte van de functie wordt gewaardeerd binnen de in bijlage A van dit
besluit aangegeven indelingsstructuur, met inachtneming van het door
Onze Minister vastgestelde normeringstelsel.
3.
Indien de ambtenaar bij wijze van waarneming
tijdelijk een andere functie vervult, blijft de voordien voor hem
geldende salarisschaal van toepassing.
4.
Anders dan bij wijze van disciplinaire straf als
bedoeld in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie kan zonder
voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen lagere salarisschaal van
toepassing worden.
5.
Het vierde lid
is niet van toepassing
indien:
a. bij de bepaling van de salarisschaal, bedoeld in
het eerste lid, tevens is bepaald dat de functie van de ambtenaar een
tijdelijk karakter heeft en de salarisschaal in verband daarmee slechts
tijdelijk zal gelden;
b. de ambtenaar
in verband met ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens
ziekte wordt herplaatst in een andere
functie.
6.
In afwijking
van het eerste lid geschiedt het aan de ambtenaar toekennen van
salarisschaal 15 of hoger bij Koninklijk
Besluit.
Artikel 9.
Functiewaardering
1.
Het hoofd defensieonderdeel stelt de
ambtenaar in kennis van de voorgenomen functiewaardering als bedoeld in
artikel 8, derde lid. De ambtenaar die bedenkingen heeft tegen de
functiewaardering kan die bedenkingen aan het hoofd defensieonderdeel
kenbaar maken. In een dergelijk geval wint het hoofd defensieonderdeel,
naar regels bij ministeriële regeling te stellen, het advies in
van een commissie van advies bezwaren
functiewaardering.
2.
Het in het
eerste lid bepaalde is niet van toepassing indien voor de ambtenaar een
bijzondere regeling geldt als bedoeld in artikel 18 van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie.
Artikel 10.
Salarisnummer bij
aanstelling
1.
De commandant kent
de in artikel 8 bedoelde ambtenaar bij aanstelling het salaris toe,
dat:
a. wanneer hij 22 jaar of ouder is, in de voor hem
van toepassing zijnde salarisschaal is vermeld achter het salarisnummer
0;
b. wanneer hij jonger dan 22 jaar
is, in de voor hem van toepassing zijnde salarisschaal is vermeld
achter het salarisnummer, bestaande uit de letter J en het getal, dat
overeenkomt met zijn leeftijd. Indien het salarisnummer niet voorkomt,
wordt de ambtenaar het laagste salaris in de schaal
toegekend.
2.
De
commandant kan, ingeval daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat,
afwijken van het eerste lid door het toekennen van een hoger
salaris.
Artikel 11.
Salarisverhoging
1.
Het salaris van de ambtenaar wordt
verhoogd tot het in de schaal naasthogere bedrag, indien hij naar het
oordeel van de commandant zijn functie naar behoren
vervult.
2.
Het salaris van de
ambtenaar kan worden verhoogd tot een in de schaal hoger vermeld
bedrag, indien hij naar het oordeel van de commandant zijn functie zeer
goed of uitstekend vervult.
3.
Indien
de ambtenaar zijn functie naar het oordeel van de commandant niet naar
behoren vervult, blijft salarisverhoging achterwege.
4.
De in het eerste en tweede lid bedoelde
salarisverhoging wordt
toegekend:
a. wanneer de ambtenaar 22 jaar of ouder is en het
maximumsalaris van de voor hem van toepassing zijnde salarisschaal nog
niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag
van de maand, waarin sinds zijn aanstelling een jaar is verstreken en
nadien telkens na één jaar;
b. wanneer de ambtenaar jonger dan 22 jaar is, met
ingang van de eerste dag van de maand, waarop zijn verjaardag
valt.
5.
Het tijdstip
waarop ingevolge het vierde lid, onderdeel a, een salarisverhoging
wordt toegekend kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel
van de commandant aanleiding bestaat.
6.
Indien de in het vierde lid, onderdeel a, bedoelde
ambtenaar reeds voor zijn 22e verjaardag was aangesteld, wordt,
onverlet het in het vijfde lid bepaalde, de salarisverhoging toegekend
met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn verjaardag
valt.
Artikel 12.
Deeltijdaanstelling
1.
Het salaris van de ambtenaar met een
deeltijdaanstelling wordt vastgesteld op een evenredig deel van het
salaris bij een voltijdaanstelling.
2.
Het salaris van de ambtenaar die is aangesteld op
grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel f, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie, wordt, met inachtneming van het bepaalde
in artikel 8, derde lid, vastgesteld op een bedrag per uur dat
daadwerkelijk dienst wordt verricht.
Artikel 13.
Jaaromzet en maandsalaris
tandarts
1.
In dit artikel en in
de artikelen 14, 15 en 19 wordt verstaan onder:
a. tandarts: de
ambtenaar bedoeld in artikel 2, vijfde
lid;
b. hoofd
tandheelkundige dienst: het hoofd tandheelkundige
dienst zeemacht, de tandheelkundige autoriteit landmacht en de staf
tandarts
luchtmacht;
c. werkdag
en werkuur: een dag respectievelijk een uur waarop de
tandarts dienst moet verrichten volgens het voor hem vastgestelde
rooster;
d. tandheelkundig
centrum: een onderdeel of afdeling, voornamelijk
belast met de curatieve tandheelkundige zorg voor
militairen.
2.
De
tandarts draagt zorg voor de registratie van iedere tandheelkundige
verrichting in het voorgeschreven geautomatiseerde tandheelkundig
informatiesysteem, na voltooiing van de desbetreffende verrichting.
Deze verrichtingen worden gewaardeerd op een aantal punten conform de
uniforme particuliere tarieven als vastgesteld door het College
tarieven gezondheidszorg. Het totaal van de aldus geregistreerde punten
exclusief tandtechniek gedurende een kalenderjaar vormt de
gerealiseerde omzet in dat jaar.
3.
De maximaal in een jaar te behalen omzet wordt als
volgt bepaald: bij een voltijdaanstelling van 254 roosterdagen per jaar
worden 190 werkdagen berekend. Per werkdag worden zeven werkuren aan
verrichtingen en één werkuur aan niet declareerbare
patiëntgebonden administratieve werkzaamheden besteed. Een
werkuur wordt gewaardeerd op gemiddeld 20 punten, waardoor een maximale
jaaromzet wordt vastgesteld op 26.600 punten.
4.
Door het hoofd tandheelkundige dienst wordt in
overleg met de tandarts een raming van de omzet over een kalenderjaar
vastgesteld, te bepalen in een aantal te behalen
punten.
5.
De tandarts met een
voltijdaanstelling dient zodanig te presteren dat de krachtens het
tweede lid bepaalde jaaromzet per kalenderjaar ten minste 11.818 punten
bedraagt. Bij een deeltijdaanstelling wordt deze jaaromzet
teruggerekend in verhouding naar het aantal uren van de
deeltijdaanstelling.
6.
Het hoofd
defensieonderdeel kent aan de tandarts het maandsalaris toe, dat bij
een voltijdaanstelling van 254 roosterdagen per jaar wordt bepaald aan
de hand van de geraamde jaaromzet, met toepassing van de in bijlage B
opgenomen tabel. Het maandsalaris wordt tot de definitieve afrekening
beschouwd als een voorschotbetaling.
7.
Bij een deeltijdaanstelling wordt de te behalen
omzet herleid tot de omzet behorende bij een voltijdaanstelling. Aan de
hand van deze gecorrigeerde omzet wordt het maandsalaris bepaald, met
toepassing van de in bijlage B opgenomen tabel. Dit maandsalaris wordt
teruggerekend in verhouding naar het aantal uren van de
deeltijdaanstelling.
8.
Mede op grond
van de realisatie van de omzet in enig kalenderjaar wordt uiterlijk in
de maand december van dat jaar door het hoofd tandheelkundige dienst in
overleg met de tandarts voor het aankomende kalenderjaar een nieuwe
raming van de omzet en het daarbij behorende maandsalaris
vastgesteld.
Artikel 14.
Definitieve afrekening
tandarts
1.
Na afloop van het
kalenderjaar wordt de totale realisatie van de omzet van de tandarts
door zorg van het hoofd tandheelkundige dienst getoetst aan de raming
van de omzet. Het vaststellen van het bijbehorende salaris geschiedt
aan de hand van de in bijlage C opgenomen tabel.
2.
Indien de maximale omzet werd geraamd en er meer
dan het maximum werd gerealiseerd vindt geen nabetaling van salaris
plaats.
3.
Indien een omzet werd
geraamd, die lager is dan de maximale omzet, en er vervolgens meer is
gerealiseerd dan geraamd, volgt suppletie van het te weinig betaalde
salaris tot ten hoogste het maximum salarisbedrag.
4.
Indien er minder omzet is gerealiseerd dan geraamd
wordt na toepassing van het zesde lid het te veel betaalde salaris
teruggevorderd. De terugvordering vindt plaats in het volgende
kalenderjaar in twaalf gelijke maandtermijnen.
5.
Het bedrag van de terugvordering dan wel van de
suppletie behoort tot de grondslag voor de berekening van de
vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.
6.
Het aantal werkdagen van het afgesloten
kalenderjaar wordt vastgesteld door het aantal van 254 roosterdagen te
verminderen met het daadwerkelijke aantal dagen van afwezigheid. Indien
het aantal werkdagen op jaarbasis minder bedraagt dan 190 dan wel het
deeltijdaantal daarvan, kan de gerealiseerde jaaromzet lager uitvallen
dan geraamd. Indien het verminderde aantal werkdagen aantoonbaar is en
bovendien buiten de schuld van de tandarts is ontstaan, stelt het hoofd
tandheelkundige dienst de gerealiseerde jaaromzet opwaarts
bij.
7.
Door het hoofd
tandheelkundige dienst wordt onder meer in de volgende gevallen het
verminderd aantal werkdagen opwaarts
bijgesteld:
a. langdurige ziekte;
b. buitengewoon verlofdagen;
c. het werken zonder assistentie ondanks inspanning
om in vervanging te voorzien, waardoor de tandarts een geringere
dagomzet realiseert;
d. meer dan
gemiddeld aantal niet verschenen patiënten, mits de tandarts
aantoonbare actie heeft ondernomen ter voorkoming van het niet op de
afspraak verschijnen van patiënten;
e. meer dan gemiddeld aantal onderhoud- en
reparatiewerkzaamheden aan de tandheelkundige
installatie;
f. tijdelijke afname van
het patiëntenbestand, bijvoorbeeld ten gevolge van
uitzending;
g. deelname aan overleg- of
projectgroepen.
8.
In
afwijking van de vorige leden geldt voor de tandarts, die de leeftijd
van 60 jaar heeft bereikt, dat terugbetaling in geval van het niet
realiseren van de geraamde omzet achterwege blijft indien de
gerealiseerde omzet minder dan 5% lager is dan de geraamde omzet.
Indien het verschil tussen de geraamde en de gerealiseerde omzet meer
bedraagt dan 5%, vindt terugbetaling uitsluitend over het meerdere
plaats.
Artikel 15.
Overige bepalingen
tandarts
1.
Bij aanstelling van
een tandarts vindt op grond van zijn werkervaring door het hoofd
tandheelkundige dienst inschaling plaats door het vaststellen van een
geraamde omzet en het bijbehorende maandsalaris. In het eerste jaar van
de aanstelling wordt telkens na een periode van drie maanden de
realisatie aan de geraamde omzet getoetst. Op grond van deze toetsing
wordt indien nodig opnieuw de raming van de omzet en het bijbehorende
maandsalaris vastgesteld.
2.
De
artikelen 30da tot en met 30dd van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie met betrekking tot de flexibilisering van de arbeidsduur zijn
van toepassing op de tandarts. Voor de tandarts die niet de maximaal te
realiseren omzet behaalt, wordt de met de verkorting of verlenging
behaalde omzet herleid tot de normaal te behalen omzet. Op het
bijbehorende maandsalaris wordt dan de korting of de toeslag
toegepast.
HOOFDSTUK 3.
OVERIGE
BEZOLDIGING
Artikel 16.
Toelage minimumloon
1.
Het hoofd defensieonderdeel kent een
toelage minimumloon toe aan de ambtenaar, wiens salaris minder is dan
het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en
14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, geldt voor
werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar. Het bedrag van de
toelage per maand is gelijk aan het verschil tussen het bedoelde
minimumloon en het salaris van de ambtenaar.
2.
Voor de ambtenaar met een deeltijdaanstelling is
het bedrag van de toelage gelijk aan het verschil tussen het naar
evenredigheid van de deeltijd berekende minimumloon en het salaris van
de ambtenaar.
Artikel 17.
Waarnemingstoelage
1.
In dit artikel wordt verstaan
onder:
a. waarneming: het krachtens een daartoe strekkende opdracht van de commandant,
tijdelijk verrichten van een samenstel van werkzaamheden dat een andere
functie vormt dan die van de ambtenaar
zelf;
b. volledige
waarneming: een zodanige waarneming dat in de plaats
van de eigen functie het volledige samenstel van werkzaamheden van de
waargenomen functie, met de daarmee gepaard gaande
verantwoordelijkheden, wordt uitgeoefend.
2.
De commandant kent, voor de duur van de
waarneming, een waarnemingstoelage toe aan de ambtenaar, die bij wijze
van volledige waarneming tijdelijk een functie vervult, die bij
toepassing van artikel 8, tweede en derde lid, zou leiden tot een
hogere salarisschaal.
3.
De
commandant kan, voor de duur van de waarneming, een waarnemingstoelage
toekennen aan de ambtenaar, die bij wijze van onvolledige waarneming
tijdelijk een functie vervult, die bij toepassing van artikel 8, tweede
en derde lid, zou leiden tot een hogere salarisschaal.
4.
De toelage wordt, tenzij bijzondere omstandigheden
aanwezig zijn, slechts toegekend wanneer de waarneming ten minste een
tijdvak van dertig dagen beslaat.
5.
De ambtenaar voor wie het een onderdeel is van de
eigen functie om als plaatsvervanger op te treden van degene wiens
functie moet worden waargenomen, komt bij onvolledige waarneming van
die functie niet in aanmerking voor een
waarnemingstoelage.
6.
Bij volledige
waarneming van de functie is het bedrag van de toelage per maand gelijk
aan het verschil tussen het salaris waarop de ambtenaar aanspraak maakt
en het salaris waarop hij aanspraak zou maken, indien de hogere
salarisschaal met ingang van de dag waarop de waarneming is begonnen
voor hem zou hebben gegolden, terwijl het voor hem geldende tijdstip
waarop regulier een in de schaal naasthoger bedrag wordt toegekend,
niet wordt gewijzigd.
7.
Bij
onvolledige waarneming wordt de toelage door de commandant vastgesteld
op 50% van de toelage bij volledige waarneming in het desbetreffende
geval.
Artikel 18.
Wervingstoelage
1.
Het hoofd defensieonderdeel kan aan de
ambtenaar om redenen van werving een maandelijkse wervingstoelage
toekennen voor de duur van één jaar.
2.
Indien naar het oordeel van het hoofd
defensieonderdeel sprake is van bijzondere omstandigheden kan de
toelage voor een bepaalde duur langer dan één jaar worden
toegekend.
Artikel 19.
Toelage hoofd tandheelkundig
centrum
Het hoofd defensieonderdeel kent een toelage
hoofd tandheelkundig centrum toe aan de tandarts die de functie van
hoofd van één of meer tandheelkundige centra vervult en
hierdoor extra werkzaamheden verricht. De toelage bedraagt voor iedere
maand dat hij deze functie vervult 37,5% van het maximale jaarsalaris,
bedoeld in bijlage C, gedeeld door het aantal roosterdagen van 254,
bedoeld in artikel 13, derde lid. Voor de tandarts met een
deeltijdaanstelling wordt de toelage op een evenredig deel
vastgesteld.
Artikel 20.
Toelage onregelmatige
dienst
1.
De commandant kent een
toelage onregelmatige dienst toe aan de ambtenaar, die anders dan bij
wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op
andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 08.00
uur en 18.00 uur.
2.
De toelage
onregelmatige dienst bedraagt per gewerkt uur een percentage van het
voor de ambtenaar geldende salaris per uur en
wel:
a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag
tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00
uur;
b. 40% voor de uren op maandag tot
en met vrijdag tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 uur en
24.00 uur;
c. 45% voor de uren op
zaterdag;
d. 70% voor de uren op
zondag;
e. 100% voor de uren op de
feestdagen genoemd in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie, met dien verstande dat genoemde
percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat
is afgeleid van het maximumsalaris van salarisschaal
7.
3.
Voor de in het
tweede lid, onder a, genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage
slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór
07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00
uur.
4.
In afwijking van het bepaalde
in het eerste en het tweede lid ontvangt de ambtenaar met ingang van de
maand waarin hij de leeftijd van 55 jaar bereikt een vaste toelage
onregelmatige dienst, mits hij op dat moment gedurende ten minste 5
jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden aanspraak had
op een toelage onregelmatige dienst.
5.
De vaste toelage onregelmatige dienst, bedoeld in
het vierde lid, wordt vastgesteld op het bedrag dat de ambtenaar over
de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin hij de
leeftijd van 55 jaar bereikt gemiddeld per maand aanspraak op een
toelage onregelmatige dienst had en wordt aangepast aan een algemene
salarismaatregel.
Artikel 21.
Aflopende toelage
onregelmatige dienst
1.
De
commandant kent gedurende een uitkeringsperiode een aflopende toelage
onregelmatige dienst toe aan de ambtenaar wiens bezoldiging een
blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen
beëindigen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst,
indien de verlaging tenminste 3% bedraagt van het
salaris.
2.
De aflopende toelage
onregelmatige dienst wordt uitsluitend toegekend, indien de ambtenaar
de toelage onregelmatige dienst direct voorafgaande aan het tijdstip
van de blijvende verlaging van de bezoldiging gedurende tenminste twee
jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft
genoten.
3.
De berekeningsbasis voor
de aflopende toelage onregelmatige dienst is het bedrag waarop de
ambtenaar over de twaalf kalendermaanden, voorafgaande aan de datum
waarop de blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld
per maand aan toelage onregelmatige dienst aanspraak had, verminderd
met het bedrag dat hij daarna in totaal per maand aanspraak heeft aan
toelage onregelmatige dienst en aan verhogingen van het salaris, anders
dan die wegens een algemene salarismaatregel.
4.
De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage
onregelmatige dienst is gelijk aan het naar boven op een maand
afgeronde één vierde gedeelte van de tijd gedurende welke
de ambtenaar direct voorafgaande aan het tijdstip van de blijvende
verlaging van de bezoldiging zonder wezenlijke onderbreking de toelage
onregelmatige dienst heeft genoten. De uitkeringsperiode is maximaal
drie jaar.
5.
De hoogte van de
aflopende toelage onregelmatige dienst wordt bepaald door de
uitkeringsperiode in drie gelijke delen te splitsen, waarbij te
beginnen met het eerste deel, afronding naar boven plaatsvindt op een
hele maand, met dien verstande dat hierdoor de maximale
uitkeringsperiode niet wordt overschreden. Gedurende deze drie
deelperioden bedraagt de toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van
de voor de desbetreffende maand van toepassing zijnde
berekeningsbasis.
6.
Indien de
blijvende verlaging van de bezoldiging intreedt op de eerste dag van
een maand, vangt de toelage op die datum aan. Treedt deze verlaging in
op een andere dag van de maand, dan gaat de toelage in op de eerste dag
van de erop volgende maand. In het laatste geval wordt aan de ambtenaar
over de maand waarin de blijvende verlaging van de bezoldiging
intreedt, een aanvulling toegekend op het over die maand toegekende
bedrag aan toelage onregelmatige dienst, tot het gemiddelde maandbedrag
waarop hij hieraan over de twaalf maanden, voorafgaande aan de
blijvende verlaging van de bezoldiging, aanspraak had.
7.
Op aanvraag van de ambtenaar kan de aflopende
toelage worden uitbetaald als eenmalige uitkering.
8.
De hoogte van de eenmalige uitkering is gelijk aan
het totale bedrag van de aflopende toelage onregelmatige dienst die de
ambtenaar gedurende de uitkeringsperiode, bedoeld in het vierde lid,
zou hebben ontvangen. Voor het vaststellen van de berekeningsbasis
wordt geen rekening gehouden met verhogingen van het
salaris.
Artikel 22.
Verschuivingstoelage
1.
De commandant kent een
verschuivingstoelage toe aan de ambtenaar die krachtens een rooster,
anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid
verricht op andere tijden dan op de dagen van maandag tot en met
vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur, indien hij in opdracht van de
commandant arbeid verricht op uren die afwijken van dat rooster, voor
zover met die uren het totaal van het per weekperiode vastgestelde
aantal arbeidsuren niet wordt overschreden.
2.
Op de verschuivingstoelage bestaat geen aanspraak
indien tussen het geven van de opdracht en het verrichten van de arbeid
meer dan 72 uren zijn verstreken.
3.
De verschuivingstoelage bedraagt voor elk vol uur
waarop in afwijking van het rooster arbeid is verricht 40% van het voor
de ambtenaar geldende salaris per uur, met dien verstande dat dit
percentage wordt berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is
afgeleid van het maximumsalaris van salarisschaal
7.
Artikel 23.
Consignatietoelage
1.
De commandant kent een
consignatietoelage toe aan de ambtenaar die buiten de werktijden die
voor hem gelden krachtens een rooster, ingevolge een schriftelijke
opdracht van de commandant zich regelmatig of vrij regelmatig
bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te
gaan verrichten.
2.
De
consignatietoelage bedraagt per uur bereikbaarheid en beschikbaarheid
een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en
wel:
a. 5% voor de uren op maandag tot en met
vrijdag;
b. 10% voor de uren op
zaterdag en zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 30b, eerste
lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie.
3.
Het bedrag
van de toelage wordt verdubbeld over de uren waarop aan de opgedragen
bereikbaarheid en beschikbaarheid een extra plaatsgebondenheid op of
rond de plaats van tewerkstelling is
verbonden.
Artikel 24.
Toelage en vergoeding
brandweerdiensten defensie
1.
In
afwijking van artikel 20 tot en met 23 en artikel 49 kent de commandant
een toelage brandweerdiensten defensie toe, wegens extra beslaglegging
binnen het voor betrokkene geldende rooster, aan de ambtenaar die
werkzaam is bij een door Onze Minister aangewezen brandweerdienst van
het Ministerie van Defensie anders dan in het kader van
bedrijfszelfbeschermingsactiviteiten, indien hij gekazerneerd is ten
behoeve van repressieve brandweertaken en uitrukdiensten en hij
24-uursdiensten verricht.
2.
De
brandweertoelage defensie bedraagt per maand 17,05% van het voor de
ambtenaar geldende salaris, met dien verstande dat genoemd percentage
wordt berekend over ten hoogste het maximumsalaris van salarisschaal
7.
3.
Indien het aantal
24-uursdiensten volgens het rooster bij een brandweerdienst kleiner is
dan 122 per jaar, wordt de toelage berekend door dat aantal
24-uursdiensten te delen door 122 en de uitkomst te vermenigvuldigen
met de uitkomst van de in het tweede lid aangegeven
berekening.
4.
Ten aanzien van de in
het eerste lid bedoelde ambtenaar wordt wegens dienstverrichting in het
kader van een 24-uursdienst buiten het rooster een toeslag extra
beslaglegging toegekend.
5.
De
toeslag extra beslaglegging in het kader van een 24-uursdienst buiten
het rooster bedraagt voor een 24-uursdienst: het salaris per uur,
vermenigvuldigd voor de diensten op maandag tot en met vrijdag met een
factor 14, voor de diensten op zaterdag met een factor 16 en voor de
diensten op zondag en op feestdagen als bedoeld in artikel 31g, tweede
lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie met een factor
18.
6.
In de toeslag extra
beslaglegging in het kader van een 24-uursdienst buiten het rooster is
een vergoeding voor vier uren arbeid, verricht tijdens de periode dat
de betrokken ambtenaar zich bereikbaar en beschikbaar moet houden
teneinde bij oproep arbeid te verrichten, begrepen. Indien het aantal
uren actief verrichte arbeid tijdens die periode groter is dan vier,
wordt het meerdere vergoed op basis van het voor de ambtenaar geldende
salaris per uur.
7.
De toeslag extra
beslaglegging in het kader van een 24-uursdienst buiten het rooster
voor een gedeeltelijke 24-uursdienst wordt naar rato van het in het
vijfde lid bepaalde berekend, waarbij als een halve 24-uursdienst
worden
aangemerkt:
a. acht uren waarop arbeid wordt
verricht;
b. zestien uren waarop de
ambtenaar zich bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij
oproep arbeid te verrichten.
8.
Aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaar van
wie de som van het salaris en de toelage brandweerdiensten defensie een
blijvende verlaging ondergaat als gevolg van het buiten zijn toedoen
beëindigen van die toelage, wordt een aflopende toelage
toegekend, mits direct voorafgaande aan het tijdstip van de
beëindiging gedurende ten minste twee jaren zonder onderbreking
van langer dan twee maanden aanspraak bestond op de toelage
brandweerdiensten.
9.
De aflopende
toelage bedraagt gedurende de eerste drie maanden 100% van het in het
tweede lid bedoelde bedrag, en vervolgens één maand 75%,
één maand 50% en één maand 25% van dat
bedrag.
10.
In afwijking van het
bepaalde in het achtste en negende lid wordt aan de in het eerste lid
bedoelde ambtenaar van 50 jaar of ouder, van wie de som van het salaris
en de toelage brandweerdiensten defensie een verlaging ondergaat, als
gevolg van het buiten diens toedoen beëindigen van die toelage,
een vaste toelage toegekend ter hoogte van het oorspronkelijke bedrag,
mits hij de toelage brandweerdiensten direct voorafgaande aan het
tijdstip van vorenbedoelde beëindiging gedurende ten minste tien
jaren zonder onderbreking van langer dan twee maanden heeft
genoten.
11.
De aflopende toelage
wordt, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 50 jaar bereikt en hij,
onmiddellijk voor de aanvang van de aflopende toelage, gedurende ten
minste tien jaren zonder onderbreking van langer dan twee maanden een
toelage brandweertoelage heeft genoten, omgezet in een vaste toelage
ter hoogte van het bedrag van de aflopende toelage op dat
moment.
12.
Voor de toepassing van
het tiende en elfde lid wordt een toelage op grond van de Regeling
vergoeding Korps Marinebrandweer van 29 november 1985 of van de
Regeling vergoeding Korps Marinebrandweer van 12 december 1983
beschouwd als een toelage als bedoeld in het eerste
lid.
HOOFDSTUK 4.
BEZOLDIGING
TIJDENS ZIEKTE
Artikel 25.
Definities
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. WAO: Wet op
de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. ZW: Ziektewet;
c. WW: Werkloosheidswet;
d. Werknemersverzekering: WAO, ZW, dan wel
WW;
e. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de
WAO;
f. bedrijfsgeneeskundige
dienst: een door of vanwege Onze Minister aangewezen
uitvoeringsorgaan
bedrijfsgezondheidszorg;
g. Stichting
Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP,
bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering
ABP;
h. pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds
ABP;
i. herplaatsingstoelage: een herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het
pensioenreglement;
j. passende
arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 30 van de
Ziektewet;
k. gangbare
arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid,
van de WAO.
Artikel 26.
Bezoldiging tijdens
ziekte
1.
De ambtenaar die
ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte heeft
vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn
van 18 maanden aanspraak op zijn volledige bezoldiging. Vervolgens
heeft hij tot het einde van zijn betrekking aanspraak op 80% van zijn
bezoldiging.
2.
Indien de ambtenaar,
bedoeld in het eerste lid, zijn arbeid gedurende een bepaalde tijd voor
ten minste 45% verricht, dan wel zwangerschaps- of bevallingsverlof
geniet op basis van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, wordt de
termijn van 18 maanden met die bepaalde tijd, dan wel met dat verlof
verlengd.
3.
Voor het vaststellen van
het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde termijn van 18
maanden verstreken is, worden perioden van ongeschiktheid tot het
verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar
met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Bij
vaststelling van de periode van vier weken blijven periode waarin
zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel
3:1 van de Wet arbeid en zorg, buiten beschouwing.
4.
De ambtenaar heeft ook na afloop van de in het
eerste lid genoemde termijn van 18 maanden aanspraak op zijn volledige
bezoldiging:
a. voor zo lang hij zijn arbeid voor ten minste 45%
verricht;
b. indien de ziekte, uit
hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in
overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen
arbeid of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten
worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te
wijten;
c. gedurende de periode dat
zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten op basis van artikel
3:1 van de Wet arbeid en zorg.
5.
Indien de ambtenaar tijdens de ongeschiktheid tot
het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, in het belang van zijn
genezing door de bedrijfsgeneeskundige dienst wenselijk geachte andere
arbeid verricht, zijn het tweede en vierde lid van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 27.
Samenloop van bezoldiging en
uitkering op grond van een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg
of bovenwettelijke regeling
1.
Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel
26, ter zake van de betrekking waaruit de aanspraak op bezoldiging
voortvloeit, recht heeft op een of meerdere uitkeringen op grond van
een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke
WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering of uitkeringen in
mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge artikel 26 recht
heeft.
2.
Indien de in het eerste lid
bedoelde ambtenaar uit hoofde van twee of meer betrekkingen recht heeft
op één uitkering op grond van een werknemersverzekering,
de Wet arbeid en zorg of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt die
uitkering voor de toepassing van het eerste lid toegerekend aan de
betrekking ter zake waarvan hij aanspraak heeft op bezoldiging naar
rato van de bezoldiging uit hoofde van de desbetreffende
betrekkingen.
3.
Indien als gevolg
van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de
uitkering ingevolge een werknemersverzekering, de Wet arbeid en zorg,
dan wel de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan
wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend,
wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds
aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten. Indien het
een uitkering betreft op grond van de WAO die in het geheel niet wordt
toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden
met de uitkering op grond van de WAO zoals die zou zijn toegekend bij
een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
4.
In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan Onze
Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag
van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan
aan de ambtenaar zal worden uitbetaald. Ingeval Onze Minister van deze
bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de niet uitbetaalde
bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de in artikel
57, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
bedoelde commissie van artsen te zijnen gunste heeft
geoordeeld.
Artikel 28.
Geen aanspraak op bezoldiging
ingeval van herplaatsing
1.
De in
artikel 26 bedoelde aanspraak op volledige of gedeeltelijke bezoldiging
eindigt indien de ambtenaar op grond van artikel 58a van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie wordt herplaatst.
2.
Indien de herplaatsing, bedoeld in het eerste lid,
plaatsvindt voordat de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 121,
derde lid, onderdeel a, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
is verstreken en de bezoldiging van de ambtenaar als gevolg van de
herplaatsing vermindering ondergaat, heeft hij tot het eind van de
genoemde termijn recht op een aanvullende uitkering.
3.
De aanvullende uitkering, bedoeld in het tweede
lid, bedraagt het verschil tussen het bedrag waarop de ambtenaar op
grond van artikel 26 recht zou hebben gehad indien hij niet zou zijn
herplaatst en zijn bezoldiging na herplaatsing, in voorkomend geval
vermeerderd met een uit de oorspronkelijke betrekking voortvloeiend
recht op uitkering op grond van de WAO en
herplaatsingstoelage.
Artikel 29.
Sancties
1.
Geen aanspraak op bezoldiging als
bedoeld in artikel 26
bestaat:
a. indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig
overdreven wordt voorgesteld, dat ongeschiktheid tot het verrichten van
zijn arbeid wegens ziekte niet kan worden aangenomen;
b. indien de ambtenaar de ongeschiktheid tot het
verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt,
tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt
kan worden gemaakt;
c. indien de
ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zich
voordoet binnen een half jaar na het geneeskundig onderzoek, bedoeld in
artikel 10 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, en tevens
blijkt, dat de ambtenaar onjuiste informatie omtrent zijn
gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen ten
gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid tot het verrichten van
zijn arbeid ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de ambtenaar
aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft
gehandeld.
2.
De
ambtenaar heeft geen aanspraak op bezoldiging, als bedoeld in artikel
26, indien en gedurende de tijd dat
hij:
a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek
vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst of, na voor zulk een onderzoek
te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;
b. zonder voldoende gronden nalaat zich onder
geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel
zich niet houdt aan de voorschriften die hem door de behandelende arts
gegeven zijn, met dien verstande dat voorschriften tot het verlenen van
medewerking aan een ingreep van heelkundige aard hierbij zijn
uitgezonderd;
c. zich zodanig gedraagt,
dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
d. tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van
zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht,
tenzij dit door de bedrijfsgeneeskundige dienst in het belang van zijn
genezing wenselijk wordt geacht;
e. in
gebreke blijft op het door de bedrijfsgeneeskundige dienst bepaalde
tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate zijn arbeid te
hervatten, tenzij hij daarvoor een door deze dienst als geldig erkende
reden heeft opgegeven;
f. zonder
deugdelijke grond weigert hem aangeboden passende arbeid, dan wel
gangbare arbeid, waartoe de bedrijfsgeneeskundige dienst hem in staat
acht, te aanvaarden.
3.
Het hoofd defensieonderdeel kan bepalen, dat de
aanspraak op bezoldiging, bedoeld in artikel 26, vervalt, indien de
ambtenaar de voorschriften overtreedt die ter zake van afwezigheid
wegens ziekte zijn vastgesteld.
4.
De
ambtenaar kan aan een onderzoek vanwege de bedrijfsgeneeskundige dienst
worden onderworpen ter beantwoording van de vraag of zich een
omstandigheid voordoet als bedoeld in het eerste of tweede lid,
onderdeel b of c, van dit artikel. De ambtenaar is gehouden aan een
zodanig onderzoek zijn medewerking te verlenen.
5.
Het in het eerste lid bedoelde verplichtingen- en
sanctieregime is van overeenkomstige toepassing indien de ambtenaar bij
doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid de
in dat lid bedoelde aanspraak niet had kunnen hebben.
6.
In de gevallen, bedoeld in het eerste, tweede of
derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden
bepalen, dat het bedrag van de niet uitbetaalde bezoldiging geheel of
ten dele aan anderen dan aan de ambtenaar zal worden uitbetaald.
Ingeval Onze Minister van deze bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt,
wordt de niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar
uitbetaald, indien de in artikel 57, tweede lid, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie bedoelde commissie van artsen te zijnen
gunste heeft geoordeeld.
7.
Indien de
ambtenaar recht heeft op een uitkering op grond van een
werknemersverzekering of de Wet arbeid en zorg, is in plaats van het
eerste tot en met vierde lid het verplichtingen- en sanctieregime van
de desbetreffende wet op hem van toepassing.
8.
Indien ten aanzien van de uitkering die de
ambtenaar geniet op grond van een werknemersverzekering of de Wet
arbeid en zorg een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt
toegepast, wordt door het hoofd defensieonderdeel zoveel mogelijk
dezelfde verplichting opgelegd, dan wel een overeenkomende sanctie
toegepast, op het bedrag waarop de ambtenaar recht heeft ingevolge
artikel 26, eerste lid, na toepassing van artikel 27, eerste
lid.
Artikel 30.
Begrip bezoldiging
1.
Ingeval de ambtenaar aanspraak heeft op
een toelage onregelmatige dienst, als bedoeld in artikel 20, wordt voor
de toepassing van dit hoofdstuk deze toelage vastgesteld op het bedrag
dat hem ingevolge het voor hem geldende rooster zou zijn toegekend,
indien hij niet aan zijn arbeid zou zijn onttrokken. Is de vaststelling
van het bedrag op deze wijze niet mogelijk, dan wordt dit, met
inachtneming van de percentages zoals genoemd in artikel 20, berekend
over het voor de ambtenaar geldende salaris, zulks naar aantallen uren
als bedoeld in dat artikel waarop door hem gedurende de drie
kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip met ingang waarvan hij
aan zijn arbeid werd onttrokken, ingevolge het voor hem geldende
rooster gemiddeld per maand is gewerkt.
2.
In geval de ambtenaar aanspraak heeft op een
consignatietoelage, als bedoeld in artikel 23, wordt deze toelage
vastgesteld op het bedrag dat hem ingevolge het voor hem geldende
consignatierooster zou zijn toegekend, indien hij niet aan zijn arbeid
zou zijn onttrokken. Is de vaststelling van het bedrag op deze wijze
niet mogelijk, wordt dit bedrag berekend naar de berekeningsgrondslag
en de percentages zoals genoemd in artikel 23, zulks naar de aantallen
uren als bedoeld in dat artikel waarop door hem gedurende de drie
kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip met ingang waarvan hij
aan zijn arbeid werd onttrokken, gemiddeld per maand
consignatiediensten zijn verricht.
3.
Indien ook voor het overige de bezoldiging niet in
een vast bedrag per maand kan worden uitgedrukt, wordt gerekend met het
bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in de drie kalendermaanden
voorafgaande aan het tijdstip waarop de verhindering tot
dienstverrichting is ontstaan. Voor zover de ambtenaar op evenbedoeld
tijdstip nog geen drie kalendermaanden in dienst is geweest, wordt
gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld aan bezoldiging per maand is
toegekend over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van de
verhindering in dienst is geweest.
Artikel 31.
Afwijkende aanspraken voor
tijdelijke ambtenaren
Dit hoofdstuk is niet van
toepassing op de ambtenaar die geen deelnemer is in de zin van het
pensioenreglement. In geval van ziekte ontvangt hij tijdens de duur van
zijn dienstverband op een hem op grond van de Ziektewet of WAO
toegekende uitkering een aanvulling tot zijn bezoldiging. Indien de
ambtenaar wegens ziekte ongeschikt is voor de uitoefening van zijn
dienstbetrekking, ontvangt hij gedurende de eerste 18 maanden van die
ongeschiktheid 100% en daarna tot aan het einde van zijn betrekking 80%
van zijn bezoldiging, nadat daarop de uitkering ingevolge de ZW of de
WAO in mindering is gebracht. Op die vermindering zijn de artikelen 27
en 29 van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 5.
BEZOLDIGING
TIJDENS BIJZONDERE SITUATIES
Artikel 32.
Non-activiteitswedde
1.
Het hoofd defensieonderdeel kent een
non-activiteitswedde toe aan de ambtenaar die, ingevolge artikel 125c,
eerste lid, van de Ambtenarenwet, tijdelijk is ontheven van
de waarneming van zijn ambt in verband met de werkzaamheden die
voortvloeien uit een functie in een publiekrechtelijk college, waarin
hij is benoemd of verkozen. De non-activiteitswedde is het bedrag
waarmee de laatstelijk door hem in zijn ambt genoten bezoldiging het
bedrag van de inkomsten die de ambtenaar in verband met zijn
werkzaamheden in dat publiekrechtelijk college geniet,
overschrijdt.
2.
Voor de toepassing
van het eerste lid geldt voorts
dat:
a. toekenning van de non-activiteitswedde plaatsvindt
op de voet van het bepaalde in de artikelen 4, tweede tot en met vijfde
lid, en 5 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees
Parlement;
b. onder inkomsten die in
verband met zijn werkzaamheden in dat publiekrechtelijk college worden
genoten wordt verstaan: alle inkomsten die aan die werkzaamheden zijn
verbonden.
3.
Voor de
toepassing van dit artikel wordt de functie van substituut-ombudsman
met de in het eerste lid bedoelde functie
gelijkgesteld.
4.
Dit artikel is niet
van toepassing op degene die een non-activiteitswedde geniet
uit hoofde van artikel 4, eerste lid, van de Wet Incompatibiliteiten
Staten-Generaal en Europees
Parlement.
Artikel 33.
Vergaderingen van en
werkzaamheden voor publiekrechtelijke colleges
1.
Het hoofd defensieonderdeel past een
vermindering toe op de bezoldiging van de ambtenaar die een vaste
vergoeding ontvangt uit de functie waarvoor hem ingevolge artikel 125c,
tweede lid, van de Ambtenarenwet verlof is verleend. De bezoldiging
wordt verminderd in evenredigheid met het aantal uren dat de ambtenaar
verlof is verleend. De vermindering bedraagt maximaal de vaste
vergoeding die de ambtenaar in de bedoelde functie zou ontvangen voor
de uren die overeenkomen met een hierna vastgestelde
taakduur.
2.
De in het eerste lid
bedoelde taakduur wordt voor een lid van de Provinciale Staten
vastgesteld op een taakduur van 11 uur per week.
3.
De in het eerste lid bedoelde taakduur wordt voor
een lid van de raad van een gemeente vastgesteld
op:
a. 7 uur per week voor een gemeente met ten hoogste
30.000 inwoners;
b. 12 uur per week
voor gemeente met ten hoogste 100.000 inwoners;
c. 24 uur per week voor een gemeente met meer dan
100.000 inwoners.
4.
De
in het eerste lid bedoelde taakduur wordt voor een wethouder
vastgesteld op een taakduur
van:
a. 16 uur per week voor een gemeente tot 2.000
inwoners;
b. 20 uur per week voor een
gemeente tot 4.000 inwoners;
c. 24 uur
per week voor een gemeente tot 8.000 inwoners;
d. 28 uur per week voor een gemeente tot 14.000
inwoners;
e. 32 uur per week voor een
gemeente tot 18.000
inwoners.
Artikel 34.
Bezoldiging bij verrichten van
enkele diensten
De bezoldiging van de ambtenaar die
is aangesteld op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel g, van het
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt bepaald op een bedrag
voor elk geval of voor elke te verrichten dienst afzonderlijk vast te
stellen.
Artikel 35.
Bezoldiging bij opzettelijke
nalatigheid
De ambtenaar ontvangt geen bezoldiging
over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen
opzettelijk nalaat zijn dienst te
verrichten.
Artikel 36.
Bezoldiging bij
schorsing
1.
Bij de ambtenaar die
ingevolge artikel 109, eerste lid, dan wel ingevolge artikel 109,
tweede lid, onderdeel a of b, van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie is geschorst, wordt voor de duur van die schorsing eenderde
gedeelte ingehouden van de bezoldiging, tenzij het hoofd
defensieonderdeel bepaalt dat geen inhouding zal
plaatsvinden.
2.
In geval een
schorsing als bedoeld in het eerste lid, langer duurt dan zes weken,
kan de commandant bepalen dat gedurende die verdere duur van die
schorsing een verdere inhouding plaatsvindt tot het volle bedrag der
bezoldiging. Bij de afweging omtrent de hoogte van de inhouding wordt
de financiële positie van de ambtenaar in de beschouwing
betrokken.
3.
Bij de ambtenaar die
ingevolge artikel 109, tweede lid, onderdeel c, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie is geschorst, vindt geen inhouding van
bezoldiging plaats.
4.
De ingehouden
bezoldiging kan alsnog geheel of gedeeltelijk aan de ambtenaar worden
uitbetaald, indien een schorsing als bedoeld in artikel 109, tweede
lid, onderdeel a of b, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
niet wordt gevolgd door een veroordeling tot een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf, een vrijheidsbenemende maatregel, ontslag op grond van
artikel 121, eerste lid, onderdeel e, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie of een onvoorwaardelijk ontslag bij wijze
van straf. Op de aldus uit te keren bezoldiging worden in mindering
gebracht de inkomsten, welke de ambtenaar sedert de schorsing heeft
genoten uit arbeid, die hij als gevolg van de schorsing heeft kunnen
verrichten, tenzij zulks, naar het oordeel van het bevoegde gezag,
onredelijk of onbillijk is.
5.
In
geval van schorsing tijdens ziekte van de ambtenaar is voor de
berekening van de bezoldiging artikel 30 van
toepassing.
Artikel 37.
Bezoldiging bij
nevenwerkzaamheden tijdens diensttijd
1.
In dit artikel wordt verstaan onder
nevenwerkzaamheden:
activiteiten, geen deel uitmakend van die
welke in het kader van de functievervulling aan de werknemer zijn
opgedragen, die de werknemer al of niet tegen vergoeding verricht,
waaronder nevenbetrekkingen, het drijven van nering of handel, het
middellijk of onmiddellijk deelnemen aan aannemingen en leveringen en
het zijn van commissaris, bestuurder of vennoot van een vennootschap,
stichting of vereniging.
2.
De
ambtenaar aan wie buitengewoon verlof is verleend voor het verrichten
van nevenwerkzaamheden, heeft over de verlofuren geen aanspraak op
bezoldiging.
3.
Indien de commandant
van oordeel is dat de nevenwerkzaamheden overwegend in het algemeen
belang worden verricht, wordt, in afwijking van het tweede lid, de
bezoldiging van de ambtenaar verminderd met de inkomsten die hij uit
hoofde van zijn nevenwerkzaamheden ontvangt. De vermindering bedraagt
ten hoogste de bezoldiging waarop de ambtenaar over zijn verlofuren
aanspraak zou hebben.
4.
Geen
vermindering van de bezoldiging vindt plaats indien het aantal
verleende verlofuren is beperkt tot maximaal 10% van de voor de
ambtenaar geldende gemiddelde arbeidsduur per
week.
Artikel 38.
Bezoldiging tijdens
zwangerschaps- en bevallingsverlof
1.
Gedurende het zwangerschaps- en
bevallingsverlof op grond van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg
behoudt de vrouwelijke ambtenaar haar aanspraak op
bezoldiging.
2.
De commandant draagt
ervoor zorg dat de vrouwelijke ambtenaar door zijn tussenkomsteen
uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt.
Deze uitkering moet uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van
het zwangerschaps- en bevallingsverlof onderscheidenlijk de datum
waarop de vrouwelijke ambtenaar het recht op de uitkering wil laten
ingaan, worden aangevraagd.
3.
Indien
de vrouwelijke ambtenaar aan wie zwangerschaps- en bevallingsverlof is
verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat
verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid
en zorg, wordt door de commandant betreffende de periode waarin sprake
is van een samenloop een inhouding op de bezoldiging, als bedoeld in
het eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde
uitkering.
4.
Indien aan de
voorwaarden voor het toekennen van een uitkering als bedoeld in het
derde lid, is voldaan, maar geen uitkering is toegekend omdat de
vrouwelijke ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past de commandant
het derde lid op overeenkomstige wijze
toe.
Artikel 39.
Bezoldiging tijdens
adoptieverlof
1.
Gedurende het
adoptieverlof op grond van artikel 3:2, eerste tot en met derde lid,
van de Wet arbeid en zorg, behoudt de ambtenaar zijn aanspraak op
bezoldiging.
2.
De commandant draagt
ervoor zorg dat de ambtenaar door zijn tussenkomst een uitkering op
basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg aanvraagt bij het
Landelijk instituut sociale verzekeringen. Deze uitkering moet
uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het adoptieverlof
onderscheidenlijk de datum waarop de ambtenaar het recht op de
uitkering wil laten ingaan, worden aangevraagd.
3.
Indien de ambtenaar aan wie adoptieverlof is
verleend gedurende dat verlof of gedurende een bepaalde periode van dat
verlof tevens recht heeft op een uitkering op basis van de Wet arbeid
en zorg, wordt door de commandant betreffende de periode waarin sprake
is van een samenloop een inhouding op de bezoldiging, bedoeld in het
eerste lid, toegepast die overeenkomt met het bedrag van bedoelde
uitkering.
4.
Indien aan de
voorwaarden voor het toekennen van een uitkering, als bedoeld in het
derde lid, is voldaan, maar geen uitkering is toegekend omdat de
ambtenaar geen aanvraag heeft ingediend, past de commandant het derde
lid op overeenkomstige wijze toe.
Artikel 40.
Samenloop bezoldiging en
financiële tegemoetkoming Wet arbeid en zorg
1.
De commandant wijst de ambtenaar, aan
wie, in het kader van arbeid en zorg buitengewoon verlof met geheel of
gedeeltelijk behoud van bezoldiging is verleend, in voorkomend geval op
de mogelijkheden tot het aanvragen van een financiële
tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en
zorg.
2.
Indien de ambtenaar
gedurende het verlof, bedoeld in het eerste lid, of gedurende een
bepaalde periode van dat verlof tevens recht heeft op een
financiële tegemoetkoming op basis van hoofdstuk 7 van de Wet
arbeid en zorg, wordt door de commandant betreffende de periode waarin
sprake is van een samenloop een inhouding op de bezoldiging toegepast.
De inhouding bedraagt maximaal het bedrag van de in het eerste lid
bedoelde financiële tegemoetkoming voor zover in totaal door de
samenloop 100% van de inkomsten zou worden
overschreden.
3.
Indien aan de in
hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg gestelde voorwaarden voor het
toekennen van een financiële tegemoetkoming is voldaan maar door
toedoen van de ambtenaar geen financiële tegemoetkoming is
toegekend, kan de commandant het tweede lid op overeenkomstige wijze
toepassen. In dat geval wordt rekening gehouden met de
financiële tegemoetkoming die aan de ambtenaar zou zijn
toegekend indien hij wel een aanvraag zou hebben
ingediend.
Artikel 41.
Samenloop bezoldiging en
militaire inkomsten
1.
De
ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst is, heeft geen
aanspraak op bezoldiging, tenzij de werkelijke dienst wordt vervuld
tijdens door hem opgenomen vakantie of buiten de voor hem geldende
werktijd, bedoeld in artikel 30a van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie.
2.
In afwijking van het
eerste lid behoudt de ambtenaar, die als militair in werkelijke dienst
is, aanspraak op zijn bezoldiging voor zoveel deze meer bedraagt dan
zijn militaire inkomsten, indien hij door Onze Minister is
tewerkgesteld:
a. onder leiding of toezicht van een orgaan van de
Verenigde Naties;
b. bij of ten behoeve
van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke
strijdkrachten;
c. ten behoeve van
operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere
verplichtingen door Nederland aangegaan.
3.
Ingeval de ambtenaar, bedoeld in het tweede lid,
aanspraak heeft op een toelage onregelmatige dienst dan wel een
consignatietoelage is voor de berekening van de bezoldiging artikel 30
van toepassing.
4.
Voor de toepassing
van het tweede lid wordt onder militaire inkomsten verstaan, hetgeen
bij of krachtens het Inkomstenbesluit militairen of het Algemeen
militair ambtenarenreglement wordt aangemerkt
als:
a. militaire bezoldiging;
b. vaste vergoeding voor extra
beslaglegging;
c. vliegtoelage;
d. garantievliegtoelage;
e. toelage officieren-arts, -tandarts en
-apotheker;
f. toelage
officieren-medisch specialist;
g. brevettoelage;
h. vergoeding extra werkdruk bij vredes- en
humanitaire operaties;
i. opkomsttoelage.
Voor de
berekening van de militaire inkomsten wordt in voorkomend geval de
inhouding wegens gebruik van voeding en huisvesting in mindering
gebracht.
5.
Op de ambtenaar, die in
tijdelijke dienst is aangesteld, zijn de bepalingen van dit artikel
slechts van toepassing tot en met de dag, waarop de burgerlijke
betrekking zou zijn beëindigd, indien hij niet als militair in
werkelijke dienst zou zijn geweest.
Artikel 42.
Overige
samenloopbepalingen
1.
Het
bepaalde in artikel 41, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van de ambtenaar, die is tewerkgesteld in de zin van
artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst.
2.
De ambtenaar die in werkelijke dienst is als een
vrijwillige ambtenaar van politie, als bedoeld in het Besluit
rechtspositie vrijwillige politie, behoudt aanspraak op zijn
bezoldiging, met dien verstande, dat deze bezoldiging, indien de
werkelijke dienst langer dan twee weken duurt, voor de verdere duur
wordt verminderd met de inkomsten, waarop de ambtenaar als vrijwillige
ambtenaar van politie aanspraak heeft. Het bepaalde in artikel 41 is
verder voor zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing.
HOOFDSTUK 6.
OVERIGE
INKOMSTEN
Artikel 43.
Vakantie-uitkering
1.
Het hoofd defensieonderdeel kent aan de
ambtenaar per maand een vakantie-uitkering toe ten bedrage van 8% van
de bezoldiging van de ambtenaar.
2.
Voor de ambtenaar die 22 jaar of ouder is bedraagt
de vakantie-uitkering bij een voltijdaanstelling per maand tenminste
€ 137,12. Bij een deeltijdaanstelling wordt dit bedrag
naar evenredigheid verminderd.
3.
Voor de ambtenaar die jonger is dan 22 jaar
bedraagt de vakantie-uitkering ten minste het in het tweede lid
berekende bedrag verminderd met 10% voor elk leeftijdsjaar of gedeelte
van een leeftijdsjaar dat hij jonger is dan 22 jaar. De vermindering
bedraagt maximaal 30%.
4.
Indien de
ambtenaar aanspraak heeft op een gedeelte van de bezoldiging wordt de
vakantie-uitkering naar evenredigheid van de bezoldiging berekend,
tenzij anders vermeld. Indien de ambtenaar geen aanspraak heeft op
bezoldiging heeft de ambtenaar geen aanspraak op vakantie-uitkering,
tenzij anders vermeld.
5.
In
afwijking van het vierde lid heeft de ambtenaar, die op grond van
artikel 26 aanspraak heeft op een gedeelte van de bezoldiging,
aanspraak op de vakantie-uitkering berekend over de volledige
bezoldiging.
6.
In afwijking van het
vierde lid, heeft de ambtenaar, die aanspraak heeft op militaire
inkomsten als bedoeld in artikel 41, aanspraak op een
vakantie-uitkering, voor zo veel de vakantie-uitkering, berekend over
de volledige bezoldiging, meer bedraagt dan de vakantie-uitkering
waarop hij als militair aanspraak heeft.
7.
In afwijking van artikel 6 wordt de
vakantie-uitkering eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over de
periode van 12 maanden, die is aangevangen met de maand juni van het
voorafgaande kalenderjaar. Bij ontslag van de ambtenaar vindt de
uitbetaling plaats zo snel mogelijk na zijn
ontslag.
Artikel 44.
Eindejaarsuitkering
1.
Het hoofd defensieonderdeel kent een
eindejaarsuitkering per maand toe aan de ambtenaar ten bedrage van 0,8%
van het salaris van de ambtenaar.
2.
Indien ingevolge artikel 27 op het salaris van de
ambtenaar een uitkering op grond van de Ziektewet of de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering in mindering is gebracht, wordt voor
de toepassing van het eerste lid geen rekening gehouden met deze
vermindering.
3.
Voor de toepassing
van het eerste lid is het vierde tot en met zevende lid van artikel 43
van overeenkomstige toepassing.
4.
Onze Minister kent een eindejaarsuitkering toe aan
de gewezen ambtenaar, die in het genot is van wachtgeld als bedoeld in
artikel 22 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid
voor de sector Defensie, of een uitkering op grond van het Besluit
uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren
defensie. De eindejaarsuitkering bedraagt 0,8% van het genoten
wachtgeld of de genoten uitkering na toepassing van de bij of krachtens
die besluiten geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband
met arbeid of bedrijf.
5.
In
afwijking van artikel 6 wordt de eindejaarsuitkering eenmaal per
kalenderjaar en over dat kalenderjaar in de maand december uitbetaald.
Bij ontslag van de ambtenaar vindt de uitbetaling plaats zo snel
mogelijk na zijn ontslag.
Artikel 45.
Beloningen
1.
De commandant kan aan de ambtenaar die
zich bijzonder heeft onderscheiden door optreden of gedragingen dan wel
door buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke
dienstverrichtingen, één of meer van de onderstaande
beloningen
toekennen:
a. geschenk;
b. geldelijke beloning;
c. functioneringsgratificatie.
2.
De totale waarde van één of meer van
de beloningen bedraagt maximaal 20% van het tot een jaarbedrag herleide
salaris in de maand van toekenning. Bij de berekening van de totale
waarde van de beloningen wordt geen rekening gehouden met de
verschuldigde loonheffing en inhoudingen, bedoeld in het derde
lid.
3.
De in voorkomend geval over
één of meer van die beloningen verschuldigde loonheffing
en de inhoudingen, bedoeld in paragraaf 5 van de Wet financiële
voorzieningen privatisering ABP, komen voor rekening van
Defensie.
Artikel 46.
Functioneringstoelage
1.
De commandant kan aan de ambtenaar die
het voor hem geldende maximumsalaris heeft bereikt een
functioneringstoelage toekennen, indien de wijze van functioneren van
de ambtenaar daartoe naar het oordeel van de commandant aanleiding
geeft.
2.
De functioneringstoelage
wordt toegekend voor een periode van tenminste één
jaar.
3.
De functioneringstoelage
bedraagt ten hoogste 10 procent van het salaris van de
ambtenaar.
Artikel 47.
Bindingspremie
1.
Het hoofd defensieonderdeel kan een
bindingspremie toekennen aan een ambtenaar, die in vaste dienst is
aangesteld, wiens behoud voor de organisatie, mede op basis van het
functioneren, van groot belang wordt geacht.
2.
De bindingspremie heeft een tijdelijk karakter en
wordt toegekend aan het eind van een tijdvak dat tevoren is vastgesteld
door het hoofd defensieonderdeel. Deze bindingsperiode bedraagt ten
hoogste drie jaar. De aanspraak op de premie ontstaat eerst na afloop
van de bindingsperiode.
3.
Het hoofd
defensieonderdeel kan aan het toekennen van de premie nadere
voorwaarden verbinden.
4.
Een
bindingspremie wordt niet toegekend aan een ambtenaar op wie reeds een
maatregel met een bindende werking van toepassing is.
5.
De bindingspremie bedraagt voor elk jaar maximaal
20% van het salaris over het betreffende jaar.
6.
Het hoofd defensieonderdeel kan de premie
gedeeltelijk toekennen, indien de ambtenaar niet heeft kunnen voldoen
aan de gestelde voorwaarden als gevolg van oorzaken die niet aan de
ambtenaar zelf te wijten zijn.
7.
Tussentijdse jaarlijkse voorschotbetaling van de
premie is mogelijk, onder voorbehoud van terugbetaling van ontvangen
bedragen indien ontslag wordt verleend binnen de periode waarvoor de
bindingspremie is toegekend. Indien de billijkheid dat vordert, kan het
hoofd defensieonderdeel gehele of gedeeltelijke ontheffing van de
terugbetalingsverplichting verlenen.
8.
Het hoofd defensieonderdeel kan na ommekomst van
de bindingsperiode opnieuw een premie
toekennen.
Artikel 48.
Samenloop beloningen en
bindingspremie
Bij de toekenning van een aanspraak op
een wervingstoelage, een beloning, een functioneringstoelage, of een
bindingspremie, bedraagt de totale waarde van die aanspraken, gerekend
over de voorafgaande 12 maanden, maximaal 30% van het tot een
jaarbedrag herleide salaris in de maand van
toekenning.
Artikel 49.
Vergoeding voor
overwerk
1.
De commandant kent aan
de ambtenaar met een salarisschaal tot en met 10 een vergoeding voor
overwerk toe, indien de ambtenaar in opdracht van de commandant
overwerk verricht.
2.
Onder overwerk
wordt verstaan: arbeid die wordt verricht buiten de werktijden, die
voor de ambtenaar gelden krachtens een rooster, voor zover daardoor het
per werkperiode vastgestelde aantal arbeidsuren wordt
overschreden.
3.
In afwijking van het
eerste lid wordt voor overwerk dat gedurende korter dan een half uur
aansluitend aan de dagelijkse werktijd wordt verricht, geen vergoeding
toegekend.
4.
De werkperiode bedoeld
in het tweede lid wordt gesteld
op:
a. één dag, indien aanvang en einde van
de werktijd in de regel niet aan wisselingen onderhevig
zijn;
b. een tijdvak van tenminste
zeven dagen, indien de tijdstippen van aanvang en einde van de werktijd
volgens een tevoren vastgesteld rooster
wisselen.
5.
De
vergoeding voor overwerk bestaat
uit:
a. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding
van het per werkperiode vastgestelde aantal arbeidsuren,
en
b. een overwerktoelage in geld, die
voor elk uur van die overschrijding een percentage van het voor de
ambtenaar geldende salaris per uur
bedraagt.
6.
De
vergoeding in verlof wordt zo spoedig mogelijk toegekend, doch in de
regel niet later dan in de kalendermaand volgende op die, waarin de
overschrijding plaats had, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt
gehouden met de wensen van de ambtenaar.
7.
Indien naar het oordeel van de commandant het
dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof, wordt in
plaats van verlof voor ieder uur een additionele overwerktoelage in
geld toegekend gelijk aan het voor de ambtenaar geldende salaris per
uur.
8.
Indien de werkperiode
één dag omvat, bedraagt het in het vijfde lid, onderdeel
b, bedoelde
percentage:
a. behoudens het gestelde onder b en c, het getal,
vermeld in de onderstaande tabel:
Overwerk
verricht
op
zondag
op
maandag
op
dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag
op
zaterdag
tussen
0 en 6
uur
100
100
50
50
tussen
6 en 18
uur
100
25
25
50
tussen
18 en 20
uur
100
25
25
75
tussen
20 en 24
uur
100
50
50
75
b. 50,
indien gedurende langer dan twee uur overwerk is verricht, voor zover
het overwerk betreft, dat na de eerste twee uur is verricht op maandag,
dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 06.00 uur en 20.00 uur,
behoudens het gestelde onder c;
c. 100,
indien het overwerk is verricht op een der feestdagen, genoemd in
artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie dan wel op de daarop volgende dag tussen 00.00 uur en 06.00
uur.
9.
Indien de
werkperiode een tijdvak van tenminste zeven dagen omvat, bedraagt het
in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde
percentage:
a. 50, behoudens het gestelde onder b;
b. 100, indien het overwerk is verricht op zondag, op
maandag tussen 00.00 uur en 06.00 uur, op een der feestdagen, genoemd
in artikel 31g, tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie, dan wel op de dag, volgende op de laatstgenoemde dag tussen
00.00 uur en 06.00 uur.
10.
Voor het vaststellen van de duur van de
overschrijding gelden de uren waarop krachtens het vijfde lid onder a,
of krachtens het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie dan wel een
overeenkomstige regeling vakantie of verlof is genoten, als uren waarop
is gewerkt.
11.
Aan ambtenaren voor
wie verschillende salarisschalen gelden, die ingevolge een opdracht als
bedoeld in het eerste lid gelijke werkzaamheden verrichten kan, in
afwijking van het in dit artikel bepaalde, naar billijkheid een voor
alle betrokken ambtenaren gelijke vergoeding worden
toegekend.
Artikel 50.
Oefentoelage
1.
In dit artikel wordt verstaan
onder:
a. etmaal: een
tijdsbestek van 24 uur
aaneengesloten;
b. oefening: een oefening, als bedoeld in artikel 30a, onderdeel k, van het
Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie;
c. ZZF-dag: een zaterdag, zondag of feest- en gedenkdag, als bedoeld in artikel
31g, eerste of tweede lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie.
2.
De
commandant kent, in afwijking van de artikelen 23 en 49, aan de
ambtenaar met een salarisschaal tot en met 10 een oefentoelage toe voor
een oefening, die een etmaal of langer duurt en waarbij sprake is van
consignatie in de zin van artikel 23 of overwerk in de zin van artikel
49.
3.
De oefentoelage wordt niet
toegekend, indien de oefening korter dan een etmaal duurt. De artikelen
23 en 49 zijn in dit geval van toepassing.
4.
De oefentoelage bedraagt per etmaal 3%
van:
a. het maximumsalaris per maand van salarisschaal 3
voor de ambtenaar met salarisschaal 1 tot en met 6;
b. het maximumsalaris per maand van salarisschaal 8
voor de ambtenaar met salarisschaal 7 tot en met
10.
5.
Indien bij een
oefening langer dan een etmaal sprake is van een niet volledig etmaal,
wordt de oefentoelage over het niet volledige etmaal berekend per half
etmaal. Een tijdvak van minder dan 12 uren telt hierbij voor een half
etmaal en van 12 uren of meer voor een heel etmaal.
6.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt
aan de ambtenaar voor een oefening per etmaal 8 uur vrije tijd
verleend, indien dit plaatsvindt op een ZZF-dag. Hierbij telt een
periode van 8 uur of langer voor een etmaal. Bij een periode korter dan
8 uur wordt geen vergoeding in vrije tijd verleend.
7.
Indien naar het oordeel van de commandant het
dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van de vergoeding in vrije
tijd, bedoeld in het zesde lid, wordt in plaats van deze vergoeding
voor ieder uur een compensatie in geld toegekend dat gelijk is aan het
voor de ambtenaar geldende salaris per uur.
8.
De ambtenaar die aanspraak heeft op een toelage of
vergoeding ingevolge dit artikel heeft uit anderen hoofde geen
aanspraak op een toelage wegens beschikbaarheid of bereikbaarheid,
vergoeding in geld of tijd voor overwerk of beloning voor bezwarende
werkomstandigheden.
Artikel 51.
Vervangingstoelage
1.
Voor de ambtenaar die op 30 juni
2003 aanspraak heeft op een toelage op grond van de Toelageregeling
afschaffing tariefbeloning Defensie, wordt die aanspraak met ingang van
1 juli 2003 omgezet in een vervangingstoelage.
2.
Het bedrag van de vervangingstoelage is op
1 juli 2003 gelijk aan het bedrag van de toelage waarop de
ambtenaar op 30 juni 2003 aanspraak heeft op grond van de
Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie.
3.
Voor zover de toelage op grond van de
Toelageregeling afschaffing tariefbeloning Defensie op 30 juni
2003 deel uitmaakt van de bezoldiging onderscheidenlijk de grondslag
voor de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het pensioengevend
inkomen, maakt de vervangingstoelage vanaf 1 juli 2003 op
overeenkomstige wijze deel uit van de bezoldiging onderscheidenlijk de
grondslag voor de vakantie-uitkering onderscheidenlijk het
pensioengevend inkomen.
4.
Voor zover
de toelage op grond van de Toelageregeling afschaffing tariefbeloning
Defensie vóór 30 juni 2003 wordt aangepast met het
percentage van een algemene salarismaatregel, wordt de
vervangingstoelage vanaf 1 juli 2003 op overeenkomstige wijze
aangepast met het percentage van een algemene
salarismaatregel.
Artikel 52.
Overige inkomsten
1.
Bij ministeriële regeling kan de
ambtenaar een aanspraak worden toegekend
op:
a. een toelage voor het verrichten van werkzaamheden
waaraan naar het oordeel van Onze Minister bijzondere risico’s
of inconveniënten zijn verbonden;
b. een toelage in verband met het vervullen van een
door Onze Minister aangewezen functie of het bezit van een door Onze
Minister aangewezen bekwaamheid;
c. een
diensttijdgratificatie bij een – naar het oordeel van
Onze Minister – eervolle diensttijd van twaalfeneenhalf,
vijfentwintig, veertig of vijftig jaren;
d. een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten
of – in de plaats daarvan – voorzieningen
in natura ter zake van het verblijf van de ambtenaar buiten
Nederland;
e. een vergoeding of een
tegemoetkoming in de kosten van recepties en
representatie;
f. een vergoeding of een
tegemoetkoming in de kosten van maaltijden bij overwerk;
g. een vergoeding of een tegemoetkoming in de kosten
van communicatie;
h. eventuele overige
inkomsten.
2.
Van de
bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel d tot en met g, wordt mandaat
verleend aan de hoofddirecteur personeel van het Ministerie van
Defensie.
HOOFDSTUK 7.
TEGEMOETKOMING
ZIEKTEKOSTENVERZEKERING
Artikel 53.
Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. de echtgenoot: de echtgenoot of echtgenote van de ambtenaar, als bedoeld in
artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie, die niet van tafel en bed is
gescheiden;
b. het
kind jonger dan 16 jaar: het kind jonger dan 16 jaar
bedoeld in artikel 7 van de Algemene kinderbijslagwet of in hoofdstuk
II van de Wet studiefinanciering
2000;
c. het kind in
de leeftijd van 16 tot 27 jaar: het kind in de
leeftijd van 16 tot 27 jaar waarvoor ingevolge artikel 7 van de
Algemene kinderbijslagwet of artikel 3.1 van de Wet studiefinanciering
2000 of artikel 1.1 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten aanspraak bestaat op kinderbijslag, studiefinanciering dan
wel een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en
schoolkosten;
d. gezinslid: de echtgenoot of een kind, bedoeld onder a tot en met
c;
e. uitvoeringsorgaan: het orgaan belast met de uitbetaling van de bezoldiging van de
ambtenaar.
Artikel 54.
Aanspraak op tegemoetkoming
ziektekostenverzekering
1.
Het
hoofd defensieonderdeel kent aan de ambtenaar over elke kalendermaand
aanspraak op een tegemoetkoming ziektekostenverzekering toe, bestaande
uit:
a. een tegemoetkoming voor de ambtenaar
zelf;
b. een tegemoetkoming voor de
echtgenoot van de ambtenaar die niet voor zichzelf aanspraak heeft op
grond van dit hoofdstuk en van wie de inkomsten lager zijn dan die van
de ambtenaar;
c. een tegemoetkoming
voor ten hoogste één kind jonger dan 16 jaar, voor wie de
ambtenaar de premie voor de ziektekostenverzekering
betaalt;
d. een tegemoetkoming voor elk
kind in de leeftijd van 16 tot 27 jaar, voor wie de ambtenaar de premie
voor de ziektekostenverzekering betaalt.
2.
De ambtenaar heeft over een kalendermaand slechts
aanspraak op de tegemoetkoming ziektekostenverzekering, indien hij
gedurende meer dan de helft van het aantal dagen als ambtenaar is
aangesteld geweest.
3.
De ambtenaar
heeft over een kalendermaand slechts aanspraak op een tegemoetkoming
voor een gezinslid, indien dat gezinslid gedurende meer dan de helft
van het aantal dagen als gezinslid kan worden
aangemerkt.
4.
Indien de ambtenaar en
diens echtgenoot beiden aanspraak hebben op een tegemoetkoming
ingevolge dit besluit voor hetzelfde kind, wordt de tegemoetkoming voor
dat kind slechts toegekend aan de ambtenaar met het hoogste salaris.
Indien de ambtenaar en diens echtgenoot beiden aanspraak hebben op een
tegemoetkoming voor een kind jonger dan 16 jaar, wordt de
tegemoetkoming slechts toegekend voor één kind jonger dan
16 jaar dat deel uitmaakt van het gemeenschappelijke
huishouden.
Artikel 55.
Aanspraken bij
deeltijdaanstelling
1.
De
ambtenaar met een deeltijdaanstelling van meer dan twaalf uur per week
heeft, met inachtneming van artikel 56, aanspraak op de tegemoetkoming
ziektekostenverzekering, behorende bij een
voltijdsaanstelling.
2.
De ambtenaar
met een deeltijdaanstelling van twaalf uur of minder per week heeft,
met inachtneming van artikel 56, aanspraak op een evenredig deel van de
tegemoetkoming ziektekostenverzekering, behorende bij een
voltijdsaanstelling.
3.
De ambtenaar
met een deeltijdaanstelling, die een echtgenoot heeft, heeft slechts
aanspraak op een tegemoetkoming voor een kind, als bedoeld in artikel
56, eerste lid, onderdeel c of d, indien de inkomsten van die
echtgenoot lager zijn dan de inkomsten van de
ambtenaar.
Artikel 56.
Samenloop met aanspraken
elders
1.
De ambtenaar heeft geen
aanspraak op een tegemoetkoming voor zichzelf over een kalendermaand,
waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot
een van de volgende
categorieën:
a. degenen die zelfstandig verplicht verzekerd zijn
krachtens de Ziekenfondswet;
b. degenen
die medeverzekerd zijn ingevolge het bepaalde in artikel 4 van de
Ziekenfondswet;
c. degenen die uit
hoofde van een dienstbetrekking of een voormalige dienstbetrekking
aanspraak hebben op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of
op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten
daarvan;
d. degenen die geen
bezoldiging genieten.
2.
De ambtenaar heeft geen aanspraak op een
tegemoetkoming voor een gezinslid over een kalendermaand waarin hij
gedurende meer dan de helft van het aantal dagen behoort tot de in het
eerste lid, onderdeel d, genoemde categorie.
3.
De ambtenaar heeft evenmin aanspraak op een
tegemoetkoming voor een gezinslid dat tot één van de in
het eerste lid, onderdeel a, b of c, genoemde categorieën
behoort, dan wel uit anderen hoofde aanspraak heeft op gehele of
gedeeltelijke geneeskundige verzorging, of op gehele of gedeeltelijke
vergoeding van de kosten daarvan.
4.
In afwijking van het eerste lid, aanhef, en
onderdeel d, en het tweede lid, behoudt de ambtenaar, die als militair
in werkelijke dienst is, de aanspraak op de tegemoetkoming
ziektekostenverzekering voor hem en zijn gezinsleden.
5.
De ambtenaar met een deeltijdaanstelling van meer
dan twaalf uur per week, bedoeld in artikel 55, eerste lid, heeft
aanspraak op een evenredig deel van de tegemoetkoming
ziektekostenverzekering behorende bij een voltijdsaanstelling, indien
hij op grond van één van de in het eerste lid, onderdeel
a, b of c, genoemde redenen of uit anderen hoofde gedurende de helft of
minder dan de helft van het aantal dagen van een kalendermaand
aanspraak heeft op gehele of gedeeltelijke geneeskundige verzorging of
op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten
daarvan.
Artikel 57.
Bedrag van de tegemoetkoming
ziektekostenverzekering
1.
Het
bedrag van de tegemoetkoming over een kalendermaand voor de ambtenaar
zelf en voor elk gezinslid afzonderlijk bestaat
uit:
a. een bedrag ter tegemoetkoming in de premiekosten
voor een ziektekostenverzekering, verhoogd met
b. de helft van de verschuldigde omslagbijdrage
ingevolge artikel 5 van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging
oudere ziekenfondsverzekerden, en verhoogd met
c. de helft van de verschuldigde omslagbijdrage
ingevolge artikel 11 van de Wet op de toegang tot
ziektekostenverzekeringen 1998.
2.
Het bedrag van de tegemoetkoming, bedoeld in het
eerste lid, wordt verhoogd met een bedrag voor de ambtenaar en het
gezinslid:
a. die verzekerd of medeverzekerd zijn krachtens een
overeenkomst voor standaardverzekering, als bedoeld in artikel 3,
eerste lid, van de Wet op de toegang tot de ziektekostenverzekeringen
1998 voor een persoon die de dag voor 1 april 1986 verzekerd of
medeverzekerd was in de vrijwillige verzekering ingevolge de
Ziekenfondswet, en
b. die daarvoor de
maximale maandpremie, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet
op de toegang tot de ziektekostenverzekeringen 1998 verschuldigd is,
en
c. voor wie de overeenkomst voor
standaardverzekering is afgesloten vóór 1 januari
1989.
3.
Het bedrag van
de tegemoetkoming ziektekostenverzekering wordt verhoogd met een
toeslag.
4.
Het bedrag van de
tegemoetkoming ziektekostenverzekering wordt verhoogd met een
aanvullende toeslag, indien de ambtenaar geen aanspraak heeft op een
tegemoetkoming voor een gezinslid, en indien het salaris van de
ambtenaar bij een voltijdsaanstelling niet hoger is dan het
maximumsalaris van salarisschaal 7.
5.
Onze Minister stelt nadere regels vast ten aanzien
van de vaststelling van de bedragen van de tegemoetkoming en de
toeslagen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid. Daarbij worden
de bedragen ter tegemoetkoming in de premiekosten, bedoeld in het
eerste lid, onderdeel a, jaarlijks per 1 januari aangepast aan
de gemiddelde procentuele ontwikkeling van de premies voor een
ziektekostenverzekering volgens opgave van Zorgverzekeraars
Nederland.
6.
De ambtenaar en de
gezinsleden in de leeftijdscategorie van 16 tot en met 19 jaar en van
65 jaar en ouder worden gelijkgesteld met degenen in de
leeftijdscategorie van 20 tot en met 64 jaar voor wat
betreft:
a. de verschuldigde omslagbijdragen ingevolge artikel
5 van de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere
ziekenfondsverzekerden, en
b. de
verschuldigde omslagbijdragen ingevolge artikel 11 van de Wet op de
toegang tot ziektekostenverzekeringen.
7.
De loonheffing en de inhoudingen, bedoeld in
paragraaf 5 van de Wet financiële voorzieningen privatisering
ABP, voor zover die zijn verschuldigd over de tegemoetkomingen, komen
voor rekening van Defensie.
Artikel 58.
Uitbetaling van de
tegemoetkoming ziektekostenverzekering
1.
In afwijking van artikel 6, tweede lid,
betaalt het uitvoeringsorgaan de tegemoetkomingen
uit:
a. in de maanden juni en december over de twee
voorafgaande kwartalen die eindigen met de maand maart respectievelijk
september, dan wel
b. op verzoek van de
ambtenaar: in de maand december over de vier voorafgaande kwartalen
eindigend met de maand september, dan wel
c. op verzoek van de ambtenaar: maandelijks, over de
maand gelegen drie maanden daarvoor.
2.
Zo nodig vindt uitbetaling van het resterende
bedrag eerder plaats in geval van ontslag of
overlijden.
3.
De eerste toekenning
van de tegemoetkoming vindt slechts plaats op aanvraag van de
ambtenaar. Indien wijzigingen optreden in de voor de vaststelling van
de tegemoetkoming relevante gegevens is de ambtenaar verplicht deze
wijzigingen aan het uitvoeringsorgaan te melden. De eerste aanvraag
alsmede de melding van wijzigingen geschiedt op formulieren, waarvan
het model wordt vastgesteld door Onze Minister.
4.
Indien niet binnen een periode van een jaar nadat
de aanspraak op de tegemoetkoming is ontstaan een aanvraagformulier dan
wel nadat een verhoging van de aanspraak op de tegemoetkoming is
ontstaan een wijzigingsformulier is ingediend, vindt de eerste
uitbetaling respectievelijk de verhoging van de tegemoetkoming plaats
met terugwerkende kracht tot en met een jaar gerekend vanaf de eerste
dag van de maand van indiening.
5.
Het uitvoeringsorgaan kan verlangen dat de
ambtenaar voor de toekenning van een tegemoetkoming relevante
bescheiden overlegt. Indien de ambtenaar niet voldoet aan het verzoek
om bescheiden over te leggen, kan de uitbetaling van de tegemoetkoming
door het uitvoeringsorgaan worden
opgeschort.
HOOFDSTUK 8.
VERSCHULDIGDE
BEDRAGEN
Artikel 59.
Definitie
In
dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
berekeningsbasis: de bezoldiging met uitzondering
van een toelage onregelmatige dienst, een aflopende toelage
onregelmatige dienst en een consignatietoelage, met dien verstande dat
de bezoldiging bij deeltijdaanstelling herleid wordt tot de
bezoldiging, die geldt bij een
voltijdaanstelling.
Artikel 60.
Verschuldigde bedragen wegens
kost en inwoning
1.
De ambtenaar
is voor het verstrekken van kost en van inwoning door Defensie, anders
dan bij een dienstreis als bedoeld in artikel 1 van het Besluit
dienstreizen defensie, per maand een bedrag verschuldigd van
onderscheidenlijk 12% en 8% van zijn berekeningsbasis, met inachtneming
van bij ministeriële regeling te bepalen maxima.
2.
In afwijking van het tweede lid wordt voor de
ambtenaar, wiens berekeningsbasis gelijk aan of lager is dan het
maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, geldt voor werknemers
in de leeftijd van 23 jaar of ouder, het verschuldigde bedrag bij
ministeriële regeling
vastgesteld.
Artikel 61.
Verschuldigde bedragen wegens
gebruik van een woning
1.
De
ambtenaar is voor het gebruik van een woning die door Defensie
beschikbaar is gesteld en voor verdere verstrekkingen in die woning
waarvan de kosten niet afzonderlijk kunnen worden vastgesteld, per
maand een bedrag verschuldigd aan Defensie, overeenkomende met de
hierna genoemde percentages van zijn
berekeningsbasis:
a. voor het gebruik van de
woning:
1°. die in Nederland is gelegen:
12%;
2°. die buiten Nederland is
gelegen: 17%;
b. voor
verwarming van de woning: 2,4%;
c. voor
energie voor kookdoeleinden: 0,9%;
d. voor elektrische energie, anders dan voor
verwarming van de woning en voor kookdoeleinden: 0,9%;
e. voor leidingwater: 0,4%,
zulks met inachtneming van door Onze Minister aan te geven maxima
voor de verstrekkingen bedoeld onder b tot en met e.
2.
Indien de ambtenaar aantoont dat de huurwaarde van
de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder
bedraagt dan het op grond van het bepaalde in het tweede lid geldende
bedrag wegens het gebruik van de woning, wordt het verschuldigde bedrag
op dat van die huurwaarde gesteld.
3.
Voor het gebruik van de verstrekkingen genoemd in
het eerste lid, onderdeel b tot en met e, is geen bedrag verschuldigd
in het geval, bedoeld in het tweede lid, en in de gevallen waarin
tevens kost en inwoning wordt
verstrekt.
HOOFDSTUK 9.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 62.
Hardheidsclausule
Indien de billijkheid dat vordert, kan Onze Minister de
ambtenaar schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een
geldelijke tegemoetkoming toekennen.
Artikel 63.
Algemeen
militair ambtenarenreglement
Het
Algemeen militair
ambtenarenreglement wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 3a wordt
«de directeur-generaal personeel en materieel» vervangen
door: de hoofddirecteur
personeel.
B
Artikel
115 komt te
luiden:
Artikel 115.
Schadeloosstelling
Onze
Minister kan de militair naar billijkheid schadeloos stellen voor
schaden anders dan bedoeld in artikel 26 van het Inkomstenbesluit
militairen en is bevoegd hieromtrent voor groepen van militairen regels
te
geven.
C
Na
artikel 118 worden twee artikelen ingevoegd, die komen te
luiden:
Artikel 118a.
Uitkering
bij overlijden
1.
In geval van
overlijden van de militair wordt een uitkering
verstrekt:
a. aan de echtgenoot van de militair, dan
wel
b. indien de militair geen
echtgenoot heeft nagelaten, aan of ten behoeve van het kind of de
kinderen waarvoor aanspraak op kinderbijslag bestaat, dan
wel
c. indien de militair geen
echtgenoot of kinderen als bedoeld onder b heeft nagelaten, aan zijn
ouders, broers, zusters of kinderen waarvoor geen aanspraak op
kinderbijslag bestaat, indien hij naar het oordeel van het hoofd
defensieonderdeel in de noodzakelijke kosten van hun levensonderhoud
grotendeels bijdroeg.
2.
Indien het eerste lid geen toepassing kan vinden,
kan de bevelhebber de uitkering geheel of gedeeltelijk doen aanwenden
ter bestrijding van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis of
crematie van de militair.
3.
De
uitkering is gelijk aan driemaal het bedrag van de bezoldiging waarop
de militair op de dag van zijn overlijden aanspraak had, vermeerderd
met het bedrag per maand van de andere inkomsten die in aanmerking
worden genomen bij de vaststelling van de pensioengrondslag, ongeacht
of hij daarover pensioenbijdrage was verschuldigd.
4.
In voorkomend geval wordt de bezoldiging, bedoeld
in het derde lid, verhoogd met de toelage-buitenland, bedoeld in het
Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel.
5.
Op de uitkering worden de aan de militair reeds
vóór zijn overlijden betaalde inkomsten met betrekking
tot een na zijn overlijden gelegen tijdvak, in mindering
gebracht.
6.
De artikelen 54g, 71a,
eerste lid, en 80b, eerste lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 118b.
Uitkering bij
vermissing
Het hoofd defensieonderdeel kan artikel
118a van overeenkomstige toepassing verklaren in geval van vermissing
van de
militair.
D
Artikel
135
vervalt.
Artikel 64.
Besluit
aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren
defensie
In artikel 11a van het
Besluit aanvulling
arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren
defensie wordt «de directeur-generaal personeel en
materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 65.
Besluit
dienstreizen defensie
In artikel
15a van het Besluit dienstreizen
defensie wordt «de directeur-generaal personeel en
materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 66.
Besluit
georganiseerd overleg sector Defensie
In artikel 7,eerste lid, van het
Besluit georganiseerd overleg sector
Defensie wordt «de directeur-generaal personeel en
materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 67.
Besluit
personenchauffeurs defensie
Het
Besluit personenchauffeurs
defensie wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel
b, komt te luiden:
b.
het inkomstenbesluit: het Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren
defensie;.
B
In
artikel 2 wordt «de artikelen 15, 16 en 25 van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: de artikelen 20, 22 en 49
van het
inkomstenbesluit.
C
Artikel
4 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het
tweede lid wordt «bedoeld in artikel 2 van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: bedoeld in artikel 1 van
het inkomstenbesluit.
2.
In
het derde lid wordt «salarisschaal 4 van bijlage B van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: salarisschaal 4 van bijlage
A van het
inkomstenbesluit.
D
Artikel
6 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het
derde lid wordt «artikel 18, tweede en derde lid, van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: artikel 23, tweede en derde
lid, van het
inkomstenbesluit.
2.
In het
vierde lid wordt «salarisschaal 4 van bijlage B van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: salarisschaal 4 van bijlage
A van het
inkomstenbesluit.
E
In
artikel 7 wordt «bedoeld in artikel 2 van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: bedoeld in artikel 1 van
het
inkomstenbesluit.
F
In
artikel 8 wordt «bedoeld in artikel 21a van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: bedoeld in artikel 44 van
het
inkomstenbesluit.
G
Artikel
11, tweede lid, wordt als volgt
gewijzigd:
1.
In onderdeel a wordt
«bijlage B van het bezoldigingsbesluit» vervangen door:
bijlage A van het
inkomstenbesluit.
2.
In
onderdeel b wordt «bedoeld in artikel 22 van het
bezoldigingsbesluit» vervangen door: bedoeld in artikel 43 van
het
inkomstenbesluit.
Artikel 68.
Premieregeling
en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de
krijgsmacht
In artikel 9 van de
Premieregeling en aanvullende
voorzieningen beroepsmilitairen krijgsmacht wordt «de
directeur-generaal personeel en materieel» vervangen door: de
hoofddirecteur personeel.
Artikel 69.
Besluit
procedure geneeskundig onderzoek verzetsmilitairen en ondergedoken
militairen
In artikel 7, tweede
lid, van het Besluit procedure
geneeskundig onderzoek verzetsmilitairen en ondergedoken
militairen wordt «de directeur-generaal personeel en
materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 70.
Burgerlijk
ambtenarenreglement defensie
Het
Burgerlijk ambtenarenreglement
defensie wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als
volgt gewijzigd:
1.
In het tweede lid
wordt de zinsnede «De hoofdstukken 3, 4 en 5» vervangen
door: De hoofdstukken 4 en
5.
2.
In het derde lid vervalt
onderdeel b en worden de onderdelen c, d en e geletterd b, c en
d.
B
In
artikel 3, tweede lid, wordt «Bezoldigingsbesluit burgerlijke
ambtenaren defensie» vervangen door: Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren
defensie.
C
In artikel
3, derde lid, wordt «Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie» vervangen door: Inkomstenbesluit burgerlijke
ambtenaren
defensie.
D
In artikel
8, eerste lid, wordt «bijlage B van het Bezoldigingsbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie» vervangen door: bijlage A van
het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
E
In artikel
8a, eerste lid, wordt «bijlage B van het Bezoldigingsbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie» vervangen door: bijlage A van
het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
F
In artikel
15, onderdeel e, wordt «toekenning van een uitkering als bedoeld
in artikel 24 van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie» vervangen door: toekenning van een bindingspremie als
bedoeld in artikel 47 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie
G
De
artikelen 19 tot en met 29
vervallen.
H
Artikel
30dd wordt als volgt gewijzigd:
1.
Voor de
tekst wordt een «1.»
geplaatst.
2.
Na het eerste
lid wordt een lid ingevoegd, dat komt te
luiden:
2.
Indien de
ambtenaar overlijdt, wordt het eerste lid overeenkomstig
toegepast.
3.
Aan het slot van artikel 34 wordt een vierde
lid toegevoegd, dat komt te luiden:
4.
Indien de ambtenaar overlijdt, wordt dit artikel
overeenkomstig
toegepast.
J
Artikel
35 komt te
luiden:
Artikel 35.
Begrip
bezoldiging
Voor de toepassing van deze paragraaf is,
voor de berekening van de bezoldiging, artikel 30 van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie van
toepassing.
K
Artikel
37 komt te
luiden:
Artikel 37.
Verlof
bij militaire en soortgelijke dienst alsmede in geval van
ziekte
Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6,
genieten
verlof:
a. de ambtenaar, die als militair in werkelijke
dienst is;
b. de ambtenaar die in
werkelijke dienst is als een vrijwillig ambtenaar, als bedoeld in het
Besluit rechtspositie vrijwillige politie;
c. de ambtenaar, die is tewerkgesteld in de zin van
artikel 9 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;
d. de ambtenaar, die op grond van een andere
bijzondere verbintenis in werkelijk militaire of daarmede gelijk te
stellen dienst is, ter zake waarvan bij koninklijk besluit zulks is
bepaald;
e. de ambtenaar, die uit
hoofde van ziekte of ongeval verhinderd is dienst te
verrichten.
L
De artikelen 41, 46a en 46b
vervallen.
M
Artikel
54 komt te
luiden:
Artikel 54.
Begrip
bezoldiging
Voor de toepassing van deze paragraaf is,
voor de berekening van de bezoldiging, artikel 30 van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie van
toepassing.
N
Artikel
59 komt te
luiden:
Artikel 59.
Hervatting
van de arbeid na ziekte
Ten aanzien van de ambtenaar
die wegens ziekte ongeschikt is zijn arbeid te verrichten kan worden
bepaald, dat hij zijn arbeid slechts mag hervatten, nadat de
bevelhebber hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. De
bevelhebber neemt hieromtrent en omtrent de mate van werkhervatting
geen beslissing dan na advies van de bedrijfsgeneeskundige
dienst. Deze toestemming van de bevelhebber is in ieder geval vereist,
wanneer de ambtenaar gedurende meer dan één jaar volledig
ongeschikt is geweest tot het verrichten van zijn
arbeid.
O
De
artikelen 59a, 60a en 61a, alsmede het opschrift «Paragraaf 4
Bezoldiging ingeval van ziekte tijdens de betrekking» na artikel
58a
vervallen.
P
Artikel
62 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het
zevende lid, wordt «artikel 127» vervangen door: artikel
52, tweede lid, van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
2.
In het negende lid
wordt «Artikel 59a» vervangen door: Artikel 27 van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
3.
In het veertiende
lid wordt «en 61a» vervangen door: en artikel 29 van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
Q
Artikel
67 komt te
luiden:
Artikel 67.
Begrip
bezoldiging
Voor de toepassing van dit hoofdstuk is,
voor de berekening van de bezoldiging, artikel 30 van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie van
toepassing.
R
In
artikel 69 wordt «artikelen 59a en 61» vervangen door:
artikelen 27 en 29 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
S
Artikel 88
komt te
luiden:
Artikel 88.
Schadeloosstelling
Onze
Minister kan de ambtenaar naar billijkheid schadeloos stellen voor
schaden anders dan bedoeld in artikel 62 van het Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie en is bevoegd hieromtrent voor groepen
van ambtenaren regels te
geven.
T
In
artikel 115, derde lid, wordt «genoemd in artikel 66, derde
lid» vervangen door: op grond van artikel 3:1 van de Wet arbeid
en zorg.
U
In artikel
117, derde lid, wordt «de functie te bekleden, bedoeld in
artikel 21, derde lid» vervangen door: de functie van
substituut-ombudsman te
bekleden.
V
In de
artikelen 161 en 166 wordt «het Bezoldigingsbesluit burgerlijke
ambtenaren defensie» vervangen door: Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren
defensie.
W
In artikel
168a wordt «de directeur-generaal personeel en materieel»
vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 71.
Inkomstenbesluit
militairen
Het
Inkomstenbesluit militairen
wordt als volgt gewijzigd:
A
In
artikel 1, onderdeel l, wordt de zinsnede «beloningen in
geld» vervangen door:
bedragen.
B
In artikel
2, eerste lid, wordt na «buitengewone omstandigheden» een
zinsnede ingevoegd, die komt te luiden: , als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Coördinatiewet
uitzonderingstoestanden,.
C
Artikel
16 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In het
eerste lid, onderdeel d, wordt «kosten van representatie»
vervangen door: kosten van recepties en
representatie.
2.
Aan het slot
van het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel f in een puntkomma, een onderdeel g toegevoegd, dat komt te
luiden:
g. een vergoeding van of een
tegemoetkoming in de kosten van
communicatie.
3.
Het
derde lid
vervalt.
D
In
artikel 25a wordt «de directeur-generaal personeel en
materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
E
Artikel
26 komt te
luiden:
Artikel 26.
Hardheidsclausule
Indien
de billijkheid dat vordert, kan Onze Minister de militair schadeloos
stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming
toekennen.
Artikel 72.
Verplaatsingskostenbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie
Het
Verplaatsingskostenbesluit burgerlijke
ambtenaren defensie wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 2, eerste
lid, onderdeel i, wordt «het Bezoldigingsbesluit burgerlijke
ambtenaren defensie» vervangen door: Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren
defensie.
B
Artikel 2,
derde lid, komt te
luiden:
3.
Voor de
berekening van de bezoldiging is artikel 30 van het Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie van
toepassing.
C
In artikel 20 wordt «de directeur-generaal
personeel en materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 73.
Verplaatsingskostenbesluit
militairen
In artikel 25, tweede
lid, van het Verplaatsingskostenbesluit
militairen wordt «de directeur-generaal personeel en
materieel» vervangen door: de hoofddirecteur
personeel.
Artikel 74.
Besluit
uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren
defensie
Het
Besluit uitkering wegens functioneel
leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie wordt als
volgt gewijzigd:
A
In artikel 2,
eerste lid en derde lid, wordt «het Bezoldigingsbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie» telkens vervangen door: het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie.
B
Artikel 2,
tweede lid, komt te
luiden:
2.
In
afwijking van het in het eerste lid bepaalde maken de
waarnemingstoelage, bedoeld in de artikel 17 van het Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie en de aflopende toelage onregelmatige
dienst, bedoeld in de artikel 21 van dat besluit en de over die
toelagen berekende vakantie-uitkering geen deel uit van de
bezoldiging.
Artikel 75.
Intrekking
besluiten
De volgende besluiten
worden
ingetrokken:
a. het Besluit betaling
emolumenten burgerlijke ambtenaren defensie;
b. het Besluit
maaltijdvergoeding bij overwerk burgerlijke ambtenaren
defensie;
c. het
Bezoldigingsbesluit burgerlijke
ambtenaren defensie;
d. het
Interimbesluit ziektekosten burgerlijke
ambtenaren defensie;
e. het
Telefoonkostenbesluit burgerlijke
ambtenaren
defensie.
Artikel 76.
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt
geplaatst, met dien verstande dat de artikelen 63, onderdeel A, 64, 65,
66, 68, 69, 70, onderdeel W, 71, onderdeel C, 72, onderdeel C, en 73
terugwerken tot en met 1 augustus
2004.
Artikel 77.
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren
defensie.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Het advies van de Raad van
State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van
Defensie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage
gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant
van 14 juni 2005, nr.
112.
’s-Gravenhage,
12
april
2005
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Defensie,
C. van
der Knaap
Uitgegeven de tiende mei 2005
tiende
mei
2005
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
BIJLAGE A
(IBBAD, artikel 8, tweede lid) van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
bevattende het kader (hoofd- en niveaugroepen)
waarbinnen aard en niveau van de functies worden bepaald, alsmede de
daarbij behorende salarisschalen voor de
ambtenaren
Per
1 november
2002
HOOFDGROEP
I (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
Ia
Niveaugroep
Ib
Niveaugroep
Ic
Schaal
1
Schaal
2
Schaal
3
–
–
10
1962,76
–
–
9
1910,38
–
8
1804,67
8
1858,47
7
1635,71
7
1750,39
7
1804,67
6
1587,10
6
1693,76
6
1750,39
5
1545,11
5
1635,71
5
1693,76
4
1512,54
4
1587,10
4
1635,71
3
1480,92
3
1545,11
3
1545,11
2
1454,02
2
1480,92
2
1480,92
1
1394,56
1
1425,24
1
1425,24
0
1241,18
0
1302,06
0
1394,56
J
21
1085,92
J
21
1117,06
J
21
1255,10
J
20
961,79
J
20
992,94
J
20
1115,65
J
19
837,68
J
19
868,83
J
19
976,19
HOOFDGROEP
II (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
IIa
Niveaugroep
IIb
Niveaugroep
IIc
Niveaugroep
IId
Schaal
3
Schaal
4
Schaal
5
Schaal
6
–
11
2064,22
11
2168,99
11
2272,35
10
1962,76
10
2013,73
10
2117,55
10
2218,55
9
1910,38
9
1962,76
9
2064,22
9
2168,99
8
1858,47
8
1910,38
8
2013,73
8
2117,55
7
1804,67
7
1858,47
7
1962,76
7
2064,22
6
1750,39
6
1804,67
6
1910,38
6
2013,73
5
1693,76
5
1750,39
5
1858,47
5
1962,76
4
1635,71
4
1693,76
4
1804,67
4
1910,38
3
1545,11
3
1587,10
3
1750,39
3
1858,47
2
1480,92
2
1512,54
2
1635,71
2
1750,39
1
1425,24
1
1454,02
1
1545,11
1
1635,71
0
1394,56
0
1425,24
0
1480,92
0
1587,10
J
21
1255,10
J
21
1282,72
J
21
1332,83
–
J
20
1115,65
J
20
1140,19
J
20
1184,74
–
J
19
976,19
J
19
997,67
J
19
1036,64
–
HOOFDGROEP
III (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
IIIa
Niveaugroep
IIIb
Niveaugroep
IIIc
Schaal
5
Schaal
6
Schaal
7
11
2168,99
11
2272,35
11
2506,43
10
2117,55
10
2218,55
10
2446,96
9
2064,22
9
2168,99
9
2383,25
8
2013,73
8
2117,55
8
2326,63
7
1962,76
7
2064,22
7
2272,35
6
1910,38
6
2013,73
6
2218,55
5
1858,47
5
1962,76
5
2168,99
4
1804,67
4
1910,38
4
2117,55
3
1750,39
3
1858,47
3
2064,22
2
1635,71
2
1750,39
2
1962,76
1
1545,11
1
1635,71
1
1858,47
0
1480,92
0
1587,10
0
1804,67
J
21
1332,83
–
–
J
20
1184,74
–
–
J
19
1036,64
–
–
HOOFDGROEP
III (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
IIId
Niveaugroep
IIIe
Schaal
8
Schaal
9
10
2771,65
–
9
2723,04
–
8
2669,71
8
3136,45
7
2612,62
7
3033,58
6
2556,92
6
2921,26
5
2506,43
5
2821,21
4
2446,96
4
2723,04
3
2383,25
3
2612,62
2
2272,35
2
2506,43
1
2168,99
1
2383,25
0
2064,22
0
2272,35
HOOFDGROEP
IV (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
IVa
Niveaugroep
IVb
Niveaugroep
IVc
Schaal
8
Schaal
9
Schaal
10
–
–
12
3438,97
–
–
11
3331,84
10
2771,65
–
10
3235,56
9
2723,04
–
9
3136,45
8
2669,71
8
3136,45
8
3033,58
7
2612,62
7
3033,58
7
2921,26
6
2556,92
6
2921,26
6
2821,21
5
2506,43
5
2821,21
5
2723,04
4
2446,96
4
2723,04
4
2612,62
3
2383,25
3
2612,62
3
2506,43
2
2272,35
2
2506,43
2
2383,25
1
2168,99
1
2383,25
1
2272,35
0
2064,22
0
2272,35
0
2168,99
HOOFDGROEP
IV (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
IVd
Niveaugroep
IVe
Schaal
11
Schaal
12
11
4011,42
–
10
3958,08
10
4562,64
9
3858,51
9
4499,39
8
3755,16
8
4370,08
7
3651,80
7
4266,26
6
3548,93
6
4166,69
5
3438,97
5
4063,33
4
3331,84
4
3958,08
3
3235,56
3
3858,51
2
3136,45
2
3755,16
1
3033,58
1
3651,80
0
2921,26
0
3548,93
HOOFDGROEP
V (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
Va
Niveaugroep
Vb
Niveaugroep
Vc
Schaal
10
Schaal
11
Schaal
12
12
3438,97
–
–
11
3331,84
11
4011,42
–
10
3235,56
10
3958,08
10
4562,64
9
3136,45
9
3858,51
9
4499,39
8
3033,58
8
3755,16
8
4370,08
7
2921,26
7
3651,80
7
4266,26
6
2821,21
6
3548,93
6
4166,69
5
2723,04
5
3438,97
5
4063,33
4
2612,62
4
3331,84
4
3958,08
3
2506,43
3
3235,56
3
3858,51
2
2383,25
2
3136,45
2
3755,16
1
2272,35
1
3033,58
1
3651,80
0
2168,99
0
2921,26
0
3548,93
HOOFDGROEP
V (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
Vd
Niveaugroep
Ve
Niveaugroep
Vf
Schaal
13
Schaal
14
Schaal
15
10
5084,59
10
5611,27
10
6165,31
9
5016,16
9
5438,07
9
5974,65
8
4949,62
8
5293,65
8
5790,13
7
4887,32
7
5153,02
7
5611,27
6
4757,54
6
5016,16
6
5438,07
5
4627,76
5
4887,32
5
5293,65
4
4499,39
4
4757,54
4
5153,02
3
4370,08
3
4627,76
3
5016,16
2
4266,26
2
4499,39
2
4887,32
1
4166,69
1
4370,08
1
4757,54
0
4063,33
0
4266,26
0
4627,76
HOOFDGROEP
VI (maandbedragen in
euro’s)
Niveaugroep
VIa
Niveaugroep
VIb
Niveaugroep
VIc
Niveaugroep
VId
Schaal
13
Schaal
14
Schaal
15
Schaal
16
10
5084,59
10
5611,27
10
6165,31
10
6681,14
9
5016,16
9
5438,07
9
5974,65
9
6565,04
8
4949,62
8
5293,65
8
5790,13
8
6362,11
7
4887,32
7
5153,02
7
5611,27
7
6165,31
6
4757,54
6
5016,16
6
5438,07
6
5974,65
5
4627,76
5
4887,32
5
5293,65
5
5790,13
4
4499,39
4
4757,54
4
5153,02
4
5611,27
3
4370,08
3
4627,76
3
5016,16
3
5438,07
2
4266,26
2
4499,39
2
4887,32
2
5293,65
1
4166,69
1
4370,08
1
4757,54
1
5153,02
0
4063,33
0
4266,26
0
4627,76
0
5016,16
BIJLAGE B
(IBBAD, artikel 13, zesde lid) van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie
Maandsalaris
burgertandartsen
Bedragen
met ingang van 1 januari 2003 (in
euro’s)
Aantal
punten per
jaar:
van
t/m
maandsalaris
11818,0
3634,08
11818,1
13167,0
3781,83
13167,1
14516,0
3988,42
14516,1
15884,0
4218,50
15884,1
17233,0
4445,83
17233,1
18582,0
4668,50
18582,1
19931,0
4838,92
19931,1
21280,0
5014,00
21280,1
22629,0
5173,58
22629,1
23978,0
5344,17
23978,1
25327,0
5442,83
25327,1
26599,9
5515,17
26600,0
en
meer
5548,00
BIJLAGE C
(IBBAD, artikel 14, eerste lid) van het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren
defensie
Jaarsalaris
burgertandartsen
Bedragen
met ingang van 1 januari 2003 (in
euro’s)
aantal
punten per
jaar
jaarsalaris
aantal
punten per jaar
jaarsalaris
aantal
punten per jaar
jaarsalaris
aantal
punten per jaar
jaarsalaris
aantal
punten per jaar
jaarsalaris
11818
43609
11913
43790
14858
49926
17822
55893
20767
60411
23731
64717
11989
43965
14953
50102
17898
56022
20862
60541
23807
64773
12084
44140
15029
50274
17993
56098
20938
60668
23902
64826
12160
44320
15124
50447
18069
56228
21033
60797
23978
64879
12236
44496
15200
50622
18164
56360
21109
60805
24073
64935
12331
44671
15276
50795
18240
56492
21204
60932
24149
64988
12407
44849
15371
50970
18316
56624
21280
61059
24244
65042
12502
45027
15447
51143
18411
56754
21356
61189
24320
65098
12578
45207
15542
51316
18487
56886
21451
61313
24396
65151
12673
45382
15618
51491
18582
57018
21527
61440
24491
65204
12749
45560
15713
51664
18658
57147
21622
61570
24567
65260
12844
45738
15789
51788
18753
57280
21698
61699
24662
65314
12920
45913
15884
51961
18829
57412
21793
61826
24738
65369
12996
46091
15960
52134
18924
57541
21869
61956
24833
65423
13091
46269
16036
52309
19000
57673
21964
62083
24909
65474
13167
46444
16131
52481
19076
57805
22040
62210
25004
65529
13262
46619
16207
52654
19171
57937
22116
62339
25080
65585
13338
46800
16302
52829
19247
58067
22211
62466
25156
65639
13433
46975
16378
53005
19342
58199
22287
62596
25251
65695
13509
47150
16473
53177
19418
58331
22382
62723
25327
65748
13604
47330
16549
53350
19513
58461
22458
62852
25422
65801
13680
47506
16644
53523
19589
58593
22553
62979
25498
65857
13756
47683
16720
53698
19684
58725
22629
63109
25593
65910
13851
47861
16796
53871
19760
58857
22724
63236
25669
65964
13927
47991
16891
54044
19836
58986
22800
63360
25764
66017
14022
48166
16967
54219
19931
59119
22876
63490
25840
66070
14098
48344
17062
54394
20007
59248
22971
63617
25916
66126
14193
48522
17138
54567
20102
59380
23047
63746
26011
66182
14269
48697
17233
54740
20178
59510
23142
63873
26106
66236
14364
48875
17309
54915
20273
59644
23218
64000
26182
66289
14440
49052
17404
55088
20349
59774
23313
64130
26258
66345
14516
49228
17480
55263
20444
59906
23389
64257
26353
66396
14611
49406
17556
55433
20520
60035
23484
64386
26429
66451
14687
49583
17651
55608
20596
60168
23560
64513
26524
66507
14782
49754
17727
55758
20691
60284
23636
64663
26600
66576
NOTA VAN
TOELICHTING
Algemeen
Ingevolge artikel 125 van de Ambtenarenwet wordt de
rechtspositie van burgerambtenaren, voor zover zulks niet reeds bij of
krachtens wet is geregeld, vastgesteld bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur. Dit is ook van toepassing op het burgerpersoneel
aangesteld bij het ministerie van Defensie. De algemene rechtspositie
van het burgerlijk defensiepersoneel is voor een belangrijk deel nader
geregeld in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD).
De financiële rechtspositie van het burgerpersoneel van de
sector Defensie was, voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit
besluit, nader geregeld in een aantal algemene maatregelen van bestuur
en ministeriële regelingen. Dit besluit, het Inkomstenbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD), strekt ertoe een
overzichtelijke regeling van de financiële rechtspositie van het
burgerpersoneel voor de sector Defensie tot stand te brengen door
middel van een integratie en codificatie van de vóór de
inwerkingtreding van dit besluit bestaande regelgeving. Doel is de
toegankelijkheid en de inzichtelijkheid van de financiële
rechtspositie van het burgerpersoneel van Defensie te vergroten.
Daarnaast is een forse bijdrage geleverd aan de deregulering door het
terugdringen van de hoeveelheid regelgeving op dit gebied waardoor vijf
besluiten en18 ministeriële regelingen zijn vervangen door
één besluit en één ministeriële
regeling.
Ten opzichte van de ingetrokken
regelgeving is door het IBBAD, in materiële zin, geen wijziging
tot stand gebracht in de financiële rechtspositie van de
betrokken ambtenaren. Een enkel onderdeel dat verouderd is of niet meer
is toegepast, is verwijderd. Verder is de rechtspositie geactualiseerd
en geharmoniseerd, waardoor de rechtspositie op onderdelen is
herschreven zonder materiële wijzigingen tot stand te
brengen.
Door de integratie wordt een vijftal
besluiten samengevoegd en gecodificeerd. Het betreft het Besluit
betaling emolumenten burgerlijke ambtenaren defensie, het Besluit
maaltijdvergoeding bij overwerk burgerlijke ambtenaren defensie, het
Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (BBAD), het
Interimbesluit ziektekosten burgerambtenaren defensie en het
Telefoonkostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie. Daarnaast was
een aantal bijzondere bepalingen betreffende de bezoldiging opgenomen
in het BARD. Ook deze zijn in het IBBAD opgenomen. Daardoor bestrijkt
het IBBAD nagenoeg het gehele terrein van de inkomsten die de
burgerambtenaar van defensie uit hoofde van zijn aanstelling geniet. De
belangrijkste uitzondering is de bijzondere voorziening voor de
personenchauffeur, omdat in het desbetreffende besluit een
onlosmakelijk geheel van voorzieningen zijn getroffen in het kader van
arbeidstijd, vakantieverlof en vaste financiële
aanvullingen.
Het IBBAD is van toepassing op
het burgerlijke personeel dat is aangesteld bij het Ministerie van
Defensie, en betreft dezelfde categorie burgerambtenaren als die waarop
het BARD van toepassing is. Het IBBAD is niet van toepassing op de
ambtenaar, wiens bezoldiging is geregeld bij wet. Evenmin geldt het
IBBAD voor de burgerambtenaar die werkzaam is bij Defensie, maar is
aangesteld bij de Algemene Bestuursdienst (ABD), voor de gewezen
ambtenaar, voor ambtenaren die bezoldiging genieten als leden van
raden, besturen en commissies en voor de geestelijk verzorger bij de
krijgsmacht. Dit wordt, zo nodig, nader toegelicht bij de
artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 1 en
2.
In het onderhavige besluit is aandacht
besteed aan de bevoegdhedentoedeling, zoals opgedragen in de Algemene
wet bestuursrecht. Dit geldt voor zowel de regelgevende als de
uitvoerende bevoegdheden. De uit dit besluit voortkomende regelgevende
bevoegdheden zijn voorbehouden aan Onze Minister, met dien verstande
dat voor het vaststellen van enige toelagen en voorzieningen mandaat
wordt verleend aan de Hoofddirecteur Personeel.
Voor wat
betreft de uitvoerende bevoegdheden is in het IBBAD gekozen voor
rechtstreekse attributie aan hetzij Onze Minister, hetzij het hoofd
defensieonderdeel, hetzij de commandant. Attributie aan Onze Minister
vindt plaats voor wat betreft de primaire arbeidsvoorwaarden, zoals het
salaris. Attributie van uitvoerende bevoegdheden aan het hoofd
defensieonderdeel, als hoofd van één van de zeven
Defensieonderdelen, is aan de orde indien het een zwaarwegend
personeelstechnisch of financieel belang betreft. Attributie van
bevoegdheden aan de commandant is aan de orde, indien de
financiële aanspraak rechtstreeks gerelateerd is aan de
bedrijfsvoering – dat wil zeggen: de dagelijkse gang van
zaken bij een onderdeel – zoals onregelmatige diensten,
overwerk en dergelijke. Het begrip «bevoegd gezag», zoals
dat onder andere voorkwam in het nu ingetrokken BBAD, is niet langer
toegepast.
In het IBBAD is de volgende
structuur aangebracht. De financiële aanspraken van de
burgerlijke defensieambtenaar, dat wil zeggen: zijn inkomsten, kunnen
worden onderscheiden in bezoldiging en overige inkomsten. De
bezoldiging wordt vervolgens onderverdeeld in salaris en overige
bezoldiging. Met andere woorden: de inkomsten bestaan uit het salaris
plus de overige bezoldiging (anders dan salaris) plus de overige
inkomsten (anders dan bezoldiging). De structuur van het IBBAD volgt
deze indeling.
Aangezien het salaris de meest primaire
arbeidsvoorwaarde vormt, komt dit element als eerste, na de algemene
bepalingen, aan de orde. Daarna volgen hoofdstukken over de overige
bezoldiging en de bezoldiging bij ziekte en tijdens bijzondere
situaties. De term bezoldiging is een kernbegrip in de
financiële rechtspositie. De bezoldiging is het aangrijpingspunt
voor de inkomsten tijdens ziekte en tijdens bijzondere situaties en
vormt tevens de berekeningsgrondslag voor allerlei post-actieve
uitkeringen en voor bijvoorbeeld de vakantie-uitkering.
Inkomsten die geen deel uitmaken van de bezoldiging, zoals de
vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering en de tegemoetkoming
ziektekostenverzekering bevatten de inhoud van de overige hoofdstukken.
Enkele aanspraken worden bij ministeriële regeling nader
geregeld. Dat betreft onder andere aanspraken wegens het verrichten van
werkzaamheden waaraan bijzondere risico’s of
inconveniënten zijn verbonden of aanspraken wegens het vervullen
van een aangewezen functie of het bezitten van een aangewezen
bekwaamheid. Eveneens bij ministeriële regeling kunnen
kostenvergoedingen of tegemoetkomingen in de kosten worden verleend.
Naast de inkomsten kan er ook sprake zijn van verschuldigde bedragen,
bijvoorbeeld wegens gebruik van een woning. Dit onderwerp is geregeld
in hoofdstuk 8.
Bij de hierna volgende
artikelsgewijze toelichting is niet bij elk artikel een uitgebreide
toelichting opgenomen. Een aantal artikelen behoeft binnen de gegeven
context nauwelijks nadere toelichting. Daarnaast zijn de meeste
artikelen, hetzij min of meer letterlijk uit de hierboven genoemde
rechtspositieregelingen overgenomen of wijken daarvan inhoudelijk niet
of slechts op enkele punten van ondergeschikt belang af. In deze
gevallen is slechts een verkorte toelichting opgenomen. Voor een nadere
toelichting kan worden verwezen naar de overeenkomstige artikelen van
de in de eerder in deze Nota van Toelichting genoemde besluiten. Ten
behoeve hiervan is na de artikelsgewijze toelichting een
transponeringstabel opgenomen, waaruit kan worden afgeleid met welke
artikelen uit de hierboven genoemde financiële regelingen de
artikelen van het onderhavige besluit
corresponderen.
Dit besluit heeft geen
financiële gevolgen voor het Ministerie van Defensie of voor
individuele burgerambtenaren, aangezien met de integratie en
codificatie van de regelgeving geen wijzigingen in de bestaande
rechtspositionele aanspraken als zodanig zijn vastgesteld. Over het
besluit is op 29 juni 2004 overeenstemming bereikt in het
overleg met de Sectorcommissie
Defensie.
Artikelsgewijs
Artikel 1
De begripsbepalingen voor Onze Minister, het hoofd
defensieonderdeel en de commandant sluiten aan bij de
bevoegdhedentoedeling, zoals beschreven in het algemene gedeelte. De
hoofden defensieonderdeel zijn de hoofden van de zeven
Defensieonderdelen. De commandant is het hoofd van een diensteenheid;
deze autoriteit zal worden aangewezen bij ministeriële regeling
in de Inkomstenregeling burgerlijke ambtenaren defensie (IRBAD), die
gelijktijdig in werking treedt met dit besluit.
De
begripsbepalingen voor salaris, bezoldiging en inkomsten betreffen het
meer inhoudelijke onderwerp van het besluit. Het salaris van de
ambtenaar wordt vastgesteld aan de hand van hoofdstuk 2, de bezoldiging
aan de hand van het salaris en de overige toelagen ingevolge hoofdstuk
3 en inkomsten is een verzamelbegrip voor alle financiële
aanspraken tezamen.
Artikel 2
Op de ambtenaar die bezoldiging geniet als lid van een raad,
bestuur of commissie is het Vacatiegeldenbesluit 1988 van toepassing.
Dit onderhavige besluit geldt niet voor hem. De burgerambtenaar die is
aangesteld om als geestelijk verzorger bij de krijgsmacht werkzaam te
zijn, wordt – onverminderd zijn burgerlijke
aanstelling – bezoldigd als militair. De inkomsten van de
geestelijk verzorger zijn derhalve geregeld in het Inkomstenbesluit
militairen.
Voor enkele categorieën burgerpersoneel is
het besluit slechts gedeeltelijk van toepassing. De ambtenaar die
tijdelijk is ontheven van de uitoefening van zijn ambt in verband met
werkzaamheden die voortvloeien uit een functie in een publiekrechtelijk
college, ontvangt uitsluitend een non-activiteitswedde.
Voor
de ambtenaar die is aangesteld in de functie van tandarts geldt het
besluit eveneens slechts gedeeltelijk. Met name de toelagen i.v.m.
extra beslaglegging zijn niet op de burgertandarts van
toepassing.
Artikel 3
Gelet op de bijzondere taak van de krijgsmacht, kan Onze
Minister, in geval van buitengewone omstandigheden, om operationele
redenen tijdelijk afwijken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is
bepaald.
Artikel
4
De uit dit besluit voortkomende
uitvoerende bevoegdheden zijn voorbehouden aan Onze Minister, tenzij
anders bepaald.
Artikelen 5 en
6
Dit artikel bevat enige algemeen geldende
eigenschappen van aanspraken en hun uitbetaling. Voorheen werd het
salaris en de overige toelagen die per dag moesten worden vastgesteld,
bepaald door het maandbedrag te delen door het werkelijke aantal dagen
in de betreffende maand. Hier is de bepaling voor militairen
overgenomen waarbij een dag salaris en de overige toelagen per dag
worden vastgesteld op eendertigste van het maandbedrag.
Artikel 7
Dit artikel is vrijwel ongewijzigd overgenomen uit artikel 3b
van het BBAD. Het vloeit voort uit de maatregelen die zijn genomen als
gevolg van de inwerkingtreding van de Wet brutering
overhevelingstoeslag lonen met ingang van 1 januari 2001. De
debrutering van het pensioen gevend inkomen is opgenomen in dit
artikel.
Artikel
8
Dit artikel is, op enige redactionele
wijzigingen na, ongewijzigd overgenomen uit artikel 5 van het BBAD. Het
salaris vormt voor de ambtenaar de meest belangrijke financiële
arbeidsvoorwaarde voor het verrichten van diensten als
overheidswerknemer. De ambtenaar wordt gesalarieerd volgens
één van de salarisschalen uit bijlage A. De salarisschaal
wordt bepaald door de zwaarte van de functie van de ambtenaar, zoals
genormeerd in het door Onze minister vastgestelde
functiewaarderingssysteem defensie (FUWADEF).
In het vierde
lid wordt tot uitdrukking gebracht dat in geval de ambtenaar een andere
functie bij wijze van tijdelijke waarneming uitoefent de voordien, dat
wil zeggen de voor de aanvang van de tijdelijke waarneming, voor hem
geldende salarisschaal van toepassing blijft.
In het vijfde
lid is het uitgangspunt opgenomen, dat voor een ambtenaar in beginsel
geen lagere salarisschaal kan gelden. Afwijking is slechts mogelijk in
een limitatief aantal gevallen, opgesomd in het vijfde en zesde
lid.
Indien de salarisschaal 15 of hoger is, geschiedt de
toekenning van de salarisschaal bij Koninklijk Besluit. Deze bepaling
is overeenkomstig het oude artikel 26, tweede lid, van het
BBAD.
Artikel
9
Dit artikel regelt materieel hetgeen in
het oude artikel 6 van het BBAD was geregeld. Voor een verdere
toelichting op de in deze bepaling vervatte bezwarenprocedure met
betrekking tot de functiewaardering is het gestelde in de Regeling
bezwarenprocedure functiewaardering BBRA 1984 van
toepassing.
Artikel 10
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 7 van het BBAD. Binnen de salarisschaal wordt het salaris
toegekend door de commandant. In beginsel wordt het salaris toegekend
dat behoort bij salarisnummer nul, of, in geval van jongeren, het bij
de leeftijd behorende jeugdsalaris. Het tweede lid biedt de
mogelijkheid van het in het eerste lid genoemde beginsel af te wijken
door toekenning van een hoger salaris dan met toepassing van het eerste
lid kan worden toegekend. Voor het toekennen van een hoger salaris moet
naar het oordeel van de commandant aanleiding bestaan. Een dergelijke
aanleiding kan bijvoorbeeld bestaan ingeval de aan te stellen ambtenaar
reeds elders ervaring heeft opgedaan.
Artikel 11
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 8 van het BBAD. Het salaris van de ambtenaar wordt
jaarlijks verhoogd, indien hij naar het oordeel van zijn commandant
zijn functie naar behoren vervult. Indien de ambtenaar zijn functie
zeer goed of uitstekend vervult, kan de commandant een beslissing nemen
tot het toekennen van een extra verhoging van het salaris. Anderzijds
kan de commandant besluiten tot het achterwege laten van de jaarlijkse
periodiek, indien de ambtenaar naar zijn oordeel niet naar behoren
functioneert.
Artikel 12
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 9 van het BBAD. Het salaris van de ambtenaar die een
deeltijdaanstelling heeft, wordt vastgesteld op een evenredig deel van
het salaris bij een voltijdsaanstelling. In dit artikel is tevens de
vaststelling van het salaris voor de oproepkracht
geregeld.
Artikel 13 t/m
15
Deze artikelen zijn, met redactionele
wijzigingen, gelijk aan het oude artikel 9a van het BBAD en de oude
artikelen 1 tot en met 7 en 9 van de Salarisregeling burgertandartsen
defensie.
Artikel 16
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 14 van het BBAD. In dit artikel wordt aanspraak gegeven op
een toelage indien en voor zover het salaris minder zou bedragen dan
het minimumloon, zoals dat krachtens de wet is vastgesteld voor
werknemers in het bedrijfsleven.
Artikel 17
De tekst van dit artikel is samengesteld uit bepalingen van
het oude artikel 13 van het BBAD en de Regeling waarnemingstoelagen
burgerlijke ambtenaren defensie. In geval de ambtenaar een functie
waarneemt waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, wordt, gelet
op artikel 8, vierde lid, geen hogere salarisschaal toegepast. De
ambtenaar wordt in dit geval een waarnemingstoelage toegekend. Deze
toelage is beperkt tot de gevallen, waarin de functie die wordt
waargenomen is gewaardeerd met een hogere salarisschaal dan de eigen
functie. Daarnaast moet de waarneming tenminste dertig dagen duren. In
dat geval wordt de toelage wel berekend vanaf de eerste dag dat de
waarneming is begonnen. De hoogte van de toelage bij volledige
waarneming is gelijk aan het verschil tussen het salaris dat de
vervanger in de hogere salarisschaal zou verkrijgen en het door hem
genoten salaris. Bij onvolledige waarneming is de hoogte van de toelage
op de helft vastgesteld. De vaststelling van de toelage op driekwart is
vervallen daar deze niet werd gebruikt en derhalve niet langer benodigd
is.
Artikel
18
Dit artikel is, met redactionele
wijzigingen, gelijk aan het oude artikel 19 van het BBAD. Deze
maandelijkse toelage is bedoeld voor de ambtenaar wiens positie op de
arbeidsmarkt gekenmerkt wordt door structurele
schaarste.
Artikel 19
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 8 van de Salarisregeling burgertandartsen
defensie.
Artikel 20
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 15 van het BBAD. De ambtenaar die regelmatig of vrij
regelmatig arbeid verricht in onregelmatige diensten, heeft aanspraak
op een toelage onregelmatige dienst.
Artikel 21
De tekst van dit artikel is samengesteld uit bepalingen van
het oude artikel 17 van het BBAD en de Regeling aflopende toelage
artikel 17 BBAD. De ambtenaar die blijvend aanzienlijk in inkomsten
achteruit gaat door het buiten zijn toedoen wegvallen of verminderen
van de toelage onregelmatige dienst, heeft aanspraak op een
overgangsregeling, die beoogt de vermindering van inkomsten te
mitigeren.
Artikel 22
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 16 van het BBAD. Aan de ambtenaar die krachtens een
rooster, anders dan bij wijze van overwerk regelmatig of vrij
regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen van maandag
tot en met vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur wordt voor het in
opdracht verrichten van arbeid op uren die afwijken van het
vastgestelde rooster een toelage toegekend
Artikel 23
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 18 van het BBAD. De ambtenaar wordt een consignatietoelage
toegekend in geval van extra gebondenheid aan de dienst. In beginsel
gaat het hierbij om periodieke passieve tijd- en plaatsgebondenheid
buiten de vastgestelde werktijden, welke voortvloeit uit de aard van de
dienstbetrekking en daarvan een wezenlijk onderdeel
vormt.
Artikel
24
Dit artikel is, met redactionele
wijzigingen, gelijk aan de Regeling vergoeding brandweerdiensten
defensie. De toelage en vergoeding maken deel uit van de bezoldiging,
hetgeen de reden is om deze regeling nu op te nemen in dit
besluit.
Artikelen 25 tot en met
31
Dit hoofdstuk is, met uitzondering van
enige redactionele wijzigingen, ongewijzigd overgenomen uit hoofdstuk 6
van het BARD. Voor een toelichting wordt met name verwezen naar de
laatste ingrijpende wijziging (Stb. 2002, 453).
Artikelen 32 en
33
Artikel 32 is geredigeerd tot opzichte
van de tekst van het oude artikel 21 van het BARD. Artikel 33 is, met
redactionele wijzigingen, een samenvoeging van het oude artikel 41 van
het BARD en de Regeling taakduur lidmaatschap publiekrechtelijke
colleges burgerambtenaren defensie. Ten aanzien van de ambtenaar die is
benoemd of verkozen in een functie in een publiekrechtelijk college
geldt het volgende. Indien de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal
en Europees Parlement van toepassing is, volgt zijn rechtspositie
rechtstreeks uit die wet.
Indien de Wet Incompatibiliteiten
Staten-Generaal en Europees Parlement niet van toepassing is, zijn er
vervolgens twee modaliteiten. In de eerste plaats kan de ambtenaar,
ingevolge artikel 125c, eerste lid, van de Ambtenarenwet, tijdelijk
worden ontheven van de waarneming van zijn ambt. Artikel 32 kent deze
ambtenaar een non-activiteitswedde toe, indien de laatstelijk door hem
genoten bezoldiging groter was dan het bedrag van de inkomsten die de
ambtenaar in verband met zijn werkzaamheden in het publiekrechtelijk
college geniet.
In de tweede plaats kan de ambtenaar,
ingevolge artikel 125c, tweede lid, van de Ambtenarenwet, verlof worden
verleend. Artikel 33 regelt, dat de bezoldiging van de ambtenaar wordt
verminderd in evenredigheid met het aantal uren dat de ambtenaar verlof
is verleend, althans indien de ambtenaar een vaste vergoeding ontvangt
uit hoofde van de publieke functie. Aan de vermindering van de
bezoldiging is echter een maximum verbonden, dat overeenkomt met de
vaste vergoeding die de ambtenaar in de bedoelde functie zou ontvangen
voor de uren die overeenkomen met een nader vast te stellen
taakduur.
Artikel 34 en
35
Deze artikelen zijn, met enkele
redactionele wijzigingen, gelijk aan de artikelen 20 en 19 van het
BARD.
Artikel
36
Dit artikel is, met enkele redactionele
wijzigingen, gelijk aan artikel 10a van het BARD.
De
mogelijkheid om gedurende de eerste zes weken van een schorsing op de
inkomsten te kunnen korten, is vervangen door een bepaling dat de
aanspraak op inkomsten in die periode wordt teruggebracht tot tweederde
gedeelte van de inkomsten, tenzij het bevoegde gezag anders bepaalt.
Tevens is er geregeld dat de ingevolge artikel 109, tweede lid, onder
a, van het BARD ingehouden inkomsten alsnog worden uitbetaald, indien
de schorsing niet wordt gevolgd door een onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf. Wordt een andere straf door de rechter opgelegd
(bijvoorbeeld een geldboete), dan kan het bevoegde gezag bepalen de
ingehouden inkomsten alsnog geheel of gedeeltelijk aan de ambtenaar uit
te betalen. Verder is hier geregeld dat de ingevolge artikel 109,
tweede lid, onder b, van het BARD ingehouden inkomsten alsnog worden
uitbetaald, indien op de schorsing geen onvoorwaardelijk ontslag bij
wijze van straf volgt.
Artikel 37
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan de
Regeling vermindering bezoldiging bij nevenwerk tijdens diensttijd,
waarbij de definitie van nevenwerkzaamheden is ontleend aan de Regeling
nevenwerkzaamheden Defensie. Indien buitengewoon verlof wordt verleend
voor het tijdens diensturen verrichten van nevenwerkzaamheden, wordt,
als hoofdregel, geen bezoldiging doorbetaald over de uren waarop geen
dienst wordt verricht. Op de hoofdregel zijn twee uitzonderingen:
indien de nevenwerkzaamheden, naar het oordeel van de commandant, in
het algemeen belang zijn en indien de verlofuren minder dan 10%
bedragen van de arbeidsduur van de ambtenaar.
Artikel 38, 39 en
40
Deze artikelen zijn, met uitzondering van
enige redactionele wijzigingen, ongewijzigd overgenomen uit de
artikelen 46a, 46b en 47 van het BARD. Voor een toelichting wordt met
name verwezen naar de laatste ingrijpende wijziging: het Besluit van
22 juli 2002, Stb. 453.
Artikel 41
Dit artikel is samengevoegd uit de artikelen 22 tot en met 26
en 28 van het BARD en de Regeling begrip militaire beloning. Hierbij is
de tekst ingrijpend gewijzigd, hetgeen samenhangt met, enerzijds, het
schrappen van verouderde bepalingen en, anderzijds, met vernieuwing.
Het schrappen van verouderde bepalingen houdt verband met het
opschorten van de opkomstplicht voor dienstplichtigen. Daardoor is een
aantal bepalingen uit het BARD niet meer actueel, zoals bezoldiging
tijdens eerste oefening (BARD artikel 24) of tijdens
herhalingsoefeningen (BARD artikel 25) of anderszins tijdens militaire
dienst ingevolge wettelijke verplichting (BARD artikel 23).
De
vernieuwing bestaat uit het formuleren van een heldere hoofdregel voor
samenloop van bezoldiging als ambtenaar en als militair. De ambtenaar,
die als militair in werkelijke dienst is, heeft in beginsel geen
aanspraak op bezoldiging als ambtenaar. Daarmee wordt een dubbele
bezoldiging voorkomen. Van de hoofdregel is uitgezonderd de ambtenaar
die de militaire dienst in zijn vrije tijd vervult, tijdens door hem
opgenomen vakantieverlof of buiten de voor hem geldende werktijd.
Daarnaast geldt voor enkele speciale tewerkstellingen, genoemd in
het tweede lid van het artikel, de uitzondering dat de ambtenaar
aanspraak op zijn bezoldiging behoudt, voor zoveel deze meer bedraagt
dan zijn militaire inkomsten. Hetgeen verstaan moet worden onder
bezoldiging en onder militaire inkomsten, wordt uitgewerkt in het derde
en vierde lid. De opsomming van militaire inkomsten is gemoderniseerd
ten opzichte van de verouderde Regeling begrip militaire
inkomsten.
Artikel 42
De samenloopbepalingen met militaire inkomsten is thans
geregeld in artikel 41, waardoor enkele overbodig geworden bepalingen
in de artikelen 27 en 29 van het BARD zijn vervallen. Voor het overige
deel is dit artikel, met enige redactionele wijzigingen, afkomstig uit
de desbetreffende artikelen van het BARD.
Artikel 43
Deze artikelen zijn, met enkele redactionele wijzigingen,
gelijk aan de artikelen 22 en 23 van het BBAD.
Artikel 44
Dit artikel is, met enkele redactionele wijzigingen, gelijk
aan het artikel 21a van het BBAD.
De eindejaarsuitkering en de
vakantie-uitkering hebben van elkaar afwijkende berekeningsgrondslagen:
de eindejaarsuitkering wordt berekend als een percentage van het
salaris, terwijl de vakantie-uitkering wordt berekend als een
percentage van de bezoldiging. De eindejaarsuitkering wordt eveneens
toegekend aan enkele andere categorieën van defensiepersoneel,
die de salarisontwikkeling van het defensiepersoneel
volgen.
Artikel
45 en 46
Deze artikelen zijn, met enkele
redactionele wijzigingen, gelijk aan de artikelen 11 en 12a van het
BBAD.
Artikel
47
De tekst van dit artikel is samengesteld
uit bepalingen van het oude artikel 24 van het BBAD en de Beleidsregel
toekenning bindingspremies aan burgerlijke ambtenaren defensie. Het
begrip «Werving- en behoudpremie» is daarbij vervangen
door het eveneens voor militairen gebezigde begrip
«bindingspremie», dat materieel hetzelfde is. In de
genoemde beleidsregel was het motief voor het toekennen van een
bindingspremie verder uitgewerkt, namelijk voor de ambtenaar waarvan,
mede op basis van het functioneren, het behoud van de betrokkene voor
de organisatie van groot belang wordt geacht. Deze formulering is thans
overgenomen. Verder is onder meer de maximale hoogte van de premie
overgenomen uit de beleidsregel: elk jaar maximaal 20% van het in het
betreffende jaar genoten salaris.
Artikel 48
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 20a van het BBAD. Het artikel heeft tot doel de cumulatie
van een aantal toelagen en premies te beperken tot een percentage van
het jaarsalaris.
Artikel 49
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 25 van het BBAD.
Artikel 50
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, overgenomen van
de Regeling oefentoelage burgerpersoneel defensie.
Artikel 51
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, gelijk aan het
oude artikel 29a van het BBAD.
Artikel 52
Een aantal aanspraken wordt bij ministeriële regeling
nader geregeld. Het betreft in de eerste plaats aanspraken wegens het
verrichten van werkzaamheden waaraan bijzondere risico’s of
inconveniënten zijn verbonden of aanspraken wegens het vervullen
van een door Onze Minister aangewezen functie of het bezitten van een
door Onze Minister aangewezen bekwaamheid. Dit zijn aanspraken die in
de regel slechts bij een beperkt aantal diensteenheden voorkomen.
Aangezien deze aanspraken bovendien niet tot de bezoldiging behoren,
kan worden volstaan met vaststelling bij ministeriële
regeling.
In de tweede plaats worden bij ministeriële
regeling de diensttijdgratificatie en de buitenlandvoorzieningen
geregeld. Voor het vaststellen van de laatstgenoemde wordt tevens
mandaat verleend aan de Hoofddirecteur Personeel van het Ministerie van
Defensie, aangezien deze toelage bij fluctuaties in de valutakoersen
snel moet kunnen worden aangepast.
In de derde plaats kunnen
bij ministeriële regeling kostenvergoedingen of tegemoetkomingen
in de kosten worden verleend. Het betreft hier uitsluitend een
vergoeding van of een tegemoetkoming voor kosten die de ambtenaar maakt
ten behoeve van zijn dienstverband, waaronder kosten voor de
maaltijdvergoeding bij overwerk en de vergoeding voor telefoonkosten,
onderwerpen die tot dusver waren geregeld in het Besluit
maaltijdvergoeding bij overwerk burgerlijke ambtenaren defensie en het
Telefoonkostenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie. Voor dergelijke
vergoedingen of tegemoetkomingen geldt, dat de onderwerpen niet van een
zodanig zwaarwegend belang zijn dat dit op het niveau van een algemene
maatregel van bestuur moet worden geregeld, zodat met een
ministeriële regeling kan worden volstaan. Voor andere
kostenvergoedingen of tegemoetkomingen geldt, dat de hoogte van de
vergoeding of tegemoetkoming bijstelling behoeven als gevolg van
kostenontwikkelingen elders, zodat ook om deze reden de voorkeur wordt
gegeven aan een ministeriële regeling.
Met uitzondering
van de buitenlandvoorzieningen zullen alle desbetreffende
ministeriële regelingen worden opgenomen in de IRBAD, die
gelijktijdig in werking treedt met dit besluit.
Tenslotte kan
Onze Minister, indien de billijkheid dat vordert, naar billijkheid de
ambtenaar schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een
geldelijke tegemoetkoming toekennen.
Artikel 53 en
54
Deze artikelen zijn, geactualiseerd en
met redactionele wijzigingen, overgenomen uit de artikelen 1, 2 en 3
van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie
(IZBAD). De zinsnede voor de echtgenote: «die behoort tot het
huishouden van de ambtenaar en aan dit besluit niet zelfstandig
aanspraken ontleent en van wie de inkomsten lager zijn dan die van de
ambtenaar» heeft een andere plaats gekregen ten opzichte van het
oude artikel uit het IZBAD. Hetzelfde geldt voor de zinsnede voor de
kinderen: «indien de ambtenaar voor hen de premie voor de
ziektekostenverzekering betaalt». Deze zinsneden zijn opgenomen
in artikel 54. Daarnaast was in de genoemde artikelen van het IZBAD nog
een verwijzing opgenomen naar artikel 26 van de Algemene
Kinderbijslagwet. Dat artikel is inmiddels ingetrokken en derhalve
verwijderd. De begripsbepalingen voor het kind jonger dan 16 jaar en
het kind in de leeftijd van 16 tot 27 jaar kon daardoor worden
vereenvoudigd. Al deze wijzigingen leiden niet tot een wijziging in de
bestaande aanspraken.
In artikel 54 is de aanspraak op de
tegemoetkoming ziektekostenverzekering opgenomen. De tegemoetkoming is
opgebouwd uit een tegemoetkoming voor de ambtenaar zelf en
tegemoetkomingen voor de diverse gezinsleden. Op enige redactionele
wijzigingen na, is dit artikel overeenkomstig het artikel 3 van het
IZBAD.
Artikel
55
Dit artikel is, op enige redactionele
wijzigingen na, ongewijzigd overgenomen uit lid 1, 2 en 4 van artikel 7
van het IZBAD. Dit artikel regelt de aanspraak op een tegemoetkoming
voor de ambtenaar met een deeltijdaanstelling. Het derde lid van het
voormalige IZBAD is opgenomen in artikel 56.
Artikel 56
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, samengesteld
uit artikel 4 en artikel 7, derde lid, van het Interimbesluit
ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie. De ambtenaar die al
elders aanspraken heeft op geneeskundige verzorging of op
tegemoetkomingen in de kosten daarvan, heeft geen aanspraak op een
tegemoetkoming op grond van dit besluit. Voor gezinsleden van de
ambtenaar gelden vergelijkbare bepalingen. Door dit artikel worden
dubbele aanspraken voorkomen.
Artikel 57
Dit artikel is, geactualiseerd en met redactionele
wijzigingen, overgenomen uit de artikelen 5 en 12 van het IZBAD. Voor
de ambtenaar en voor ieder gezinslid voor wie aanspraak bestaat, wordt
een maandelijkse tegemoetkoming vastgesteld. Het bedrag van de
tegemoetkoming is een netto aanspraak. Indien en voor zover er over de
tegemoetkoming loonheffing en sociale verzekeringspremies verschuldigd
zijn, komen die voor rekening van Defensie.
Artikel 58
Dit artikel is, met redactionele wijzigingen, samengesteld
uit de artikelen 8, 9 en 10 van het IZBAD en bevat bepalingen inzake de
uitbetaling van de tegemoetkoming.
Artikel 59, 60 en
61
Hoofdstuk 8 bevat bepalingen voor
bedragen of inhoudingen die de ambtenaar in voorkomend geval aan
Defensie is verschuldigd wegens genot van een woning of verstrekte kost
en inwoning. De artikelen zijn, met redactionele wijzigingen,
overgenomen uit het Besluit betaling emolumenten burgerlijke ambtenaren
defensie. De hoogte van de verschuldigde bedragen worden via
ministeriële regeling vastgesteld en zijn opgenomen in de IRBAD,
die gelijktijdig in werking treedt met dit besluit. De inhouding wegens
het privé-gebruik van een dienstauto zijn vervallen omdat
privé gebruik van dienstauto’s niet is
toegestaan.
Artikel 62
De mogelijkheid tot financiële kostenvergoedingen uit
billijkheidsoverwegingen is overgenomen uit artikel 88 van het
BARD.
Artikel
63
Onderdeel
A
Met ingang van 1 juli 2004 is het
directoraat-generaal personeel en materieel gesplitst in de
hoofddirectie personeelsbeleid en de hoofddirectie
materieel.
Onderdeel
B
In het IBM was geen hardheidsclausule
opgenomen; in voorkomend geval werd als grondslag artikel 115 van het
AMAR toegepast. Door het opnemen van een hardheidsclausule in het IBM
is de redactie van dit artikel gewijzigd. Het betreft hier
schadeloosstelling die geen verband houdt met de in het IBM opgenomen
onderwerpen.
Onderdeel
C
De aanspraken op een uitkering bij
overlijden dan wel bij vermissing zijn geen individuele
bezoldigingsaanspraken en zijn in het Algemeen militair
ambtenarenreglement (AMAR) opgenomen. Dit is in overeenstemming met de
systematiek zoals die voor burgerambtenaren geldt en voor wie deze
aanspraken zijn opgenomen in het BARD. De tekst is overgenomen van de
artikelen 33 en 34 van de Inkomstenregeling militairen
(IRM).
Onderdeel
D
De aanspraak op een vergoeding van
telefoonkosten is na het intrekken van het Telefoonkostenbesluit
burgerlijke ambtenaren defensie opgenomen in het IRBAD. Om voor
militairen deze aanspraak op het gelijke niveau te regelen is dit
artikel in het AMAR vervallen en wordt de aanspraak opgenomen in het
IRM.
Artikelen 64, 65 en
66
Zie toelichting bij artikel 63, onderdeel
A.
Artikel
67
Dit betreft aanpassingen van de
onderscheidenlijke verwijzingen.
Artikelen 68 en
69
Zie toelichting bij artikel 63, onderdeel
A.
Artikel
70
Onderdeel
A
Dit betreft een aanpassing van een
verwijzing daar deze artikelen thans zijn opgenomen in het
IBBAD.
Onderdelen B tot en
met F
Dit betreft aanpassingen van de
onderscheidenlijke verwijzingen.
Onderdeel G
Deze artikelen zijn thans opgenomen in het
IBBAD.
Onderdeel
H
Indien de ambtenaar overlijdt wordt een
eventueel tegoed aan spaaruren en vakantieverlof op overeenkomstige
wijze uitbetaald.
Onderdeel
J
Dit betreft een aanpassing van een
verwijzing.
Onderdeel
K
Dit betreft de aanpassing van het artikel
in redactionele zin alsmede aanpassing van een
verwijzing.
Onderdeel
L
Deze artikelen zijn thans opgenomen in het
IBBAD.
Onderdeel
M
Dit betreft een aanpassing van een
verwijzing.
Onderdeel
N
Dit artikel is met uitzondering van het
zesde lid opgenomen in het IBBAD.
Onderdeel O
Deze artikelen zijn thans opgenomen in het
IBBAD.
Onderdelen P tot en
met R
Dit betreft aanpassingen van de
onderscheidenlijke verwijzingen.
Onderdeel S
In
het vervallen BBAD was geen hardheidsclausule opgenomen; in voorkomend
geval werd als grondslag artikel 88 van het BARD toegepast. Door het
opnemen van een hardheidsclausule in het IBBAD is de redactie van dit
artikel gewijzigd. Het betreft hier schadeloosstelling die geen verband
houdt met de in het IBBAD opgenomen onderwerpen.
Onderdelen T en V
Dit betreft een aanpassing van een verwijzing.
Onderdeel U
Dit betreft een redactionele aanpassing.
Onderdeel W
Zie toelichting bij artikel 63, onderdeel
A.
Artikel 71
Onderdeel
A
Dit betreft een aanpassing van de tekst
die hiermee in overeenstemming is gebracht met de gelijke term als
bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van het IBBAD.
Onderdeel B
Toegevoegd is de grondslag van buitengewone omstandigheden
die berust op de Coördinatiewet
uitzonderingstoestanden.
Onderdeel C
Om
receptiekosten en telefoonkosten te kunnen vergoeden is hier de
mogelijkheid om dit bij ministeriële regeling vast te stellen
opgenomen. Het artikel betreffende de uitkering bij overlijden of
vermissing is thans opgenomen in het AMAR. Zie ook de toelichting bij
artikel II, onderdeel A.
Onderdeel D
Zie
toelichting bij artikel 63, onderdeel A.
Onderdeel E
De
mogelijkheid tot financiële kostenvergoedingen uit
billijkheidsoverwegingen is overgenomen uit artikel 115 van het
AMAR.
Artikel 72
Onderdelen A en
B
Dit betreft aanpassingen van de
onderscheidenlijke verwijzingen.
Onderdeel C
Zie
toelichting bij artikel 63, onderdeel A.
Artikel 73
Zie toelichting bij artikel 63, onderdeel A.
Artikel 74
Onderdeel
A
Dit betreft een aanpassing van een
verwijzing.
Onderdeel
B
Dit betreft een redactionele
aanpassing.
Artikel 75
De onderscheidenlijke besluiten zijn verwerkt in het
Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.
Artikel 76
Door een wijziging van de organisatie in de topstructuur van
het Ministerie van Defensie is de Directeur-Generaal Personeel en
Materieel vervangen door de Hoofddirecteur Personeel met ingang van
1 augustus 2004.
Artikel 77
De aanhaling van het besluit kan worden afgekort tot
IBBAD.
De
Staatssecretaris van
Defensie,
C. van
der
Knaap